Contact Koningin-Kamerleden
in strijd met het staatsrecht?
Onderwijsvernieuwing Suriname
gericht op eigen identiteit
IJmond: overleg is
nog niet afgesloten
President van
Uruguay wijst
kritiek van
episcopaat af
Herrezen bijbel
commissie
op hoog peil
Korte metten
VRIJDAG 30 JUNI 1972
LEIDSE COURANT HET BINNENHOF
Van jhr. mr. W. H. de Beaufort,
plaatsvervangend griffier van
de Tweede Kamer, ontvingen
wij bijgaand antwoord op het
artikel van professor mr. H.
Th. van Maarseveen „Ontmoe
ting Koningin met Kamerle
den". Mr, De Beaufort is niet
betrokken bij het contact met
de Koningin, hij schrijft zijn
commentaar op eigen verant
woordelijkheid, zo heeft hij
ons laten weten.
DEN HAAG Het nummer van vrijdag 23
juni van Het Binnenhof bevat een interes
sante beschouwing van professor Van
Maarseveen over het plan om de Koningin
groepjes Kamerleden te laten ontmoeten.
Professor Van Maarseveen somt argumen
ten van staatsrechtelijke aard op die hem
tot een onvoorwaardelijk afkeurend oordeel
over dit plan brengen. Aangezien het
staatsrecht een wetenschap is die slechts
zelden zulke stellige uitspraken mogelijk
maakt, is het misschien nuttig ook op wat
andere aspecten te wijzen.
In de eerste plaats is het dan van belang dat
de Grondwet nergens een bepaling bevat
die contact tussen Koning en Kamer ver
biedt. Wel zijn er twee Grondwetsartikelen
die de aanwezigheid van de Koning in ei
gen persoon in een vergadering van het
parlement nodig maken, namelijk de arti
kelen over de inhuldiging van een nieuwe
Koning en over de jaarlijkse opening van
de zitting (Prinsjesdag). Hiernaast bevat
de Grondwet nog vele bepalingen over
voorstellen die de Koning aan de Staten-
Generaal kan doen en dei gelijke, maar bij
na iedereen legt dit zo uit dat hier in feite
niet de Koning maar de Regering wordt
bedoeld. Deze uitleg die al in de vorige
eeuw is aanvaard, mag wel als gewoonte
recht worden beschouwd, ook al zijn er
zelf in het parlement kleine groepen die
hier niet van harte achter staan. Dat is
echter ook vaak met geschreven recht het
geval.
Volgens de „nieuwe staatsrechtelijke opvat
tingen" die professor Van Maarseveen
schrijft te zijn toegedaan, heeft dit gewoon
terecht zich in de periode van Koningin Ju
liana nog uitgebreid in die zin dat de Ko
ning zich geheel onthoudt van de politiek.
Dit leidt tot de „theorie van het zwijgend
koningschap". Een uitzondering hierop is
dan slechts de kabinetsformatie, waarbij
de Koning immers persoonlijk een rol
speelt. Afgaande op de uiterlijkheden, gaat
deze theorie dus in ieder geval pas op
wanneer ook voor de kabinetsformatie an
dere procedures als recht of gewoonterecht
gaan gelden. Zelfs dan kan niemand echter
met zekerheid zeggen dat de Koning geen
rol speelt in de politiek, omdat het minis
ters nu eenmaal vrijstaat de mening van de
Koning om wat voor reden ook van belang
te achten, niet alleen net zo goed als zij de
mening van hun echtgenoot of echtgenote
kunnen aanhoren. Maar ook omdat in bre
de kring de ministers en vooral de premier
verplicht geacht worden contact te onder
houden met de Koningin. Dit contact pleegt
men aan te duiden als „het geheim van
Soestdijk". Professor Van Maarseveen
vindt dit geheim zelfs zo belangrijk dat hij
bang is dat het op de tocht komt te staan
als Kamerleden de Koningin zouden ont
moeten. Toch zou eigenlijk in zijn theorie
van het zwijgend koningschap ook dit ge
heim geen enkele inhoud mogen hebben.
Zijn nieuwere staatsrechtelijke opvattingen
zouden eigenlijk ook het contact tussen
staatshoofd en ministers moeten willen te
rugbrengen tot enkele formele gelegenhe
den per jaar.
Te veel consequentie voert naar de duivel.
Dat lijkt mij ook hier het geval. Noch de
Grondwet, noch het gewoonterecht, noch
de theorie van het zwijgend koningschap
zeggen eigenlijk iets over de geoorloofd
heid van informele ontmoetingen tussen
Koningin en mensen met politieke verant
woordelijkheid. De Grondwet noemt inder
daad slechts twee momenten waarop de
Koning in persoon een bepaalde relatie on
derhoudt met het parlement als instelling.
Eventueel m.i. ook reeds ten onrechte
kan men zeggen dat dit een zogenaam
de limitatieve opsomming is en dat de Re
gering dus nooit zou mogen besluiten om
de Koningin ook bij andere gelegenheden
een toespraak in een vergadering van één
van de Kamers te Laten houden. Het alge
meen aanvaarde gewoonterecht brengt
mee dat noch ministers, noch kamerleden,
noch leden van provinciale of gemeentelij
ke besturen, zich ooit ter verdediging van
hun ideeën kunnen beroepen op de mening
van de Koningin. De theorie van het zwij-
gend koningschap schrijft voor dat de Ko
ningin zich bij al haar contacten onthoudt
van elk politiek oordeel.
Ook al gaat men in de beknotting van de be
voegdheden van de Koning zo ver als in
die theorie strikt genomen nodig zou zijn,
dan nog blijft het geoorloofd dat de Konin
gin luistert naar wat politici haar willen
vertellen. Bovendien is het uiteraard
geoorloofd dat de Koningin zelf aan het ge
sprek deelneemt als het over onpolitieke
onderwerpen gaat die nu eenmaal in veel
gesprekken tussen wat voor mensen ook
aan orde komen, zoals de situatie in de
sport, gezondheid, gezin, etc. Meent men
dat de nieuwere theorieën van professor
Van Maarseveen geen gewoonterecht zijn
en dat ook niet moeten worden, dan be
staat er ook geen bezwaar tegen dat de
Koningin, al is het maar om het gesprek te
stimuleren, harerzijds politieke onderwer
pen aansnijdt.
Dit is voorzover hiervan iets naar buiten
blijkt ook de bestaande praktijk. De Konin
gin en de leden van haar gezin ontmoeten
geregeld vertegenwoordigers van de meest
diverse maatschappelijke groeperingen.
Het is waarschijnlijk dat hierbij ook onder
werpen aan de orde komen die tenminste
een politiek aspect hebben. De Koningin
ontmoet geregeld gemeentebestuurders cn
ministers aan wie het onmogelijke zou
worden gevraagd als zij niets over hun da-
gelijk werk mochten vertellen. De enige
personen die zij bijna nooit ontmoet zijn de
225 gekozen leden van de Staten-Generaal,
juist de mensen dus die door hun nctie
redelijk goed thuis zijn in het Nederlandse
volk en die geregeld aandacht krijgen in
de publiciteit. Dit gebrek aan contact met
Kamerleden is niet het gevnlg van een of
ander principiële beslissing e in het ver
leden is genomen. Toen leden van de
Tweede Kamer vroeger nog belangrijke
nevenfuncties bekleedden, zullen zij in die
hoedanigheid wel contact met de Koningin
hebben gehad. Waarschijnlijk geldt dat
voor leden van de Ee.ste Kamer die in
hun dagelijks leven b.v. hoogleraar of bur
gemeester zijn nog steeds. Dat betreft en
betrof natuurlijk vooral leden met bepaal
de functies en is daarom niet zo bevredi
gend.
Hiernaast heeft de Koningin reeds nu Jaar
lijks minstens één tamelijk informele ont
moeting met Kamerleden en wel op Prins
jesdag. Zoals goede Hagenaars en goede
televisiekijkers weten, wordt de Koningin
in de Ridderzaal ontvangen en uitgeleid
door een speciale commissie waarin ver
schillende partijen zijn vertegenwoordigd.
Deze commissie mag nog iets anders doen
dan alleen maar plechtstatig de weg wij
zen. Na het uitspreken van de Troonrede
hebben de Koningin en de aanwezige leden
van haar gezin namelijk gedurende korte
tijd een ontmoeting met de leden van die
commissie in een wachtkamer bij de Rid
derzaal. Belangrijker is echter dat later np
diezelfde dag een commissie uit de Tweede
Kamer een bezoek brengt aan de Koningin
in het Huis ten Bosch. Formeel gebeurt dit
om mede te delen wie de Tweede Kamer
graag door haar tot voorzitter benoemd
zag. In feite gaat dit gepaard met een in
formeel gesprek. Acht men zoals professor
Van Maarseveen alle geïnstitutionaliseerd
contact tussen Koningin en Kamerleden uit
den boze, dan zou de mededeling inzake
het voorzitterschap eigenlijk schriftelijk
gedaan moeten worden wellicht via de mi
nister-president. Het lijkt mij reëel
om juist de andere kant op te gaan en de
ontmoetingen tussen Koningin en Kamerle
den niet meer op te hangen aan formele
gelegenheden. Dan kan ook een opzet wor
den gekozen die wat grotere kansen op oen
ongedwongen sfeer meebrengt.
Zouden hetzij de Kamerleden, hetzij de Ko
ningin zich niet aan de spelregels houden
en de ontmoetingen gebruiken voor politie
ke doeleinden, dan komt het voor de ver
antwoordelijkheid van de Regering of de
ontmoetingen toch voortgang zullen vinden,
zoals ook de inwilliging van het persoonlijk
verlangen van de Koningin om die ontmoe
tingen te hebben geheel voor de verant
woordelijkheid van de Regering komt.
Aangezien tegen de spelregels van de con
stitutionele monarchie echter reeds nu zo
zelden gezondigd wordt dat het koning
schap naar de woorden van professor Van
Maarseveen „een nieuwe en aunvaardbnre
inhoud" heeft kunnen krijgen, hoeft men
m.i. niet overdreven bang hiervoor te zijn.
Integendeel: het plan voor contact tussen
Koningin en Kamerleden is een teken dat
de ballast die in het verleden aan het ko
ningschap was verbonden, overboord is ge
gooid.
W. H. DE BEAUFORT
DEN HAAG De voorzichtige Surinaamse pogingen om
een eigen gezicht te bepalen oi politiek en economisch ge
bied overschaduwen de ontwikkelingen die in het Suri
naams onderwijs in volle gang zijn. Reeds ongeveer vijf
jaar probeert Suriname te komen tot een eigen onder
wijssysteem, aangepast aan de eisen van het land. Te
veel werd voortgeborduurd op het Nederlands patroon
dat bij gebrek aan alternatieve methoden en systemen,
een smalle basis is voor een volk op zoek paar een eigen
identiteit.
Het ontwikkelingsproces van het
onderwijssysteem in Suriname
is steeds afhankelijk geweest
van de groei die zich in Neder
land realiseerde. De afgelopen
jaren heeft z.ch bij de Suri
naamse onderwijskrachten en
bij de overheid een bewustwor
ding gevormd voor een eigen
systeem dat zich aanpast aan
de vraag naar de oplossing van
de kennis- en informatieproble-
matiek die voor de gehele be
volking van groot belang is.
Drs. P. Radakishun, directeur
voor het voortgezet en hoger on
derwijs in Paramaribo, zegt
over deze bewustwording: „De
essentie van de vraag is vast te
stellen wat wij nodig hebben en
op welke wijze het doel van de
aanpassing het meest efficiënt
kan worden bereikt. Wij hebben
te maken met twee belangrijke
zaken: in de eerste plaats moe
ten wij de leerlingen een hoe
veelheid kennis meegeven waar
mee zij na het voortgezet we
tenschappelijk onderwijs in het
buitenland een hogere studie
kunnen volgen. Daarnaast moet
je in het onderwijs zoeken naar
een eigen identiteit.
Om de leerlingen in het buiten
land te laten studeren is het
niet noodzakelijk te streven
naar gelijkstelling van diplo
ma's. Je moet echter wel een
eisenpakket samenstellen dat de
garantie biedt voor toelating op
universiteiten en hogescholen.
Op basis van de verworven ken
nis dienen de leerlingen toegela
ten te worden tot het hoger on
derwijs. Je moet een richting
zoeken en bijsturen naar eigen
gedachten. Als je niet een eigen
weg gaat kom je nergens. Wij
richten ons op de behoefte van
de Surinaamse gemeenschap.
Als voorbeeld haalt de heer Rada
kishun enkele wijzigingen in het
leerprogramma aan van de
middeibare scholen. „Wij heb
ben naast het Nederlands als
verplicht vak Engels, daarnaast
zijn de keuzevakken Spaans of
of Duits.
Hij lijkt alsof de leerlingen twee
vreemde talen krijgen, maar in
feite zijn het er drie. Nederlands
voor hen ook een vreemde taal.
Afgezien van de aanpassing van
het talenonderricht zijn er nog
veel zaken die gewijzigd moeten
worden. Wij beschikken helaas
niet over de middelen om deze
wijzigingen op korte termijn in
te voeren. Bovendien kampen
wij met een tekort aan deskun
digen.
Wil je bijvoorbeeld het aardrijks
kunde onderwijs veranderen,
waarmee wij voorzichtig zijn
begonnen, dan moet je een man
hebben die het nieuwe aard-
rijkskundeboekje schrijft en een
drukker die het drukt.
De auteur zou je aan het leraren-
potentieel moeten onttrekken,
hetgeen betekent dat je een
broodnodige kracht weghaalt van
de scholen. Bovendien ben je,
gezien het relatief kleine aantal
leerlingen dat het boek zal ge
bruiken. gebonden aan een klei
ne oplage, wat weer betekent
een hoge verkoopprijs. Je kan
niet enkele duizenden exempla
ren drukken en de drukker het
risico laten lopen dat hij er mee
blijft zitten indien er wijzigin
gen moeten worden aange
bracht. Geen enkele drukker is
bereid een dergelijk risico te
steem niet zo'n belangrijke rol
daar een wiskundig probleem in
Nederland hetzelfde is als in Su
riname. Waar wij echter wel
mee te kampen hebben is de
presentatie van het probleem. De
formulering van de vraag zou
voor de Surinaamse scholier an
ders moeten worden gesteld dan
nu geschiedt in de uit Neder
land afkomstige leerboeken. De
presentatie van het probleem is
vaak een probleem voor de
leerling, de zaak op zichzelf ge
nomen niet".
De Surinaamse onderwijsdeskun
digen werken hard aan wijzi
ging van het uitsluitend op Ne
derland gerichte onderwijssy
steem.
Drs. Radakishun: „Het gaat niet
zozeer om het on-Nederlandise-
ren (wat een rot woord, u be-
gripjt wel wat ik bedoel) maar
om het Surinsmiseren. Ik her
haal, wij moeten ons aanpassen
aan de behoeften van de Suri
naamse maatschappij. De wijzi
gingen moeten vooral worden
aangebracht in de niet-exacte
vakken als biologie, aardrijks
kunde, geschiedenissen wereld
verkenning".
Een zaak die remmend werkt op
de verwezenlijking van de visie
die zich in Suriname heeft ont
wikkeld, is het tekort aan leer
krachten.
„Er bestaat een ongegronde vrees
bij Nederlandse onderwijskrach
ten om in Suriname te werken.
Onlangs hebben wij op een wer-\
viogsactie twaalf sollicitanten
gekregen. Wij waren tot volledi
ge overeenstemming gekomen.
Uiteindelijk is er maar een naar
Paramaribo gekomen".
Dit geringe resultaat is volgens de
heer Radakishun te wijten aan
de negatieve informatie over de
ontwikkelingen in Suriname.
„Er wordt ee.i zwart-wit beeld
geschetst over de toestand bij
ons. De hele Surinaamse groei
naar nationaal bewustzijn wordt
geplaatst binnen het kader van
calamiteiten. Wij zullen de laat-
stenzijn te ontkennen dat er niets
mankeert aan onze samenle
ving. Ik dacht echter dat deze
mankementen essentiële onderde
len zijn van elke ontwikkeling.
Ook in de industriële landen
manifesteren zich defecten in de
samenleving. Er wordt dan toch
ook niet direct moord en brand
geschreeuwd".
Terug lp het gebrek aan leer
krachten: „Wij zouden graag Ne
derlandse krachten willen heb
ben. Wij zitten echter niet verle
gen om leerkrachten die aan
ontwikkelingswerk willen doen
met als oogmerk: radicale ver
anderingen aanbrengen.
Slg Wolf.
DRS. P. RADAKISHUN
aanpassen aan behoeften gemeenschap
Paus Paulus heeft de twintig léden van de vorig jaar gereorgani
seerde bijbelcommissie benoemd. De nieuwe commissie, be
staande uit één bisschop, vier seculiere priesters, veertien re
guliere priesters en één leek (de Zwitserse hoogleraar H.
Schlier) is voor eenderde samengesteld uit specialisten van het
Oude Testament.
Uitgangspunten bij de keuze waren „het hoge wetenschappelijke
peil van de kandidaten en hun hechte verbondenheid met het
kerkelijk leergezag". De commissie telt geen Amerikanen en
geen Nederlanders. Het is de taak van de nieuwe commissie
„de bijbelstudie op de juiste manier te bevorderen en het ker
kelijk leerambt voortdurend te helpen bij de verklaring van de
Heilige Schrift."
In 1903 werd de eerste Bijbelcommissie opgericht, als tamelijk
onafhankelijk orgaan naast het Heilige Officie. Na 1920 liet de
commissie weinig meer van zich horen. Een belangrijke uitzon
dering was de open brief van de commissie, die de weg baande
naar de encycliek van 1943, waarin de bijbelwetenschappers
meer vrijheid kregen.
De eerste indruk van de Nederlandse bijbeldeskundigen over de
nu herrezen commissie, die ondergeschikt is aan de congrega
tie voor de geloofsleer is tamelijk gunstig. Hoewel de gemiddel
de leeftijd van de leden vrij hoog ligt, wordt de deskundigheid
van de leden hoog aangeslagen. Bovendien verwacht men niet
dat deze vakmensen zich al te zeer door de curie zullen laten
beïnvloeden bij hun gelovige studie van de bijbel.
De Italiaanse beeldhouwer
Lello Scorzelli heeft voor
de Sint Pieter een nieuwe
bronzen deur gemaakt. Het
is een geschenk van de on
derhoudsploeg van de St.
Pieter bij gelegenheid van
het gouden priesterjubileum
van de paus, die het deze
week aanvaard en gezegend
heeft, zoals de foto toont.
Het in goudbrons uitgevoer
de werk is geinspireerd op
het gebed. In het midden
bevindt zich het wapen van
de paus met een gebed, dat
door hemzelf is gemaakt.
Het bestuur van do kritische
gemeente IJmond acht het
overleg met de bisschop van
H riem, mgr. Zwartkruis
gemeente om Jan Ruyter als
gehuwd priester voor te la
ten gaan In de eucharistle-
Paus Johannes XXIII werd
in 1958 door een meerderheid
van tweederde der kardina
len 36 van de 54 conclaaf
deelnemers tot paus geko
zen. Volgens het Milanese
weekblad Panorama staat
dit in het dagboek van wijlen
kardinaal Tisserant, toen
maals deken van het kollege
van kardinalen. Aangezien
een pauskeuze in het Vati-
caan als uiterst geheim
wordt beschouwd, verwacht
men irritatie over de publi-
katie. Publikaties, toege
schreven aan kardinaal Tis-
serants dagboek hebben de
Heilige Stoel al veel narig
heid bezorgd.
lis in de komende jaren wil
nastreven is het versterken
van de structuur van de Ca-
ritasorganisaties in de derde
wereld. Aldus de nieuwe pre
sident, prelaat Karl Vath,
die voorts meedeelde, dat
Caritas Internationalis in
Bangladesj al voor 230.000
woonhutten had gezorgd.
Een van de knellendste pro
blemen is momenteel de toe
stand in Boeroendi.
De door aardbeveingen ge
troffen Italiaanse stad An-
cona is er nog steeds slecht
aan toe. De bevolking is
over de gehele omgeving
verspreid en woont voor het
meerendeel in tentdorpen en
spoorwegwagons. De bis
schop van Ancona, Carlo
Maccari, heeft een oproep
om hulp gedaan, omdat „het
leven van een hele stad
dreigt uit te doven".
De studiegroep ..Oecumeni
sche evangelisatie" zal op 4
oktober tijdens een beraad
bij Kerk en Wereld te Drie
bergen de crisis rondom de
evangelisatie aan de orde
stellen. Het thema luidt
„Evangelisatie in de tijd van
polarisatie". Mej. drs. E. J.
P. Janse, sociaal -psychologe
en ds. C. Graafland, theo
loog, beiden uit Amsterdam
zullen vanuit hun eigen disci
pline enkele stellingen in
brengen en toelichten als een
uitgangspunt voor het be
raad, waartoe belangstellen
den zich kunnen melden bij
Kerk en Wereld, De Horst 1,
Driebergen.
ft Paul Paulus heeft mgr. A.
M. H. A. Castermans, vica
ris-generaal van het bisdom
Roermond benoemd tot huis
prelaat. Het is gebruikelijk,
dat een vicaris-generaal na
zijn benoeming ook een ere
titel krijgt.
De president van Uruquny, Junn Maria Bordaberry, heeft stel
ling genomen tegen de scherpe kritiek, die de bisschoppen van
Uruquay op het regiem hebben uitgeoefend.
De bisschoopen hadden geëist dat de regering een einde maakt
aan de folteringen door de politie. „Lichamelijke mishandelin
gen met soms de dood tot gevolg, psychische foltermethode»
en willekeurige aanhoudingen druisen in tegen het recht en de
waardigheid van de mens. die God als zijn evenbeeld en gelilf
kenis heeft geschapen. Niemand kan ons duidelijk maken hoe
na tijden van onmenselijke folteringen, tijden van vrede ko
men".
De president van Uruquay heeft als antwoord gegeven, dat hij
een voorstander is van harde verhoormethoden. „Zij moeien
verder bloedvergieten in dit land voorkomen en dienen het f;oe-
de doel gijzelaars te bevrijden. Maar verhoormethoden, ai dus
de president kunnen niet worden gelijkgesteld met lichamelijke
mishandeling, waartoe niemand opdracht heeft gegeven.
De bisschoppen hebben in dezelfde verklaring ook de activitteitcn
van de stndsguerrilla's, de Tupamaros, veroordeeld. De» be
weging werd door de bisschoppen beschuldigd van ontberin
gen, gijzelarij en moord, om zo althans naar eigen aeggen
te strijden voor een rechtvaardiger wereld. Maar zeggen de
bisschoppen: de regering doet niets ter verbetering van de so
ciale wantoestanden en is daarom mede-verantwoordelifk voor
de activiteiten van de Tupamaros.
vftcrlng, nog niet afgesloten.
Zoals bekend heeft de bisschop
dit voornemen volledig afge
wezen. De voorzitter van de
kritische gemeente J. Bouma
zegt: „We hebben altijd ge
hoopt op een wat genuan
ceerder uitspraak, die open
is naar een auntal kanten,
waarmee men de verschil
lende groeperingen recht doet
zowel de mensen die nog
nauwelijks waarde hechten
aan 'n uitspraak van de bis
schop als degenen die 'n uit
spraak van de bisschop nog
wel van bclung achten, maar
problcman hebben met
zwart-wii oordcel".
Voorlopig zal er binnen de ge
meente geen geheime stem
ming worden gehouden over
het vtiorgann van J. Ruyter.
Voorzitter Bouma zei, dat
het niet uitgesloten is, dat er
over dit onderwerp na de va-
kaïitlee Mn Itirani leden
vergadering wordt gehouden,
rrnuir nog niet in dit stadium
ormdut het overleg met da
hisschop nog niet is afgeslo
ten.
Internationale
missieexperts
naar Nederland
Van 19 tot 23 augustus zal op
Kerk en Wereld te Drieber
gen een internationaal con
gres van missie-deskundigen
worden gehouden, uitgaande
van de In 1970 In Oslo opge
richte International Associa
tion for Mission Studies. "1 he-
ma Is: „Zending temidden
van religies en seculurls)i-
tlc".
Woordvoerders zijn prof. E. A.
Ayandele uit Nigeria over
„een Afrikaanse visie", dr.
Waldenfels S.J., Japan, over
een ..Aziatische visie", dr.
Won Yong Ji.. Korea, over
„het christelijk gctuiv.ems
met het oog op de toenemen
de invloed van het marxisme
in Azië", en dr. Wilfcam D.
Reybyrn, V.S., over „visie
met het oog op zes continen
ten".
Voorzitter van het congres is
prof. dr. H. W. Gensichen
van Heidelberg. Die organisa
toren verwachten 120 deelne
mers uit allerlei landen zo
wel rooms-katbolieken als
anglicanen en protestanten.
Betere relatie
vrijmetselaars
en de kerk
Volgens Fred Zeiler, groot
meester van de Orde vun
Vrijmetselaars onder het
Grootoosten van Frankrijk,
verbeteren de betrekkingen
tussen de vrijmetselaars cn
de kerk.
In het tijdschrift „Prévues"
schrijft hij: „De kerk ont
wikkelt zich. Zij is opgehou
den niet overal overigens
met haar lastercampag
nes, onderdrukking en onver
draagzaamheid, die ons in
het verleden zoveel kwaad
hebben gedaan.
Van onze kant willen we ook
een eind maken aan iedere
sectcgeest. Laten we elkaar
niet nutteloos aanvallen.
Toch wensen wij op dit mo-
in
tre
den met leden van de hiërar
chie, ondonks de katholieke
aandrang hiertoe. Beide Itch-
ben we nog heel wat vorde
ringen te muken.
Kerk en Wereld
r