RAMBLERS OPHIEUW TOT LEVEN GEWEKT ZATERDAG 10 JUNI 1972 tist Ferry Barendse. Die vaart na de Ramblers-tijd mee in een shov.orkBGt op de Holland- Amerikalijn. Toen ik hem op belde zat hij thuis juist te her stellen van i een operatie. Hij zou gauw weer scheep gaan, maar dit wijlde hij niet missen. Het klapstuk mag wel heten, dat Kees Kranenburg er ook bij is, de drummer van wie destijds gez.-egd werd dat hij de Nederlandse Gene Krupa was, maar geloof mij, Kees is altijd een stuk beter geweest dan die Amerikaanse Gene. Kees sloeg met zijn stokken pure melodie uit het vel. Hij is onlangs 70 gewordeai en kreeg een lintje. Maar wat ik nog veel grootser vind bij deze man is dat hij voor ef;n euvel aan zijn armen ingrijpend is geopereerd, uit eindelijk met meer zilver dan bot u/it het ziekenhuis is geko men, opnieuw voor de drums is ga an zitten en in een lange, moeizame worsteling met zich zelf' en met verbijten van de pijn zijn armen weer bedrijfs klaar heeft gekregen. Hij slaat er lustig op los in het speciaal voor hem geschapen nummer Wie is Loesjfe, wie is toch dat Loesj'e is het snoesje van drummer van de band snoesje, Loesje is het snoesje van de drummer van de band. En in Triple Sec geeft hij in dialoog met een trompet een solo weg, die met grote kunde uit een pulserende pols melo disch ritme oplevert. Sommige mensen zetten de radio of de pick-up zachter als er een drumsolo komt. Volkomen fout. Dan moet de geluidsbron juist helemaal open. Een drummer beluister je niet. Die onderga je. Hollands Voor de Ramblers werd weinig gecomponeerd. Over het alge meen haalden we de muziek uit het buitenland, die we dan voor eigen gebruik arrangeer den. Dat was meestal het werk van Bert Paige en mij. Bij de oprichting in 1925 was de Ramblers heel sterk jazzy. De interesse hiervoor is bij het grote publiek nooit helemaal gaan leven. Wilde je naar een breed publiek, dan moest je zorgen voor Amerikaanse ro mantische liedjes, die niet vrij waren van een beetje Holland se humor. Uiteindelijk moest je met je band de boer op, ook in de tijd van de crisis toen de mensen van zeven gulden vijf tig steun in de week rond moesten komen. Dat wil echter niet zeggen, dat wij de jazz vergaten. Ons nummer Jubi leum was real Dixie en verder speelden we veel uit het reper toire van Benny Goodman, Count Basie, Glenn Miller en Arti Shaw. De humor brachten wij in De Ramblers gaan naar Artis, waarbij wij elk instru ment het geluid van een dier meegaven. Flip de Fluiter zorgde voor de muzikale hu mor, gespeeld op een spranke lende ocarino. En dan niet te vergeten Het boemeltje van Purmerend: razend, blazend vliegt het monster langs de heeft. Het was niet anders toen ik na mijn Ramblers-tijd op ei gen gelegenheid ben begonnen. Ik heb jongens en meisjes bij mij thuis gehad, die mij vroe gen voor wat repertoire te zor gen. Ik liet ze dun eerst wat werk voorzingen. Er was uit stekend stemmenmateriaal bij. Daar was echt wel iets mee te beginnen, maar toch moest ik zeggen: „nee, ik zie het niet, ik kan het niet en ik doe het niet". Daar heb ik misschien wel mooie succesjes mee laten liggen. Want de zoen van Wil- leke Alberti op het zebrapad is van mij en werd een hit. En dan praat ik maar niet eens over Ramona van The Blue Diamonds. Ook van mij. Mi joenen exemplaren zijn ervan verkocht. En nog komt er steeds geld op binnen. Als je denkt, dat dit muziekje nu on derhand wel uitgewerkt zal zijn, wordt hel weer opnieuw ontdekt in Thailand of in een of andere nieuwe Afrikaanse natie. Dan komt er gelijk weer een schuif geld binnen, waar je niet van weet. Voor de men sen uit de stal van Hoes schreef ik ook veel, De Twee Mijnheer de baron is nu al j'arenlang van huis Pinten, en verder Ria Valk, Ronnie Tober, The Fouryo's en ettelijke anderen. Momenteel zie ik het helemaal in Letty de Jong. Ze zingt ongelooflijk zui ver in diverse registers. Daar om heb ik haar erbij gehaald op de Ramblers-plaat voor de liedjes, die vroeger door Jany Bron werden gezongen. De Ramblers vormde als groep mensen zulk een vaste eenheid, dat het er een eigen taaltje en een eigen spreek- idoom op nahield. Men had aan eén half woord genoeg, terwijl sommige woorden een heel eigen betekenis gingen krijgen. Dat was zelfs zo sterk, dat als er nieuwelingen kwa men bij vervanging en uitbrei ding dezen soms niet eens wis ten waar wij het over hadden. In 1963 werd dat allemaal ver leden tijd, toen het laatste con cert voor de radio werd gege ven en ontbinding volgde. Ook de Ramblers hadden de strijd tegen de beat verloren. Alle muzikanten gingen hun eigen weg. En toen ik ze later opbel de voor deze gelegenheidsplaat had eerst niemand veel zin. Ze zagen het niet zo zitten. Had den geen zin om het verleden weer op te rakelen, want je moet wel nagaan, dat er in de nadagen van de Ramblers ook elementen zich naar voren hadden weten te dringen, die het intrigeren niet konden la ten en de mensen tegen elkaar opzetten. Vooral rond schnab bels kreeg je nogal eens moei lijkheden. Ik heb die oude Ramblers-mensen stuk voor stuk allemaal om moeten pra ten. Schoorvoetend zijn ze naar de studio gekomen. En zie het wonder, toen de heren weer bij elkaar zaten en de eerste tonen vielen van de aloude herkenningsmelodie Mooi Holland keerde de be geestering als bij toverslag in de mannen terug. Ik had ze al Marcel Thielemans kan het beste Dag schatjjeboutje zingen Theo Uden Masman, oprichter van The Ramblers en veertig jaar lang bezielend leider van dit orkest. „Muzikanten zijn artiesten. Zij hebben het allemaal anders in hun hoofd. Er zijn kruidjes- roer-me-niet bij en lui die het op zeker moment niet meer zo zien zitten. Weglopers. En toch heeft Theo Uden Masman bij na 40 jaar lang kans gezien om de Ramblets bijeen te hou den, roem en reputatie hoog opgetast. Masman was een persoonlijkheid, bij intuïtie een leider, die de jongens aan de band wist te binden, eerder be hulpzaam dan gebiedend. Als hij binnenkwam was er eigenlijk niemand meer, alleen nog maar Theo. Wat heeft een man die dat kan? In 1963, één jaar na het opdoeken van de Ram blers, overleed hij. De radio had mij om een necrologie ge vraagd, omdat ik zolang met hem heb samengewerkt. Ik liep ermee in mijn zak, be zocht hem aan zijn ziekbed. Maar hij ging moeilijk dood. Zodoende begon ik op zijn dood te wachten. In zijn laat ste dagen vertelde hij mij nog dingen, die niet goed in mijn necrologie stonden. Die corri geerde ik thuis. Dat waren verschrikkelijke dagen voor mij. Zo-iets kunnen ze iemand toch niet aandoen". Jacq Buiterman (63) zal tot zijn laatste levensdagen diep vervuld blijven van respect voor de rasdirigent van de Ramblers Theo Uden Masman. In zijn gehoor staan de woor den gegrift, die geen Nederlan der vergeten kan en die Mas man tientallen jaren lang na elk radio-optreden opgewekt uitsprak, terwijl zijn band weg ebbend Farewell Blues blies: „De Ramblers nemen afscheid van u. Maarrrr wij komen terug op Aan deze wek roep heeft Jacq Bulterm a*i geen weerstand kunnen bieden. Maandenlang heeft hij gegras duind in de oude muziek e.n oudgedienden nagelopen tot hij de band weer compleet had, -de echte oude Ramblers met co ryfeeën als drummer Kees Kranenburg, Marcel Thiele mans op trompet, Sem Nijveen op viool en al die anderen. Op de tv lieten ze zich al haren. Nu komt bovendien de p.laat uit met 28 karakteris/cieke Ramblers-hits en een speel- duur van 45 minuten. Eén boek over de Ramblers-story komt over niet al te lange tijd bovendien van de persen. Jacq Buiterman: „Ik heb uit 40 jaar Ramblers-geschriedenis werkelijk bergen materiaal door moeten nemen. Bi jna een onmogelijk werk, maar ik heb het gedaan, omdat Thfio Uden Masman niet anders i'jou heb ben gewild. Ik weet dat; ik hem er een verschrikkelijk groot plezier mee gedaan zou heb ben. In het nummer Farewell Blues hoor je hem zelf nog achter de piano. Dut heb ik onttrokken aan een heel oud plaatje met een metalig mono geluidje. Het is een hele toer geweest om die in te passen in de stereo-opname v an de nieu we plaat. Ik heb Lang moeten zoeken naar de ?;oede klank kleur. Die band 'had ik trou wens niet een-twee-drie bij el kaar. Wat er destijds van de Ramblers overbleef verdween in het VARA-dansorkest van Charly Nederpelt. Hoe het Masman vergin/g, weet je. En Wim Poppink rs er ook niet meer. Een muzikale showman van het zuiverste water, die het nummer Proces tegen Pie- tertje Swing het effect van een mini-musical wist mee te ge ven. Maar Marcel Thielemans blaast nog steeds, trombone. Niemand kjan zo gevoelig-pi- kant Dag schatteboutje, dag zingen als bij. Als geluk bij on geluk zat ik goed met trompet lemaal papier met muziek voor de neus gezet, niemand keek erin. Toen de eerste no ten loskwamen, fladderde in een keer het hele repertoire de instrumenten uit. Alsof de he ren het gisteren nog onder handen hadden gehad. Het zijn dan ook echt wat ik zou willen noemen de betere liedjes, niet dat platte banale en toch po- puluir. Niet voor feesten en partijen, wel voor mensen die zich muzikaal willen amuse- Willem Duys Ik heb Willem Duys gevraagd de plaat te willen introduceren. Ik had er een lieve cent voor over en vroeg wat het moest kosten. „Ik wil geen geld", zei hij, „de Ramblers doen mijn hart sneller kloppen. Ik stond in de rij voor een handteke ning van de jongens, vroeger, en dat 40 jaar lang". Willem Duys speelt zelf een reclteer- rolletje in het Proces tegen Pietcrtje Swing. HIJ heeft de romantiek er Ingebracht en het toch vrolijk gehouden. En dan mag je alweer niet klagen, want er Is nou eenmaal maar heel weinig op de wereld dut werkelijk goed is", vindt Jacq Buiterman. „Wat de Ramblers muzikaal gesproken zijn geweest laat zich niet in woorden navertel len. De wals is een driekwarts maat. Dat weet iedereen. Maar alleen do Wiener Phil- harmoniker weet hoe een wals werkelijk hoort te klinken. Zo had je dat destijds ook met de Ramblers op het punt van mo dern repertoire. Er moest de rage van Rock 'n' Roll komen om dot uit te wissen. En je ziet, het leeft weer op, er is weer vraag naar. Volgens mij zitten honderdduizenden op die plaat te wachten. Wij lieten weliswaar het jazz-idioom niet los. Wij bliezen mo dern. Maar niet als jazz-muslcl lieten wij ons verleiden tot het blazen van louter chorussen waarbij de tijd uit het oog werd verloren. Wij hielden het op Weet je nog wel die avond in de regen of Heel verliefd en heel verlegen. Goede muziek blijft altijd goed, zoals ook Ole Guapa in zijn soort onvergete lijk is en tot in lengte van da gen over de gehele wereld zal worden gespeeld. In de beste jaren van de Ramblers besefte je eigenlijk onvoldoende hoe veel macht je hebt over de muzikale smaak van de men sen. Heb je dat besef wel, dan blijf je doorvechten om je posi tie te behouden. Die gedachte gaat heel diep door me heen als ik me terug trek voor mijn werk naar een klein huisje in een klein dorpje in de Eiffel, hier 300 kilometer vandaan, op 600 meter hoogte, waar de lucht nog schoon is. Daar doe ik ook al het werk voor de herleving van de Ram blers in boek on plaat. De Ramblers zullen mij nooit meer loslaten, ook al ben Ik er al een hele lange tijd uit. Theo Uden Mosman had precies het zelfde. Die is er eens een keer uitgestapt, toen hij een heel hoge functie in de muziek voor goed geld kreeg aangeboden van de VARA. Hij deelde het met een bedroefd gezicht mee, maar zei dat hij geen dief van zichzelf kon zijn door deze baan te weigeren. Maar waar wij ook speelden, hij kwam elke avond kijken. Hij kon er niet buiten. Hij bedankte voor de eer bij de VARA en ging te rug nuur de Ramblers". TON OLIEMULLER Jany Bron, jarenlang vaste vocaliste van The Ramblers Een oude opname van The Ramblers Jacq Buiterman met zijn arrangementen The Ramblers. i steunpilaar voor lijn, steunend, kreunend, ho, daar staat een koe, stop zegt de trein. En Mijnheer de ba ron is ook nog steeds niet thuis. Hij is nu al jarenlang van huis. Intussen stond de liefde niet op een laag pitje: Snoezepoes, Er gens neuriet zacht een meisje, In een huisje met een tuintje met twee stoelen voor het raam, ik en jij, en misschien komt er dan later nog een heel klein stoeltje bij. Als je die din gen zo hoort zou je denken, dat je die zomaar even uit je mouw schudde. Dat viel knap tegen, vooral bij mij. Ik ben een vreselijke perfectionist, zo erg dat ik soms een verschrik kelijke hekel aan me zelf heb. Misschien komt dat wel, omdat ik altijd een beetje op twee stoelen heb gezeten. Mijn moe der borduurde altijd opgewekte muziek aan de pianotoetsen en mijn vader schreef zo'n beetje. Ik kreeg vioolles, maar maak te intussen detectives. En ter wijl ik in een amateurband kornet en piano speelde, schreef ik stukjes voor een blad. Na nog wat lessen in harmonie en contrapunt begaf ik mij definitief in de muziek, bij het orkest van Max van Kleef. Toen ben ik ook aan het componeren gegaan. Daar ben ik snel op terug gekomen. De bussy is het mooiste wat er is en er is nadien dan ook nooit vraag naar Buiterman ge weest. Bovendien begon ik te denken: waarom zou je kunst maken als het echte bij de hand is. Behalve Badings en Pijper telde Nederland in die tijd geen componisten. Dat komt omdat er hier geen echte volksmuziek bestaat, waarop je je als cómponist kunt base ren. Alleen op Terschelling leeft er van oudsher een beetje volksmuziek, maar dat is te weinig om er een oeuvre mee op te bouwen. Ik liet het dus maar zo en kreeg een telefoon tje van Theo Uden Masman. Dat was in 1935. Na het eerste optreden werd ik gelijk ontsla gen. Ik zag geen kans om ook maar één noot normaal uit mijn trompet te krijgen. Wat wilde Masman ook. Ik was al blij, dat ik op een Ramblers- stoel durfde te gaan zitten. Ik vond het teveel gevraagd, dat ik daarbij ook nog op mijn trompet moest blazen. Kort daarna nam Theo mij weer te rug, omdat-ie niemand anders kon vinden. Ik ben toen maar aan het arrangeren gegaan, omdat ik nogal wat theoreti sche muziekkennis had. Mijn eerste werkje heette Sing Your Sinners. Dat wilde Masman niet. omdat het veel te modern klonk. Toen schreef ik Medita tion. Dat kon ook geen genade vinden in de ogen van Theo. Hij lustte het niet en zette het niet op het repertoire. Net in die dagen was Coleman Haw kins in ons land om wat mu ziek met ons te maken. Hij kreeg Mpditations in handen en begon gelijk te watertanden vanwege al die gestopte trom petten die ik erin had gedaan. Hij vertrok er verrukt mee naar Amerika en vertelde aan iedereen die het horen wilde van zijn vondst. Zo kwam mijn naam in jazz-bladen. Ik heb nadien bij Masman geen kwaad meer kunnen doen. Ik werd en bleef trompettist-ar rangeur van de Ramblers en maakte samen met Bert Paige tientallen nummers, die jaren repertoire hebben gehouden en over de hele wereld zijn ge gaan. Ferry Barendse vertelde mij, dat hij laatst spelend op een schuit vol Amerikanen het verzoek kreeg: Can you play the pretty song Day Sjattebou- tje for me? Ik heb nooit geprobeerd om leider van de Ramblers te worden. Daar heb ik geen fi 0 mamaatje We kregen in die tijd stapels brieven van mensen, die schre ven: eindelijk eens begrijpelij ke muziek en niet altijd van The moor is yellow and the evening is bright. De mensen hadden liever O mamaatje in dat straatje staat een jongen voor het venster. Al die num mers zitten er bij de mensen zo in gebakken, dat ze de mu ziek al horen als je ze alleen maar dit titel zegt, terwijl het al zoveel jaren geleden is. Al die Ramblcrs-nummers zijn evergreens, althans in de stijl waarin ze werden gebracht door deze band, die in zijn bes te tijden 38 leden telde. De beste jaren van de Ram blers zijn ook de beste jaren van mijn leven geweest. Maar arrangeren uit de vrije hand lukte mij nooit. Dat ging Bert Paige beter af. Ik moest altijd weten voor wie ik aan het werk was. Ik haalde me de mogelijkheden van de betrok ken muzikant voor de geest en daar schreef ik dan op af, zoals Dag Schatteboutje voor Marcel Thielemans. Er is na hem nooit iemand geweest die dat nummer zo raak gezongen guur voor en niemand deed dat beter dan Masman zelf. Wel heb ik mede het repertoire helpen bepalen. En ben ik zo vrij geweest om op de nieuwe plaat voor het merendeel lied jes van mezelf te plaatsen. Die arrangementen had ik bij de hand en kende ik nog uit mijn hoofd. Het zijn ook liedjes uit de jaren dat de Ramblers aan de top van het succes stonden. Theo Uden Masman was er mee begonnen in 1923, een amateur-jazz-orkest, dat een jaar binnen oefende voordat het in de openbaarheid wilde treden. Het was van oorsprong een Haagse band, die zich la ter ontwikkelde tot een natio naal show-orkest. Van nature geen showman heb ik de Ram blers in die richting gestuwd door mijn arrangementen. We traden 25 keer per jaar op in het Haagse K. en W. en het Amsterdamse Concertgebouw, altijd weer voor uitverkochte zalen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 11