JEUGDIGE SPONTANITEIT IN WERK VAN 81-JARIGE Ernst van Altena over De Twee Wezen DE GROTE SENTIMENTEN HOREN IN HET THEATER It OKTOBER - Ledepoppen nemen in schilderijen en objecten een prominente plaats in, zoals in „Aline en Valcour" uit 1950. „Het theater is de laatste jaren vergiftigd door de under-acting bij film en televisie. Als De Twee Wezen goed gespeeld wordt vallen de tranen weer, die we al jaren frusteren. De grote sentimenten horen in het theater thuis. Het theater heeft het grote gebaar verloren. Dat gebaar bereikt het schellinkje niet meer, waar de gewone man zit, maar het was niet bedoeld voor de stalles". Aan het woord Ernst van Altena, die De Twee Wezen voor Zui delijk Toneel Globe vertaalde. Voldoende in de publiciteit ge komen door de wezenloze „rel" rond de Zangeres zonder Naam, ging dit stuk zaterdaga vond in Eindhoven in première. Op maandag 11 oktober is de eerste voorstelling in Den Haag. Van Altena, die onder andere on geveer 40 stukken voor het be roepstoneel vertaalde, is juist terug van een week „onderdui ken" in een Betuwse boerderij. Daar heeft hij de tekst voltooid voor de opera Marieke van Nim wegen, die het volgend Holland Festival in première gaat. „Na het vele vertaalwerk vaak uit economische motie rug tot het oorspronkelijke schrijverschap", zegt hij. „Ik heb van het originele stuk maar een deel overgelaten en een nieuwe tekst gemaakt, waarbij geen plaats meer is voor het mysterie (het trans cendente). Je zou inderdaad kunnen zeggen: mijn eerste originele toneelstuk. De Twee Wezen heb ik zonder meer (zonder anachronismen) vertaald uit de oorspronkelijke uitgave door de schrijvers d 'Ennery en Cormon uit 1874. De bewerking (het stuk is in gekort) is van Ton Lutz. Het oorspronkelijke stuk speelt rond 1770; Globe verplaatst het naar 1870, de tijd van de au teurs. Het bevat sociale kritiek aan het adres van de adel. Het theater functioneerde toen als nu onze televisie. D 'Ennery en Cormon waren zeer kundige scenarioschrijvers. De Twee tot de jaren dertig regelmatig in ons land gespeeld is. Daarna is het, onder regie van Van Hemert nog eens op de televi sie geweest. Natuurlijk is het geen. literatuur, maar in technisch opzicht een gaaf stuk theater. Dat laatste fascineerde me. Wel heb ik er acht originele balladen bij ge schreven, die als functie heb ben de talloze bestaande thea- ter-cliché's, in het stuk (ruwe bolster-blanke pit en dergelij ke) op een rijtje te zetten. Het stuk is nogal naturalistisch en heeft veel scène-wisselingen. In de tussenliggende tijd zouden oorspronkelijk deze balladen via een luidspreker komen, maar Lutz bedacht de straat zanger op het toneel. i uitschieter, die Op de kwestie rond de Zangeres zonder Naam wil ik niet ver der meer ingaan, maar met de beslissing van Lutz ben ik het niet eens. Als je zo duidelijk het cliché op het toneel laat zien, moet dat ook in de mu ziek zitten. Dat cliché-matige heeft de muziek van Hoes. De muziek van Frits Lambrechts is origineler en ook theatraler, maar dit gaat ten koste van het karakter van het straatlied. Van beide versies komt nu bij de première een grammofoon plaat uit. Ik ben blij dat Globe dit stuk niet als een parodie gaat spe len, maar gewoon als ambach telijk theater. Het is als een prent van Daumier, die spreekt nog aan, hoewel de sociale aanklacht achterhaald is. Melo drama is het beste woord. In onze tijd laag aangeslagen. De platenmaatschappijen verdie nen er het meeste geld mee. Geloof niet dat Globe zich een smartlap permitteert. Daar schaamt de coterie zich ook voor. Lutz is gefascineerd door het melodrama. Vraag is of hij zich het publiek daarvoor ge dacht heeft. Juist is wat de Zangeres zonder Naam, een primair reagerende vrouw, zei: „Het is zo dom van Lutz, want ze willen nieuw publiek. Als ik meedoe trekt dat nieuw pu bliek". Het is natuurlijk fout om dat als cultuurfilosoof te zeggen, dan wil je dat nieuwe publiek artistiek opvoeden. Ik acht het melodrama een kans waard. Mogelijk overwint een nieuw publiek de drempelvrees voor de schouwburg. Nee, met de regie heb ik niets van doen gehad. Theater is au toritaire kunst. Het moet pyra- midaal opgebouwd zijn. Op de top zit Lutz, bij hem komen alle lijnen samen. Hij loopt dan ook het risico vanaf de hoogste top op zijn bek te vallen. Een persoonlijk geloof gaat in tegen de trend. De intrige is heel simpel. Er ge beurt veel. Een stripverhaal, dat spreekt grote groepen aan. Het gegeven is een aanklacht tegen niet bewuste harteloos heid. Zo is het nog modern; helaas. Identificatie met het originele verhaal zit er niet in; wel met het moedergevoel (vooral) en het schuldgevoel dat eruit spreekt. De Twee Wezen heeft te maken met het succes van Love-Story. We zit ten aan het begin van een neo romantiek". En Ernst van Alte na weet wat dat zeggen wil, want hij omschrijft zichzelf als iemand, die met beide benen geworteld zit in calvinistische bodem maar een grote drang naar het Romaanse in zich voelt. Man Ray werd een paar weken geleden eenentach tig jaar. Hij is al zo'n zes tig jaar als kunstenaar werkzaam, maar toch zul len er niet veel Nederlan ders zijn die zijn werk ken nen, of wellicht zelfs maar van hem gehoord hebben. Daarom zal de grote ten toonstelling die Museum- Boy mans-Van Beuningen te Rotterdam aan zijn werk wijdt voor velen een ver rassing betekenen. Het merkwaardige is dat Man Ray ook in de landen waar hij werkte, de Verenigde Staten en Frankrijk, weliswaar collegiale waardering van medekunste naars ondervond, maar dat hij toch altijd min of meer als epigoon werd beschouwd, als .bijloper' in de stromingen die hij mee het aangezicht gaf, t.w. het dadaïsme, het surrealisme, de collagekunst en het verwer ken van .readymades'. Achteraf is dat wellicht te ver klaren door het feit dat hij naast vele andere activiteiten ook fotografeerde. Hij deed dat erg goed, had een grote naam als fotograaf en hij verdiende er zijn brood mee. Zo kregen zijn andere activiteiten het ka rakter van spel, van vrijetijds besteding die wat in de verge telheid bleven, in de schaduw van meer op de voorgrond tre dende figuren als zijn vrienden Marcel Duchamp en André Breton. Portretschilder Toen Ray jong was had hij als ideaal een beroemd portret schilder te worden. Een op de tentoonstelling aanwezig por tret uit 1909 laat zien dat hij zeker begaafdheid in die rich ting had Maar zijn schilder- trant wijzigde zich snel. Nog in 1914 is hij in AD MCMXIV, bezig met sterke plastische vormen, maar al gauw schakelt hij om op abstracte vormen. In de dertiger jaren ontstaan surrea listische werken, waarvan de beste denkbeeldig portret van D. A. F. de Sade bijvoor beeld, niet onderdoen voor Da- li. Hij maakte daarnaast collages, die zijn dada-inslag sterk be klemtonen, tekeningen, aqua rellen en gouaches. De tentoon stelling laat er typerende voor beelden van zien. Men kan er ook sommige van de foto's zien die hem beroemd maakten, be nevens zijn experimenten op dit terrein die een soms uniek karakter hebben. Aardig overi gens is het om te weten dat Man Ray, altijd dol op contro versiële uitspraken, in 1937 een fotoboek uitgaf onder de titel .Fotografie is geen kunst'. Alle fotografen waren woest! In zijn autobiografie komt hij daar la ter op terug: ,Toen men mij onlangs vroeg of ik er nog steeds zo over dacht, zei ik dat ik enigszins van mening was veranderd: volgens mij is kunst geen fotografie'. Objecten Dat Man Ray dadaïst van het eerste uur was en dat tot de dag van vandaag is gebleyen kan men overigens het beste zien aan zijn objecten. Hij toont er zich een bezield knutselaar met een grenzeloze fantasie en vaak een enorme originaliteit. Het vroegste ob ject is van 1911, het is een .wandtapijt', gemaakt van opge plakte stukjes stof uit een sta- lenboek. Alle materialen waren goed genoeg voor hem Zo vond hij in 1919 een lampekamp, die kapot was. Hij haalde er voor zichtig het papier af en hing het op in zijn kamer. Er vorm de zich een spiraal, prettig om naar te kijken. Hij wilde het in 1920 tentoonstellen op een tentoonstelling. ,Het nieuwe museum', waar nieuwe stro mingen getoond zouden wor den. Op de dag van de opening bleek de concierge het echter te hebben weggegooid. De goede man dacht dat het pakpapier Dat betekende overigens niet het einde van .Lampekamp'. Ray bleef de spiraal leuk vinden, maakte hem later na en een exemplaar uit 1954 is op de tentoonstelling te zien. Het zou tot ongeveer de zestiger jaren duren voor Ray ook beroemd werd om zijn niet-fotografische activiteiten. Toen wilde ieder een wel een Ray hebben en in 1959 werden van de .Lampe- kap' 100 exemplaren van vertind plaatijzer gemaakt. Het bleef niet bij die lampekap. Veel van Rays vroegere objec ten waren ten gronde gegaan. De kunstenaar die in 1921 van New York naar Parijs was verhuisd, moest bij de bezetting van de Franse hoofd'-tad door de Duitsers het land jverhaast verlaten. Van veel objecten restten nog slechts de herinne ring of een foto. Toen later de roem kwam zijn veel van die objecten gereconstrueerd en vaak in serie uitgegeven. Weer in Parijs In 1951 keerde hij naar Parijs terug. Hij ging er verder met zijn werk, maakte o.m. een se rie maskers, maar ook heel gekke objecten. In 1957 beves tigde hij op een metronoom een oog en noemde het .Object om te vernietigen'. Een paar studenten namen dat letterlijk en zij deden hun werk grondig. Ray vond dat wel leuk eigenlijk en hij ging geduldig aan het werk om een nieuwe te con strueren. Veiligheidshalve noemde hij het toen wel.On verwoestbaar Object'. Men kan van mening verschillen over de kunstzinnige waarde van de objecten. We vinden dat eigen lijk nauwelijks belangrijk. Feit is, dat Ray aan zijn soms ab surde constructies met veel plezier gewerkt moet hebben, maar ook dat hij dit plezier aan de kijkers overdraagt. Ray kan een der voorlopers van de pop-art worden genoemd, maar er is verschil. Het ver schil met name dat in de pop art soms zo verschrikkelijk knoeiwerk wordt geleverd en bovenal dat het meestal zo ver velend is. Ray knoeit niet en vervelend is hij nooit. Ray is een spiritueel mens die ook in zijn heel recente wer ken, werken van een tachtigja rige dus. blijk geeft van een jeugdige spontaniteit, en spot tende knutsellust. Dat geeft de Rotterdamse expositie iets ver- ademends dat men op veiLar( derne tentoonstellingen am Bovendien heeft deze te jjn( stelling een aparte omdat het werk i zo lang tijdsverloop stamt ziet er Dada op zijn vroajJJ'P dat betekent dat er van een .historisch' Maar er is tussen die v jaren en de meest recente |- ken nergens een breuk, alle vroegere werken recent kunnen zijn, de r moderne werken zoudenU zo'n zestig jaar geleden jj. maakt kunnen zijn. We z ju|s aan dat de kunst van m steeds worstelt met prot die destijds Dada opriepea Ray is er de man niet ns*™1 die problemen op te losser om ze in zijn werk a#om tonen en er op innemen* wd nier de spot mee te drp Tot 7 november kunt x in Rotterdam terecht. ;"R< Jisi VOLGEND JAAR OPERA IN HET HOLLAND FESTIVAL Ray is altijd een verwoed schaker 1962 gereconstrueerd werd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 2