CAFE EYLDERS Kroeg lopen van Bloem tot (provo Z opvangcentrum voor artiesten VRIJDAG 31 DECEMBER 1971 rat is natuur nog in dit land? d stukje bos ter grootte n een krant, n heuvel met wat villaatjes I Deze regels zijn niet ontleend aan een pamflet van een actie groep voor milieubescherming, maar werden door de in 1887 ge boren dichter Jacques Bloem ge- ichreven en wel in het gasten- i café Eylders bij het Amsterdamse Leidseplein - dat lonkerbruine etablissement, daarvan half Nederland weet dat je er zo lekker artiestje kunt tijken. Deels kroeg, deels soos, deels sociaal opvangcentrum xelfs heeft café Eylders zich in iet hoofdstedelijke uitgaansleven een plaats op eenzame hoogte reroverd. Daarover is thans een boekje opengedaan, want stich ter John Eylders heeft, 70 jaar oud, zijn memoires op schrift gesteld en ze rijkelijk gelar deerd met snippers uit zijn unie- ke gastenboek. Tekeningen van Sierhuis, Bantzinger, Wiegman, in een verloren moment achter een pilsje gemaakt en meteen weer vergeten. Een paar noten balken met een kleine composi tie van Lex van Delden. Gedich- iit officieel uitgegeven, Jac van Hattum, A. Marja, [p^'Ic Buddingh, Max Dendermonde, Gerrit Kouwenaar, M. Vasalis, Bernlef, Adriaan Morriën, Ed Hoornik, Mies Bouwhuis aan de bar of de stamtafel neerkrabbel den om er nooit meer naar om te kijken. Dit juweeltje van Ber- tus Aafjes bij voorbeeld zou hij het zich nog herinneren? Er zijn vele wegen, maar de juiste weg Is de weg ertegen; niet de weg eronder, dat is onderkruiperij; t de weg erover, dat is pluimstrijkerij, maar de weg ertegen, tegen alle wegen in en dat is van de wijsheid oog maar het begin. Men zou bijna wensen dat het gastenboek van café Eylders nog eens een integrale uitgave :ou mogen beleven. Het lijkt een document waaruit veel te leren valt over het artistieke leven in Nederland. Voorlopig echter zul len we het moeten doen met de door Bruna op de markt ge brachte, ln Amsterdam onstui mig ten doop gehouden memoi res van John Eylders - de man kunstenaars verzamelde zoals een ander bierglazen. En ook dit boekje is al uiterst leer zaam. Deze passage bij voor beeld die teruggrijpt op 1952 en die de prachtige, tragische bohé mien Gerard den prubander tot Onderwerp heeft. "In die tijd ging ook Gerard den Brabander hard achteruit. Hij was niet te verzadigen met jenever. Ver schrikkelijk. En denkt u nu niet in kroegbaas John Eylders, geschilderd door Viktor L die „de tegendraadse Amsterdammer" optekende. dat ik hem maar bleef schen ken. Hij bestelde meestal een driedubbele borrel met een cola. Dan kreeg hij een cola met één borrel en twee glaasjes water. Hij merkte het niet eens meer." Sarcastisch Over zijn eerste kennismaking met Den Brabander herinnert John Eylders zich: "Toen hij bij ons kwam, had hij zich van een provinciaal postambtenaartje kunnen ontwikkelen lot een dich ter, sterk sociaal bewogen in zijn werk, na de uitgave van zijn eerste bundel 'Vaart' opgenomen in de kringen van dc Amster damse dichters. Het Leidseplein werd toen zijn terrein, van de kunstenaarssociëteit De Kring tot mijn eigen café. Wanneer hij 's morgens om elf uur de zaak binnenkwam, haalde hij eerst een kam door zijn golvend haar, pakte dan een nagelvijltje waar mee hij voorzichtig, onder de ta fel. zijn nagels behandelde. Hij dronk daarbij een kopje koffie. In zijn hart was hij een lieve, goedaardige, fijne kerel. Maar hij kon ook, vooral met drank op. een lastige vent zijn, dik wijls onmenselijk sarcastisch En vooral als hij dronken was, werd iedere -vrouw voor hem een hoer. En dat alles had wel zijn achtergronden. Hij had Dien, een erg lieve vrouw, maar die volgens zijn verhalen aan besneden kop was jarenlang een vast meubelstuk in het café en bereidde de artiestenkijkers veel vreugde door precies te voldoen aun de voorstelling die zij zich in hun provincieplaatsen van een kunstenaar hadden ge maakt. Maar ook de andere gro ten van de Nederlandse litera tuur passeren ln een lange vaak raak getekende rij de revue. Zo schrijft hij "Onder de oudere dichters was Jacques Bloem een van de meest beminnelijke en charmante mensen. Hij zut daar met zijn kale muizehoofdje en dronk zijn borreltje op een ma nier waarbij zijn lippen naar vo ren tuitten en hij zijn glaasje met kleine slokjes zichtbaar ge noot. Hij keek daarbij rustig om zich heen, met glimmende, la chende oogjes die alles in zich opnamen. Hij had iets volstrekts ontwupenends en ul het agres sieve leek hem vreemd te zijn. De andere grote dichter van zijn generatie. Adriaan Roland Holst Janie voor zijn vele vrienden, de vriendinnen niet te vergeten kwam maar zelden in mijn zaak. Hij was een heel andere figuur, gereserveerd, met een bepaalde aristocratische hou ding. Zijn gezicht had iett dut tegelijk vergeestelijkt, vermoeid en. vooral door de mond, sen sueel was. Als hij sprak, was het deftig en dichterlijk tegelijk. Hoewel hij in mijn zaak vooral een rustige, bijna onopvallende man wat, kon je voelen dut hij eigenlijk ver weg was in zijn dorp Bergen, bij de duinen en de zee." Ook de volgende dichterlijke garde was kind aan huls In het immer schemerdonkere café. I-.yldara over Bertus Aafjes "Hij wus in mijn Amsterdumse jaren een van mijn meest trou we gasten, samen met zijn vrouw Poesje. Hij wat altijd rustig in zichzelf gekeerd en kon zijn biertje drinken op een ma nier van rustig kijken, zijn nek een beetje schuin naar rechts gedraaid, zijn hoofd op zijn rechter schouder. Totdat Poesje kwam om hem zo zoetjes uan mee te nemen, die zelf eerst wnt dronk, waarna Bertus dun met zijn Poesje verdween". En oen puur regels verder "Dan zie ik Bert Voeten binnenkomen met zijn kleine snorretje en zijn ma gere smoeltje. Ik vond hem al tijd een beetje op een danseur, •■••n soort berocpsballroomdunsrr lijken, zo lichtvoetig uls hij erbij liep. Vöor mij een vriendelijke, Oorlogsjaren Maar ook veel verder guun de vuok amusante herinneringen van John Eylders terug. Naar de oorlog bijvoorbeeld waarover dit citaat: "Don was er in die dagen Ko van Dijk, de toneel speler, die van zijn woning In de Vondelstraat een soort clandr* tien Grand Gulgnol 1 heuler had gemaakt. Om beurten gingen wij als sluipmoordenaars naur binnen totdat er zowat een mun of deftig verenigd waren. De en treeprijs bedroeg een kaars, een Hél K.éh..rtivAHOjt lNCKT art*. Dit wim A**r\cHé P**m W<t*re euiCtlxiwc vtkHtuwr XKH Hé» u»#vé uoc In een verloren uurtje achter een borrel maakte Matthieu Wiegman in het gastenboek vun Eylders een kersttekening. paar aardappelen, wat boter, koffie, korl en goed olies wat schaar. was en geld kostte. Elly van Stekelenburg opende met een gongslag de voorstelling, net als bij een echt theater. Ko van Dijk zat dan In het pikkedonker achter een tafel, met alleen links en rechts van hem een brandende kaars. Hij droeg dun eerst voor ,Het Verraderlijke Jon van Herwijnen die zijn inspiratie placht te zoeken m «jUohoiije., maakt, aan d, .tamtold van EyWon d,i, voor het gastenboek. mijn echtgenote Cor en mij Iets met een andere schrijver hud gehnd waaraan hij een haat te- genover vrouwen had overge houden. Toch moet hij van Dien erg veel hebben gehouden. Wat hij ook deed. met welke vrouw hij het ook aanlegde als hij dronken was. bleef bet toch weer Dien die hem thuis opving, hoe onmogelijk hij ook kon zijn." En sven verder deze tragi kom i schc anecdote. "Eens was hij uitgenodigd om nuar df Russi sche ambassade in Den Hang te komen naar onnleldlng van zijn oeuvre. Hij had met zijn vrouw Dien afgesproken In mijn café. Dien kwam hem halen. Ze was er wat men noemt helemaal op gekleed, netjes opgedoft nis de dame die V was. altijd. Gerard den Brabander zag er irgenop om naar de ambassade te moe ten gaan. want hij was uiteinde lijk in wezen een klein, vtrlegen mannetje Hij was die middag al weer half dronken en had Zijn gebit in zijn znk gestopt. Hij zei tegen Dien: 'Ik ga niet. wam ik heb mijn gebit vergeten' Dien af. met haar zachte, treurig kll- kende ree-oger. geslagen voor de zoveelste maal in haar leven. Ze ging de deur uit. Gerard lal lend achterlatend." Kaal muizehoofdje Den Brabander krijgt relatief veel aandacht in dc memoires van John Eylders. Begrijpelijk, want de dichter met zijn wappe rende zilveren haar en zijn fel Hart' van Edgar Allan Poe en ik meen dm hl) daarna ul» twee de 'De Wlsselwachtrr' v,m lln man HeIJcrman» voordroeg. Ko, hoe dikwijl* hebben wij kc"""1- mijn lieve Cor en Ik en vele un deren in je huis terwijl bullen de zware laarzen van de bezet- ters weerklonken. Ko. wal |e toen gebracht hebt, was gewel dig!" En nog verder terug In liet ver- i. i 111.1 torn I"nis Jongmnnije in het bcfnumde nr- tientenhoirl Schiller op het Rem- brundtsplrin het vnk Iceide. HIJ w,.s overtuigd communist en lioe hij zijn Ideaal weer kwijt raak te. beschrijft hij als volgt: "Zo was er ren jubileum van een vakbond. Het hoofdbestuur en verschillende afdelingsbesturen luidden bij Schiller een diner ln het achterzoaltje. Naarmate de mualtljd vorderde, werd er stéédé BUM wi|" ndwnfcn l>c mensen kenden geen maal Maar met de drank verloren zij niet alleen hun denken, mnar kwam ook hun ware aard boven. Z« lalden en schreeuwden tegen ons. de kelners: 'Hé. kom eens hier, kerel; slaof. hier komen Schenk nog wn' wijn In; )e ziet toch wel dat mijn glas leeg ié?* Toen docht Ik: met deze mensen kun je dc we,c|,| ook niet verbe teren. Ik kon het niet verkrop pen en ik riep: Heren, Ik heb vele keren mensen moeten be dienen. dol la mijn vak, mnnr zo'n stelletje schoften al» jullie heb ik nog nooit meegemaakt. Aan geen enkel diner van de bourgeoisie heeft men zich zo gedragen." Als duvelstoejager bi) Schiller mankte John Eylders kennis met alle groten uit die dagen. Hij noemt de schilder Hreiincr en de beeldhouwer Roede* ker, de cabaretiers Nap de la Mor en Louis Davids, de zanger Pisuisse. de schrijfster Top Naeff en de toneelspeler Willem Rooyaards. Aardig is wat hij ovri <Je grote sociollsttsche to neeischrtjver Herman Heijer- mans te vertellen heeft die In die dagen op kamer 7 woonde waar ultijd zijn atoel en trijpen pantoffels klaar stonden, mnnr die 'n avonds pos heel laat uit het theater thuis placht te ko men en dan nog warm wilde eten "De koks hadden de pest mm Heljermans". herinnert Eyl- drr* zich. "omdat ie dikwijls tot In d" nacht moesten blijven wachten op hem. Ze moesten Immers die verse aardappelen nog koken. 'Is die rotvent nou nog niet thuis', hoorde |e hen dnn kankeren." John Eylders kon zich niet verenigen met deze handelwijze van een naar buiten toe zo sterk sociaal bewo gen kunstenaar en stapte op ren avond naar hem toe. "Ik stelde hem voor In plaats van gekookte gebakken aardappelen te nemen. Die konden warm gehouden wor den In de oven en de koks hoef den dan niet zo lam alleen voor hem op bHjvtn. HtJ luléffdé aandachtig en Inchte. 'V/at ben jij élgenlljk een brutale sode mieter'. zei hl). De volgende morgen toen hl) weer naar het theater ging en ml| zag. zei hl): 'Johan. ik heb erover nagedacht. Je hebt gelijk. Vanavond gebak ken aardappelen en ik zal zor gen dat Ik het niet zo laat mank Geef me een poot en nu opgelazerd.' Een grote, grove kerel, maar toch menselijk." Oude verhalen uit een vergeeld verleden. Maar ook hl) het Jong ste artistieke verleden was John Eylders in rijn café nauw be trokken Remco Carnpert en Si mon Vinkenoog hadden aan zijn bar hun opstandige gesprekken. De schilders die als de Experi mentelen en Cobra van Amster dam uit de wereld zouden be stormen met een nieuw, fel en revolu'ionair geluld, kwamen bij hem hun pilsje halen. De kop stukken van Provo spoelden zich In zijn café de smaak vna rook bommen uit de mond. Eylders is. kortom, een Instituut en dat hei in de memoires van zijn op richter nu een document heeft gekregen, is alleen maar billijk en re< hi vaardig PIET SNOEREN (jeu ft» eyu>£«.s HtluAT iej>£ftdev "Z-IC-H- T*s//ViiA>Sr t iT&titr t ev i iJHouvi D. iw.rv,. Apt, Pfin, hod ni„ v„l woordvn nodig OOI wdor t, Woorvon droomde Bantzinger toen hij hel gastenboek van Eylders verluchtte met dit meisjeskopje? geven wol hem bij Eylders beroerde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 15