LEREN LEVEN NA EEN OORLOG
De machteloosheid van het onbegrip
ZATERDAG 11 MAART 1972
DEN HAAG In Nederland leven zeker nog enke
le miljoenen mensen voor wie de oorlog nog steeds
niet afgelopen is. Zij leven er voortdurend mee. Op
geregelde tijden worden ze wakker van afschuwelij
ke nachtmerries. Dan worden ze weer beschoten, of
afgeranseld, of opgebracht door de Sicherheits
Dienst. Als ze op de t.v. naar relletjes kijken, waar
bij de politie met knuppels, latten en pistolen de me
nigte tegemoet gaat, breekt het angstzweet hun uit.
Lezen ze toevallig een oorlogsverhaal, dan smijten
ze even later het boek weg, om dan weer over die
gruwelen na te denken, te praten. Voor hen is de oor
log al sinds 1940 bezig. Hij eindigt waarschijnlijk
nooit meer.
In Nederland leven zeker nog 40.000 mensen die op
de een of andere manier ernstig aangetast zijn door
wat zij tussen 1940 en 1945 meegemaakt hebben.
Hebben moeten doorstaan. Lichamelijk en geestelijk
telkens weer kapot, telkens weer op de rand van de
dood. De dood hebben zij ontmoet, maar de laatste
fatale seconde hebben ze nog levend doorstaan, om
daarna jarenlang telkens weer de dood te moeten
ontmoetenEn toch leven zij onder ons, die
40.000 meest getekende landgenoten.
Een afschuwelijke confrontatie tussen recht en ge
voel, tussen straf en barmhartigheid, tussen politiek
en menselijkheid was noodzakelijk om het ons weer
te herinneren. Voor die 40.000 meest getekende land
genoten is 27 jaar na de oorlog 1940-1945 nog
nauwelijks iets gedaan. In dit land, dat thans alles
op alles moet zetten, om de welvaart te verminde
ren, anders „gaan we er onderdoor, nietwaar".
Professor dr. J. Bastiaans, van de Jelgersmakliniek
in Oegstgeest: „Nog dagelijks ontmoeten wij terug
gekeerden: joodse landgenoten, ex-verzetslieden, en
ex-militairen, bij wie de vrije uiting van verdrongen
emoties en het verdrongen doorleefde onmogelijk is.
Soms willen ze zich niet uiten, maar meestal kunnen
ze het niet: of omdat hun persoon is aangetast, of
omdat er op uitingen nog steeds de straf staat van
discriminatie, uitstoting uit de eigen vertrouwde ge
meenschap. Therapeutisch is er wellicht een en an
der te doen. Maar ook in het algemeen klimaat is te
handelen. Willen we geestelijke verstarring doorbra
ken, dan zal een bepaald klimaat nodig zijn en dat
is onder meer: zekerheid bieden, financiële zeker
heid, zekerheid van begeleiding en behandeling voor
de slachtoffers en hun gezinnen bijvoorbeeld
Wat is voor een oorlogsslachtoffer anno 1972 nog
steeds de ergste vorm van wreedheid? „Intens niet te
rechtvaardigen lijden dat niet tot uitdrukking kan
worden gebracht"
En daarmee zitten enkele miljoenen Nederlanders
regelmatig, daarmee worstelen zeker 40.000 Neder
landers nog dagelijks. Nu al 27 jaren lang.
Kort na de hoorzitting sprak ik een van de aanwezi
gen in de Tweede Kamer, die zich, zoals hij daarna
noemde, op de tribune had laten gaan. Hij
schreeuwde toen, schold en zakte tenslotte luid hui
lend in elkaarHij schaamde zich daar later
over, vertelde hij. Niet omdat hij als grote kerel in
het openbaar had zitten huilen, maar omdat „de men
sen die het zelf niet meegemaakt hebben het nooit
zullen kunnen begrijpen." Daarin ligt onze machte
loosheid, dat wij elkaar zelfs niet in ons diepste
leed, in ons innerlijk leven niet, of niet meer,
kunnen begrijpen. Dat is, wat professor Bastiaans
noemt, de discriminatie waarvan de nog levende
oorlogsslachtoffers verschrikkelijk te lijden hebben.
Lees daarover de documentatie „Leven na een oor
log", uitgegeven door het Nationaal Centrum voor
Geestelijke Volksgezondheid i.o. te Amsterdam (ver
krijgbaar voor minimaal 2 gulden).
Daarom zal de meest eenvoudige daad van recht
vaardigheid nu moeten zijn: Nu eindelijk voor de
oorlogsslachtoffers zorgen; financieel, lichamelijk en
geestelijk. Dan maar een wat groter tekort op de-
rijksbegroting Het kan zo niet langer, willen we
tenminste niet een nooit meer af te lossen schuld op
ons laden.
T. v. d. HOUTEN.
Op de dag van het kamerdebat
over vrijlating van „de drie",
hing hij plotseling aan de tele
foon. „Kom gauw eens praten"
klonk zijn stem, bijna dwingend
haast. Voor de rest bood zijn
emotionele betoog weinig hou
vast nog. „Het rozentuintje" en
„de laars van Kotalla" waren
ongeveer de enige begrippen die
iets voor me betekenden. Niette
min, een snelle autorit, en dan
zit hij tegenover me. Trillend
van Ingehouden spanning, opge
kropte emotie. Zijn betoog: een
grote alleenspraak, slechts on
derbroken voor het opsteken van
weer een nieuwe sigaret. Stuk
voor stuk worden ze met een
paar gulzige trekken opgemaakt.
Het duurt drie uur alles bijeen.
- „Gisteren ben ik voor de zoveel
ste keer bij mijn arts geweest.
Het wordt nu tijd om eindelijk
eens te praten, heeft hij me ge
zegd. Toen ik over de tv dat ge
schreeuw hoorde rond de drie
oorlogsmisdadigers van Breda,
toon kon ik het niet meer voor
me houden. Dan ga ik me erge
ren, dan gaan mijn stekels weer
omhoog, ofschoon ik altijd in
alle talen gezwegen heb over
mijn oorlogstijd. Waarom? Och,
wat hebben de mensen ermee te
maken.
Het waren dingen die niemand
aangingen tenslotte. Tot voor en
kele maanden terug wist zelfs
mijn vrouw er amper iets over.
Mijn schuilnaam Hans van Ga
len. ze heeft hem nooit gekend.
Alles heb ik na die bezetting uit
mijn geheugen moeten bannen.
Maanden hebben ze me in
Utrecht verpleegd. De professo
ren, Sillevis-Smit, Nuboer en
Romkes, wilden dat ik alles ver
gat. Om weer een normaal
mens te worden heette het.
Zij wisten natuurlijk ook niet be
ter toen. Maar achteraf is dat
misschien wel mijn grootste fout
geweest. Er waren meer rede-
- nen om te zwijgen over het tijd
perk '40-'45. Ze hebben me mijn
sympathieën voor de Raad van
het Verzet kwalijk genomen. Er
zaten communisten in die groep
en dat gaf te denken. Voor mij
maakte dat niet het geringste
verschil, ook al dacht ik zelf
dan anti-communistisch. Laat ze
gerust meewerken, redeneerde
ik. Er waren mensen te weinig
Onder andere deze kwestie
bracht met zich mee dat ik niks
meer wilde horen en weten van
die illegaliteit. Zodra ik merkte
met welk een mentaliteit je te
doen kreeg, leek het me al di
rect beter er maar het zwijgen
toe te doen. Kijk, ook in het ver
zet waren we niet zulke lieve
jongens. Er gebeurden heus wel
dingen waarvan ik me nader
hand ben af gaan vragen of ze
wel door de beugel konden, of er
in bepaalde gevallen wel juist
en rechtvaardig gehandeld werd.
Je raakte wel eens bij dingen
betrokken die mensonterend ge
noemd mochten worden. Ver
dachten we iemand van samen
spel met de S.D. dan sprongen
wij er ook niet zachtzinnig mee
om. Terwijl later bleek dat wij
hei soms bij het verkeerde eind
hadden.
Natuurlijk, het is gepraat ach
teraf en dit soort zaken kun je
moeilijk los van de historische
achtergrond beoordelen. Maar
hel denkbeeld rekenschap af te
moeten leggen van al mijn doen
en laten, leek me allerminst
aanlokkelijk bij lui die je al
scheef aankeken wanneer ze
hoorden dat je het met commu
nisten hield. Laat anderen dan
maar de held uithangen heb ik
gedacht. Ik verlang geen helden
dom. Ik hoef geen meelij of
dank-je-wel.
Dat er nu mensen rondlopen
met lintjes die ze eigenlijk niet
verdienen is weer een heel ande
re zaak. Ik denk maar zo: mis
schien hadden zij ze wel nodig
om zichzelf terug te vinden. Dan
is het misschien maar goed dat
men hen niet vergeten heeft.
Persoonlijk geloof ik trouwens
niet in onze moed of heldhaftig
heid. Dat we in het verzet gin
gen, kwam uitsluitend door onze
angst voor het verlies van dat
kleine beetje leven en vrijheid
in Nederland.
„En nu is dan alles in rep en
roer over de vraag of na 27 jaar
niet het ogenblik gekomen is om
ook de laatste drie oorlogsmis
dadigers vrij te laten. Waarom
moeten daar nou zoveel woorden
over worden vuil gemaakt? Het
maakt je onpasselijk. Ik heb
i den lijve met dat tuig te
doen gehad, tenminste met Ko
talla.
Een jaar lang was ik aan zijn
goede zorgen toevertrouwd in
kamp Amersfoort. Van wat er
op kampgebied bestond was hij
inderdaad het meest berucht.
Een geboren misdadiger. Als het
Nazidom hem niet in de gele
genheid had gesteld zijn sadis
me bot te vieren, dan zou hij
ongetwijfeld toch op het crimi
nele pad terecht gekomen zijn.
Onvoorstelbaar, zoveel beestach
tigheden hij op zijn naam heeft
staan. Het uitdelen en bedenken
van de meest zinloze straffen,
dat was zijn lust en zijn leven.
Toch, wanneer men mij nou
vraagt of deze man met zijn
truwanten in vrijheid moet wor
den gesteld, dan zeg ik volmon
dig ja. En liefst zo gauw moge
lijk. Dan zijn we tenminste ein
delijk verlost van dat volk. Ik
kan me voorstellen dat anderen
- de joden met name - er an
ders over denken. Zij zaten ten
slotte al langer onder de knoet.
Zij hebben meer te verduren ge
had. Dan kan ik me indenken
dat er uit overtuiging gezegd
wordt: Laat zitten die drie.
Maar waarom? Wat is de zin?
Voor mij hoeft het niet, echt
niet Laten we het alleen geen
gratie noemen. Gewoon wegstu
ren. Als ongewenste vreemdelin
gen de grens over. Begenadi
gen? Nee, nee, nee en nog eens
nee. Dat hebben ze niet ver
diend. Voor mij is er maar een
gegronde reden om die gevan
genschap te beëindigen: ze heb
ben nou onderhand lang genoeg
van ons gevreten. Alsjeblieft, la
ten we er geen woorden meer
aan spenderen.
Waarom moet toch telkens weer
alles op zijn kop worden gezet?
Laat ze verdwijnen. Ik zal er
geen vinger naar uitsteken. Ze
zijn me gewoon te min dat ik ze
bekijk.
Maar wat ik wel zou willen vra
gen: wordt het zo langzamer
hand niet eens tijd dat onze ka
merleden zich eens wat meer
gaan bekommeren om de slacht
offers, niet alleen die van de
drie maar die van de hele oor
log? Die voorwaarde zou ik wel
willen stellen bij mijn pleidooi
voor vrijlating. Misschien is het
immoreel en onfatsoenlijk, zo'n
koppelverkoop. Hét kan mij niet
schelen. Want er moet iets ge
beuren. Af er. toe bekruipt me
het bange gevoel dat in die ka
mer niet iedereen oprecht is. Ik
bespeur een grote huichelachtig
heid hier en daar. In plaats van
nu al die drukte te maken, kon
hun aandacht zich maar beter
richten op de mensen die inder
tijd in letterlijke of in figuurlij
ke zin de klappen gekregen heb
ben. Zij dreigen vergeten te
worden, terwijl het toch de cate
gorie is die de meeste steun ver
dient. Want waar zouden de re
geerders van dit ogenblik zijn
als er toen geen mensen in het
verzet waren gegaan?"
„Gastvrijheid"
In deez' bajes zit geen gajes,
maar Hollands Glorie potverdo
rie." Hoe vaak zou deze slogan
via radio Oranje zijn toegeroe
pen aan het Nederlandse volk?
Ieoereen wist wel dat het ging
om het beruchte Scheveningse
Oranjehotel. Ook ik heb er een
poos gastvrijheid genoten, maar
aan de waarheid van die leus -
toch naar ons geroepen uit
naam van de koningin - ben ik
later wel gaan twijfelen. Als het
maar geen loze kreet is ge
weest.
Ik heb het me zo vaak al afge
vraagd. Tijdens iedere slapeloze
nacht. De laatste 2jaar voor
al. Want toen is het gebeurd.
Zomaar op een willekeurige dag.
Ik doe mijn werk, voel ergens
een pijnscheut en grijp naar
mijn nek. Sindsdien is het voort
durend erger geworden. Van de
ene dokter naar de andere ge
stuurd. Om er moedeloos van te
worden. U bent overwerkt, zeg
gen ze eerst. Een jaar lang
blijft het sukkelen. Nu eens zus
proberen, dan weer zo. Tenslotte
zijn er de foto's en de vraag:
heeft u ooit een auto-ongeluk ge
had? Ik weet van niks. Dat
moet, wordt me gezegd. Bescha
digde nekwervels, een kromme
ruggegraat, een scheve heup -
spreken duidelijke taal.
Ineens herinner ik me dan de
oorlog weer. Hadden de dokto
ren niet eerst gezegd: Vergeet
die tijd? Het vonnis luidde on
voorwaardelijk. Werken werd
me zo goed als verboden. Een
volkomen gammel bottenstelsel.
Om me een inzicht te verschaf
fen in mijn situatie, merkte
mijn dokter nog op: U moet het
zien alsof u negentig bent, al
leen nog niet dood. Aan duide-
lijkneid laat zo'n uitspraak niets
te wensen over. Alsof je door de
grond heen gaat. Hoe moet het
dan verder met mijn zaak, flitst
het door je heen. Ze hebben
makkelijk praten, de doktoren.
Eenenvijftig ben ik nu, en er is
pensioen aangevraagd bij de
Stichting '40-'45. Maar het duurt
allemaal zo lang. Net de martel
gang van Kromme Lindert zeg
ik hier weieens. Die traagheid
hij het afwikkelen van alles, hel
knaagt aan je. Ook die keurin
gen, een voortdurende kwelling.
Ze vragen je de huid van hel
lijf. Het lijkt wel een soort ver
hoor. Daarom ook steekt zo'n
leus van Radio Oranje me. Dit
behandeling soms, het heeft er
verdaoht veel van weg alsof we
toch tot het gajes behoren. Er-
als je dan ziet met hoeveel1
egards ze de drie behandelen..,
Nee, in plaats van nu zo te
schreeuwen over dat tuig moes
ten onze volksvertegenwoordi
gers eerst maar eens een grow
kamergeveoht spenderen aar
hun oorlogsslachtoffers. Die pro
cedure moet veel sneller wor
den. Mensen wier totale geest is
vernield, moeten net als in dt
oorlog weer bidden en smekm
om iets gedaan te krijgen. Zo
lijkt het wel althans. Beseften
de kamerleden maar eens dal
het hun taak is om te zorgen
dat oorlogsslachtoffers zo snel
mogelijk financieel gesteund
worden als er schade aan 'Ij
licht komt. Nu kunnen ze ten
minste nog wat genieten van
hun geld. Maar wie garandeert
hun dat het morgen ook nog jo
zal zijn? Daar ligt niemand van
de heren parlementariërs wak
ker om. Er zijn lui die toen
klappen hebben gehad, maar nu
pas over de kling gaan. Moeten!
ze dan voor de tweede keer ten'
onder gaan? Moeten ze dan op
nieuw door het slijk voor er iets
ondernomen wordt? Terwijl
het toch een hele geruststel
ling en ontspanning kon beteke
nen als je over de financiële;
kant van de zaak geen zorgen
hoefde te hebben.
Het gaat hier heus niet alleen
om mijn persoon. Ik zou me wel
proberen te redden. Beklaag me
niet. Als ik zie en hoor hoe an
deren eraan toe zijn, dan prijs
ik mezelf gelukkig. Ik durf al
leen niet meer in een lift als er
niemand bij is. Dan voel ik me
opgesloten. En wanneer er ie
mand - al is het maar per onge
luk - met deuren slaat, dan
schiet ik uit mijn slag. Teveel
deuren al zijn er achter me
dichtgeklapt vermoedelijk.
Maar voor de rest gaat het ei
genlijk nu nog wel - als je de
dagelijkse pijn in die botten ten
minste niet telt.
-