Romantiek breekt baan in
wilde tuin en heemparken
Voor iedere
liefhebber
is er een
terug naar
de natuur
Tuiii-
deskundige
J. Vermande
rommelt
met liefde
ZATERDAG 8 JULI 1972
LEIDSE COURANT
PAGINA 3
LEIDEN „Zo buurman, die be-
reklauw doet het best, he? Maar
u mag wel uitkijken; straks
komt u uw eigen voordeur niet
meer in". Laat dat maar aan
de waarnemend chef van de
Leidse gemeentelijke Plantsoe
nendienst over. De enorme be-
reklauw met de wit gestipte pa
raplu mag dan wel enigszins
agressief zijn opgerukt in de
richting van het entreepaadje,
de heer J. Vermande houdt de
forsgestengelde plant wel dege
lijk in de gaten. Van dictators
in zijn wilde tuin houdt hij niet.
Zijn woning wordt geflankeerd
door twee vriendelijke huizen,
waarvan de voortuintjes het
correcte karakter dragen van
een prima verzorgde coiffure:
geknipte gezonnetjes en niet te
overdadige borders. Het tuintje
van de heer Vermande daartus
sen is een plaatje apart; het is
één boeiende plantenbak met
groen, paars en wit van kruid,
stengels en bladgroeperingen in
de grilligste vormen.
„Vermande is een beste vent,
maar een rómmel die-ie in z'n
tuin heeft, een rómmel!", ver
telt tuinenman Vermande me
opgeruimd over wat hij zo nu
en dan wel eens opvangt van
kennissen. Maar dit is nou een
maal de hobby die zijn leven zo
rijk stoffeert („mijn bijen zijn
nog belangrijker, maar dat is
een verhaal op zich, daar kun pe
een jaar over schrijven") en
een verlengstuk van zijn werk
is. In de achtertuin is er hele
maal geen doorkomen meer
aan. Het vijvertje met de kan
jers van goudvissen ligt in het
midden te lokken, /naar je kunt
er nauwelijks bijkomen. Sinds
1953, toen de familie Vermande
in de rustige buurt kwam wo
nen, is er geen schop meer de
grond in geweest. Op vijf meter
afstand begint een bamboebos,
een ondoordringbare jungle, die
nog net iets van een schuurtje
laat zien. Achter dit gordijn
huist het mysterie:
En toch heeft de heer Vermande
maar een burgertuintje van
mormale afmetingen. Door het
gebladerte links vang ik een
glimp op van te drogen hangend
wasgoed van mede-straatbewo
ners. De mevrouw rechts, die
van de wilde poespas naast
haar geen hoge dunk heeft, laat
rode rozen verwoed tegen een
schutting opgroeien om de onbe
grepen wereld van Vermande te
maskeren. Het zoemt in de wil
dernis in de zomerhitte van één
dag. Het bijenvolk van de heer
Vermande heeft het druk. „Een
goedaardig volkje, een best ras
uit Joego-Slavië, die Carnica's.
Ga maar opzij staan, niet er
vóór, want ze willen in het werk
niet gestoord worden. Gevar
is er helemaal niet bij: ik heb
alle angeltjes geknipt", tracht
hij me olijk wijs te maken. We
praten niet meer over het volk
van de heer Vermande, die zijn
kasten met honderden bewoners
tot in de Haarlemmermeer
heeft uitgezet in verband met
proefbestuivingen. Hij weet er
alles van en heeft ook met zijn
akte de bevoegheid om les te
geven in bijenteelt.
Het is helemaa de eigen gesteld
heid van de mens. De één wil
een keurig stukje grasveld, wat
viooltje, afrikaantjes en petu
nia's op afgepaste afstand, bij
de ander is de romantiek rond
wat groeit en bloeit opgekomen.
„Dat is vaak een reactie op de
strakke lijnen van de flatbouw
na de oorlog", weet de heer
Vermande. „Als'gemeente heb
ben wij de tuinarchitectuur des
tijds aan de nieuwbouw aange
past en bewust grote massa's
van bepaalde grote groepen
planten gebruikt: rozen, coto-
neaster in grote vlakken. Nu op
eens wil men daarvan afzien.
Het is hef verschijnsel van een
lawinewerking. Terug naar de
natuur; daar draait het om".
Wilde-tuinman Vermande is geen
doordraver, ook niet in de
dienst van de gemeente Leiden.
Deze „onkruidminnaar" houdt
het fijn. „Een wat men noemt
wilde tuin, een heemtuin, of een
heempark kun je niet aanleggen
waar je maar wilt. Daarom
houden we het om de huizen
heen zo netjes mogelijk, gecivi
liseerd. Proberen we tenminste,
want het leuke van de situatie
is, dat er bij een flat altijd zo'n
perken valt. De zucht naar de
troep en stapels papier in onze
grote romantiek kan overslaan
naar grotere vervuiling. De Ne-
derlander is nog zeer noncha
lant bij het alles achter zich
.neergooien. Bij dichte behou-
wing moet je niet zo erg experi
menteren".
Natuurlijk zijn er collega's van
andere plantsoenendiensten die
er afwijkend over denken. In
Venlo heeft men de heemkrui
den en zeldzame plantengroei
tot dicht bij de bebouwing ge
haald: de heemtuin bij de Mo
lenbossen. Men wil de bewoners
daar zelfs inschakelen bij het
onderhoud en daarbij wordt
erop vertrouwd, dat de Venlo-
naars hun vuil niet tussen de
gewassen in de nieuwe heem
tuin zullen storten. Ook Leeuwar
den stimuleert de liefde tot de
natuur ook haar oude jasje wil
werd een heemparkje aange
legd, in de onmiddellijke nabij
heid van flats en verderop lig-
Een oude looiersput is in het
decor van het Leidse Heem
park opgenomen.
Een schilderachtige waterpar
tij, waarvan de kwaliteit ach
teruit is gelopen.
gen er nog een paar, waar men
en soms voor de wonderlijkste
verrassingen komt te staan.
Hoe graag de heer Vermande de
natuur ook haar oude jasje wil
laten aantrekken, hij gaat met
overleg te werk. „De natuur
kent een regel: alles groeit over
al, maar het milieu bepaalt.
En dat milieu is sterk beïnvloed
door de mens. Daarom is het
begrip „z'n gang laten gaan"
zeer betrekkelijk. Kijkt u maar
'ns naar mijn tuintje hier. Ik
laat het zo'n beetje op z'n be
loop, trek er af en toe wat tus
sen uit. Soms ontdek je planten
die je niet had verwacht. Neem
nou zo'n grote bereklauw. Dat
was stom geluk. Het was een
gunstig plekje voor een zaadje
dat daar is uit gaan lopen".
Deze tuindeskundige rommelt met
liefde, hij weet wat de plant
doet. Hij besef', ook, dat wat je
in de natuur stil laat gaan,
gaandeweg bos wordt, een een
zijdig assortiment. „Daarom
grijpen wij in in onze natuurre
servaten, anders houden we ze
niet. Hei, daar moet je altijd
iets aan doen, anders wordt het
een bosrijk geval." De heer
Vermande bepleit.in de particu
lier tuin - -voor wie dit wenst -
een geleidelijke, niet overijlde
overgang naar de romantische
gaarde. Maar hij waarschuwt
ons er meteen bij: trek niet
overal in het land de planten
uit. Orohideetjes, varentjes, al
het kruid het is allemaal erg
gebonden aan een bepaalde
grondsoort, aan een eigen mi
lieu „en dan doen ze het in je
tuin lekker niet. Die soorten ra
ken dan zelfs op de duur voor
de mensheid verloren."
Het mag weliswaar in nette ogen
een rommeltje zijn op de over
woekerde vierkante meters vóór
en achter huize Vermande,
steeds meer mensen staan bij
het voorbijlopen even stil om
bewonderend enkele blikken te
werpen of er met opgetrokken
wenkbrauwen het hoofd te
schudden. De eerste categorie
is in de meerderheid. Een tuin
als van de heer Vermande is er
niet om in te lopen. Er liggen
een paar stenen om over te
stappen (een zekere bereidbaar-
heid in deze kleinbehuisde rim
boe is gewenst), maar daar is
de loopkous mee af. Je hoeft
slechts twee voeten te verzetten
en meteen sta je pardoes met je
neus op de ranke boomhei van
de Loire, die langs de hele Mid
dellandse zeekust groeit. Hij
heeft de strengste Hollandse
winter doorstaan. „Gewoon ge
boft", vindt Vermande. Een
even vreemde snuiter is de don
kerpurperen Aaronskelkensoort,
in de tuin vertegenwoordigd uit
het hooggebergte van de Par
nassus: „ik noem het maar
mijn gcdenplant, ofschoon op de
hele Parnassus waarschijnlijk
geen god ooit te vinden was."
In een hoekje staat een wilde ap
pel. Die heeft zichzelf gezaaid,
althans iemand heeft er een
paar jaar ge'eden een klokhuis
neergegooid, er nu moet-ie er
uit. Want een appel kan een
voortuintje niet verdragen.
Naast de wilde salvia uit Joe
go-Slavië, waaruit de hommel
zo dankbaar en tevreden nectar
puurt, klimt een wondermooie
blauwbloeiende tweejarige dis
tel: wilde schoonheid voor een
seizoen en hup, hij is weer weg.
Met die vingerhoedskruiden gaat
het dezelfde kant uit, die komen
een volgend jaar weer ergens
anders op; of je bent ze opeens
helemaal kwijt. Achter mijn
hak staan boshyacinthen, ge
makkelijk te kweken, en als ik
niet oppas struikel ik over zo
waar „echt" onkruid, paardes-
staarten. „Gewoon laten zitten",
zegt de heer Vermande toegeef
lijk, „die hinderen niet tussen al
die planten."
Een tuin - of die nu wild, formeel
of wat ook is - blijft altijd een
schepping van de mens. Je kunt
Zomaar een sloot in ongerept gebied
er iets wonderlijks mee berei
ken, maar je kunt hem ook la
ten verkrollen. Op z'n beloop la
ten kun je de tuin niet. „Niet
wieden" fluisteren. Wie alleen
het kernpunt van de wilde, ro
mantische tuin. Slechts als je
een heel eind met je bodembe
dekking bent, mag je dit „niet
wieden fluisteren. Wie alleen
maar voor zijn of haar gemak
een wilde tuin wil aanleggen, is
hem niet waard. Trouwens, men
wordt dan vanzelf door die tuin
flink gestraft. Ook schijnt mep
niet al te veel „vrouwvolk" op
deze romantische natuur te
■moeten loslaten. Zo ken ik een
lieve dame, die iets „wilds" tus
sen terrasje en achterpad heeft
en daarbij zegt: „het is de sfeer
die het hem doet." Ze bezit ook
een .mijbloemenhoekje en ze
heeft het dikwijls erg druk met
schoonhouden van alles.
De heer Vermande heeft een kilo
metertje verderop nog een
„tuintje" van een paar hectare.
Een befaamde tuin zelfs, want
het Leidse Heempark, waarvan
de heer Vermande de zorgzame
pleegvader is, trekt belangstel
lenden van heinde en ver. Een
overwacht brok herstelde na
tuur, even buiten het steeds
neurosengebied, met als overbu
ren de (onzichtbare) woonsche
pen in de Haarlemmertrek
vaart. U kunt gerust een paar
uur dwalen over dit hoekje, dat
nauwelijks menselijk ingrijpen -
ook wel „icüjke dwingelandij"
genoemd - kent. Als Vermande
er dan bij is, knoop je er wel
een half dagje aan vast.
In '58 werd dit Heempark met
handk-acht in werkverschaffing
aangelegd. Een flink deel van
de Nederlandse flora werd erbij
betrokken, nadat in eerste opzet
alleen specimma uit de (Leidse)
omgeving er een plaatsje had
den gevonden „Er staan nu
ruim 500 plantensoorten, die
schijnbaar „natuurlijk" groeien,
maar we houJen de hand eraan,
wieden en selecteren om het as
sortiment te behouden," aldus
de heer Vermande. Dit „Hee
monkruid" vormt een haast nog
mooier geheel dan de planten
en struiken in de conventionele
parken. De kleuren van de bloe
men vloeken nooit met elkaar,
wat nog wel eens wil gebeuren,
wanneer wij in onze tuintjes
verschillende planten tot bloei
zien komen. Maar bovenal blijft
men kijken naar de enorme
verscheidenheid, die onze vader
landse flora rijk is. Als men in
een zomerseizoen telkens na een
paar weken weer een kijkje In
zo'n park neemt, ontdekt men
dat de kleurencomposlties
steeds weer anders zijn, terwijl
de menselijke „dwingelandij"
tot een minimum beperkt blijft.
En toch is du het onkruid dat
wij in onze tuinen en parken
verfoeien.
In hun milieu kunnen madeliefjes
even imposant zijn als orchi
deeën. Maar in het Heempark
van Leiden schuwt men de or
chidee niet. Achteloos bijna
staan ze er, ergens bij een wa
terpartij, tussen de veenvegeta-
tie met het sterretjesmos. Zeld
zame va ren soorten. De heer
Vermande wil ze amper wijzen:
„kenners halen die er meieen
tussen uit en dan zijn we ze in
een mum van lijd kwijt. Daar
doe je niets tegen", In het
Heernpark wordt nooit gespoten,
niets wordt verdelgd. Wel houdt
men het hout open, er wordt ge
hakt om bomen en heesters in
leven te laten en alle gehakte
houttakken worden als houtsnip
pers terug het bos ingegooid.
Daar wordl dan het „onkruid"
mee bestreden en die bodem-
dekking levert tegelijk veel pad
destoelen op.
Dj Leidse Horlus verzorgt de eti
kettering bij al dit plantaardig
leven: „Het zijn goede vrienden
van ons en wc krijgen bijvoor
beeld van hen zaden van soor
ten die alleen nog in het buiten
land groeien. Verder onderhou
den we een internationale uit
wisseling van zaden en planten,
ook met Oost-Europa", vertelt
de heer Vermande bij een veld
je met een explosie van moerus-
wederik. In dit door vaklui be
vorderde veenmüieu voelen ook
de hoge kale jonkers zich thuis,
die tussen de wederik de stelen
uitsteken, maar eigenlijk niets
„om het lijf"hebben.
De heer Vermande „verkoopt"
zijn Heernpark graag. Meestal
houdt deze of gene hem op een
kronkelpaadje slaande voor
tekst en uitleg. Geduldig vertelt
hij dan van de kaardebol
(waarmee in het oosten nog de
wol wordt bewerkt) met de per
manente waterreservoirtjes tus
sen de bladeren. Of hij wiedt uit
over het moeraskruid Vale
riaan, „waarvan onze tuinlieden
Let wel:
alles groeit
overal, maar
het milieu
bepaalt
kunnen eten als ze zenuwachtig
zijn". Desgewenst wil hij kwijt,
dot de zeldzame lila kolderik
met uitsterven bedreigd wordt,
al zou je dat niet zeggen als je
ziet hoe ontroerend mooi ze
staan te wiegen in gezelschap
van hooggestengelde korenbloe
men, nadrukkelijk rode papa
vers („die kleur zou ik nog wat
willen temperen"), blanke mar
grieten en bescheiden honing-
klaver.
De kwaliteit van het water in slo
ten en (gegraven) vijvers baart
de heer Vermande zorgen. Er
zijn nog volop kikkers, die in
deze paartijd hun bek niet kun
nen houden, maar de zuiverheid
in hard achteruit gegaan: „Ik
ben al heel wat waterplanten
kwijtgeraakt op deze manier".
In de nieuwe Leidse MerenwijV
is in dit opzicht een compensa
tie le verwachten. Daar komt
een centraal park met een wa
terpartij en slootjes vol behoor
lijk water. „We doen ons best,
die goede kwaliteit daar te be
houden", belooft bij.
Leven en laten leven geldt ook in
het Heempark. De spaarzame
moerdistel zit onder de luis,
maar Vermande meent, dat de
vogels ook moeten leven en
daarom laat hij het ongedierte
zitten, gezellig bij elkaar. „Je
moet niet alles dood willen ma
ken; die zucht kan te groot zijn,
ook in de natuur."
Van Heernpark naar zanderige
Meren wijk is geen grote af
stand. Je kunt op het terrein
van de nieuwe Leidse lecfplaaLs
ter plekke waarnemen hoe de
plantsoenendienst alles in het
werk stelt om hier een adem
pauze binnen een wereld van
steen en beton te scheppen.
De heer Vermande laat alleen
maar zien. Hij vertelt er nog
weinig over, maar als ilc er
over een jaar terug kom, zal
het Heempark er ai oen vrij
weelderige broer bij hebben.
Keken straks maar op een rijke
waterflora tussen dc wooncom-
partimenten Sinds liggen „de
Ardennen van Leiden", een
groepje kunstmatige heuvels op
de voormalige Oegstgeestse
vuilstortplaats, waar de eerste
jonge bomen bloot en wat rille
rig aan hun groei naar volwas
senheid zijn begonnen. Hier
komt de sector recreatie met
een aanplant die de naam
„bos" mag gaan dragen. In het
dal" daarnaast gaat het twee
de Heempark komen, anders
van aanleg dan zijn voorganger,
maar niet minder aantrekkelijk.
Op het geaccidenteerde veld lig
gen de bloemenheuveis geel in
bloei en het koekoekskruid en
dc vossebessen staan er te pio
nieren aan een wilde pracht die
over niet te lange tijd de mens
in zijn oponthoud moet gaan
dienen,
„We krijgen hier alle mogelijke
bloemen in grote hoeveelheden,
in de grote midden vijver tussen
dc heuveltjes en op het vlakke
mooraslund daarbij, wordt de
hele Zuidhollandse waterflora
vertegenwoordigd". Verder
zwijgt de heer Vermande;
wacht maar af, met dat
bloeiend onkruid als symfonisch
gedicht zonder dissonanten.
Voor de weegbree, do melige
toorts, de gele dovpnetel en het
nugelkruid is een nieuwe toe
komst weggelegd. Intussen kunt
u rustig uw gras maaien. Dat
wordt weer hoog tijd overigens.
Het .s geen gezicht. Uw buur
man is waarschijnlijk niet zo
laks. Die "s een voorbeeld voor
de straat, Moet u 'ns kijken:
helemaal geen kale plekken. En
vergeet in hemelsnaam niet te
schoffelen. Als u toch bezig
bent. TON PIETERS
Groothoefblad als paleiswach-