ïen veeg teken voor
eiden is dat derde
leel van bevolking
tuiten Leiden werkt
Bolbloem biedt
kwekers betere
perspectieven
dan bloembol
Krant
in
ander
pand
Krant in ander pand
19)]D£
IENSDAG 24 NOVEMBER 1971
LEIDSE COURANT
|DEN Er Is een tijd ge
ltest, dat verreweg de meeste
tensen woonden in de plaats
jaar ze werkten. Maar dat is
|ng geleden. Met de opkomst
jan de industrie ontstonden er
l de meeste gebieden metropo-
die, vaak door een gunstige
;ing, praktisch alle werkgele
heid aanzogen. En daarmee
de mensen die in die be
lde bedrijfstak werkten. Een
die plaatsen was Leiden,
leze stad vervulde een een-
nimfunctie. Er was veel indu-
ttrie, veel mensen woonden en
rkten in Leiden. Maar op een
{even moment kwam er een
aan deze ontwikkeling.
ras zo omstreeks het jaar
De groei van de industrie
kte toen, doordat uitbreiding
Leids grondgebied niet meer
HELI e?"]11 was. Bovendien werd
inkomstenbelasting in die
I nog per plaats geheven. En
meer bedrijven een stad
des te hoger was de inkom-
nbelasting.
Leiden krijgt
meer en meer
woonfunctie
vvor Haagse
agglomeratie
Vandaar, dat er heel wat mensen
waren die naar plaatsen in de
omgeving trokken die kleiner
waren en daardoor minder be
lasting hieven. In die gemeen
ten, Oegstgeest, Wassenaar,
Voorschoten, was het ook rusti
ger en mooier. Kortom, een
prettiger leefmilieu dan in Lei
den. De rijkere baasjes wilden
liever niet meer in de wat be
nauwde, grote stad wonen.
Dit proces zette zich door. Ook na
1929 toen de inkomstenbelasting
niet langer per plaats geheven
werd. Na de Tweede Wereldoor
log werd het forensisme steeds
belangrijker. In de laatste tien
jaar heeft het zelfs grote vor
men aangenomen.
Op het ogenblik werkt 31% van de
Leidenaren buiten Leiden.
In kleinere plaatsen ligt dit per
centage natuurlijk veel hoger.
In Zoeterwoude bijvoorbeeld 65
procent, in Valkenburg 64, in
Leiderdorp 74 en in Oegstgeest
zelfs 76 procent.
Er zijn ook kleinere plaatsen in
de omgeving waar veel mensen
toch nog hun werk vinden. Een
voorbeeld daarvan is Rijnsburg.
Iets meer dan een derde van de
Rijnsburgse bevolking werkt
buiten de gemeente. Oorzaak
hiervan is de vrij sterke binding
die men daar heeft met het
tuinbouw- en veilingcomplex.
Die binding met typisch plaatse
lijke bronnen van bestaan is er
echter ook in andere plaatsen
wel. In Zoeterwoude werkt nog
wel degelijk een aantal mensen
in de agrarische sector. Door
het gebrek aan werkgelegenheid
trekken daar echter toch veel
autochtone Zoeterwoudenaren -
mensen die er geboren en geto
gen zijn - naar elders voor
werk. Dat verschijnsel komt
niet zo vaak voor.
Forensen vindt men meestal bij
de allochtone bevolking - de
mensen die pas later in een
plaats zijn komen wonen. Dat is
heel sterk het geval in Voor
schoten waar in 't oude centrum
weinig forensen wonen, maar
des te meer in de nieuwe wijk
Noord Hofland. Datzelfde zien
we ook in Wassenaar, waar in
het oude dorp ook weinig foren-
Het onderscheid tussen de autoch
tone en allochtone forensen
komt ook naar voren als we kij
ken naar de sociale beroeps
groep waaruit die mensen ko
men. Welke mensen onderhou
den een pendel tussen woon- en
werkplaats?
In de plaatsen die een stedelijk
uiterlijk krijgen, Leiderdorp,
Voorschoten, zijn dat vooral de
hogere employé's. In Katwijk,
Rijnsburg en vooral Zoeterwou
de, veel autochtonen, gaat het
in het bijzonder om de arbei
ders. In Warmond en Sassen-
heim vinden we een tussen
vorm. Uit Valkenburg vertrek
ken ieder dag ook veel autoch
tone inwoners, hier zijn het ech
ter geen arbeiders, maar meer
lagere employé's. Het vliegveld
speelt in dit opzicht een belang
rijke rol.
Belangrijk is natuurlijk ook de
vraag waar trekken al die
mensen heen? Merkwaardig is,
dat er in Zuid-Holland hoofdza
kelijk een trend is om van
noord naar zuid te trekken. De
stroom Haarlem-Leiden-Den
Haag speelt de hoofdrol. Die
kan dan nog verlengd worden
naar de Rijnmond. Dat is een
ontwikkeling, die steeds sterker
wordt naarmate de dienstverle
nende sector belangrijker
wordt, waardoor Den Haag
meer en meer aantrekkings
kracht uitoefent.
In Leiden is de trek op Den Haag
sinds 1960 bijna verdubbeld. In
Leiderdorp gaan zelfs driemaal
zoveel mensen naar Den Haag
als tien jaar geleden. De meeste
forensen zo'n 36%, blijken ech
ter toch nog op Leiden georiën
teerd te zijn. Ook in Oegstgeest
zien we dit verschijnsel. Bijna
30 procent gaat naar Leiden,
bijna 15 procent naar Den
Haag.
Als we dit nu eens omrekenen in
absolute getallen betekent dit
dat 1400 Oegstgeestenaren in
Leiden werken tegen 680 in Den
Haag. Datzelfde verschijnsel,
lichte toename naar Leiden,
sterke groei forensisme naar
Den Haag zien we in alle plaat
sen in dit gewest.
Niet verwonderlijk want het ge
west Leiden kan, met uitzonde
ring van Wassenaar, één ar
beidsmarkt genoemd worden,
die gedeeltelijk overlapt wordt
door die van de Haagse agglo
meratie. Daarnaast zijn er ech
ter ook nog wel enkele polen
buiten het gewest Leiden die
van belang zijn. Zoals de IJ-
mond, de Bollenstreek, de Rijn
mond en niet te vergeten het
sterk groeiende Alphen. Katwijk
heeft zijn trek op de IJmond in
verband met de visserij, terwijl
veel tuinders nog iets noordelij
ker trekken om hun waspeen te
telen. Uit Wassenaar en Voor
schoten gaan nogal wat em
ployé's naar de Rijnmond.
Merkwaardig klein is het aantal
mensen dat naar Alphen gaat,
een plaats waar toch 'n aan
zienlijke hoeveelheid werkgele
genheid geschapen is. Alleen
Zoeterwoude heeft een noemens
waardige oriëntatie op Alphen.
Vier procent van de bevolking
gaat daar iedere dag heen. Dat
komt in de praktijk neer op
slechts 75 personen. Het Leidse
aandeel lijkt dan groter met 475
Het elders werken betekent voor velen dagelijks u
..Alphenaren", maar dat bete
kent toch maar 1,5 procent van
het Leidse totaal.
In het algemeen blijkt dus, dat
men steeds verder weg trekt.
Niet langer alleen naar Leiden,
maar naar Den Haag en nog
verder naar de Rijnmond. Het
komt er dus op neer, dat er
zich een soort functieverschui
ving voordoet. Voor Leiden be
tekent dit, dat het meer en
meer een woonfunctie krijgt
voor de Haagse agglomeratie,
maar aan de andere kant een
werkfunctie voor de overige
plaatsen in het gewest.
Een pendel van middelgroot naar
groot en van klein naar middel
groot. Van belang is in dit ver
band het aantal dienstverlenen
de bedrijven dat in een plaats
gevestigd, is. Den Haag springt
er dan natuurlijk uit met z'n
talloze kantoren en ministeries.
Misschien dat deze functie iets
minder wordt als de tendens
rijksinstellingen naar elders te
verplaatsen zich voortzet.
Het is dan ook niet verwonderlijk
dat een plaats als Leiden moei
te doet meer kantoren binnen
haar grenzen te krijgen. Vooral
ook, omdat men in deze stad
wat de uitbreiding van de indu
strie betreft bijna uitgepraat is.
Dankzij de grenswijziging van
1966 is de positie van Leiden in
dit opzicht sterker geworden
omdat daardoor het Academisch
ziekenhuis niet langer onder
Oegstgeest viel. Verder heeft de
stad 'n sterke troef in de Uni
versiteit die behoorlijk veel mo
gelijkheden in de dienstverle
nende sector verschaft.
Rest nog de concentratie van kan
toren in de omgeving van het
station die de laatste jaren tot
stand gebracht is en die ervoor
moet zorgen dat Leiden zijn
funktie van belangrijkste cen
trum van werkgelegenheid in
het gewest behoudt. Of dat in
derdaad in volle omvang zal ge
beuren is o.a. ook afhankelijk
van de mogelijkheid om men
te huisvesten en ruimte te bie
den aan instellingen, zoals het
LOI en het Elisabeth ziekenhuis
die hun heil zochten in het meer
kansen biedende Leiderdorp.
NIEKJAN VAN RESTEREN I
M»wd beeld in de bollenstreek: kassen in aanbouw
BOLLENSTREEK De bloembol
is niet meer de oude. Het
geest-grondprodukt, voor buiten
landers vaak het enige aankno
pingspunt als Holland ter spra
ke komt, gaat op het ogenblik
gebukt onder de zweepslagen
van de moderne tijd. Kwistig
verspreide optimistische gelui
den kunnen de pijn ervan nau
welijks verzachten. Het feit ligt
er gewoon: na ruim drie eeu
wen bloembollenteelt heeft 't
fleurige kleinood aan populari
teit moeten inboeten. Als half-
produkt is de bloembol, na een
langdurige stipnotering op de
lijst van Nederlands populairste
produkten, aan het zakken. Spe
ciaal voor wat betreft de ex
port. Deze steeg in het afgelo
pen seizoen in vergelijking met
voorgaande jaren een stuk min
der.
De oorzaken van deze achteruit
gang liggen voor het oprapen.
Bloembollenreizigers die elkaar
in het buitenland dikwijls 't licht
in de ogen niet gunnen, een af
nemende exclusiviteit en een re
clame-apparaat, dat na tiental
len jaren de consument nog niet
in de koophoek heeft weten te
manoeuvreren. Het lijkt er
sterk op, dat de 8.5 miljoen, die
jaarlijks aan reclame-doeleinden
wordt uitgegeven toch nog niet
voldoende is. Een ander punt is
de te verwachten toenemende
buitenlandse concurrentie. Als
Engeland toetreedt tot de
E.E.G. betekent dit, dat er op
de Euromarkt weer een bloem
bollen producent bij is. In de
En'gelse bloembollenstreek Spol-
ding weet men ook van wanten,
speciaal voor wat betreft de
narcissen. Maar ook in het bin
nenland botert het niet zo goed
met de bloembol. Grote bedrij
ven met 50 h 60 man personeel
moeten alle zeilen bijzetten om
niet de dupe te worden van een
windstille periode, terwijl bij de
kleinere bedrijven de onwil tot
samenwerking en het wegebben
van de jeugdige vakinteresse
het bloembollenvak ondermij
nen. Veel bollenmensen hebben
op tijd het schip, dat zonder de
vereiste navigatiemiddelen op
de woeste bollenzee ronddobber
de, verlaten. Zij zijn bewust een
andere windrichting ingeslagen;
de bolbloem. Sinds de E.E.G.
enkele jaren geleden haar poor
ten wijd opende voor een onbe
perkte aanvoer van bloemen is
bij veel bloembollenkwekers het
ideelampje gaan branden.
„Waarom geen eindprodukt
i.p.v. een halfprodukt", zo re
deneerde men.
Het is niet slechts bij een gedach
te gebleven. Op het ogenblik
hebben ongeveer driehonderd
voormalige bloembollenkwekers
geheel of gedeeletlijk de over
stap naar de bloemen gemaakt.
Vooral in Noordwijkerhout, De
Zilk en in Voorhout schiet het
glas van de rol-, trek- en vaste
broeikassen momenteel op uit
de zandgrond. Mini-glaspaleizen
die het rustieke beeld van het
met rietschelven geaccentueer
de bollenlandschap wreed ver-
De kaarten zijn echter geschud en
een weg terug is er niet. Omke
ren is trouwens geen noodzaak,
want het is zeer onwaarschijn
lijk dat de bloembolteelt door
Steeds meer bollenkwekers beginnen meer toekomst in de kas te
het onstuimig groeiende aantal
kwekers over een aantal jaren
geen toekomst meer heeft. Leg
gen we ter verduidelijking de
exportpercentages van snijbloe
men en droge bollen naast el
kaar dan zien we bij de snij
bloemen een jaarlijkse stijging
van 25%, terwijl de bloembol
slechts op 10 procent kan reke
nen. Weliswaar steekt hier een
adder onder het gras, want als
onze belangrijkste afnemer
Duitsland door een economische
crisis gevloerd zou worden dan
is 70% van onze bloemenexport
naar de knoppen. Om de kansen
op zo'n fatale inslag zo gering
mogelijk te maken is men op
het ogenblik hard bezig de ex
porthorizon te verbreden om
niet van twee of drie afnemers
afhankelijk te zijn. Grote vreug
de ontstond er dit seizoen dan
ook in het bloemkwekerskamp
toen bekend werd gemaakt, dat
ook Amerika interesse heeft in
onze bloemen. Telt men bij de
onverwachte komst van deze gi
gant nog eens de toekomstige
toetreding van Noorwegen en
Zweden tot de E.E.G. dan lijkt de
weg geplaveid voor een veilige
bloemenexporttoekomst.
De bolbloem gaat in deze ontwik
keling ongetwijfeld een flink
Het eerste
glas schiet
al uit de
geestgrond
graantje meepikken van de ex
portbuit. Wat blijft er echter, nu
de Bollenstreek aan haar twee
de jeugd is begonnen over van
de bloembol? Is deze zo langza
merhand gekomen aan het ein
de van haar latijn of ligt voor
de grijsaard ook nog een hippe
spijkerbroek in de kast van de
toekomst? Het laatste ligt het
meeste voor de hand.
De monopolie-positie van de
bloembol is ondanks verwoede
pogingen van het buitenland
zeer zeker voor wat betreft de
tulp en de hyacint, onaange
tast gebleven.
De Japanner die zijn importtulp
kweekt op de rietvelden grijpt in
de zwarte haardos als hij zijn
produkt ziet wegkwijnen en de
Letlander begrijpt niet waarom
die kleine crocus bij een tempe
ratuur ver beneden het vries
punt geen zin heeft om boven
de grond te komen. Nee, wat
dat betreft is er maar een land
waar de bloembol zich pas wer
kelijk thuis voelt.
Nog een belangrijk pluspunt naast
de monopolie-positie is, dat de
grootte van de beschikbare
teeltgrond nauwelijks kleiner
wordt. Het areaal is ruim vol
doende om niemand met lege
handen naar huis te sturen.
Voorzien van deze roestvrij sta
len ruggegraat is het deson
danks elk jaar weer een hele
toer om de handel de deur uit
te krijgen. In feite is een groo
aantal kwekers de dupe gewor
dei\ van het eigen bollen wereld
je dat niet past in een verant
woord bedrüfsbeleid.
De tijd lijkt rijp om af te rekenei.
met de gedachte dat de bloem
bol in het buitenland wel zijn ei
gen weg zal vinden. Waarom
bijvoorbeeld worden de jaarlijk
se overschotten aan bloemboller
i.p.v. tot pulp te worden ge
malen niet gratis geschonker
aan buitenlandse parken er
stadstuinen? Dan komt hei
waarschijnlijk ook niet voor daf
een bollenreiziger die recent
een bezoek bracht aan Westfa-
len te horen krijgt: „Bollen?
Wat zijn dat? Kan je die eten?
HERMAN VAN AMSTERDAM
i
i