AAN DE LEDEN VAN ST. ELOY KATHOLIEKE BOND VAN WERKNEMERS IN HET METAAL- EN HET ELEKTROTECHNISCH BEDRIJF EN AANVERWANTE BEDRIJVEN %t£Loy VAKBOND VAN HET NEDERLANDS KATHOLIEK VAKVERBOND Voor de nlet-materiële punten; vakbondsdelegatie In de onderneming en sociaal beleid Is nu een redelijke basis voor overeenstemming aanwezig. De stroom van berichten en niet minder ook van geruchten over de gang van za ken rond de c a o.-onderhandelingen in de metaalindustrie zal velen van u in ver warring hebben gebracht. Daarom willen wij u langs deze ongebruikelijke weg in het kort informeren over wat er nu werkelijk aan de hand is. Daar is dan allereerst het aan het adres van onze voorzitter gerichte verwijt, als zouden door hem geheime onderhandelingen met de werkgevers zijn gevoerd. De werkelijkheid is dat tijdens de c.a.o.-onderhandelingen er een scherp per soonlijk conflict is ontstaan tussen de werkgeversvoorzitter Prinsen onze voorzit ter, een conflict dat op dat moment niet kon worden opgelost. De afspraak is toen gemaakt dat hierover een persoonlijk gesprek tussen beiden zou plaatsvinden. Nadat de besprekingen waren afgebroken heeft dit persoonlijk gesprek plaats gevonden. Aan het einde daarvan heeft Brussel nogmaals zijn verbazing uitge sproken over de onbegrijpelijke houding van de werkgevers. Daarbij heeft hij opnieuw en uitsluitend een duidelijke toelichting en motivering gegeven van de voorstellen zoals die door Groenevelt tijdens het informeel voorzittersoverleg, namens élle werknemersvoorzitters aan de werkgevers werden gedaan; aange vuld met het door Groenevelt vergeten voorstel met betrekking tot de herstruc turering van het Bedrijfspensioenfonds. Naar aanleiding daarvan heeft nieuw beraad in werkgeverskring plaatsgevonden, waaruit verdergaande voorstellen van werkgeverszijde zijn voortgevloeid. Deze aan Brussel gedane mededeling is door hem nog diezelfde avond in het werknemersoverleg medegedeeld. Daarbij is door Groenevelt waardering uitgesproken over het feit dat ook dit gesprek was berrut nog eens duidelijk de werknemersvoorstellen toe te lichten en te motiveren. Een uitspraak, die door hem ook later is erkend. Dat is dus wel wat anders dan de latere perspublikaties, waarin de suggestie klinkt als zouden er geheime onderhandelingen hebben plaatsgevonden. Laten we echter dit „incident" verder maar vergeten en ons bepalen tot de zaak waar over het nu werkelijk gaat. DE VOORNAAMSTE VOORSTELLEN waarmede de gezamenlijke vakbonden in de Metaalindustrie de onderhandelin gen in gingen, waren: Omdat naast de overeengekomen reële loonsverhoging op 1 januari 1970 van 2,75%, de 400,— in de lonen zijn verwerkt, kan niet gezegd worden dat het ver schil tussen de 6% en de 8,3% ertoe geleid heeft dat ons uitgangspunt voor de c.a.o. 1969-1970 een reële loonsverbetering van 2,75% per jaar werd aangetast. De vakbonden hebben daarom bij monde van A. Groenevelt aan de werk gevers medegedeeld, om voor de inmiddels nu berucht geworden 2,3%, op enigerlei wijze een compensatie te willen hebben in de niet loonsverhogen de sfeer. DE PENSIOENVOORZIENING Door het bestuur van het Bedrijfspensioenfonds Metaalindustrie is een herstruc turering opgezet van de pensioenvoorziening. Door vooruit te lopen op de ko mende verhogingen van de A.O.W. ziet het pensioenfonds kans om verschillende belangrijke pensioenverbeteringen door te voeren tegen vooral voor de laagst betaalden aanmerkelijk lagere premies. Omdat de werkgevers tevens een wijziging in de premieverdeling voorstelden die voor de hogere inkomens nadelig zou kunnen werken, moest over deze zaak bij het c.a.o.-overleg overeenstemming worden bereikt. HOE REAGEERDEN DE WERK GEVERS OP DE VOORSTELLEN VAN DE GEZAMENLIJKE BONDEN? Het zal u bekend zijn dat met de werkgevers geen goed garen te spinnen was. Op onze voorstellen werd bijna over de hele linie nee gezegd. Er was eigenlijk maar één ding wat de werkgevers wilden, dat was 1 loonsverhoging op 1 januari 1972 en verder niets dan een bijsturing per 1 juli 1972 van maximaal 3%. Na moeizaam onderhandelen waren de werkgevers zo ver dat ze naast de 1 nog 0,4% vakantietoeslag plus verdere optrekking van de minimumvakantietoeslag tot 75,— per maand en een bijsturing in 1972 van maximaal 6% wilden geven. Op de materiële punten zal er nog wat moeten gebeuren om heropening van de onderhandelingen mogelijk te maken. Het bedrag voor het Metaalfonds moet hoger. Naast de prijsaanpassing tot maximaal 3,5% op 1 juli 1972, moet 0,5% loonsverhoging komen voor het nadelig verschil van 1971. De minimum-vakantietoeslag brengen op 82,— per maand vinden wij een belangrijke zaak. Door de haast waarin ieder verkeert omdat de werkgevers naar een vergadering moeten, vergeet Groenevelt die de werkgevers dit mededeelt, nog te zeggen dat ook de pensioenzaak per 1 januari 1972 volgens ons moet worden geregeld, 's Avonds laten de werkgevers telefonisch weten dat aan de verlangens van de vakbonden niet tegemoet kan worden gekomen. De andere dag vindt het persoonlijk gesprek tussen Prins en Brussel plaats. Zo als boven al aangegeven wordt dit aanleiding voor de werkgevers om zich nog eens weer te bezinnen. Daags na Kerstmis laten ze telefonisch weten nu tot het volgende bereid te zijn: Per 1 januari 1972 een loonsverhoging van 1,5% Per 1 juli een maximale bijsturing van 3,5% Daarnaast een extra loonsverhoging per 1 juli 1972. 0,5% Per 31 december 1972 een bijsturing die samen met de bijsturing van 1 juli maximaal zal bedragen 6,5% De vakantietoeslag kan met 0,4% omhoog. De minimum-vakantietoeslag kan naar 78,— per maand. De vakantie kan met 1 dag worden uitgebreid en de bijdrage aan het Me-, taalfonds naar 15,— per werknemer. En de werkgevers zijn bereid de verbeterde pensioenregeling op 1 januari 1972 met terugwerkende kracht te laten ingaan. arbeidsvoor wa arden ver betering van 3%, deze zou moeten bestaan uit: Een loonsverhoging op 1 januari 1972 van 1,7% Optrekking van vakantietoeslag met 0,6% Verhoging van de minimum vakantietoeslag tot 82.per maand 0,2% Verhoging van de bijdrage van de werkgevers aan het fonds waaruit de metaalbonden uitkeringen geven aan hun leden 0.4% Diverse kleine verbeteringen 0,1% Totaal 3,0% Hiernaast wilden de bonden nog praten over vakantie-uitbreiding en werktijdverkorting. o een aanpassing van de lonen aan de stij- ging van de prijzen op 1 jul11972 en 31 de cember 1972. Over de te verwachten prijsstijgingen gaven de gezamenlijke bonden als hun mening dat bij onze gematigde looneisen de prijsstijging in 1972 tot 6% beperkt zou kunnen blijven. Dit percentage zou nog lager worden als ook de werkgevers en andere inkomentrekkers tot de matiging zouden bijdragen. Onder bepaalde voor waarden waren de bonden bereid om voor het eerste1 :°o prijsstijging geen looncompensatie te vragen. 3 meer mogelijkheden van meepraten door de vakbondsleden in de onderne ming, over de arbeidsvoorwaarden en het sociale beleid. De vakbonden willen de mogelijkheid voor de leden om zelf hun onderhan delingsdelegatie te kunnen aanwijzen, in geval in de onderneming onder handeld moet worden over zaken waarvoor het overleg in de c a o. is ge delegeerd naar de onderneming. De vakbonden wilden de werkgevers verplichten een sociaal jaarverslag op te stellen. Dit zou dan op aanvraag aan elk personeelslid moeten wor den verstrekt vóórdat het in de ondernemingsraad wordt besproken. De vakbonden willen een aantal faciliteiten om de vakbeweging in de on derneming te kunnen laten functioneren. naast de c.a.o.-voorstellen kwamen nog twee andere punten aan de orde namelijk: A. de prijsontwikkeling in de periode 15 oktober 1970 tot 15 oktober 1971. B. de pensioenvoorziening. DE PRIJSONTWIKKELING IN 1971 Van de prijsstijging die in de periode 15 oktober 1970 tot en met 15 oktober 1971 8,3% heeft bedragen werd 6% gecompenseerd door een loonstijging van 3% op 1 juli 1971 en van 3% op 1 januari 1972. WELKE CONCESSIES WILDEN DE GEZAMENLIJKE VAKBONDEN DOEN? Voorde prijsstijging In 1971, stelden wij de werkgevers voor om onze claim in te ruilen voor de aanvaarding van het voorstel om de werkgeversbijdrage aan het metaalfonds met 0.4% te verhogen. Toen de werkgevers daar ook nee op zeiden stelden we voor om na 1972 de toekomstige herverdeling van de pensioenfonds premie, indien deze tot hogere lasten zou leiden, daaruit te compenseren. Wij boden aan om de maximering in de bijsturing in 1972 op 6,5% te aanvaarden. Dit als de werkgevers bereid waren de afspraak te maken dat eventuele hogere prijsstijgingen op niet loonsverhogende wijze zouden worden gecompenseerd. Bijvoorbeeld door een uitkering-ineens. De vakbonden wilden afzien van werktijdverkorting in 1972. De vakbonden waren bereid om de verhoging van de bijdrage aan het vakbonds fonds te halveren. De vakbonden wilden genoegen nemen met een aanbeveling in de c.a.o. over de vakbondsdelegatie in de onderneming en over het sociaal beleid. De werkgevers bleven echter onverzettelijk. De vakbonden besloten toen het gesprek af te breken. Een beroerde consequentie hiervan was dat het bestuur van het Bedrijfs pensioenfonds nu niet kon beslissen over de nieuwe pensioenregeling met als gevolg: verschillende gepensioneerden en weduwen die In 1972 verhoging van de uitkering tot 900,per jaar zouden hebben gekregen, komen in de kou te staan. belangrijke verlaging van de pensioenpremie die bijvoorbeeld iemand met een jaarinkomen van 12.000,— meer dan 2,5% voordeel zal opleveren, gaat niet door. INFORMEEL OVERLEG Ondanks het afbreken van de onderhandelingen kwam er toch langs informele weg een gesprek tot stand Eerst tussen Groenevelt en Prins. Later tussen alle voorzitters van de werknemers- en werkgeversorganisaties. Er kwam beweging in het werkgeversfront. Over de zaak van de vakbondsdelegatie in de onderneming en het sociaal beleid bleek men nu bereid om op onze concessies in te gaan. De loonsverhoging kon een T?% hoger worden. De werkgeversbijdrage aan het metaalfonds zou van 10,— per werknemer naar 14 gaan Maar de verbetering van het Bedrijfspensioenfonds moet blijven zitten. Dit voor stel kon het voor de voorzitters van de werknemersbonden niet zijn. De voorzitters beraden zich met elkaar en delen de werkgeversvoorzitters mee: Na deze mededeling van de werkgevers gaat men zich in de bonden beraden over dit aanbod. De beslissing die genomen moet worden is niet gemakkelijk. De werkgevers zijn wel een eind gekomen maar hebben toch niet overal ja op ge zegd. Maar als we het rijtje naast elkaar zetten dan blijkt dat we: 1,7% loonsverhoging hebben gevraagd. We krijgen nu 1,5%. De verhoging van vakantietoeslag is geen 0.6% maar 0.4% geworden. De verhoging minimum-vakantietoeslag geen 82,— per maand maar/78,— Ook willen de werkgevers zich niet vastleggen-om als de prijzen in 1972 onver hoopt met meer dan 6.5% omhoog gaan dat dan in de niet loonsverhogende sfeer een oplossing moet worden gevonden. De verhoging van 0,5% per 1 juli voorde prijsontwikkeling in 1971 komt wel over een met waartoe de gezamenlijke vakbonden reeds in het officiële c.a.o.- overleg bereid waren. Een ding was nu wel duidelijk: als we de verbetering in het Pensioenfonds wilden redden voor 1972 dan was dit de laatste kans. Mochten we de pensioentrekkers en de weduwen in de kou laten staan? Moesten we het belangrijke premievoordeel voor de laagst betaalden laten vallen? Als we gingen rekenen dan bleek dat bij een jaarloon van ƒ11.000,— het extra voordeel uit de minimum vakantietoe slag en het premievoordeel een extra verhoging van bijna 4% betekent. Mochten we dat laten zitten omdat de bijdrage van de werk gevers aan het Metaalfonds te laag was, of voor het onzeke re element van het maximum in de bijsturing? „Nee" zeiden de onderhandelaars van St. Eloy en „nee" zei ook Centraal bestuur. Als we een c.a.o. voor 1972 afsluiten, dan kunnen we op het eind van het jaar over de bijdrage aan het Metaalfonds op nieuw gaan praten. Indien nodig ook over de prijscompensatie. Daarom besloten we „ja" te zeggen tegen de werkgeversvoorstellen. We willen de laagstbetaalden niet bloot stellen aan een avontuur waarvan ze nu al leen maar de dupe kunnen worden. De komende dagen zult u, leden van St. Eloy, over dit beleid uw oordeel moeten uitspreken. We zien dit oordeel met vertrouwen tegemoet. CENTRAAL BESTUUR VAN ST. ELOY t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 14