'Vandaag gaat Anastasia er aan' The Valachi papers Afrekening met mafia Op 17 juni 1960 werd Joseph Valachi alias Joe Cago gear resteerd en wegens handel in verdovende middelen tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeeld, die hij in Atlanta in de staat Georgia zou moeten uitziften. Binnen de gevangenis muren werd hem al spoedig duidelijk dat zijn moeilijkhe den niet alleen tot die met de wet beperkt waren gebleven. Medegevangenen stonden hem naar het leven. Hoewel hij tijdens de verhoren en tijdens het proces de autoriteiten geen enkele houvast had gegeven omtrent de organisatie, waar hij al zo'n kleine dertig jaar voor „werkte", had ie mand het gerucht verspreid dat Valachi „gepraat" zou hebben. In de organisatie stond daarop de doodstraf en ge vangenismuren vormden geen belemmering om die ten uit voer te brengen. Na een poging om hem te vergiftigen weigerde Valachi verder ieder voedsel. Hij meed het waslokaal, een gelief koosd plekje voor een laatste afrekening, en vroeg tenslot te bij de directie eenzame opsluiting aan. Toen hij echter de reden van dit verzoek niet wilde onthullen liet men hem weer los op de binnenplaats van de gevangenis. Valachi, die zich nu van alle zijden bedreigd voelde, raakte voor het eerst in zijn lange misdadige loopbaan in paniek en om half acht in de ochtend van de 22e juni van 1962 greep hij een loden pijp en sloeg een vermeende belager dood. Valachi, nu ook met de doodstraf van de zijde van hef ge recht bedreigd, nam een kloek besluit. Als men hem dan toch zonder enige vorm van proces als verklikker brand merkte, nou dan zou hij praten. Zijn onthullingen over het bendewezen in Amerika, en over de activiteiten van de „Cosa nostra" - tot op dat moment steeds vaag aangeduid als de Mafia - in het bijzonder, waren zo opzienbarend dat Robert Kennedy ze „de grootste doorbraak in de geschie denis van de georganiseerde misdaad in Amerika" noem de. William Hundley, toen het hoofd van het bureau dat Joseph Valachi (Charles Bronson) trouwt met Marie Reina (Bronson's de Mafia-kopstukken. J Jill Ireland) op aandrang het bendewezen moest bestrijden verklaarde openlijk, dat Valachi's inlichtingen van onschatbare waarde waren. „Hij noemde namen en vele tot nog toe onopgeloste misdaden kwamen in een heel ander daglicht te staan. Hij onthulde hoe de organisatie was opgebouwd en hoe deze werkte. Hij schilderde ons om zo te zeggen het gezicht van de vijand". De waarde, die men aan Valachi's onthullingen hechtte was zo groot, dat men hem in juni 1964 verzocht zijn on derwereld-ervaringen op schrift te stellen. Voor een man met een opleiding, die bij ons gelijk zou staan aan de lage re school, bleek Valachi over een zeer vruchtbare pen te beschikken. Het werd een manuscript dat uitgetypf 1180 velletjes in beslag nam. Toen het ministerie van justitie besloot dit relaas in zijn geheel te publiceren nam men de journalist Peter Maas in de arm. Maas bezocht Valachi di verse malen in zijn zwaarbewaakte cel en wist, door diens vertrouwen te winnen, enkele hiaten in dit brokje misdaad- gescheidenis op te vullen, daarbij verbaasd staand over Valachi's fenomenale geheugen. Maar inmiddels was ook de „Cosa nostra" - gealarmeerd door het bericht dat Valachi's onthullingen zouden worden gepubliceerd - in actie gekomen. Van de zijde van allerlei Italiaans-Amerikaanse organisaties klonken protesten, dat door publicatie de indruk zou worden gewekt dat het hele Amerikaanse bendewezen een Ifaliaanse affaire was en dat ook de „goede" T' lianen in Amerika op deze wijzv. in dis- crediet zouden -den gebracht. De druk werd zelfs zo groot, dat het Witte Huis er in werd gemengd en Maas het ZATERDAG 3 JUNI 1972 bevel kreeg zijn werkzaamheden te staken. Zelfs de oor spronkelijke opdrachtgever, het ministerie van Justitie, keerde zich tegen de journalist. Hij liet zich echter niet in timideren en sleepte de zaak voor de rechtbank, die in tweede instantie publicatie toestond „mits niet in de eerste persoon geschreven". In 1968 verscheen „The Valachi papers" van Peter Maas voor het eerst in boekvorm en werd onmiddellijk een onver biddelijke bestseller. Een jaar later was ook de tiende druk in pockef-formaat (Bantam books-Q 1819) van dit do cumentaire verslag over de Amerikaanse misdaad tussen 1930 en 1960 uitverkocht. Filmproducent Dino de Laurentiis kocht onmiddellijk de rechten, maar hij stuitte op dezelfde moeilijkheden, die Pe ter Maas vóór de publicatie van zijn boek had ondervon den. De „Cosa nostra" schreef hem een brief, waarin hem werd aangeraden in het belang van zijn eigen gezondheid zijn filmplannen overboord te gooien. De Laurentiis liet weten dat hij de brief zorgvuldig zou bewaren en ging rus tig door. Toen bleek geen enkele maatschappij bereid de werelddistributie van zo'n film op zich te nemen. De Lau- renfils wist echter van geen opgeven en ging op eigen hout je contracten met diverse landen afsluiten. En toen kwam „The godfather", de verfilming van Mario Puzo's „Cosa nostra"-roman, die in Amerika alle bestaan de records brak. Paramount bleek daarna plotseling bereid het risico te nemen en nu staat „The Valachi papers" dan in de kolossale studiohallen van Cinecita voor de camera. Men hoopt de film vóór november 1972 gereed te hebben. Wij zijn eens een kijkje gaan nemen op de set, waar Ja mes Bond-regisseur Terrence Young nu de scepter zwaait en zich uitleeft in het aan de hand van oude persfoto's zorgvuldig reconstrueren van een groot aantal bloedige on- derwereldmoorden. CINECITA „Vandaag gaat Anastasia er aan", roept men mij op de persafdeling van de studio opgewekt toe, „en mor gen is Maranzano aan de beurt!Uit het feit, dat Albert Anastasia op 25 oktober 1957 werd vermoord en Salvatore Maranzano zesentwintig jaar eerder, op 10 september 1931, om zeep werd geholpen blijkt wel, dat Young beslist niet in chronologSsche volgorde „schiet". Dat wil echter niet zeggen, dat er niet de uiterste zorg aan de allerkleinste details wordt besteed. Terwijl timmer lieden en decorateurs bezig zijn het makelaarskantoor van Ma ranzano anno 1931 op te bouwen, filmt Terence Young een grote studiohal verder, in een getrou we copie van de kapsalon van het Park Shemton hotel in Man hattan anno 1957, de moord op Anastasia. Het is een bloederige affaire en het rode vocht druipt na afloop van het decor. Anastasia, re laxend onder een hete handdoek in een scheerstoel, wordt als zijn lijfwachten even weg zijn door gehuurde moordenaars met kagefls doorzeefd. Maar niet all- leen hij, ook de grote kapspie gels aan de wand moeten het ont gelden. Omdat te voorzien is dat de scène wel een paar keer moet worden overgedaan, staan ijverige studio-hulpen al klaar met hetzelfde formaat spiegels met twee, drie en meer kogelga ten, die ze snel verwisselen naarmate de scène vordert. Een uit Hollywood geïmporteerde speciale effecten-man zorgt er met afstandsbediening voor, dat het bloed op Uijd gultsit. Snelle werker Young is een snelle werker. Zo snel, dat als hij aan de moord op Maranzano begint de verf van het decor van het make laarskantoor in het Grand Cen tral Building op 46th Street en Park Avenue nog niet eens droog is. „Het ligt aan de came raman'1, zegt Young beschei den. „Deze werkt zo snel en goed. Hij staat klaar voor de op name, voor je het weet". Salvatore Maranzano was de grote organisator van de „Cosa nostra". Oorspronkelijk studeer de hij voor priester in Italië, maar 'hij zag meer brood in het ordenen van de Amerikaanse on derwereld. Hij Was het, die een einde maakte aan de jarenlange vete tussen Sicilianen en Napoli- tanen in Amerika, de „families" stichtte en ieder een eigen af gebakend werkterreiin toewees. Zijn hoofdkwartier bad hij in de Eagles Building Corporation, een makelaarskantoor, dat te vens zijn duistere praktijken moest camoufleren. In 1931 stap ten enkele als politiemannen verklede gehuurde moordenaars het kantoor binnen en stuurden Maranzano naar de eeuwige jachtvelden. Terence Young, -die tin Ameri kaanse politie-archieven is gedo ken voordat hij aan de film be gon, lacht smakelijk als hij ver telt: „De werkelijkheid is veel gekker, dan ik het hier laat zien. Toen de moordenaars bin nenstormden was er juist een argeloze koper van een huis bij Maranzano op bezoek. Die heb ben ze toen ook maar koud ge maakt. Als je dat in een film vertoont gelooft niemand je". Salvatore Maranzano wordt ge speeld dbor de Amerikaanse ac teur Joseph Wiseman. Voor een Regisseur Terence Young, met de koffiepot in de hand, geeft opname. MOORD ALLEDAAGSE ZAAK IN STUDIO'S VAN CINECITA man, die nog maar een paar mi nuten te leven heeft, ziet hij er gezond uit. „Ik moet met een Italiaans accent Engels spreken. En dan te bedenken, dat ik de enige niet Italiaan in deze hele scène ben". Wiseman heeft al meer met Young gewerkt. Hij was de wrede Dr. No in de eer ste James Bond-film. „Ik heb nog nooiit een film van Terence overleefd", zegt hij glimlachend. Wiseman, die in films altijd de schurk speelt, is in werkelijk heid een uiterst beminnelijk mens. Als hij hoort, dat tik uit Holland kom zegt hij onmiddel lijk: „Amsterdam, lovely city. Mijn vrouw is choreografe en heeft daar nog gewerkt. Ze heeft nu een eigen gezelschap in New York". En hij heeft allerlei vra gen over de toneel-situatie in Nederland: welke moderne au teurs er worden gespeeld en waar de voorkeur van het Ne derlands schouwburgpubliek naar uit gaat. Het is duidelijk, dat het toneel zijn grote liefde is. Hij weigert dan ook veel filmrollen. „Ik werk graag en vind dat. lange wachten vóór en tussen de opnamen niet prettig. Ik heb ook liever contact met mijn publiek. Zo'n camera is ei genlijk maar een dood ding". Of hij bang is voor reacties van de Cosa nostra? „Ach nee. Het is gewoon een rol. En de film is met eerlijke bedoelingen ge maakt, niet om de sensatie". Over het werken men een film ploeg met zoveel nationaliteiten zegt hij nog „Het taalprobleem is natuurlijk wel een vertragen de factor, maar Young spreekt ook vloeiend Frans en de assis- tertregisseur is een Italiaan. Het loopt allemaal goed en zo'n „The Gap" (Walter Chiari midden) introduceert Valachi bij Lucky Luciano. film waaraan veel nationaliteiten meewerken is heel gezond. Een levend bewijs dat volkeren kun nen samenwerken". Onhandig „Repetitie!" roept op dat mo ment de regisseur en Wiseman stapt gehoorzaam op om in zijn „kantoor" te wachten op de komst van zijn moordenaars. Dat zijn vier als politie-ageriten verklede Italianen, waarvan er slechts een Engels verstaat. Vol doende om de anders zo beheer ste Young tot enige krachtter men te verleiden. „Verduiveld", roept hij ongeduldig als zij voor de vierde keer te laat binnen stormen en niet ver genoeg doorlopen, „jullie moeten be roepsmoordenaars voorstellen, die dat werk al jaren doen". En tot een agent, die plotseling van het rechte pad afwijkt en schaapachtig recht in de camera kijkt. „Man, dat is een muur waar je naar staart. Kijk de an dere kant op, tenzij je denkt dat het een acteur is. Verdomme, ik leer hier nog slechte dingen Als eindelijk via merktekens op de viloer de scène goed is inge studeerd laat Young de camera lopen. Een inspiciënt zet nog even de wandklok terug op vijf over dien en de goed gedtresseer- IKiKi 'JliiM! it I m IHskÉtl tM Joe Valachi wordt in de Mafia opgenomen als chauffeur van Gaetana Reina (Amadeo Nazzari) COSA NOSTRA STRIJDT VERGEEFS TEGEN VERFILMING een Duitse legereenheid bezig met anti-invasie oefeningen. En die kerels maar schelden omdat er met scherp geschoten werd!" Over Charles Bronson, die de rol van Valachi speelt, maar die er vandaag niet bij hoeft te zjin, omdat hij net als in het boek niets met de moorden op Anastasia en Maranzano te ma ken heeft, zegt Young: „Een ge boren acteur. Als hij in het beeld komt wéét je dat hij er is. In Amerika hebben ze hem on derschat. Hij was één van The magnificent seven, één van The dirty dozen. In Europa zagen ze dat hij alléén een film kon dra gen. Hij is op het ogenblik de populairste acteur van de we reld. En een geweldig acteur. Net als Richard Burton uit de kolenmijn. Wie weet hoeveel ta lent er nog onder de grond zit". Terug op de set staat de came raman al klaar voor de volgen de opname. Wiseman krijgt nog even de gelegenheid om als een kind zo blij op een doorschij nend stadsbeeld, dat voor het decorraom hangt, aan te wij zen waar zijn flat in New York is, maar dan wordlt heit bittere ernst. Young demonstreert hoe de agenten Wiseman moeten ste ken zonder hem pijn te doen en fungeert dan zelf als proefko nijn. Of het nu door de volle maag komt, maar de daarnet zo onhandige agenten zijn er nu he lemaal in. Eén hunner jongleert zó behendig met de revolver, dat hij beslist in vele spaghetti- westerns moet hebben gefigu reerd. De messebrekkers stermen zó furieus op hun slachtoffer af, dat 'n buste van Julius Caesar van zijn voetstuk valit en een gla zen lampekapje sneuvelt. Wise man verdedigt zlich zó fel, dat 'n Salvatore Maranzano (Joseph Wiseman) steekt de draak met politiemannen. de politiemannen stormen bin nen. Nog vier keer zal de tinspti- ciënt de klok moeten terugzetten omdat de scène over moet, maar dan is Young toch met het resultaat tevreden. „Als jullie nou even die zijwand er uit halen, gaan we na de lunch met de moord verder", zegt Young, die zichzelf op dieëet heeft gezet en alleen maar wat spaghetti eet. Aan tafel hebben we volop gelegenheid om met hem te praten. Deze forse, stati ge Brit, die er meer uitziet als een landjonker of een vroeg ge pensioneerde kolonel, dan als een erkend maker van super-ac tiefilms, zit vol anecdotes over zijn werk en zijn omgeving. Als Nederland ter sprake komt wil hij onmiddellijk weten hoe zijn film „The red sun" het er doet. Nijmegen 1944 En vervolgens noemt hij nu eens niet meteen Amsterdam, maar Nijmegen. „Daar zat ik in 1944 in een tank. Net te laat voor de slag bij Arnhem. Als die vierde SS pantserdivisie, die te ruggeroepen was, daar niet was blijven staan hadden we hem gewonnen. Maar dat zijn nu een maal van die toevalligheden, waar je in een oorlog rekening mee moet houden. Tijdens de in vasie was er in Normandië ook stoelpoot het begeeft en een van de moordenaars een dreun tegen zijn hoofd krijgt, die er niet om liegt. De man is blijkbaar wat gewend, want hij schudt wat verbaasd heen en weer en zet zijn pet recht voor de volgende repetitie. Ook daarbij sneuvelt een stoel, waarop Terence Young roept: „Laten we maar gaan opnemen, anders wordt het zo'n dure film". Als Dino de Lawrentite het tij dens zijn siësta in zijn bungalow boven op het dak van de studio gehoord heeft, komt de grote baas achter de schermen zelf naar beneden. Net te laat, want Maranzano is dan al dood en weer een paar meter film zijn in de trommel. Joseph Wiseman zit nog wat uit te blazen van de vermoeienissen, want een ge vecht op leven en dood lever je niet elke dag. Terence Young is alweer bezig met een volgende instelling. Kritisch bekijkt hij de figuranten die, in hun streepjes pakken naar de mode van de dertiger jaren met Borsalino's op, geduldig op hun beurt wach ten en moppert: „Die gezichten heb ik al eens gehad. Kan nie mand eens voor nieuwe gang stertypen zorgen". Bang om hun medewerking aan deze film te verlenen zijn deze figuranten niet. Als het de Cosa Nostra niet bevalt gTijpen ze toch de grote baas en niet het kleine grut. En Amerika is zo ver weg. Meer moeilijkheden had Young met de buitenopna men in het hedendaagse New York. Maar de filmploeg was weer 7.0 snel vertrokken, dat de Cosa Nostra de kans niet kreeg om echt lastig te worden. Studio-werk „Er is in de laatste jaren in New York trouwens zoveel ver anderd dat je beter het oude New York in de studio kunt na bouwen", zegt Young. En niet zonder trots laat hij het inte rieur van Valachi's Italiaanse restaurant Zien, compleet met keuken en een goed uiiitziicht op de overburen. Valachi's huurka mer tis nog niet helemaal „aange kleed". maar de etensresten op een groezelig bordje staan er al. Juist als we een kijkje nemen in het reusachtige kledingmagazijn, vol kostuums, schoenen, hoeden en politie-unlformen uit de jaren dertig, steekt ChaTles Bronson even zijn hoofd om de hoek. Ook op zijn vrije dag leeft hij met het wel en wee in de studio mee. Sterren als Walter Chiari en Lino Ventura, die de rol van de ambitieuze „familie-vader" Don Vito Genovese speelt, krij-j gen we niet te zien. Ook me vrouw Bronson, de actrice Jill Ireland, die ook weer eens Bron son's tegenspeelster in deze film is, ontbreekt op het appèl. Young heeft ze die dag niet no dig. Hij heeft wel behoefte aan een gehuurde moordenaar, die vol gens de archieven Vincent Coll heette, maar naar da bijnaam „Mad dog" luisterde. De man, die deze rol zou spelen heeft verstek laten gaan. Terence Young laat er zich niet door uit j het veld slaan „Zoek maar een ander, die op een dolle hond lijkt en trek hem een pak aan", zegt hij laconiek. „Een lang le- leven 'is hem toch nliet bescho- In Cinecita kijkt men op het ogenblik niet op een man meer of minder. OTTO MILO

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 14