Ik word nog wel gewantrouwd Bioloog Ter Keurs op de bres voor 't behoud van milieu I v T - DIRK JAN TESSELAAR vormingswerker van Leidse Universiteit WOENSDAG 24 NOVEMBER 1971 LEIDSE COURANT PAGINA 23 ft heb het gevoel dat ik door sommige mensen van de officië le universitaire structuur zeer duidelijk wantrouwend word hekeken. Het is wantrouwen van: als je vormingswerk in de universiteit binnenhaalt, dan haal je de revolutie binnen. Wat natuurlijk op zichzelf een waan zinnige stelling is. Als ik 't op merk ontzenuw ik het meteen. Moet je eens kijken: aan de ene kant twaalfduizend studenten en aan de andere kant sta ik in mijn eentje. Nou, dat geeft pre cies aan waar de revolutie zit: niet bij mij". pat zegt de „disputor" van de Leidse universiteit, Dirk Tesse- laar, officieel belast met het prikkelen van het huidige uni versitaire onderwijs door mid del van het vormingswerk, en nu ruim een half jaar op aller lei fronten aktief. glk zou wel hele mooie schemati sche dingen kunnen zeggen over wat vormingswerk allemaal is, maar daar schiet Je dan toch geen bal mee op. De eerste tijd nadat ik hier was gekomen, heb ik gekeken hoe zo'n beetje de machtsverhoudingen aan de uni versiteit lagen. Boven water ken ik het nou wel ongeveer, maar ik ben aan het zoeken wat er zoal onder water zit. Als ik daar een idee van heb kijk ik welke mensen, studenten en do centen iets willen. In bepaade studierichtingen is het onmoge lijk om iets aan vormingswerk te doen en het hangt er ook erg vanaf of er in de faculteiten ge schikte mensen te vinden zijn". „In het begin heb ik fouten ge maakt", zegt Tesselaar. „We maakten een uitgewerkt plan en daar kon een docent „ja" of „nee" op zeggen: handen om hoog of ik schiet. Maar dat zet te geen zoden aan de dijk. Nu doen we het anders, bijvoor beeld als bij de afdeling ge schiedenis. Dan zetten we een aantal mensen bij elkaar die wat willen. Dat bespreken we DIRK JAN TESSELAAR en dan vragen we aan een of meer docenten om mee te doen. Want het vormingswerk moet in de studie zelf gebeuren; het gaat om de maatschappelijke oriëntatie van de wetenschap. Met de geschiedenispostkandida- ten hebben we 'n experimentele projektgroep over de Parijse commune van 1871 en de aktue- le betekenis ervan. Zij krijgen daar studiepunten voor en voor een aantal studenten is dat ook een reden om mee te doen. Of bijvoorbeeld in de medische faculteit: Medicijnmannen, psy chologen en theologen waren daar alle drie afzonderlijk bezig met terminal care, gesprekken met stervenden. Nou is het, godbetert, gelukt die groepen bij elkaar te brengen en geza menlijk te laten werken". Tesselaar somt, wanneer ik een aantal maanden later bij hem kom om nog eens verder te pra ten in snel tempo 'n reeks ande re projekten op. „Het loopt storm met aanvragen", zegt hij nu. Dat met die geschiedenisstuden ten heeft duidelijk als een bin- nenkomertje gewerkt". En dan volgt de reeks: de histori ci gaan verder, de „terminal- care" groep ook, vierentwintig fiscaaljuristen zijn bezig aan 'n experimenteel projekt van drie maanden en gaan eventueel verder in januari, wat kan uitlo pen op een wijziging in het leer plan. Doctoraalstudenten in de beleidssociologie zullen vijftien maanden actief zijn: na een in troductieweek worden drie maanden lang allerlei benade ringswijzen van beleid uitgepro beerd; na drie maanden wordt er gekozen welke benaderings wijze zal worden voortgezet bijvoorbeeld een futurologische of een politieke -- en aan de hand van die benadering wordt zes maanden onderzoek ge pleegd: daarop volgt 'n scriptie. Honderd eerste jaars sociologen houden zich drie middagen per week begeleid door doctoraal studenten sociale pedagogiek bezig met het thema „De inte gratie van wetenschap en maat schappij". Dat duurt tot decem ber. De docenten van de lerarenoplei ding, belast met de didactiche vorming van toekomstige lera ren van het middelbaar en voortgezet onderwijs, komen een maal per week met Tesse laar bijeen. Andere onderwijs methodieken worden doorge sproken. Studenten, die als mentor functio neren voor eerstejaars studen- Geen hek tussen universiteit en maatschappij ten in wis- en natuurkunde, worden door hem getraind in groepswerktechnieken, weer met als doel: het bewust worden van de maatschappelij ke betekenis van hun weten schap. In de studierichting der schei kunde helpt hij mee de zoge naamde „derde richting" er kend te krijgen: als officieel bij vak bij een doctoraalexamen zouden studenten dan ook de Problemen rond de chemie en samenleving" kunnen kiezen. Met de theologen tenslotte zal een week worden belegd over de ge wijzigde opvattingen omtrent de beroepsrol van de theoloog; een projekt met doctoraalstudenten pedagogiek is in voorbereiding. „Wat de studentenverenigingen aangaat, die vind ik niet zo be leerd. Er is wel een commissie, die me moet begeleiden, met hoogleraren, wetenschappelijke medewerkers en studenten erin, maar van werkelijke controle is geen sprake". „Vormingswerk is te lang vrijblij vend geweest. De grote moei lijkheid is voor mij, dat ik vor mingswerk zie als een norma tieve, dus als een politieke zaak. Je moet dus kiezen; je moet een standpunt innemen. Maar dat je een standpunt in moet nemen past niet zo goed in de liberale wind, die nog steeds sterk aan deze universi teit waait". Een voorbeeld: Ik heb op de juri dische faculteit een gesprek ge had met de decaan, professor Feldbrugge. Die betreurde, dat er geen WD-disputor was be- bijvoorbeeld voor kunnen stel len, dat je soms toch wel in ge wetensconflicten kunt raken als je mensen moet veroordelen op grond van een wetgeving uit vroegere tijden. En toen be stond Feldbrugge het om tegen mij te zeggen: Dat is een vraag, die wij ons helemaal niet stellen. Wij passen alleen de re gels van de wet toe. Feldbrugge wil dus alleen maar technisch vervolmaken; andere verande ringen zijn voor hem het werk terrein van maatschappijbestor mers. En daar zit nou het cru ciale punt; daar kom je ook niet doorheen. Dat zal voor een deel karakterologisch bepaald zijn, maar het wordt ook wel geaccepteerd in de opleiding. En dan zie ik in mijn achter hoofd de juridische faculteit met mimster De Braauw en van de studieverkorting, zoals Posthu mus die heeft voorgesteld. „Ik ga, me bezig houden met de uni versitaire politiek", verzekert hij me. „Voorlopig zal ik eerst gaan werken met de leden van de eerste Universiteitsraad, waar mijn bezigheid meer op het vlak van groepstechnieken enzo zal liggen. Die hele Pos thumus- en bezuinigingsaffaire speelt me in de kaart. In de po litieke situatie van het moment ontstaat een open oor voor mijn werk. Van buitenaf wordt nu een aanslag gepleegd op de stel lingen van de docenten; die gaan denken: we moeten ons groeperen. Dat betekent niet, dat de liberale houding van de universitaire autoriteit zelf ver andert, maar de omstandighe- LEIDEN Dirk Jan Tesse laar, 31 jaar, getrouwd, drie kinderen, geboren in Leiden en na veel omzwervingen te rug naar Oegstgeest; was onderwijzer in Bussum, stu deerde M.O.-pedagogiek in Utrecht, was cursusleider Vormingshogescbool Oost- voorne, voorzitter van de PAK-fractle van de gemeen teraad aldaar en „driftig te gen Hoogoventoestanden"; zoals hij zelf zegt, daarna le raar aan de Sociale Acade mie te Rotterdam voor me thoden en technieken. Sinds eind 1970 aangesteld door de universiteit na jarenlang touwtrekken tussen de stu dentenverenigingen, die het initiatief voor een d;-putor namen, en de universiteit over zijn taakomschrijving: vormingswerk In de universi teit. Gaat het universitaire vormingswerk zich ook op de Leidse burgerij richten: „Ik wil wel, maar het is nog niet mogelijk", zegt Tesselaar er van. Gaat hij zich bezighou den met de Technische en Administratieve Staf van de universiteit? „Die mensen zijn met mij komen praten, Kuratoren vinden het best, maar dan wel vormingswerk in de vrije tijd en op geen enkele wijze door hen ge steund. Die vinden het idee, dat je dat in werktijd zou kunnen doen en eventueel ook nog financieel gesteund belachelijk. En toch zal dat naar mijn idee moeten. Als je het voor studenten toelaat, dan is het niet meer dan reëel dat het voor de TAS ook geldt". Ik heb gezegd: dat is een lacher; over de rug van het vormings werk, waar in deze situatie toch niets van terecht komt een jaar vakonderwijs eraan vast lijmen. De houding van de universitaire autoriteiten is dus niet veran derd, maar er zit een marge in, omdat ze wel iets moeten doen". Als ik het lekker zou doen en ik zou een strebertje zijn dan heb ik over drie jaar een groot bu reau en een harde carrière voor me. Maar als ik het goed doe zit er over een paar jaar binnen elke faculteit zo'n vent als ik. En ik verwacht ook, dat de fa culteiten zelf de noodzaak gaan langrijk meer. Die verenigingen hebben nut om de eerstejaars op te vangen, om informatie te geven en belangstelling te wek ken. Maar als dat gebeurd is moeten ze ze doorsturen naar gericht werkende aktiviteiten, zoals de derde wereldwinkel, het NESBIC (studentenbureau voor internationale samenwer king) en dergelijke". .Alles wat ik aan de universiteit doe wordt in feite niet gecontro- noemd, terwijl ik in Oostvoorne voorzitter van de PAK-fraktie in de gemeenteraad was ge weest. Die zag het niet zo zitten voor een jurist, wat je nou met dat vormingswerk moest. Dan zeg ik: de hele wetgeving is vaak een neerslag van een tijd, die we achter ons hebben. Dat die wetten gevoelsmatig en ook wel rationeel in tegenspraak zijn met de normen en opvattin gen van deze tijd. Ik zou me vierentwintighonderd studenten de grootste in Leiden. Dan denk ik: nou nou, dat is een aardig voorland. En achteraf hoor ik, dat Feldbrugge er spijt over heeft, dat hij het zo heeft gefor muleerd. Die liberale instelling dat is toch wel karakteristiek voor deze universiteit. Niemand durft iemand anders op de vin gers te tikken". Ik vraag hem naar de weerslag van de bezuinigingsplannen van den maken voor mij wel een stuk speelruimte. Het sterkste voorbeeld daarvan is hethet verzoek der universitaire com missie, die zich hier met Pos thumus 'bezighoudt, om met mij te praten. Posthumus stelt een algemene studieduur van vier jaar voor. Die commissie waar alle bekende cory- pheeën inzitten wilde er een jaar aan vast plakken, zoge naamd voor het vormingswerk. inzien, en daarvoor mankracht ter beschikking gaan stellen. Maar de officiële interesse waar ik wat aan heb is nul komma nul. Ik zal ook doelbewust ner gens in een officiële klub gaan zitten. Ik wil best overal komen vertellen wat ik ervan vindt; maar ik ga niet ergens in om dan mijn handtekening te plaat sen onder een of ander kompro- mis en dan verder gebonden te zijn". LEIDEN Ernstig, beheerst en licht-sarcastisch. Dat is de Leid se bioloog Wim J. ter Keurs (30). Daarbij gaat hij met kracht van argumenten recht op de man af. Ter Keurs is één van de meest geduchte mata dors voor een juist beheer van het „milieu". Er zijn instanties, waar men de tenen samenk nijpt, als zijn naam ter sprake komt Die faam dankt hij aan zijn strijd als lid van de Werkgroep Milieubeheer van de Leidse Universiteit tegen het aanleggen van de Provinciale Weg 16-bis, die geprojecteerd was tussen Den Haag - Maria- hoeve en „De Vink" bij Leiden. Vocht Ter Keurs vijf jaar lang te gen windmolens? Als bioloog is hij gewend plant, dier en mens te zien in relatie tot elkaar en hun omgeving. Als vertegen woordiger van de enige r ede- lijk denkende wezens in deze consumptieketen de zetbazen van het heelal houdt hem zonder ophouden de vraag be zig: „Hoe beheren we onze om geving zó, dat we er zelf de grootste baat en de minste schade van hebben?". 16 grootste baat lijkt niet zo moeilijk te behalen. „Maar laat jfe mens zijn gang gaan" - zegt Ter Keurs - „en hij doodt zich zelf, doordat hij zijn omgeving vergiftigd en verwoest Verant woordelijkheid en zorg voor het Milieu is een kwestie van men taliteit. Door materiële veran deringen beïnvloed je natuurlijk °6k de mentaliteit". "aarvan was de Leidse Baan een goed voorbeeld. Voor Ter Keurs was het eigenlijk het eerste en e'gen en andermans goed. De jjMge, waarbij hij, zijns on danks, diepgaand betrokken raakte. L®idse werkgroep werd opge- ™nt naar aanleiding van een Miueuverstorende activiteiteh, zoals de dreigende aanleg van een weg door de duinen, de plannen voor de bouw van een electrische centrale aan De Kaag en de aanleg van de Leid se Baan door de natuurgebieden van Ter Horst, Raaphorst en Duivenvoorde. Dat zijn allemaal zaken, die boven het Leidse en zelfs boven het regionale belang uitgaan. Maar ze hadden ge meen, dat er steeds weer de zelfversterkende werking van een proces uit sprak Dat feno meen is de heer Ter Keurs - on der invloed van zijn strijdmak- bijzonder gaan boeien. Het effect van elk proces werkt in op dat proces-zèlf. Trouwens, zijn belangstelling was een voorbeeld van die „terug koppeling": aanvankelijk als bioloog ten strijde getrokken, zonder planologische of juridi sche kennis, moest Ter Keurs zich gaandeweg steeds verder in de materie verdiepen. „Omdat de ene stap uit de andere volg de". Men kan nu eenmaal een j complex onderwerp als milieu beheer niet eenzijdig bekijken, j Maar door zijn kennis van za ken kan de heer Ter Keurs nu - ook voor Leiden zeer waarde volle - kanttekeningen plaatsen bij de gebruikelijke benadering van dat probleem. Omdat 't milieu bepalend is voor I het leven van ieder van ons, is het niet bij uitstek de taak van de overheid te waken over het beheer ervan. Milieubeheer is een kwestie van mentaliteit, die over ieder van ons vaardig zou moeten worden. „Maar", stetl j Ter Keurs vast, „de welvaart j heeft een zekere onverschillig heid tot gevolg ten opzichte van overbevolking veroorzaakt daar enboven een ongecontroleerde s v N s PI If5fï V. Wim ter Keurs, rechts, en zijn vaste strijdmakker dr. H. A. Udo de Haes. -I Je ziet ze vóór je: de flatbewo ners, die nog te beroerd zijn om hun buren te groeten, die dra ma's maken als hun medebewo ners 's avonds op de schrijfma chine rammelen, maar die zelf de buurt terroriseren met hun radio en die feestjes bouwen, die voor de hele flat waarneem baar uit de hand lopen. „Ja", zegt Ter Keurs, „ze stapelen de mensen in antropotheken bij elkaar en de agressie komt er weer uitlopen". En neem nu de auto: „Iedereen belijdt 't open baar vervoer maar de woning bouw wordt afgestemd op het autogebruik. Dat versterkt de massa-motorisering. Terwijl toch juist een relatie die mas saal wordt, bij uitstek geschikt is voor het openbaar vervoer. Vaak kiezen de mensen gemakke lijker voor tram, trein of bus dan gesuggereerd wordt. En als dat niet het geval is, dan is heti A - Het Schrijverke de nieuwe tijd gezellig schrijverke van weleer waarom zie ik je toch nergens meer als ik ga wandelen langs de sloot of als ik varen ga in mijn boot jij moet er vroeger toch zijn geweest dat weet je, als je Gezelle leest oh krinklende winklende waterding dat schrijvend over het water ging. schrijverkes, schrijverkes, zeg mij dan met twintigen zijt gij en meer en is er geen één die mij zeggen kan wat schrijft en wat schrijft gij zo zeer. gezellig schrijverke van weleer ik zie ook bijna geen kikkers meer het is zo stilletjes bij de sloot zijn jullie werkelijk dan allemaal dood en vlinders zijn hier toch ook geweest die dansten vroeger hun zomers feest oh krinklende winklende waterding dat schrijvend over het water ging. schrijverkes, schrijverkes, zeg mij dan met twintig zijt gij en meer en is er geen één die mij zeggen kan wat schrijft en wat schrijft gij zo zeer. gezellig schrijverke van weleer waarom schrijft jij nu toch nergens meer het is zo stilletjes bij de sloot of schreef jij misschien: wij gaan hier dood... jij bent er vroeger toch wel geweest dat weet je als je Gezelle leest oh krinklende winklende waterding dat schrijvend over het water ging. schrijverkes, schrijverkes, zeg mij dan wat schrijft en wat schrijft gij zo zeer maar... er is er niet één die 't zeggen kan de schrijverkes schrijven niet meer. Tekst: Nannie Kuiper (Leiderdorp). makte er muziek voor en de taak van de overheid om de noodzaak ervan te tonen. Maar het tegengestelde gebeurt. Want als je bij een planning rekening houdt met de mogelijkheid, dat iedereen die een auto bezit, hem ook voortdurend zal gebruiken, dan gebeurt dat ook. Meer wegen, meer verkeer. En dus nog meer wegen. Dat alles ten koste van de natuur en de rust, die we zo broodnodig hebben. Dat is een kortzichtigheid of een denkfout, die zich ook bij de planning van de Leidse Baan demonstreerde: de noodzaak van de aanleg werd gemoti veerd met het afnemen van de werkgelegenheid in en van de woonfunctie van de Haagse bin nenstad. Als derde werd ge noemd de massa-motorisering. Die uitgangspunten vormden volgens Ter Keurs geen bewijs voor de noodzaak van de weg dacht hebben, er een weg aan te leggen. Niet de ruimte maar de keus wat je ermee doet, bepaalt de noodzaak. Het gevolg was een totaal ontmenselijkte „keuze" die alleen een suburba nisatie, een uitbreiding van de verstedelijking in de buitenge meenten tot gevolg heeft, en daarmee een verdere verpaupe ring van de Haagse binnenstad, van waaruit de beter gesitueer den in verhevigde mate zullen wegtrekken naar de „slaapste den". Dat is een ontwikkeling die ook' voor Leiden al tot een nachtmerrie is geworden. De zaak heeft nog een andere kant. Ter Keurs zegt: De ver- voerstoename, zoals die zich nu heeft ontwikkeld, is niet door het openbaar vervoer op te ne men. We moeten de vervoers- toename dus beperken. Daar om is het nodig, dat de recrea tiemogelijkheden bij de steden worden gesitueerd". D&n zit Leiden met de plannen „Ja' voor het Vlietpark en voor de Vlietlanden zo dicht in de buurt in dat opzicht dus goed? zuchtte Ter Keurs, „die Vlietlanden zijn een afgeleide, een voortvloeisel uit de ver meende noodzaak om wegen aan te leggen. Maar ze wordt als „recreatie" verkocht. Dat ze zó gaten met gaten vul len, is jammerlijk. Daar schuilt een gevaarlijke vorm van cynis me in...." JAN BAKKER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 37