Bejaarden Bossen geven provincie Drente een nieuw gezicht DREIGEN (uuifc ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1971 O Een zandweg, bossen eromheen. Een beeld, waarop wij tegenwoordig zo zuinig zijn, dat men in de provincie Drente bezig is met het aanplanten van kilometerslange bossen, die over twintig jaar een deel van deze provincie een heel ander aanzien gaan geven. (Van een onzer verslaggevers) EMM EN Een woest stuk lelijke leegte in de Drentse natuur wordt omgetoverd tot een kloek sprookjes bos. Weliswaar genieten de elfjes en kabouters nog maar weinig bescher ming tussen de piepkleine boompjes, maar voor we twintig jaar verder zün prijkt er tussen de stad Emmen en liet dorp Klazienaveen in de Drentse zuid-oosthoek een zeven km lang gerekt bos. waar een driekwart mil joen bomen decor geven aan het ont gonnen voormalige veengebied. Staats bosbeheer voert hier een uniek be bossingsplan uit. Uniek, omdat er nog niet eerder in ons land een hoogveen- bos is aangelegd. Op een gebied van 250 hectare ontstaat het bos. lang gerekt. tussen de 100 en 400 meter breed als een wuivend scherm van noord naar zuid. Het is een onder deel van een veel groter bebossings plan, opgenomen in de structuur- ehets van de gemeente Emmen. mei •ijn 28000 hectare de derde gemeente n grootte van Nederland. Veel bos is ten offer gevallen aan de industrie! en de woonwijken. Veel is ook gespaard want Emmen is in véél opzichten in de bossen gebouwd. De oorspronkelijke bossen geven de stad een groen hart en groene longen. Emmen heeft al 1300 hectare bos. De Emmerdennen omvatten 300 hectaré en liggen midden in de stad. Maar de plannen willen rond 2500 hectare bos binnen de gemeentegrenzen brengen. Daarvan is nu 250 hectare in uitvoe ring. Het Emmer bebossingsplan op zijn beurt is weer een klein onderdeel van een veel groter landschapsplan van bosgordels en bosstroken in het hele veenkoloniale gebied.. Dat plan is nog niet rond. Een reconstructiecom missie veenkoloniën studeert erop. Het zal erop neerkomen, dat in het oosten van de provincies Groningen en Drente op verschillende plaat sen bos wordt geplant, waar vroeger veenafgravingen waren. De plannen zijn oud. Kort na de oor log was er al overleg. In 1953 leidde dit tot het eerste landschapsplan, waarin waren opgenomen de aanleg van 90 hectare bos. singels en bos stroken. Het bos in aanleg ten zuid oosten van Emmen is evenwel veel groter. Dat heeft een oorzaak. Staats bosbeheer kon in 1969 dat stuk van 250 hectare hoogveen kopen van de maatschappij Klazienaveen. Tweeder de daarvan was woest gebied. Op 100 hectare hadden elders gevestigde boe ren wat grasland. In goede harmonie hebben deze boeren de grond verla ten. Toen dat woest en leeg achter bleef kon Staatsbosbeheer onder aan voering van houtvester ir. C. J. de Lange aan de slag gaan. Aan de slag met de eerste aanzet van het land schapsplan dat in de toekomst deze streken zal voorzien van een park achtig uiterlijk. Staatsbosbeheer stond voor pioniers arbeid. Het eerste werk was de dikte van het hoogveenpakket te meten. Het varieerde van twee tot vijf meter. Wegen lagen er niet. Ontsluiting in dit ontoegankelijke stukje onbewoond Nederland wordt beschouwd als een van de moeilijkste en kostbaarste taken. Maar als je een bos wilt aan leggen, moet je ook wegen hebben. Daarvoor moet je afgraven en ont wateren. Dat is allemaal gebeurd in 1970, toen de eerste weg werd aan gelegd. Geen forse asfallbaan. maar een vrij breed zandpad tussen de op geworpen wallen veengrond. Van daaruit werd een wegennet geprojec teerd. Ook weer zandwegen, want Staatsbosbeheer wil geen verharde wegen in zijn bossen hebben. Die trekken verkeer aan. Men heeft niet de bedoeling van dit Oosterbos, zoals het inmiddels al weids wordt ge noemd, een recreatiebos te maken. ..Onze doelstelling is het scheppen van een landschappelijk element", ver klaart ir. De Lange technisch. Het boscomplex bestaat uit drie delen, drie moten in oost-westrichting van elkaar gescheiden. In het zuidelijke stuk liggen nu een weg in lengterich ting plus twee zijwegen. De opzet was het gebied te ontsluiten in blokken. Je kunt veengrond niet zo maar beplanten. Een van de grote, verborgen gevaren wordt gevormd door de veenbranden. Vandaar die blokken. Is er brand, dan kun je die beperken tot een of enkele blokken, die gescheiden zijn door greppels tot de zandondergrond. Daarna kwam het belahgrijkstede keuze van de houtsoorten. „We heb ben het bosbouwproefstation in Wa peningen erbij gehaald. We hebben Drente bekeken waar men al met veenbebossen een kleine ervaring had. Verder hebben we de literatuur erbij gehaald over veenbebossingen in Ier land en Schotland. Daarna hebben we de houtsoorten gekozen, die het op hoogveen wel willen doen. Daarbij komt weer een zo groot mogelijke brandbeveiliging om de hoek kijken. Randen en wegbegrenzingen zijn en worden met loofbomen beplant. Want loofhout is minder brandbaar dan naaldhout. Dat loofhout bestaat dan uit de eik („waarvan we verwachten dat hij het hier heel goed zal doen"), berken, lijsterbessen, de els en de wilgesoorten. Tegen de kern van Klazienaveen aan komt een eiken- bos. De rest is naaldhout, sparren, dennesoorten, larixen: 2500 naald bomen per hectare, 4000 loofbomen per hectare. In totaal zijn in het zui delijke gebied nu 205.000 bomen ge plant. Bomen, waar je nog overheen kunt stappen". SNELLE GROEI „Larixen en elzen groeien hard. Over zes jaar zijn ze groot. Maar het bos is pas de moeite waard als je 20 jaar verder bent. En dat is snel. Andere bossen in Drente, 4050 jaar geleden zijn aangelegd, beginnen nu pas bos te worden". Staatsbosbeheer zal over drie of vier jaar klaar zijn met dit gebied. Hier is dan een van de grootste bebossin gen afgesloten. Ook in vergelijking met de verdere plannen, voor zove al bekend, blijft dit boscomplex van de grootste. Tussen Emmercom- pascuum en Bargercompascuum zal nog een lange strook van 10 km leng te en een minimale breedte va meter bos komen. Maar dat kan nog jaren op zich laten wachten. Andere plannen betreffen kleine gebiedjes, toch zal dit deel van Drente ee taal ander gezicht gaan krijgen. Een jaar of tien was hier nog wat houtopstand. Dat viel ten offer aani de voortschrijdende ontginningen de maatschappij Klazienaveen. Hel land werd kaler en kaler. De laatste bosjes verdwenen en werden land bouwgrond. Op deze manier verloor dit gebied al zijn charme. Dank zij de bebossingen krijgt het die weer ge leidelijk aan terug. Het veendorp Kla zienaveen wordt volledig in de bossen1 gelegd. Maar wanneer dat gaat ge beuren weet ir. De Lange nog op geen stukken na. Voorlopig hebben hij en zijn vijftien werkers, geleend van de gemeente Emmen, de handen nog een paar jaar vol met het prille Oos- VREEMDELINGEN TE WORDEN (Van een onzer DEK HAAG. Van de ene kant wordt er gemakkelijk overheen gepraat, van de andere kant is het bejaardenprobleem geladen met discriminatie. „De bejaarden dreigen de vreemdelingen onder ons te worden. Ze zijn vlakbij ons en toch veel verder weg dan jonge volwassenen beseffen", aldus professor L. van dei* Horst, oud hoogleraar in de psychiatrie- Bejaarden zelf verafschuwen de betiteling, mensen, die hun verslaggevers) „pensioengerechtigde leeftijd" zien naderen, kijken ertegen aan als tegen de dood, want „we staan binnen de kortste keren totaal buiten de maatschappij". Toch kan niemand er meer langs, langs dat bejaardenprobleem, want een op de tien Nederlanders behoort tot deze categorie Nederlanders. Over niet al te lange tijd is het er een op de negen, enz. enz. Want de mens wordt, aldus de deskundigen, steeds ouder Hoe gaat het: de man of vrouw wordt op een gegeven ogenblik „zeer bedankt voor de bewezen diensten" en dan verdwijnt de man of de vrouw van de ene dag op de andere in dè categorie bejaarden waarin de maat schappelijke stilte gevallen is. Hij of zij is letterlijk op rust gebracht, tenzij En juist om dat tenzij gaat het in een maatschappij, die nog steeds niet met zijn bejaarden heeft leren leven, evenmin als met zijn om een voorbeeld te noemen hippies, zijn mo derne avonturiers, zijn catego rie burgers, die werken en geld verdienen niet meer als nood zaak zien Toch is het een groot en dikwijls dramatisch probleem voor de betrokkenen zelf, want: pensionering werkt als een bij zonder harde schok voor velen, er is een schreeuwend tekort aan bej aardenwoningen, veel bejaarden moeten of gaan veel te vroeg naar een „tehuis", tal van bejaarden willen niet in een „tehuis", maar bij gebrek aan andere ruimte wordt het meermalen zeer bittere nood zaak. Pensionering BIJ het bereiken van de pensioen gerechtigde leeftijd raken nog al wat mensen plotseling in een vacuüm. Op zichzelf komt de pensionering meestal natuur lijk niet onverwacht, men weet lang van te voren op welke dag men met pensioen zal gaan. Maar de meeste bereiden zich niet op dat pensioen voor en ze worden er ook niet op voorbe reid. Ze ondergaan de pensio nering als een trauma, we spre ken van de pensioenschok. Tóch zijn de deskundigen het er over eens dat een voorbereiding op de pensionering nodig is. De mensen moeten beter op hun oude dag voorbereid worden en er moeten cursussen komen zo als er ook cursussen zijn voor verloofden. „Lessen in het oud worden", zoals deskundigen ze noemen. Men moet echter oppassen voor overdrijving: over het algemeen wordt pensionering gunstig be oordeeld en redelijk verwerkt. Bovendien gaat niet iedereen op zijn 65e met pensioen: in '60 oefende 20% van alle mannen boven de 65 nog een beroep uit, dat wil zeggen dat ze minstens 15 uur per week in dat beroep werkzaam waren. Een ander deel heeft na het pensioen nog wel wat bijbaantjes en voor de groep die helemaal niets meer om handen heeft probeert men in verschillende steden specia le werkplaatsen van de grond te krijgen, meestal zonder veel succes. De voorbereiding is niettemin zeer gewenst en het is zaak daarbij ook de vrouwen te be trekken. De vrouw heeft over het algemeen tot aan dat mo ment zelfstandig haar huishou den bestuurd en krijgt er nu een pottekijker bij. Een belang rijk onderdeel van de voorbe reiding is dat men de bejaarde exact op de .hoogte stelt van het toekomstige inkomen. Des kundigen vragen zich af of deze voorbereiding geen taak voor de vakverenigingen is. Voor veel werknemers is het een groot geestelijk belang. Dat pensioen gaat dan wel van de ene op de andere dag in, de be hoefte aan rust ontstaat al veel eerder. De verkenning van de mogelijkheden om buiten de ei genlijke beroepsarbeid zinvol bezig te zijn moet ook al lang voor het pensioen beginnen, wil men er op zijn 65e voldoen de mee vertrouwd zijn. Het te gendeel is vaak waar. Naarmate men ouder wordt doet men zijn werk ten koste van grotere in spanningen. Men geeft hobby's op, gaat bijvoorbeeld niet meer naar vergaderingen en het con tact met vrienden verslapt. Het werk vraagt alle aandacht en energie; 's avonds thuis valt men na het eten, wat televisie kijken, of de krant lezen in slaap. Op deze wijze is de „ver eenzaming" vaak al lang vóór het pensioen begonnen. De deskundigen wijzen er steeds Nederland heeft nog steeds niet leren leven met deze medeburgers op dat men de beginnende ou derdom beter bij 40 of 30 jaar kan plaatsen. In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken stelt het Gemeenschappelijk Instituut voor Toegepaste Psychologie in Nijmegen een onderzoek in naar de positie van de oudere werknemer. Het onderzoek, dat het volgend jaar zal wor den afgesloten, is vooral ge richt op de maatregelen die 't bedrijfsleven neemt om oudere werknemers, die problemen geven binnen het eigen bedrijf, op te vangen. De resultaten ervan kunnen zeer belangrijk zijn om althans een deel van het „bejaardenpro bleem" te kunnen doorgron den en oplossen. Daarbij zal onherroepelijk blijken dat de ouder wordende mens een gro te behoefte blijft houden aan contact met de medemens de maatschappij. Juist deze angst doemt telkens een spookbeeld op bij hen, die hun gepensioneerde periode zien naderen. Er bestaat onder de bejaarden wel degelijk behoefte aan re gelmatig contact, maar ze wil len zelf uitmaken met wie. Vol gens dr. Munnichs (schrijver van onder meer „Ouderdom e eindigheid" en van „Ouder worden en bejaard zijn") valt er vergeleken met vroeger 'n grotere vereenzaming onder bejaarden te constateren. Het aantal contacten neemt af, ook met de eigen kinderen. Boven dien vallen regelmatig kennis sen af en vrienden blijven weg. Heel ongemerkt is er een proces van vereenzaming. Daarnaast is er natuurlijk ook een groeiende wens naar rust. Vereenzaming brengt echter ook een zekere isolering met zich, de oude mens raakt ach ter en dat luidt een begin van hulpbehoevendheid in. In het onlangs verschenen boek „Medische Gerontologie" (uitg. Van Gorcum, Assen) schrijft prof. L. van der Horst (oud hoogleraar in de psychiatrie): „Zij dreigen de vreemdelingen onder ons te worden. Ze be horen er niet meer bij en ze zijn ook niet meer nodig. Ze zijn vlak bij ons en toch veel verder van ons af dan jongere volwassenen zich kunnen rea liseren- Hun communicatieka nalen raken verstopt. Ze ko men zo licht buiten de gewone gemeenschap." De vereenzaming ontstaat ook omdat veel bejaarden er trots op zijn nog onafhankelijk te blijven en niet gauw om hulp komen vragen. Dat is ook het grote probleem bij het zoge naamde open bejaardenwerk (hulp en voorzieningen voor bejaarden woonachtig in de wijk), vaak komen juist die bejaarden niet die goed ge holpen zouden kunnen wor den. Dr. Munnich heeft in „Ouder worden en bejaard zijn" ge steld dat we daarom tot een aangepaste alarmering moeten komen. Deze alarmering moet onafhankelijk van de oude mens worden opgezet. Zijn suggestie: de omgeving moet op een eenvoudige wijze be wust worden gemaakt van de noodzaak behoefte aan hulp bij bejaarden te signaleren en ef ficiënt door te geven. Dan kan tijdig ter plaatse poolshoogte genomen worden en efficiënt geholpen. Als men naast een alleenstaande bejaarde woont zou het normaal moeten zijn, dat iedere dag even wordt na gegaan of men de gebruike lijke buurgeluiden heeft ge hoord of niet. Twijfelt men, dan zal gepoogd moeten wor den om er op een verantwoor de manier achter te komen, zonder de privacy van de an dere geweld aan te doen. Een ander probleem is dat van de bejaardenwoningen. Heel wat moeilijkheden van bejaar den zijn terug te brengen tot een slechte woonsituatie. Bij een onderzoek in Amsterdam bijvoorbeeld bléken niet min der dan 75.600 hoofdstedelijke bejaarden in huizen te wonen die vóór 1930 zijn gebouwd. En die lekkages, vochtigheid en tocht vertonen. Dat is een si tuatie waardoor bejaarden wel moeten zeggen: ik ga naar een bej aard entehuis. In „Op leeftijd" zei mej. drs. W. van Neck, adviseuse voor het bejaardenwerk in Noord-Hol land: Het bouwen van de be jaardenwoningen is op een ontstellende wijze achtergeble ven. Men heeft het bouwen van verzorgingstehuizen altijd veel interessanter gevonden dan bejaardenwoningen. Er is ook veel te weinig aandrang uitgeoefend op Volkshuisves ting om nu eens op forse wijze woningen voor bejaarden te bouwen. De aangekondigde bouw van 60.000 bejaardenwo ningen in de komende vijf jaar achtte mej. Van Neck veel te weinig reden om hoera te roe pen. Het ministerie van Volkshuisves- tin stelt dat 30% van de be jaarden een aangepaste wo ning nodig heeft. We tellen op het ogenblik 1.300.000 bejaar den en als we de bezettings graad van die woningen vrij hoog op 1.5 stellen, dan zijn er 260.000 woningen nodig. Mo menteel hebben we 45.000 be jaardenwoningen. Er is dus een tekort van 215.000 wonin gen en we zouden er daarom 43.000 per jaar moeten bou wen. Dan zitten we nog niet aan de ruime kant, want in 1975 zullen we 160.000 bejaar den meer hebben dan nu. Mej. Van Neck ziet in een fors plan voor de bouw van bejaarden woningen ook een bijkomend voordeel: veel grote en vrij goedkope huizen zouden vrij komen ten gunste van jonge echtparen. Ze bewonen vaak een huis waarvan de helft he lemaal niet meer benut wordt. Maar ze hebben ook geen keus: goede, aangepaste wo ningen zijn er nauwelijks. Overigens weet ook niemand exact hoeveel bejaarden inwo nen bij een gezin of hoeveel er zelf inwoning hebben. Tehuis Op een gegeven moment komt voor veel bejaarden toch de dag, dat zij naar een bejaar dentehuis moeten, al was het alleen al omwille van de ver zorging. Dan komen er nieuwe problemen in het leven van de bejaarde, die dan vaak al een hoge leeftijd bereikt heeft. Hij of zij zal zich opnieuw moeten aanpassen: aan een nieuwe omgeving, aan het gezelschap van onbekende mede-bejaar den met ieder weer eigen ge woonten en hebbelijkheden. En vooral: de bejaarde beseft dan plotseling, dat hij of zij aangekomen is in het laatste stadium van het leven. Dit te kunnen verwerken, dit zich eigen te kunnen maken, en vooral daarin en daarmee te leren leven, vereist een bijzon dere aanpassing, een bijzonde re behandeling en omgang. jaarde kan lang niet altijd meer doen wat hij of zij altijd gedaan heeft: het buurten gens anders in de straat of de omgeving, het zelf boodschap pen doen, en op die manier met anderen in contact blij ven, het zelf redderen v£ of dat is allemaal voorbij of zeer beperkt. Het gevoel van nutteloosheid, de geestelijke vereenzaming wordt dan heel vaak bijna of totaal onhoud baar. Met alle gevolgen dien. Van de ene kant wordt er ge makkelijk overheen en heen gepraat, van de andere kant is het bejaarden-probleem beladen met discriminatie. Is de maatschappij anno 1971 wel voorbereid op dit alles? Of moet de oplossing opnieuw van toevalligheden aan elkaar blij ven hangen?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 16