Spoken in het buitenhuis 4 DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD KA KA JUNIOR- HOEK BOEK WIJZER ZATERDAG 11 MAART 1972 LEIDSE COURANT PAGINA 7 Vroeger was het mode een muts, een pet of een hoed op je hoofd te zeilen als je naar buiten ging. Kleine boerinnetjes droe gen kleine mutsjes en grote boe rinnen droegen grote. Kleine da metjes kleine hoeden en grote dames natuurlijk grote. Op de hoofden van kleine boertjes stonden kleine petjes of hoedjes, zoals op de hoofden van hun va ders grote stonden. In die tijd was het een hele kunst hoeden en mutsen te maken. Er waren eens twee dametjes, Anr.e en Marre, die deze kunst verstonden als de besten. Zij maakten mutsen met kant, en hoeden met linten, bloemen en veren. Hoe voornamer de da mes waren die hoeden bestel den, des te groter werden de randen, des te kleuriger de lin ten, des te dikker de bloemen en des te hoger de veren. Aan de hoed kon je al zien of ie mand voornaam, of bijzonder voornaam was! De dametjes Anne en Marre ver deelden hun werk uitstekend. Anne kocht stro en vilt, zijde en fluweel, lint en tule, kunstbloe men en echte veren: mooie ha- nestaarten, glanzende eende vleugels en bespikkelde borst- veertjes van parelhoenders. Soms kocht ze van een vogel koopman opgezette vinkjes en meesjes die dan op de rand van een hoed gezet werden, alsof ze cr maar eventjes op waren neergestreken. Marre was de knappe naaister die de hoeden knipte, naaide en in elkaar zette: de rand aan de bol, de linten er om heen en de bloemen en veren er bovenop. Marre maakte liever hoeden met bloemen dan met veren, want ze had altijd medelijden met de arme vogeltjes. Maar de flinke Anne lachte haar uit, rinkelde met de beurs en riep: „Hoeden met veren brengen het meeste geld op, kind. En als we genoeg- heoben, gaan we heerlijk buiten wonen in een huis met een gro te tuin. Dan hoeven we nooit meer hoeden te maken maar 'kunnen we kijken naar levende bloemen en levende vogels!" Op een dag was het zover dat ze geld genoeg hadden en het huis konden kopen waarvan ze zo lang gedroomd hadden. Maar nu vertelde het dienstmeisje van Anne en Marre: „Koop dat huisje niet, lieve juffrouwen, ie dereen weet te verbellen dat het er spookt!" Juffrouw Marre kromp dadelijk van schrik in el kaar. Maar juffrouw Anne lach te met daverende stem en zei dat alleen domkoppen in spoken geloven. Het dienstmeisje hield niet op elke dag nieuwe spook verhalen te vertellen over het huis dat de dametjes wilden ko pen. Het plezier om buiten te gaan wonen, was voor Marre al bedorven, maar de flinke Anne liet zich wiet van de wijs bren gen, kocht het huis en sloot de winkel waar zoveel jaren lang zulke beeldige hoedjes waren gemaakt. De dametjes verhuis den en het dienstmeisje hielp met een pruillip. Ze voorspelde nu al dat ze niet lang bij de juf frouwen zou blijven Zo gauw het spcok zich liet horen was zij verdwenen. Nog voor de dametjes goed op orde waren in het nieuwe huis, moest de flinke Anne naar de grote stad om nog iets bij de notaris te regelen. Bange Marre bleef een nacht alleen alleen met het even bange meisje. Ze gingen vroeg naar bed, Marre zette een zware stoel voor haar slaapkamerdeur, kroop bevend onder de dekens, maar kon de slaap r.iet vatten. Als de flinke Anne maar in huis was, zou ze zo bang niet geweest zijn. Mis schien was er dan ook niet ge beurd wat er nu allemaal ge beurde.... Midden in de nacht klonk bene den, onderaan de trap, gerom mel en gestommel. Daarna klapwiekten er vleugels en krijste een haan. Een eend snaterde boos, een kippetje ka kelde benauwd en een holle stem riep: „Juffrouw Marre heeft onze veren vastgenaaid op dameshoeden. Auwauwauw! wat prikt die naald in mlijn vleugel! Oeioeioei wat steekt die speld in mijn staart! Zullen wij met onze snavels eens in haar tenen pikken??" Juffrouw Marre trok haar voeten op en rilde met de schrik in het hart.... Pas toen het de volgende morgen licht weri, durfde ze de stoel voor haar kamerdeur weg te schui ven en voorzichtig de gang over te steken naar de kamer van het dienstmeisje, dat nog luid lag te snurken. „Heb je vannacht niets ge hoord??" vroeg juffrouw Marre Als het bliksemt en dondert, gelo ven Indianen dat de grote don- dervogel kwaad is. Hij maakt de donderslagen door met zijn vleu gels te klapperen en de bliksem door zijn ogen open en dicht te doen. Op zijn rug draagt de don- dervogel, zo geloven de Indianen ook, een hoop water mee waar mee hij regen maakt. In de In diaanse kunst kun je dat terug vinden. Dit zijn een paar van die kunstwerkjes die de Indianen ma ken. Met de hand en ze kleuren ze ook. Zou je ook kunnen doen als je groter natekent. Zwaluwen behoren tot de vogels die het hardst kunnen vliegen. Er is zelfs een soort dat 360 km per uur kan halen. De meeste zwa luwen moeten het wat minder vlug doen maar ze halen toch wel 160 km per uur en dat is sneller dan jij op de fiets. Zwa luwen hoeven dan ook niet uit te kijken voor zijstraten en het ver keer. In Zuidoost-Azië worden de nesten van zwaluwen gegeten. Vindt men daar lekker. De zwa luwen bouwen hun nest met een soort speeksel. Men zegt dat het goed smaakt. Of heb je liever een gewoon stuk vlees? KA 1,3 1 ITl r 1 Hs]" B 9-72 De oplossing van de vorige week: de kop B hoort in het lege vak. Hoedjes met veren, hoedjes zon der veren, hoedjes met vogel tjes en nog veel meer. Als je een suikerklontje in de thee of de koffie doet, zinkt het. Ja wel, maar niet bij jou want jij kunt toveren. Dan moet je wel eerst naar de drogist of de apo theek om een flesje collodium te kopen. Een moeilijk woord maar dan schrijf je het op het briefje en laat het zien. Je doopt een sui kerklontje erin en laat het dro gen. Dat klontje zal niet zinken. Als je nou meer klontjes in dat spul doopt, lijkt het natuurlijk veel echter want je vriendjes en vriendinnetjes zullen zeggen: „Doe dat nog eens". En dat doe je dan. angstig. „Het heeft hier ge spookt!". Het meisje rekte zich uit, gaapte en vroeg: „Wat- Dat huis moet u niet kopen; het spookt te??" en zei dat ze niets ge hoord had. De volgende avond kleedde juffrouw Marre zich niet eens uit. Ze bleef bleekjes en bang in de stoel op haar slaapkamer zittén en hoefde niet lang te wachten of het hel se kabaal begon opnieuw. En het duurde wel twee keer zo lang. Het arme dametje kon niet denken van angst, maar toen het spook eindelijk vertrok en zij weer denken kon, nam zij het kloeke besluit de volgende dag terug te keren naar het winkeltje en liever tot het eind van haar dagen hoeden te ma ken (zonder veren) dan nog lan ger geplaagd te worden door alle dode vogels waarvan zij in haar leven de veren had vastge naaid. Ook deze tweede morgen lag het dienstmeisje nog te snur ken. Zij rekte zich uit, gaapte, vroeg „Watte??" en had de hele nacht niets gehoord. Juist op dat ogenblik kwam de flinke Anne terug. Ze had voor dag en dauw kunnen meerijden met de notaris die een testa ment moest maken. „Wat is hier aan de hand?" vroeg zij bij het zien van de doodsble ke en tranen met tuiten huilen de Marre. „Ik wil hier weg, ik bliif hier niet want dit en dat is hier gebeurd", snikte het bange dametje en vertelde het gruwe lijke verhaal van de dode vo gels!! Flinke Anne zag met ei gen ogen dat er veertjes op de trap en in de gang lagen. Zij stapte met kordate passen de keuken door tot aan het kolen hok... en jawel!! Daar zaten een haan met een kip en een eend benauwd te koekeloeren, En daar kwam het dienstmeis je achter haar en smeekte: „Vergeef me juffrouw Anne, vergeef me! Ik heb die beesten laten fladderen en kwekken en kwaken. En ik heb met holle stem geroepen om juffrouw Marre bang te maken. Ik wil zo graag terug naar het oude huis. Want daar naast woont de buur man die best met me zou willen trouwen.... maar uit het oog, uit het hart!" Toen schaamde Marre Zich voor haar angst en was heel boos op het meisje. Maar aangezien de dametjes zoveel hoedjes hadden gemaakt om meisjes in de smaak te laten vallen bij aardi ge buurmannen, bleven ze niet boos. Integendeel: ze verzonnen een plan. Hadden zij niet een Oj B9-72 i best een van de Flintstones kunnen zijn, die jullie vroeger misschien wel op de televisie hebt ge- Hij zit in de penarie want hij wordt aangevallen. Trek een lijn van nummer 1 naar 63 en je weet hij zo met zijn knots staat te zwaaien. tuinman nodig voor de grote turin waarin echte bloemen moesten bloeien en bomen moesten groeien voor zingende vogeis? Nou dan! De buurman werd hun tuinman en het dienst meisje trouwde met hem nadat zij in de grote tuin achter de boomgaard een mooi huisje hadden gebouwd. Daar hielden ze kippen en een haan en een den. Juffrouw Anne mocht daar graag kijken. Maar juffrouw Marre hield zich liever op bij haar bloemen. Suske en Wiske Lucky Luke De Postkoets Tom en Marie Ann De vierde dimensie BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING „Sriller" van Rinus Hinus Ferdinandusse moet wel veel plezier beleven van en aan het schrijven van zijn „sril- lers", met als hoofdpersoon journalist en speurder Rutger Lemming. De grappen en grol len die Ferdinandusse niet kwijt kan in zijn „Vrij Nederland" rijgt hij aan elkaar in een of ander onwaarschijnlijk verhaal vol geweld en seks, en opnieuw is een boek ontstaan dat afwijkt van alles wat in de Nederlandse letteren gebruikelijk is. Het paard Rlldolf [n „De bloedkoralen van de Bas taard" laat Ferdinandusse - zelf eer. Zeeuw - Rutger Lemming op het spoor komen van een ac tiegroep voor Zeeuwse Zuiver heid en een eind maken aan een epidemie van moord, chantage en brandstichting. Evenals in zijn vier vorige „srillers" laat Ferdinandusse zich in zijn per siflage gaan met wanstaltige overdrijvingen van bestaande toestanden en talloze steken naar bekende personen. De iden tificatie van deze toestanden en personen is één van de aar dige kanten van het lezen van Ferdinandusse's roman. llnus Ferdinandusse: De bloedkora len van de bastaard; uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam.) Het paard Rudolf, door Imme Dros, verschenen in de Regen boogserie van uitgeverij Unie boek in Bussum, moet geschikt zijn voor kinderen van 9 tot 12 jaar. Een moeilijke leeftijd, om dat de kinderen zelf lezen en toch nog vrij snel kunnen strui kelen over moeilijke woorden en begrippen. Waardoor de kans bestaat dat het boek niet langer boeit en terzijde wordt gelegd. Het paard Rudolf verdient dit lot niet. De korte verhaaltjes, waaruit het boek in feite be staat, zijn geestig en vindingrijk geschreven. De schrijfster Is vermoedelijk uitgegaan van een vertellend en doorleefd paard, dat ook andere boerderij-dieren aan het woord laat. De wijze waarop het ver tellende paard wordt ingeleid, zou een reden kunnen zijn om het boek vroegtijdig weg te leg gen. De onderwijzende vertel trant van deze inleiding zal wei nig kinderen kunnen boeien, had ongetwijfeld directer, dus ster ker gekund. In de vertellingen zelf, vriendelijk geestig, verdwijnt de leerzaam heid goeddeels, om plaats te maken voor soms parelende fantasie. Hier en daar worden woordspelingen iets te vlug rechtgezet, maar dat zullen kin deren wel weer waarderen. (Imme Dros: ,,Ret peord Rudolf"; ultg. Unieboek. Bussum.) Bij het Bosmeer Twee Eelkes van Jaap ter Haar: „Bij het Bosmeer „en „Pup- pic", in de Eelke-serie van Hol- kema en Warendorf in Bussum. Eelke wordt terzijde gestaan door een lachende vader en moeder en vrolijk knapperende houtblokken. Eelke zelf komt nauwelijks aan het woord, om dat ook Maaike en Rinske lieve zinnetjes moeten spuien, gere gisseerd door auteur Ter Haar, die de prijs voor braafheid ze ker niet zal ontlopen. Twee Eel kes bij twee vorige Eelkes, die alle kunnen worden samengevat met oud-Hollandse spreekwoor den: eigen haard is goud waard, eerlijk duurt het langst, waar het klokje, spreken is zil ver, wie goed doet, oost-west etc. ven door cliché's, stomverve lend omdat vader zijn lesjes lachend, constant lachend ten beste geeft. Boekjes uit een ver geten eeuw, die misschien nog (Jaap ter Haar: „BIJ bet Bosmeer"; „Pimple"ultg. v. Holkema on Wa rendorf, Bunum worden gevraagd omdat de te keningen zo goed zijn. Want wat de illustrator Rien Poortvliet Keetschopper SjorS nog van de honingzoete tekst heeft kunnen maken, is uitste kend. Toch heeft deze Ter Haar een tweede druk bereik*. Dankzij het heerlijkste voorjaarsweer van de wereld, uitbundig flui tende vogels, de meestal lacheh- de vader, die ook ernstig kan zijn, wonderlijke volkjes en meer van dat soort, dat doet denken aan Jantje zag eens prui men hangen. Schoon Holkema en Warendorf in deze serie au- De Larense uitgeverij Sknrabec kan het heruitgeven van jeugd sentiment opwekkende strips kennelijk niet laten. Nu de 72 Kapitein Rob-verhalen van Ple- tcr Kuhn bijna volledig in boek vorm zijn verschenen, ls de uit geverij begonnen met een nieu we serie: de verhalen van „Sjors, voorzitter van de rebel lenclub". begin van de Sjors-verhalen nlel meer herinneren kon, en verrak- send voor wie de voorzitter var de rebellenclub steeds in gezel schap van de zwarte SJImmil ziet. In de oudste strips van Frans Piöt is Sjors een gewon' Hollandse jongen, die zijl streken uithaalt in een herken bure, alledaagse omgeving zonder uitheemse franje. Ook de aard van de uvonturen It nog heel anders dan in de luiert Sjors-verhalen. Alles speelt ziel af vlak bij huis, volgons h«* motto van het zogenaamdl Sjors-lied: „We schoppen grua| wat keet. doen niemand pijn m leed, maar als we kans zien, na men wij Je beet".. wnttter vnn Uitgeverij Sknrnby* „Sjor BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING -BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING - BOEKBESPREKING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 7