JEUGD IS ZUINIGER DAN MEN DENKT Als Leids centrum goed is hoeven we niets te vrezen van mammoetwinkelcentra Krant in ander pand Krant in ander pand werpen steden als Amsterdam, Maastricht en Deventer ,,een kans" gaf. Ook 'Jokinen bepleit open city's, bereikbaar voor elk vervoermiddel, omdat iedereen die zich binnen de stad ver plaatst een democratische keuze moet kunnen maken wat zijn vervoermiddel betreft. Zoals ie mands route afhankelijk is van zijn doel," zo moet de keuze van zijn vervoermiddel afhankelijk zijn van zijn bereidheid ervoor te betalen. De keus behoort, volgens Jokinen, niemand te worden opgedrongen door regle menteringen van hogerhand. Dit betekent, dat alle verkeerssyste men die het individu ter be schikking staan, in één ver- keersnet moeten worden inge bouwd. Nu is Brummer geen Jokinen, maar het laat hem onverschillig hoe een city met een verder dan de stadsgaande streekfunc- tie door de mensen wordt be reikt. ,,Het is de bereikbaarheid, bereikbaarheid, steeds komen we weer terug op dat gekke, heilige (neem me niet kwalijk) rotwoord bereikbaarheid. Alles in één keer willen oplossen, te gelijk willen doen door in de hele city de boel overhoop te halen door een complex van maatregelen is het paard achter de wagen spannen. De grote handicap is: we willen het alle maal lekker gemakkelijk heb ben. Daarom zal men ook in Leiden wel de kool en de geit willen sparen". De bus heeft kortere routes welis waar, maar de auto blijft voor de massa gemakkelijker, onge- bondener. Voedt de mensen maar eens op tot selectief gebruik van de auto! Waarom heeft het Hoogheemraadschap Rijn land dicht bij huis een eigen parkeerplaats? Waarom parke ren de ambtenaren op het Stad huisplein? Volgens de heer Brummer willen ook de „overi gen" dat gemak: „laat ze par keren op een verantwoorde af stand, bouw parkeergarages. Het verkeer helemaal uit de stad weghalen doet afbreuk aan de levendigheid". De contacten met het gemeentebestuur zijn steeds beter geworden. Het LCC vindt dat een vooruitgang. Het bedrijfsleven is onder bepaalde voorwaarden bereid deel te ne men in de parkeervoorzieningen („je moet natuurlijk wel weten wat je doet"). Voorop blijft voor het Leids City Centrum staan: wat wil de Leidse overheid? Een wandel- stad, of 'n florerende stad. Kiest men voor het laatste, dan zal voor publiek gezorgd moeten worden. Wil men een wandel- stad, dan is de citybevolking te klein om er een gezond bedrijfs leven te hebben. Elke stad zal zijn afzetgebied zo groot moge lijk willen maken: die ganze Welt dreht sich um Geld: een waarheid als een koe en niet eens een heilige omdat ieder een naar meer welvaart streeft. „Het behoud van de handelsfunc tie van Leiden komt te staan op het behoud van een aantal fac toren: universiteit, een sterke VVV, de Groenoordhal, de markten maar ook een vitaal bedrijfsleven en een samengaan van de detailhandel. Allemaal eenheden en belangen, maar een versnipperd bedrijfsleven baat niet. Daarom ook is dit niet alleen een zaak van (bin nen) stadsontwikkeling, maar In een groot deel van de bin nenstad moet het gemotori seerd verkeer nu wijken' voor de voetgangers. In toe nemende mate is men de fiets weer gaan ontdekken, ook een economische kwestie, die door de stadsontwikkeling gunstig of ongunstig beïnvloed kan worden". Nog één keer de hete adem van het Leidsenha- ge-spook. „Ach", de heer Brum mer haalt gelaten de schouders op, „die greep van zo'n mam moetcentrum wordt een stuk minder sterk als Leiden aan de eisen voor een goed winkelge bied voldoet. Maar ja, als je de binnenstad slechts ziet als een eeuwig mo nument voor je nazaten (be waar me voor al die monumen ten; je mag in Leiden nergens meer aankomen, wat de han delsfunctie ook al weer sterk belemmert) en de slagboom voor de neus van je eigen tijd neerslaat, ja dan gaat de le venskracht eruit. Dan kun je misschien beter de andere kant opgaan en kraaien de hanen in Leidschendam en Rijswijk vic- TON PIETERS WOENSDAG 24 NOVEMBER 1971LEIDSE COURANT R li LCC-voorzitter J. Brummer. een ander te verliezen". In dit opzicht zijn er al genoeg teke nen aan de wand in Leiden. „De gemeente zal voorzichtig moeten zijn. Er zijn bedrijven die zich afvragen, of Leiden nog wel interessant voor hen is. Als ze niet goed kunnen functione ren kan je ze wel afschrijven. Aan de andere kant is het een pep up voor de hele stad als een groep van bedrijven het goed doet. Dat zie je meteen. Het floreren van een stad staat hiermee in nauw verband". Ook het Leids City Centrum ziet maar al te goed de voordelen van een nieuw koopcentrum, zoals Leidsënhage, dat het grootste winkelcentrum (voor de eerste tien jaar) van Neder land gaat worden. Het is een uit reikend areaal, waar bedrijven beginnen met fris van de lever in de slag te gaan. Daartegen over vindt men in een oude binnenstad niet zelden een men taliteit van „ik zing m'n tijd wel uit", een soort berusting, een beetje aan de luie, gelaten kant. „Maar denk er wel aan, dat wie zo denkt op zijn gebied niet alleen zichzelf, maar ook zijn stad naar de afbraak voert. De zelfstandige winkelier zal er wat voor over moeten hebben om dit gevoel te overwinnen en zich in stand te houden", waar schuwt de LCC-voorzitter. Een grote pré van Leidsenhage met een goed geselecteerd pak ket voor de levensbehoeften is, dat het een „aanslag" kan plegen op een gebied binnen een grote cirkel. Het is bovendien gemakkelijk bereikbaar, wat de service ook ten goede komt. De vervoermaatschappijen werken graag daaraan mee; het is ge woon een concurrentiebeding om de auto's minder kans te ge- Een duidelijk te onderkennen na deel van een dergelijk „alles- in-één "-complex is, dat het moeilijk de gezelligheid en inti- me sfeer van een oude winkel city, waar ook de assortimenten vanouds breder gevormd zijn. kan evenaren. „Maar", zo redeneert de heer Brummer verder, „een leuke ge zellige stad wil bezocht worden door mensen. Hoe haal je die er naar toe? Met de bus? Goed, maar tenslotte maakt het pu bliek de dienst uit. Het is niet óf het wandelgebied, óf een bin nenstad prijsgeven aan de auto. Het is zowel het één als het an der. In een wandelgebied, dat niet hier en daar is doorbroken, is de bereikbaarheid zoek. Voor ons in de city is het slechts een dingen naar de gunst van het publiek". In dit opzicht bevindt het LCC zich in het kielzog van prof. Da vid Jokinen, die een paar jaar geleden met publikaties en ont- LEIDEN De Leidse binnenstad u weet het: na het centrum van Amsterdam de grootste city in den lande ligt als groot zorgenkind van het gemeentebe stuur al enkele jaren in obser vatie. Het is een erfenis van eeu,wen waar de mot in zit. Het onderhoud van wallekanten, mo numenten, oude panden kost» kapitalen die nauwelijks zijn op te brengen. Door de ingewanden van deze patiënt met een slo pende ziekte perst zich boven- en verkeer dat, als men het de vrije teugel laat. binnen afzienbare tijd domweg vast komt te zitten in (Je binnen stedelijke pijpenladen. slachtoffers vallen in deze sec tor met dé regelmaat van de klok. Als mogelijke therapie is er nu het wandelgebied: de voertuigen worden aan banden gelegd. Het- begin van een ge zonde ontwikkeling? Een groep mensen, die in deze benarde city in haar levensonderhoud mo?t voorzien, meent dit te mo- gen betwijfelen. We staan hier voor een keihard, maar geen specifiek Leids pro bleem. Elke stad wil haantje de voorste zijn als handelscentrum. Dat moeten we ons wel goed realiseren. Het is maar wat de »emeentelijke overheid van de stad wil maken", zo stelt de ïeer J. Th. J. Brummer, voor van het Leids City Cen- rum (dat de belangen van de grote en kleine neringdoenden de city hoog houdt) de kwes tie. „Als je de dienstverlenende factor in stand wil houden zal de binnenstad bereikbaar moeten ilijven. Hier zitten we meteen nidden in het vraagstuk waar op het LCC is gebouwd". blok van winkeliers en win- telbëdrijven in Leiden is niet priori bevreesd voor het zioh ontplooiende winkelcentrum „eidsenhage in Leidschendam, maar je moet er wel rekening mee houden; „politieke par ijen", zegt de heer Brummer, ikfennen ook die belangen: er door zorgen, geen zieltjes aan winkelcentrum Leidsen- ge, toen het nog een Iroom was. Brummer vindt niet, dat de Leidse binnen stad van deze concurrent ïu een nachtmerrie behoeft :e hebben. LEIDEN „Wat doe je er mee met al je zakgeld? Ik heb je pas geld gegeven nu is het alweer op". De ge bruikelijke verzuchting van een vader als zijn kinde ren weer eens om geld komen zeuren. Tja, wat doen ze er eigenlijk mee, die duizenden tieners in Neder land? Wat kopen ze voor hun geld? Sparen ze eigen lijk nog wel? Om antwoord te krijgen op al deze vra gen zijn twee van onze verslaggeefsters (zelf de tie nerleeftijd net te boven) met een aantal tieners gaan praten, om zo een indruk te krijgen wat de jeugd met zijn geld doet. t al deze gesprekken blijkt, dat p jeugd, de zakgelders dan, he niet zo spilzuchtig zijn vele ouderen wel denken, zakgeldgemiddelde van de |iddelbare scholier ligt onge- r op een tientje per maand, mmigen zien daar nog wat ?an te sparen ook, al was het leen meer om daarmee een Bdootje te kunnen kopen voor familieleden. Ook spraken we veel tieners die spaarden van het geld, dat ze verdienden met werken. Dit geld geeft hun ook de mogelijk heid om af en toe eens iets ex tra leuks te kopen. Bij werken de tieners ligt het natuurlijk heel anders. Ze hebben meer geld en meestal hoeven ze van hun salaris maar een klein ge deelte thuis af te geven. Het ge volg hiervan is wel, dat het juist de werkende tieners zijn, die meer geld uitgeven aan mo de-artikelen. Omdat de meeste van die artikelen op kledingge- bied liggen spraken we hierover met enkele boetiek-eigenaren. „Natuurlijk richten we ons op de jeugd. Zij zijn de groep die kledingstukken willen hebben, waarin niet iedereen loopt. Dat ze daarvoor wat meer moeten betalen, vindèn we helemaal niet onbillijk". Je kunt je afvra gen waarom vooral werkende tieners „eigen" kleren willen hebben. Bij de meeste middel bare scholieren zien we het te genovergestelde. Zij lopen in een soort „uniform", dat van spijkerbroek en tee-shirt. Komt het misschien, omdat wer kende tieners meer in aanraking komen met de commercie? Boze tongen beweren dat ze lekker gemaakt worden door mode-ont werpers, boetiek-eigenaren en reclame? Dat wordt door de boetiek-eigena ren fel béstreden „de jongeren zoeken uit zichzelf naar aparte kleding, daarom hoeven we ook niet bang te zijn voor de con currentie van de grote waren huizen met hun semi-boetieks". Daar loop je vaak de kans dat ze toch meer dan een stuk of vijf kledingstukken van hetzelf de type hebben". Uit dezelfde hoek wordt ook het idee opge drongen, dat je een grotere gar derobe moet hebben. Niet hele maal ten onrechte, want bepaal de kledingstukken zijn eerder versleten. Als je een kleding stuk langer dan twee seizoenen hebt gedragen, is er zo weinig van over dat je er niet aan hoeft te denken het nog een sei zoen aan te kunnen. Dat doe je toch al niet, want je bent er so wie so op uitgekeken. Ouderen zien dit als overbodig maar zij houden er geen rekening mee dat ze zelf ook meer kleren ko pen dan vroeger. Behalve deze grote „geldverslinder", de boé- tiek, zijn er nog honderd andere kapers op de kust om de tiener- beurs te enteren. Platenmaat schappijen, bioscoopeigenaren, make-up huizen, discotheken en niet in de laatste plaats de kof fiebars. Deze laatste twee cate gorieën hebben we ook verder doorgelicht. We hebben ons daarbij bepaald tot Leidse kof fiebars en discotheken. Omdat er in Leiden weinig discotheken zijn, hebben we daarvoor een zijsprongetje gemaakt naar Noordwijk. Wat ons het meest opviel was dat in koffiebars hoofdzakelijk scholieren en stu denten komen, terwijl de disco theken bevolkt worden door werkende tieners. „Wel te be grijpen", vindt een disc-jockey, „want ons publiek is aangewe zen op tijden, dat de koffiebars gesloten zijn, de avonden en de weekends". In tegenstelling tot de discotheken is het interieur van de koffiebars sober, hele maal afgestemd op „even bin- nenlopen voor een kopje koffie". En voor de mensen die zich zelfs in die kleine tien minuten nog vervelen zijn er stripboeken te over. Niet zo leuk, want je zou je kunnen voorstellen, dat je haar een koffiebar gaat om in contact te komen met andere mensen. „Dat beogen we hele maal niet", vertelde een koffie bar-exploitant. Maar wat willen ze dan eigenlijk wel? (kassa!) Dat het winstoogmerk bij de ene koffiebarhouder groter is dan bij de ander, valt op te ma ken uit het verschil in prijzen, al is Het dan maar een dubbel tje op één kopje koffie. Met de tosties is het gekker: het ver schil in prijs ligt soms op 20 cent. Dat zit hem echt niet in de kwantieit en ook niet in de kwaliteit, want volgens ons zijn ze allemaal even groot en even lekker. Wat van de koffie niet gezegd kan worden. Behalve koffie kun je nog heel veel an dere drankjes krijgen. Naast bouillion en thee zijn ook zuivel- produkten erg in trek. Alcohol houdende dranken worden in de meeste koffiebars niet verkocht, dit ter geruststelling van ouders die bang zijn dat hun kinderen te veel alcohol drinken. Ouders die hier bang voor zijn, kunnen hun kinderen dan ook beter ver- biedep om naar discotheken te gaan, omdat daar de gelegen heid een extra pilsje te pakken veel groter is. Dat extra pilsje heb je dan ook wel hard nodig, want vooral in de weekends is de lucht In de discotheken te snijden en je bent er ook meer in beweging dan in koffiebars. Zijn er bij de koffiebars geringe verschillen in prijs, bij de disco theken liggen deze verschillen verder uit elkaar. Het. grootste verschil, dat wij constateerden was 60 cent. Wat wij wel wat te gek vonden. We hebben nu de drie voornaam ste creditposten op de tienerbe groting belicht, maar er zijn er natuurlijk nog honderden ande re. De hoeveelheid en verdeling is voor iedere tiener anders. J. VAN DER HOEVEN, E. VO GELS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 41