Je bent zo alleen De beste aller tijden ben ik beslist niet innerlijk: één brok zenuwen EDDYMERCKX: ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1971 55; (Van mij denken ze, dat alles vanzelf gaat Dat niks me moei te kost en dat ik nergens onder lijd. Natuurlijk Merckx, zeggen ze wanneer ik in m'n eentje tegen een berg op ga, maar ze vergeten dat ik een verschrikkelijk eenzame figuur ben in zo'n solo. Het lijkt mooier dan het is. Als ik in 'n Tour alleen voorop aan het klimmen ben, dan vecht ik steeds tegen mezelf. Dat is hard. Je bent zo alleen. Daarom doet het me steeds goed als ik al die aanmoedigingen hoor van het volk langs de weg. Dat inspireert me. Hoeveel succes je ook hebt, zonder steun van het publiek kun je nooit. Ik word er echt door geïnspireerd als ze zo met me meeleven. Dat prikkelt me, dat enthousiasme. Ik hoor ook altijd wat ze roepen en ik neem het op in m'n gedachten die dan altijd bij de koers zijn. Verder denk ik nergens aan. Alleen de koers. En het publiek natuurlijk, dat hoort erbij. Ik verplaats mijn ge dachten nooit naar iets anders dan de eindstreep. Het gat moet groter, het gat moet groter, denk ik steeds. Altijd dat. Mijn voorsprong en de finish, verder leid ik me niet af op die momenten. En echt, in die strijd kan het publiek me geweldig helpen. Ik waardeer dat ook. Maar soms vind ik populariteit verschrikkelijk. Dan zou ik het liefst willen dat ik niet zo bekend was, maar tegelijker tijd ben ik altijd eerlijk voor me zelf. Dan denk ik: ja maar eigenlijk mag je niemand wat verwijten. Je hebt je zelf zo populair gemaakt. Dat is het, verstaat ge. Ik heb me zelf populair gemaakt. Ik kan het de mensen die me lastig vallen niet kwalijk nemen omdat ik er met mijn prestaties zelf aanleiding toe geef dat ze me lastig vallen. Mis schien is lastig niet het goede woord want in feite vind ik het wel prettig om populair te zijn. Ik heb er geen hekel aan. Iemand die populair is, betekent wat en ik geloof dat ieder een er in zijn beroep wat hij ook doet naar streeft om het hoogste te bereiken. Lukt dat, dan geeft het voldoening. Daarom neem ik de gevolgen van mijn succes zoals ze komen. Ik heb er alleen moeite rpee als de suppor ters kort na de finish en masse op me toestormen. Dan voel ik het wel als een last en ik weet van mezelf dat ik dan wel eens verve lend kan doen tegenover de mensen. Niet altijd even aardig. Maar dat DOOR PETER HEERKENS MET FOTO'S VAN MILIAN KONVALINKA ligt meer aan de mensen dan aan mij. Ze moeten beseffen dat ik na een rit even goed van de inspanning wil bekomen als iedere andere cou- En daar wordt soms geen rekening mee gehouden. Ze veronderstellen dat ik altijd even gemakkelijk rijd. Misschien lijkt het zo, maar het is niet waar. Na een wedstrijd moet ik nel als wie ook, uitblazen en daar geven ze me dikwijls geen kans toe. Daar kan ik verschrikkelijk kwaad om worden. Dan heb ik amper m'n remmen dicht geknepen, of ze staan met weet ik hoeveel man rond me. Stel je dat eens voor. Na zoveel kilometers zware koers sluiten ze je in zodat je amper lucht krijgt. Ze snijden je adem zowat af, maar nie mand die zich daar dan zorgen om maakt. Dus moet ik het zelf wel doen. Is het dan logisch dat ik in zo'n situatie wel eens nors en stug doe?! En dan zijn er ook nog die om een handtekening durven vragen want ja. ze moeten toch iets doen als ze zo dicht bij je staan, vinden ze. Ik weiger altijd. Handtekeningen zet ik graag, maar niet op zo'n moment omdat ik leerde dat mensen die ze dan vragen ze meestal weer meteen weggooien. Heus, dat is de ervaring. Dus teken ik nooit meteen na aan komst. Wat ik dan wil,. is zo vlug mogelijk naar mijn hotel om me op te frissen. Dat is toch niet onredelijk hè? De mensen zouden dat moeten be grijpen. Zoals ik begrijp dat ik ver plichtingen aan ze heb door mijn successen. Ik accepteer die conse quentie van mijn prestaties en ik vind die belangstelling fijn. Vooral in een etappewedstrijd. Bij criteriums1 komt het enthousiasme van het pu bliek heel anders over. Daar doet het me minder, in die kermiskoer- sen. Ik denk omdat 't daar 'n ander soort publiek is. Criteriumtoeschouwers komen al leen om renners van dichtbij te kunnen zien, mensen langs de route van een ronde leven meer met de sport mee. Bovendien zie je in een criterium steeds dezelfde gezichten, dat gaat vervelen. Alleen hebben toeschouwers in een rittenkoers af-en-toe de vervelende gewoonte om op het parcours te gaan staan. Vooral in/ Italië. In Frankrijk gebeurt het ook wel. maar daar gaat het gedisciplineerder. Itali anen zijn enthousiaster. Die kletsen meteen liters water in je gezicht en dat vind ik verschrikke lijk gevaarlijk. Ik word er altijd bang van. Enfin, zo zullen ze het Eddy Merckx kijkt vermoeid voor zich uit na de beroemde nacht van Honselersdijk in 1970 wel niet bedoelen. Ze doen het na tuurlijk om me 'n dienst te bewij zen. ik begrijp dat. Supporters be grijp ik meestal wel, want ik ben het vroeger zelf ook geweest. Geen fanatieke hoor. Neen. Ik heb nooit handtekeningen verzamëld. Maar ik was supporter genoeg om te weten hoe iemand die dat is, zich voelt. Ik supporterde als jongen altijd voor Stan Ockers. Dat vond ik een gewel dige coureur door de spectaculaire manier waarop hij reed. Vooral in een Tour de France kon hij formi dabel te keer gaan. Ik sloeg geen verslag over. Jammer genoeg heb ik nooit persoonlijk kennis met hem kunnen maken. Erg spijtig want zijn prestaties trokken me naar de wie lersport. Tot die tijd wist ik niet precies wat ik wilde. Ik deed van alles wat in de sport. Voetbal boeide me toen het meest. Ik speelde tot mijn 15e jaar in White Star. Tegenwoordig heet 't Racing White. Een vaste plaats had ik niet. Ze zetten me waar het uitkwam. In de goal, in de achter hoede, in de eerste linie. Overal. In het begin voetbalde ik goed, maar op de duur nam dat af omdat ik er de interesse niet voor kon opbrengen. Om te trainen, bedoel ik. Als kijk spel vind ik het nog steeds schitte rend. Heb ik tijd, dan ga ik altijd kijken. Naar Racing White natuur lijk. Voetbal trekt me, omdat ik het zo knap vind hoe 11 individuen samen iets maken waar lijn in zit. Van die constructies, combinaties, geniet ik steeds weer. Maar zelf kon ik er nooit voldoende moeite voor doen. Net als met basket. Dat speelde ik ook een paar jaar, tot m'n belangstelling verdween. Ik kon me moeilijk oriënteren in de sport. Pas toen ik het wielrennen leerde kennen, wist ik wat ik wilde en het gekke was, dat ik hiervoor de mees- Ie weerstanden moest overwinnen. M'n moeder verzette zich ertegen. Ze had niet graag dat ik ging koersen, vooral omdat mijn studie eronder had te lijden. Verder vond ze de wielersport gevaarlijk. Ze was bang dat ik me liet verblinden door de successen van de kampioenen. Ik zou sportleraar moeten worden, maar die studie maakte ik niet af. Op een gegeven moment gaven mijn ouders toestemming om te gaan wiel rennen en ik kreeg zoveel steun van ze, dat ik daar nog steeds erg dank baar voor ben. Ik kon immers gaan doen wat ik wilde en ik geloof dat ou ders in die zin ook 't best hun kinderen kunnen opvoeden. Tegenover mijn kinderen zal ik later niets opdrin gen. Sommige mensen zeggen: Dat vind ik onjuist. Je moet het vrij la ten. Mijn ouders deden het en ik heb er nooit spijt van gehad dat ik zo vroeg van school ben gegaan. Als sportleraar zou ik het misschien niet zo ver gebracht hebben als nu in de wielrennerij. Toch heb ik het gevoel dat ik er als coureur nog niet helemaal ben. 55 0.0.1k heb me voorgenomen om met J J wielrennen te stoppen als ik dertig ben. Dan houd ik er absoluut mee op, ook al zou ik op dat moment nog de beste zijn. Vijf seizoenen dus nog, dan is het gebeurd. Ik ben tot de ontdekking gekomen, dat dit vak zoveel van je vraagt, dat je ervoor moet waken om niet naar de vaantjes te gaan. Mijn gezondheid stel ik boven alles. In 1964 wilden ze me niet meenemen naar 't amateur-wereldkampioenschap in Sallanches omdat ik zogenaamd een hartkwaal had. Het was een smoes om me buiten de ploeg te houden, want ze hadden zoveel goede coureurs op dat moment, dat ze niet iedereen konden meenemen. Uit eindelijk mocht ik toch gaan, want er kon aangetoond worden, dat de diagnose fout was. Mijn hart werkte normaal, alleen had ik een opvallend cardiogram maar dat komt wel meer voor bij sporters. Ook werd ik wereldkampioen, die hartkwaal- affaire van toen heeft me nooit hele maal losgelaten net zo min als de opmerking dat ik er zes maanden voor zou moeten rusten. Ik heb me daarom voorgenomen mijn gezond heid nooit op het spel te zette'ri. Doorgaan tot ik niet meer kan, zal er bij mij niet bij zijn en ik ben bereid daarvoor roem en geld op te offeren mocht ik over vijf jaar nog evenveel winnen als nu. Misschien lijkt dat vreemd voor iemand zoals ik, met die capaciteiten, maar ik ben ook maar een gewoon mens voor wie een grens geldt. Dat ik toevallig een gave meer heb, zegt niets. Sommigen vinden dat mijn kwaliteiten boven die van vroe gere coureurs uitsteken. Merckx is de beste aller tijden, hoor je nogal eens. Ik ben het daar niet mee eens. Neen, ik vind niet dat je dat kunt stellen. Compleet, dat ben ik. Ik kan klimmen, ik win op het vlakke, ik kan goed tijdrijden, maar in al die spe cialiteiten zijn er beteren geweest. Eigenlijk is het onzin om mij met renners van vroeger te vergelijken. Dat kun je gewoon niet. Daarvoor zijn de omstandigheden te veel ver anderd. Er valt geen eerlijk peil te trekken. Over tien jaar zal men mijn prestaties van nu misschien al niet meer redelijk kunnen vergelijken met die van dat moment, daarvoor evolueert de tijd. Ga alleen het verschil maar eens na tussen de omstandigheden waaronder tien jaar geleden gekoerst werd en nu. Toen had je veel meer semiprofs tegenover thans volledige beroeps- renners. Dat alleen al trekt de ver houding scheef. Jongeren van nu zelfs, hebben het al heel anders dan in mijn tijd. Op één punt zal het echter nooit veranderen: de liefde voor de sport. Die moet je hebben, anders kun je nooit een grote worden. Maar het kost opofferingen. Je gaat leven als een monnik terwijl je vrienden plezier maken. Ze bezoeken cafés en bioscopen als jij rust of traint. Dat is hard. Persoonlijk heeft mij dat nooit zeer gedaan, ik was geen uitgaanstype. Vrienden had ik wel, op school, maar geen speciale kameraden. Ik ontmoet dan ook nooit iemand van vroeger. Mijn milieu verplaatste zich naar de wielersport en ik ben er gelukkig in. ook al weegt een kopmanschap op mijn leeftijd zwaar. Ik denk dat ik geen gemakkelijke baas ben voor mijn renners, omdat ik het meest van ze vraag, maar ik probeer altijd eerlijk te zijn tegenover ze en niet lastig. Daar streef ik echt naar. Ik hoop dat ze me geen vervelende vinden, al weet ik dat ik veel eis. Dat is mijn karakter. Ik eis veel, ook van mezelf. Alles bij elkaar heb ik het niet zo makkelijk als de mensen wel denken. De tegenstand dié ik ondervind is groter dan ze kunnen vermoeden. Ik hoor wel een^ dat men de andere coureurs niet actief genoeg vindt. Dat ze te gauw berusten in mijn over wicht. Echt, dat is niet waar. Er wordt wèl goed aangevallen. Ze pro beren me te ikloppen. Ze geven niks cadeau. Luister, zo lang ik dat trapke méér kan geven en net iets beter de bergen op ga, zullen ze me niet zo snel ver slaan, maar het betekent niet dat ik geen concurrentie voel. Zeker onder de jongere renners is er strijdlust. Neem Joop Zoetemelk, Ik zal niet zeggen dat hij me in de Tour ernstig bedreigde, maar ik moest tóch reke ning met hem houden. Zie je, die jongeren doen heus wel hun best. Ik klaag er niet over. Het enige waar ik bij ze kritiek op heb is de over- betaling, zoals je die tegenwoordig nogal eens meemaakt. Dat vind ik een groot gevaar. Veel jongeren krijgen meer dan ze toekomt en dat is onjuist. Een renner moet zijn waarde hebben meer niet. Anders wordt hij verpest. Maar.tja, centen zijn een flinke rol gaan spelen in de wielrennerij. Vooral in Italië smijten ze ermee. Toch is het niet zoals de mensen denken. De totale verdiensten, bedoel ik. Men heeft het idee dat een topcoureur zoveel krijgt dat hij voor het leven onder de pannen is. Ik zeg je, dat ik na mijn carrière niet kan gaan rentenieren van wat ik verdiende. Dat klink mis schien vreemd en toch is het zo. Ik moet straks gewoon een baantje gaan zoeken. Begrijp me, ik kldóg niet. Neen, neen. Ik verdien goed mijn brood. Heel goed. En toch kan ik het me niet veroorloven om na mijn der tigste niks meer te doen. Een wiel renner staat voor enorme uitgaven. Hij leeft heel anders dan iemand die op kantoor of fabriek werkt. Er komt extra-voeding aan te pas, hij moet veel reizen, masseurskosten, dokters visites, ga maar door. Allemaal kosten waar je in een ander beroep geen last van hebt. En, vergeet de fiscus niet als je een behoorlijk jaarinkomen hebl. Ik betaal de helft van mijn verdiensten aan de belasting. Echt, dan schiet er alles bijeen minder over dan men oppervlakkig gèzien zou zeggen. Als ik stop met wielrennen ga ik dan ook zeker wat anders doen. Wat, dat weet ik nog niet. Daar maak ik me nou geen zorgen over. Op dit moment houd ik mijn ge dachten alleen bij het wielrennen, daar heb ik het druk genoeg mee. Als het erop aankomt, zou ik later graag in de wielersport blijven, maar ik weet niet hoe. Ploegleider lijkt me wel leuk, alleen geloof ik niet dat ik het ooit zal worden. Dan ben ik weer zo dikwijls van huis en ik verlang naar meer regelmaat in mijn gezins leven. Een sportbestuurder is weg als de coureurs weg zijn, dus zou er wat dat betreft nog niks veranderen Trouwens wie zegt dat ik een goede ploegleider zou zijn? Er is een groot verschil tussen loprenner en top- ploegleider. Ach. waar praat ik eigenlijk over? Ik wil gewoon van dat reizen en trekken af als ik stop met koersen. Dan heb ik het lang genoeg gedaan. Vijftien jaar in totaal, waarvan elf als be- Eddy Merckx, de knokker, in actie roeps. Ik wil na mijn dertigste wat rustiger leven. Voor mezelf en voor mijn gezin. Mijn vrouw vindt het niet leuk dat ik zoveel weg ben. Ze is wel wat gewend omdat haar vader ook altijd in de wielersport heeft gezeten, maar toch..'.. Ik denk dat alle coureursvrouwen wel zouden willen dat hun man meer thuis was. Claudine zal niet de enige zijn. En weet je wat het ook is, bén ik thuis dan heb ik steeds volk over de vloer of gaat de telefoon- aan één stuk. Supporters, journalisten, ma nagers, organisators, allemaal men sen die me willen spreken. Op dit moment kan ik dat drukke leven wel hebben. Tenslotte is het mijn beroep Maar straks, straks wil ik het wat kalmer. Op mijn dertigste zal dat zijn Beslist niet later. En mocht het zo zijn dat ik vóór die tijd abnormale in spanningen moet leveren om tot be hoorlijke prestaties te komen, dan stop ik eerder. Voor mijn ge zondheid. Ik leef niet om te koer- r>n ik koers om te leven Ze zeggen dat ik volmaakt ben, maar ik zie van mezelf nogal fouten. Ik merk steeds weer dat ik nog een hoop leer als ik erop let wat andere renners doen en hoe ze in bepaalde omstandigheden handelen. Dan constateer ik gewoon dingen waarvan ik zeg: hé, zoals hij het aanpakt is het toch beter. En dat verander ik dan. Ik ben er altijd op uit om me te corrigeren, om te horen en te zien hoe je het nóg beter kunt doen in dit beroep. Ik wil gewoon een goede vakman zijn en daarom ben ik erg precies. Op alles. In een ronde, zal ik nooit naar bed gaan voor ik mijn fietsen gecontro leerd heb. Op de eerste plaats doe ik dat omdat ik wil weten of mijn materiaal in orde is. ten tweede omdat ik liefhebberij heb in dal technisch geknutsel. Als ik thuis ben pruts ik altijd zelf aan mijn materiaal. M'n kelder is een comple te werkplaats waar ik steeds zo'n 5 of 6 fietsen heb. Zodoende kreeg ik de ervaring om te kunnen oordelen of de mecaniciens na een wedstrijd hun werk goed doen. Ik moet zelf zien dat er niets aan mankeert, want ik word enorm kwaad als ik iets slordig krijg afgeleverd. Vorige maand bijvoorbeeld, liet ik al onze trainingspakken terugsturen naar Italië. Daarom zijn we in burger op de persvoorstelling in Brussel geko men. Dat zal misschien opgevallen zijn. Toen ik die trainingspakken zag, kort voor we ze moesten aan trekken, viel me meteen op dat ze de naam Moltoni slecht geborduurd hadden. De letter 1 en t stonden verder van elkaar dan de andere. Dat zag ik direct. We doen ze niet aan, zei ik tegen Lomme Dries- 'sens. Geef ze maar terug, we gaan in ons eijjen kostuum. Zie je, zo iets kan ik niethebben. Daar word ik nerveus van. Dat is geen kwestie van hoog in m'n bol hebben omdat ik Eddy Merckx ben, maar omdat ik vind dat iedereen die de uiterste aandacht geeft aan zijn be roep, die serieus en secuur is, het zelfde van 'n ander mag verwach ten. Daar heeft hij gewoon recht op. Dat standpunt zou ik zeker ook innemen als ik niet aan de top van de wielrennerij stond. Het heeft niks te maken met mijn positie. Ik eiste van anderen en van mezelf beslist hetzelfde als ik een coureur van min dere klasse was. Hetzelfde geldt voor mijn ambitie, het plezier in de wielersport. Dat zou ik zeker ook hebben wanneer ik weinig talent bezat. Ik kan me niet voorstellen dat ik geen renner geworden was als ik altijd knecht had moeten spe len. O ja ik zou net zo goed door gegaan zün. Natuurlijk waarom niet? Maar dan was ik -wel de perfecte knecht geweest, begrijpt ge. Eigenlijk, denk ik wel eens, hebben knechten het gemakkelijker dan ik. Ze leven met minder zorgen. Voor hen is hel voornaamste: op tijd binnenkomen. Gebeurt dat, dan is de baas tevreden. Meer verwacht hij niet van ze. Ja, je hoopt natuurlijk op successen van die knecht maar hot is geen uitgangspunt zoals voor mij. Zij moeten de koers uitrijden. Ik moet 'm winnen. Zo ligt het. Misschien zal een kleinere coureur Edd.v Merckx zou ook plezier in het wielrennen hebben gehad wanneer hij weinig talent bezat. het in zijn werk toch nog moeilijker hebben dan ik met mijn klasse, maar vergiet niet dat ik even goed flinke lichamelijke inspanning moet leveren en dat daar dan nog een zware geestelijke druk bovenop komt. Ik leef gecompliceerd. Mis schien zien de mensen dat niet aan me, maar toch is het zo. Innerlijk ben ik één brok zenuwen. Altijd gespannen. Van mij verwachten ze immers alles. Eddy heeft er de klas se voor, zeggen ze dan. Als die niet wint.... Ja. ja. Alsof bij mij alles /anzelf gaat. De i het i Het i i de c winning. Ze weten niet voor moet doen. Ze weten niet dat ik net zo serieus moet leven om dat te kunnen bereiken als iedere ande re coureur. Hoeveel gave je ook bij je geboorte meekrijgt, je zult je nooit kunnen permitteren om alleen op dat talent te drijven Het gaal echt niet vanzelf. En bij mij komt daar dan nog de druk van het altijd moeten winnen bij Steeds een goed figuur slaan, anders val ik tegen. Die vanzelfsprekendheid weegt voor mij erg zwaar Ik leef op m'n zenu wen. maar uiterlijk is dat niet aan me te merken. Dat weet ik. Ik vreet het in m'n binnenste op. In hotels ben ik na een koers al weer onrus tig voor de volgende dag. Dan kan ik nooit m'n draai vinden en zwerf ik van links naar rechtsl van voor naar achter, van boven naar bene den Ik loop wat, ik praat wat. ik zit en ik sta. steeds beweging. Ze zeg gen wel eens van me dat ik een stille ben. een ijskoude, maar dat is niet waar. Ik hou van drukte en van nature ben ik beweeglijk. Dat is een afreageren op m'n spanningen, denk ik. Een poging om mijn gedachten te verplaatsen, want ik moet steeds nadenken over hoe ik het goed kan doen. Fouten mag ik immers niet maken. Ik moet meer dan wie ook, op alles en iedereen letten. Dat kost kracht dan men denkt. Ach ja, ik zie en ik merk natuurlijk ook wel dat het met mij allemaal iets vlotter en gemakkelijker gaat dan bij een ander, maar dat wil niet zeggen dat ik het voor niks krijg. Het kost me even goed moeite. Op de Ventoux bijvoorbeeld, had ik het het vorig jaar echt slecht. Toen speelde ik heus geen komedie, zOals wel eens gezegd is door mensen die dachten dat ik vlug van die berg af wilde en me daarom in de ambulance liet stoppen. Meteen na de aankomst merkte ik weinig, maar ineens werd ik kort van adem. 't Is dan ook wel een verschrikkelijke col, die Ven toux. Een geluk nog, dat we er in de late middag tegenop moesten zo dat het fris was. Ik mag er niet aan denken wat het onder de brandende zon geweest zou zijn. Neen ik ver geet 'm niet gauw, die Ventoux. Ook al door wat er Simpsom overkwam. Hij was een van mijn beste vrien den, Tom. Daarom nam ik ook m'n pet af, bij dat monument. Als herin nering en uit erkentelijkheid voor onze kameraadschap. Tom waardeer de ik om zijn humeur, dat altijd goed was, en vanwege zijn koersmoreel. Er is maar één keer wrijving lus sen ons geweest. In ParijsNice van 1967 toen hij mij de kans ont nam om die ronde te winnen. Na 2 dagen was ik het alweer vergeten en wachtte ik op hem om hem te helpen eerste te worden. Ruzies ver geet ik gauw. Ik ben in de spanning van de koers nogal eens opvliegend wat ik nooit goed heb kunnen ver werken: dat doping-conflict in Italië, 2 jaar geleden. Die beschuldiging vond ik iets verschrikkelijks. Wat daar gebeurde heeft me zo aange grepen dat ik er nog steeds niet over heen ben. Misschien zal dat ook wel nooit gebeuren, daarvoor zit het te diep. Toen ze het me kwamen vertellen, kreeg ik de grootste klap uit m'n leven. Ik kon niet! geloven dat hét waar was, wat ze zeiden. Acht, negen keer controleerden ze me in die ronde steeds negatief.. En in een etappe na een rustdag zou ik dan doping genomen hebben?! Ter wijl ik wist dat ik als leider van het klassement naar de controle moest en bovendien in een rit die werd gereden met een moyenne van am per 35 kilometer per uur. Ik wist dat ik onschuldig was, maar er viel niets aan te doen. Enfin, men weet hoe h/t allemaal afliep. Het is voor mij nog steeds een raadsel wat daar allemaal gebeurde. Ik ben er nog steeds niet achter en het vreem de is. dat ze me nooit een proces verbaal stuurden. Normaal gebeurt dat, maar ik hoorde er niefs meer van. Als ik eraan denk, ben ik er nog steeds van onder de indruk. Zoiets knaagt aan je. Ik geloof dat ik de teleurstelling over een grote ronde die ik in de laatste etappe verspeel. gemakkelijker zou kunnen verwerken dan wat ze me in Italië aandeden. 55

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 17