Jaap van
M
,EEN MENS
STERFT
ALLEEN
AAN SJAGRIJN'
ions.
wég6/'
•lERSFOORT Vergis u in
melsnaam niet: ook al wordt
n Es op maandag 20
tart 85 jaar, daarmee is nog
t gezegd, dat hij voor spek en
len meedrentelt in de samen-
'ing. Zeur hem asjeblieft niet
n de witte apostelkop over be-
irdenproblemen en kwalen
oude dag, want dan is
ar het gat van de deur. En
en ge-„opa" en niet op over-
,even luide toon spreken, om-
11 immers alfe ouwe knarren
doof zijn als een kwartel. Ge-
on duidelijk articuleren en
it binnensmonds praten, dat is
meer dan genoeg.
i begin niet over artsen, want
ar heeft hij ook de buik vol
n. „Toen zijn vrouw d'r heup
ak, riep de dokter, dat ze
Dest wandelen. Hij had die
i le breuk niet gezien. Toen hij
ier in het Beatrix-paviljoen
ram om een pannekoek te eten
d hij het lef om te zeggen:
lerkent u me nog? Ik ben de
ikter, die uw vrouw heeft be-
ndeld". Ik zei: „Dokter? Koe
bakker zult u bedoelen. U
{eft misschien voor arts gestu-
erd, maar in feite bent u een
tsenmaker. En niks geen pan
koek".
katst zei hij nog tegen Duime-
ar, dat het leven één geweldig
sst is. En dat meende hij woord
'óor woord. Dat moet in 1916
ijn geweest, want de wereldoor-
g was nog volop aan de gang.
eweldig man, Jantje Duime-
|ar. Als die met je de lucht in
jng maakte je de mooiste fo-
jp's. „We hadden uit een neerge-
jhoten Duitse kist een luchtca-
era gesloopt, die voor ons vol-
omen nieuw was. Er zat een
Dorm kanon op, dat loodzwaar
is. Als ik een geschikte object
g, gaf ik met mijn ene hand
Jimelaar een por in zijn rug
i met mijn andere hand haalde
k dan de trekker over. Zo heb
K de mooiste foto's gemaakt
jkn de vesting Naarden en van
it slot Drakesteyn, waar nu de
lieftallige Beatrix woont. Ik zal
Jo straks haar dankbetuiging la-
|®n zien, want je mocht eens
denken: „die ouwe snijdt
Naar wat op". Ik heb daarom
i bewaard, ik heb tien kof-
fers vol met plakboeken en
kranten. Ik kan je dankbetuigin
gen laten zien van de oude ko
ningin-moeder Emma en van
prinses Armgard. En ik heb ze
ook van Willemien en Juliaantje.
En met Bernhard spreek ik
zoals ik nou met jou praat. Als
hij langs mijn paviljoen komt
roept hij altijd:„hoe is het er
mee meneer Van Es?". En dan
antwoord ik: „prima hoogheid
en hoe is het met u?". Daar
maken we samen geen enkel
punt van".
„Ik was de eerste luchtfotograaf
van Nederland. Ik heb gevlogen
met de allergrootste jongens.
Met Jantje Duimelaar en Par-
mentier en Versteegh en Van
Heyst. Schitterende tijden waren
'dat. En als Pahud met de knol
len werkte zat Jaap ertussen
met zijn kiekkast en een bus vol
blitzpoeder. Paarden moet je
aanvoelen, want anders knip je
gegarandeerd op het verkeerde
moment af. Als Pahud over een
hindernis ging wist ik precies:
„nou is die knol op zijn fraaist".
Ik heb ook nog een mooie dank
betuiging van Pahud gehad".
Jaap van Es staat kaarsrecht in
zijn theehuis, dat strategisch is
gebouwd tussen twee kazernes
vol dienstplichtingen met perma
nente geeuwhonger. Voor hen
zijn de pannekoeken bestemd en
de erwtensoep, die de dochters
van Jaap met groot geduld be
reiden. „Ik heb soms 's avonds
veertig militairen in huis. Alle
maal jong spul, allemaal een
grote bek. Maar toch willen ze
met ome Jaap praten, want ik
spreek uit ervaring. Ik vertel ze,
dat ik als kleermakersgezel 6
gulden in de week verdiende. En
niks geen vijfdaagse werkweek.
Daar kijken de knapen van op.
Ik zeg: „Jongelui, jullie zijn bar
ontevreden. Jullie verdienen zo
veel geld, dat ik het met mijn
pannekoeken en mijn erwten
soep niet kan bijbenen. Vroeger
dronk een soldaat op een avond
twee pilsjes en nou nemen ze er
tien. Is dat een gezonde situa
tie? Ik weet het niet. Ik zie de
toekomst van de wereld somber
in. Ik zou bij God niet weten,
„Het is net weer voor vijf jaar
verlengd", deelt hij stralend
mee, „het was een strenge keu
ring, maar de heren hebben
geen foutje gevonden. Ik ben in
die 85 jaar niet één dag werke
lijk ziek geweest. Ik had dan
ook niet anders verwacht".
Hij rijdt nu in zijn negende auto
Ome Jaap van Es: „van een
geurig sigaartje is nog nooil
iemand dood gegaan".
en verwacht, dat er ook nog wel
een tiende zal komen. Zijn eer
ste wagen was een Spijker, die
hij voor 200 gulden op de kop
tikte. „Een droom van een auto,
die op de rechte weg op zijn
sloffen 40 kilometer per uur
haalde. Ik rijd nog steeds be
dachtzaam, want ik wil ook
graag zien, wat er links en
rechts van de weg gebeurt. Als
ik een jeep op zijn kop zie lig
gen, ga ik naar de eerste de
beste telefooncel en bel ik een
persfotograaf in Amersfoort. Dat
is het oude fotografenbloed. Ik
kan het niet laten. Ik zie een on
geluk en denk: „dat moet van
avond nog in de krant". Ik zal
straks trouwens ook uw adres
en telefoonnummer noteren,
want het kan van pas komen.
Er gebeuren in Amersfoort soms
vreemde dingen, die ook voor de
rest van ons volk interessant
kunnen zijn. Als het zover is
geef ik u een belletje en dan
denkt u toch: „die ome Jaap,
die is zo gek nog niet".
Van Es steekt een verse bolknak
op. Hij rookt gemiddeld zestien
sigaren per dag en dat houdt hij
al 65 jaar vol. „Dat roken slecht
zou zijn voor de gezondheid is
bakerpraat", dicteert hij, „als
dat zo was, waren de bloemen
op mijn graf al lang verwelkt.
Ik ga u daarom wat zeggen: er
sterft nooit iemand aan het ro-
mijn richting keek. Hij wist
weer niet, dat ik dit buiging niet
voor hem maakte, maar alleen,
omdat ik in mijn reflexcamera
moest kijken of hij er helemaal
op kwam. Kijk, dat bedoel ik. Ik
kreeg de opdracht om een
groepsfoto te maken van de Pro
vinciale Staten van Zeeland. Ik
de trein naar Middelburg,
posteer me met de camera ach-
Onlangs heeft de heer Van Es opnieuw zijn rijbewijs voor vijf jaar laten verlengen. Hij is i
bezig aan zijn negende auto. „Maar het worden er wel tien ook"-
ken van een geurige sigaar.
Men sterft alleen aan zijn eigen
sjagrijn. Een mens, die zich niet
ergert, heeft kans om de hon
derd te halen. Ik heb vorige
week voor het eerst sinds veer
tig jaar een soldaat de tent uit
geschopt. Hij wilde om half
twee nog bier en dat weigerde
ik pertinent. De manschappen
moeten om kwart voor twaalf in
de kazerne zijn en daarom moe
ten ze uiterlijk half twaalf bij
mij opstappen. Dan kunnen ze
ook nog een luchtje scheppen,
voordat ze in de kooi gaan. Fris
se lucht is nooit weg, zeg ik al
tijd. Die jongen roept: „Ik zou
maar uitkijken ouwe, want ik
ben een vechtersbaasje. Ik kom
uit Limburg". Ik kijk hem aan
en antwoord: „Al kwam je uit
Timboektoe snotneus, dan
schonk ik je nog geen biertje".
Hup, daar kreeg ik de eerste
stomp tegen miin schouder. Ik
heb hem toen beheerst opgepakt
en tussen de geraniums gegooid.
Die jongen komt er nooit meer
bij me in".
„Nu moet u mij goed verstaan.
Ik ben beslist geen ruziezoeker,
maar men moet mij niet gaan
tarten. Als ik naar de televisie
kijk en ik zie Rudy Carrell, dan
draai ik de knop om. Ik vind
Carrell een flapdrol, maar hij
tart me niet. Hij heeft niet ge
vraagd, of hij bij mij in de huis
kamer mocht komen en daarom
heb ik niks tegen die jongen".
„Als u mij nu in uw artikel zou
willen karakteriseren wil ik u
voorstellen om te schrijven:
„Van Es is zijn leven lang be
heerst brutaal geweest". Toen
de Japanse keizer in Den Haag
was mocht geen mens in zijn
buurt komen, maar ik had mijn
voorkomen mee en ik stond op
een gegeven moment op geen
drie meter van hem of. Ik maak
een correcte buiging en dat be
viel de keizer zozeer, dat hij in
De meester zelf met zijn Deense echtgenote (eind van dit jaar wordt de 40-jarige bruiloft gevierd) en twee van zijn dochters. „Ik heb een schitterend leven".
ter de gordijnen en wacht, tot
dot de commissaris aan het
woord is. Op dat moment pak Ik
mijn padvindersfluit en blaas zo
hard mogelijk. Iedereen koek
achterom op het ogenblik, dat ik
het magnesiumpoeder liet ont
branden. Ik heb later nog een
mooie dankbetuiging van de
commissaris gekregen".
Ik geloof, dat mijn succes altijd
te danken is geweest aan die be
schaafde brutaliteit. Anders had
jonkheer van Loon mij ook nooit
die 25 gulden gegeven, toen ik
de poort van zijn landgoed voor
hem open hield. Als kleermaker
had ik hem vaak in de zaak ge
zien, maar nooit had hij zijn
dankbaarheid laten blijken. Bij
die poort zei hij opeens: ,,U bent
altijd zo voorkomend tegen mij
geweest, dat ik er nu behoefte
aan heb om u te gedenken". Hij
pakt een lap van 25 uit de bin
nenzak en duwt die in mijn han
den. Dat moet je je even voor-
stellen: 25 gulden in die tijd. Ik
heb er meteen een echte camera
voor gekocht".
„U heeft het waarschijnlijk al
begrepen. Hier vóór u staat een
tevreden man, die kan terugzien
op een welbesteed leven. Wat
zeg ik nou. Ik heb nog een heel
leven vóór me. Twee maanden
geleden was ik nog op een brui
loft met 42 vrouwen. Ik zei:
„niet dringen dames, u komt bij
ome Jaap allemaal aan do
beurt". Ik ben nu eenmaal een
groot feestnummer, maar nooit
dronken. Ook niet hier In de
zaak. Ik ben een droge kaste
lein. Ik heb ze alle twee en
veertig ten dans gevraagd. Een
kusje op de hand, een walsje in
mijn armen. Man, man, ik heb
weer genoten".
LEO THURING.