Je
bent
zo
alleen
De beste aller
tijden ben
ik beslist niet
innerlijk: één brok
zenuwen
EDDYMERCKX:
ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1971
55;
(Van mij denken ze, dat alles
vanzelf gaat Dat niks me moei
te kost en dat ik nergens onder
lijd. Natuurlijk Merckx, zeggen ze
wanneer ik in m'n eentje tegen een
berg op ga, maar ze vergeten dat ik
een verschrikkelijk eenzame figuur
ben in zo'n solo. Het lijkt mooier dan
het is. Als ik in 'n Tour alleen
voorop aan het klimmen ben, dan
vecht ik steeds tegen mezelf. Dat is
hard. Je bent zo alleen. Daarom doet
het me steeds goed als ik al die
aanmoedigingen hoor van het volk
langs de weg. Dat inspireert me.
Hoeveel succes je ook hebt, zonder
steun van het publiek kun je nooit.
Ik word er echt door geïnspireerd
als ze zo met me meeleven. Dat
prikkelt me, dat enthousiasme. Ik
hoor ook altijd wat ze roepen en ik
neem het op in m'n gedachten die
dan altijd bij de koers zijn. Verder
denk ik nergens aan. Alleen de
koers. En het publiek natuurlijk, dat
hoort erbij. Ik verplaats mijn ge
dachten nooit naar iets anders dan
de eindstreep. Het gat moet groter,
het gat moet groter, denk ik steeds.
Altijd dat. Mijn voorsprong en de
finish, verder leid ik me niet af op
die momenten. En echt, in die strijd
kan het publiek me geweldig helpen.
Ik waardeer dat ook. Maar soms
vind ik populariteit verschrikkelijk.
Dan zou ik het liefst willen dat ik
niet zo bekend was, maar tegelijker
tijd ben ik altijd eerlijk voor me
zelf.
Dan denk ik: ja maar eigenlijk mag
je niemand wat verwijten. Je hebt
je zelf zo populair gemaakt. Dat is
het, verstaat ge. Ik heb me zelf
populair gemaakt. Ik kan het de
mensen die me lastig vallen niet
kwalijk nemen omdat ik er met
mijn prestaties zelf aanleiding toe
geef dat ze me lastig vallen. Mis
schien is lastig niet het goede woord
want in feite vind ik het wel prettig
om populair te zijn. Ik heb er geen
hekel aan. Iemand die populair is,
betekent wat en ik geloof dat ieder
een er in zijn beroep wat hij ook
doet naar streeft om het hoogste
te bereiken. Lukt dat, dan geeft het
voldoening.
Daarom neem ik de gevolgen van
mijn succes zoals ze komen. Ik heb
er alleen moeite rpee als de suppor
ters kort na de finish en masse
op me toestormen. Dan voel ik het
wel als een last en ik weet van
mezelf dat ik dan wel eens verve
lend kan doen tegenover de mensen.
Niet altijd even aardig. Maar dat
DOOR PETER HEERKENS
MET FOTO'S VAN
MILIAN KONVALINKA
ligt meer aan de mensen dan aan
mij. Ze moeten beseffen dat ik na
een rit even goed van de inspanning
wil bekomen als iedere andere cou-
En daar wordt soms geen rekening
mee gehouden. Ze veronderstellen
dat ik altijd even gemakkelijk rijd.
Misschien lijkt het zo, maar het is
niet waar. Na een wedstrijd moet ik
nel als wie ook, uitblazen en daar
geven ze me dikwijls geen kans toe.
Daar kan ik verschrikkelijk kwaad
om worden. Dan heb ik amper m'n
remmen dicht geknepen, of ze staan
met weet ik hoeveel man rond me.
Stel je dat eens voor. Na zoveel
kilometers zware koers sluiten ze je
in zodat je amper lucht krijgt. Ze
snijden je adem zowat af, maar nie
mand die zich daar dan zorgen om
maakt. Dus moet ik het zelf wel
doen. Is het dan logisch dat ik in
zo'n situatie wel eens nors en stug
doe?! En dan zijn er ook nog die om
een handtekening durven vragen
want ja. ze moeten toch iets doen
als ze zo dicht bij je staan, vinden ze.
Ik weiger altijd. Handtekeningen zet
ik graag, maar niet op zo'n moment
omdat ik leerde dat mensen die ze
dan vragen ze meestal weer meteen
weggooien. Heus, dat is de ervaring.
Dus teken ik nooit meteen na aan
komst. Wat ik dan wil,. is zo vlug
mogelijk naar mijn hotel om me op
te frissen. Dat is toch niet onredelijk
hè?
De mensen zouden dat moeten be
grijpen. Zoals ik begrijp dat ik ver
plichtingen aan ze heb door mijn
successen. Ik accepteer die conse
quentie van mijn prestaties en ik
vind die belangstelling fijn. Vooral in
een etappewedstrijd. Bij criteriums1
komt het enthousiasme van het pu
bliek heel anders over. Daar doet
het me minder, in die kermiskoer-
sen. Ik denk omdat 't daar 'n ander
soort publiek is.
Criteriumtoeschouwers komen al
leen om renners van dichtbij te
kunnen zien, mensen langs de route
van een ronde leven meer met de
sport mee. Bovendien zie je in een
criterium steeds dezelfde gezichten,
dat gaat vervelen.
Alleen hebben toeschouwers in een
rittenkoers af-en-toe de vervelende
gewoonte om op het parcours te
gaan staan. Vooral in/ Italië. In
Frankrijk gebeurt het ook wel. maar
daar gaat het gedisciplineerder. Itali
anen zijn enthousiaster. Die
kletsen meteen liters water in je
gezicht en dat vind ik verschrikke
lijk gevaarlijk. Ik word er altijd
bang van. Enfin, zo zullen ze het
Eddy Merckx kijkt vermoeid
voor zich uit na de beroemde
nacht van Honselersdijk in 1970
wel niet bedoelen. Ze doen het na
tuurlijk om me 'n dienst te bewij
zen. ik begrijp dat. Supporters be
grijp ik meestal wel, want ik ben
het vroeger zelf ook geweest. Geen
fanatieke hoor. Neen. Ik heb nooit
handtekeningen verzamëld. Maar ik
was supporter genoeg om te weten
hoe iemand die dat is, zich voelt. Ik
supporterde als jongen altijd voor
Stan Ockers. Dat vond ik een gewel
dige coureur door de spectaculaire
manier waarop hij reed. Vooral in
een Tour de France kon hij formi
dabel te keer gaan. Ik sloeg geen
verslag over. Jammer genoeg heb ik
nooit persoonlijk kennis met hem
kunnen maken. Erg spijtig want zijn
prestaties trokken me naar de wie
lersport. Tot die tijd wist ik niet
precies wat ik wilde. Ik deed van
alles wat in de sport. Voetbal boeide
me toen het meest.
Ik speelde tot mijn 15e jaar in
White Star. Tegenwoordig heet 't
Racing White. Een vaste plaats had
ik niet. Ze zetten me waar het
uitkwam. In de goal, in de achter
hoede, in de eerste linie. Overal. In
het begin voetbalde ik goed, maar op
de duur nam dat af omdat ik er de
interesse niet voor kon opbrengen.
Om te trainen, bedoel ik. Als kijk
spel vind ik het nog steeds schitte
rend. Heb ik tijd, dan ga ik altijd
kijken. Naar Racing White natuur
lijk. Voetbal trekt me, omdat ik het
zo knap vind hoe 11 individuen
samen iets maken waar lijn in zit.
Van die constructies, combinaties,
geniet ik steeds weer. Maar zelf
kon ik er nooit voldoende moeite
voor doen. Net als met basket. Dat
speelde ik ook een paar jaar, tot m'n
belangstelling verdween. Ik kon me
moeilijk oriënteren in de sport.
Pas toen ik het wielrennen leerde
kennen, wist ik wat ik wilde en het
gekke was, dat ik hiervoor de mees-
Ie weerstanden moest overwinnen.
M'n moeder verzette zich ertegen. Ze
had niet graag dat ik ging koersen,
vooral omdat mijn studie eronder
had te lijden. Verder vond ze de
wielersport gevaarlijk. Ze was bang
dat ik me liet verblinden door de
successen van de kampioenen. Ik zou
sportleraar moeten worden, maar die
studie maakte ik niet af.
Op een gegeven moment gaven mijn
ouders toestemming om te gaan wiel
rennen en ik kreeg zoveel steun van
ze, dat ik daar nog steeds erg dank
baar voor ben. Ik kon immers gaan
doen wat ik wilde en ik geloof dat ou
ders in die zin ook 't best hun kinderen
kunnen opvoeden. Tegenover mijn
kinderen zal ik later niets opdrin
gen. Sommige mensen zeggen: Dat
vind ik onjuist. Je moet het vrij la
ten. Mijn ouders deden het en ik
heb er nooit spijt van gehad dat ik
zo vroeg van school ben gegaan. Als
sportleraar zou ik het misschien niet
zo ver gebracht hebben als nu in de
wielrennerij. Toch heb ik het
gevoel dat ik er als coureur nog
niet helemaal ben. 55
0.0.1k heb me voorgenomen om met
J J wielrennen te stoppen als ik
dertig ben. Dan houd ik er
absoluut mee op, ook al zou ik op dat
moment nog de beste zijn. Vijf
seizoenen dus nog, dan is het gebeurd.
Ik ben tot de ontdekking gekomen,
dat dit vak zoveel van je vraagt, dat
je ervoor moet waken om niet naar
de vaantjes te gaan. Mijn gezondheid
stel ik boven alles.
In 1964 wilden ze me niet meenemen
naar 't amateur-wereldkampioenschap
in Sallanches omdat ik zogenaamd
een hartkwaal had. Het was een
smoes om me buiten de ploeg te
houden, want ze hadden zoveel goede
coureurs op dat moment, dat ze niet
iedereen konden meenemen. Uit
eindelijk mocht ik toch gaan, want er
kon aangetoond worden, dat de
diagnose fout was. Mijn hart werkte
normaal, alleen had ik een opvallend
cardiogram maar dat komt wel meer
voor bij sporters. Ook werd ik
wereldkampioen, die hartkwaal-
affaire van toen heeft me nooit hele
maal losgelaten net zo min als de
opmerking dat ik er zes maanden
voor zou moeten rusten. Ik heb me
daarom voorgenomen mijn gezond
heid nooit op het spel te zette'ri.
Doorgaan tot ik niet meer kan, zal er
bij mij niet bij zijn en ik ben bereid
daarvoor roem en geld op te offeren
mocht ik over vijf jaar nog evenveel
winnen als nu. Misschien lijkt dat
vreemd voor iemand zoals ik, met die
capaciteiten, maar ik ben ook maar
een gewoon mens voor wie een grens
geldt. Dat ik toevallig een gave meer
heb, zegt niets. Sommigen vinden dat
mijn kwaliteiten boven die van vroe
gere coureurs uitsteken. Merckx is
de beste aller tijden, hoor je nogal
eens. Ik ben het daar niet mee eens.
Neen, ik vind niet dat je dat kunt
stellen. Compleet, dat ben ik. Ik kan
klimmen, ik win op het vlakke, ik kan
goed tijdrijden, maar in al die spe
cialiteiten zijn er beteren geweest.
Eigenlijk is het onzin om mij met
renners van vroeger te vergelijken.
Dat kun je gewoon niet. Daarvoor
zijn de omstandigheden te veel ver
anderd. Er valt geen eerlijk peil te
trekken. Over tien jaar zal men mijn
prestaties van nu misschien al niet
meer redelijk kunnen vergelijken
met die van dat moment, daarvoor
evolueert de tijd.
Ga alleen het verschil maar eens na
tussen de omstandigheden waaronder
tien jaar geleden gekoerst werd en
nu. Toen had je veel meer semiprofs
tegenover thans volledige beroeps-
renners. Dat alleen al trekt de ver
houding scheef. Jongeren van nu
zelfs, hebben het al heel anders dan
in mijn tijd. Op één punt zal het
echter nooit veranderen: de liefde
voor de sport. Die moet je hebben,
anders kun je nooit een grote worden.
Maar het kost opofferingen. Je gaat
leven als een monnik terwijl je
vrienden plezier maken. Ze bezoeken
cafés en bioscopen als jij rust of
traint. Dat is hard. Persoonlijk heeft
mij dat nooit zeer gedaan, ik was
geen uitgaanstype. Vrienden had ik
wel, op school, maar geen speciale
kameraden. Ik ontmoet dan ook nooit
iemand van vroeger.
Mijn milieu verplaatste zich naar de
wielersport en ik ben er gelukkig in.
ook al weegt een kopmanschap op
mijn leeftijd zwaar. Ik denk dat ik
geen gemakkelijke baas ben voor mijn
renners, omdat ik het meest van ze
vraag, maar ik probeer altijd eerlijk
te zijn tegenover ze en niet lastig.
Daar streef ik echt naar. Ik hoop dat
ze me geen vervelende vinden, al
weet ik dat ik veel eis. Dat is mijn
karakter. Ik eis veel, ook van mezelf.
Alles bij elkaar heb ik het niet zo
makkelijk als de mensen wel denken.
De tegenstand dié ik ondervind is
groter dan ze kunnen vermoeden. Ik
hoor wel een^ dat men de andere
coureurs niet actief genoeg vindt.
Dat ze te gauw berusten in mijn over
wicht. Echt, dat is niet waar. Er
wordt wèl goed aangevallen. Ze pro
beren me te ikloppen. Ze geven niks
cadeau.
Luister, zo lang ik dat trapke méér
kan geven en net iets beter de bergen
op ga, zullen ze me niet zo snel ver
slaan, maar het betekent niet dat ik
geen concurrentie voel. Zeker onder
de jongere renners is er strijdlust.
Neem Joop Zoetemelk, Ik zal niet
zeggen dat hij me in de Tour ernstig
bedreigde, maar ik moest tóch reke
ning met hem houden. Zie je, die
jongeren doen heus wel hun best. Ik
klaag er niet over. Het enige waar ik
bij ze kritiek op heb is de over-
betaling, zoals je die tegenwoordig
nogal eens meemaakt. Dat vind ik
een groot gevaar.
Veel jongeren krijgen meer dan ze
toekomt en dat is onjuist. Een renner
moet zijn waarde hebben meer niet.
Anders wordt hij verpest. Maar.tja,
centen zijn een flinke rol gaan spelen
in de wielrennerij. Vooral in Italië
smijten ze ermee. Toch is het niet
zoals de mensen denken. De totale
verdiensten, bedoel ik. Men heeft het
idee dat een topcoureur zoveel krijgt
dat hij voor het leven onder de
pannen is. Ik zeg je, dat ik na mijn
carrière niet kan gaan rentenieren
van wat ik verdiende. Dat klink mis
schien vreemd en toch is het zo. Ik
moet straks gewoon een baantje gaan
zoeken. Begrijp me, ik kldóg niet.
Neen, neen. Ik verdien goed mijn
brood. Heel goed. En toch kan ik het
me niet veroorloven om na mijn der
tigste niks meer te doen. Een wiel
renner staat voor enorme uitgaven.
Hij leeft heel anders dan iemand die
op kantoor of fabriek werkt. Er komt
extra-voeding aan te pas, hij moet
veel reizen, masseurskosten, dokters
visites, ga maar door. Allemaal kosten
waar je in een ander beroep geen last
van hebt. En, vergeet de fiscus niet
als je een behoorlijk jaarinkomen
hebl. Ik betaal de helft van mijn
verdiensten aan de belasting. Echt,
dan schiet er alles bijeen minder over
dan men oppervlakkig gèzien zou
zeggen. Als ik stop met wielrennen
ga ik dan ook zeker wat anders doen.
Wat, dat weet ik nog niet. Daar maak
ik me nou geen zorgen over.
Op dit moment houd ik mijn ge
dachten alleen bij het wielrennen,
daar heb ik het druk genoeg mee. Als
het erop aankomt, zou ik later graag
in de wielersport blijven, maar ik
weet niet hoe. Ploegleider lijkt me
wel leuk, alleen geloof ik niet dat ik
het ooit zal worden. Dan ben ik weer
zo dikwijls van huis en ik verlang
naar meer regelmaat in mijn gezins
leven. Een sportbestuurder is weg als
de coureurs weg zijn, dus zou er wat
dat betreft nog niks veranderen
Trouwens wie zegt dat ik een goede
ploegleider zou zijn? Er is een groot
verschil tussen loprenner en top-
ploegleider.
Ach. waar praat ik eigenlijk over? Ik
wil gewoon van dat reizen en trekken
af als ik stop met koersen. Dan heb
ik het lang genoeg gedaan. Vijftien
jaar in totaal, waarvan elf als be-
Eddy Merckx, de knokker, in
actie
roeps. Ik wil na mijn dertigste wat
rustiger leven. Voor mezelf en voor
mijn gezin. Mijn vrouw vindt het niet
leuk dat ik zoveel weg ben. Ze is wel
wat gewend omdat haar vader ook
altijd in de wielersport heeft gezeten,
maar toch..'..
Ik denk dat alle coureursvrouwen
wel zouden willen dat hun man meer
thuis was. Claudine zal niet de enige
zijn. En weet je wat het ook is, bén
ik thuis dan heb ik steeds volk over
de vloer of gaat de telefoon- aan één
stuk. Supporters, journalisten, ma
nagers, organisators, allemaal men
sen die me willen spreken. Op dit
moment kan ik dat drukke leven wel
hebben. Tenslotte is het mijn beroep
Maar straks, straks wil ik het wat
kalmer. Op mijn dertigste zal dat zijn
Beslist niet later. En mocht het zo zijn
dat ik vóór die tijd abnormale in
spanningen moet leveren om tot be
hoorlijke prestaties te komen, dan
stop ik eerder. Voor mijn ge
zondheid. Ik leef niet om te koer-
r>n ik koers om te leven
Ze zeggen dat ik volmaakt ben,
maar ik zie van mezelf nogal
fouten. Ik merk steeds weer dat
ik nog een hoop leer als ik erop let
wat andere renners doen en hoe ze
in bepaalde omstandigheden handelen.
Dan constateer ik gewoon dingen
waarvan ik zeg: hé, zoals hij het
aanpakt is het toch beter. En dat
verander ik dan. Ik ben er altijd op
uit om me te corrigeren, om te
horen en te zien hoe je het nóg beter
kunt doen in dit beroep. Ik wil
gewoon een goede vakman zijn en
daarom ben ik erg precies. Op alles.
In een ronde, zal ik nooit naar bed
gaan voor ik mijn fietsen gecontro
leerd heb. Op de eerste plaats doe
ik dat omdat ik wil weten of mijn
materiaal in orde is. ten tweede
omdat ik liefhebberij heb in dal
technisch geknutsel. Als ik thuis
ben pruts ik altijd zelf aan mijn
materiaal. M'n kelder is een comple
te werkplaats waar ik steeds zo'n 5
of 6 fietsen heb. Zodoende kreeg ik
de ervaring om te kunnen oordelen
of de mecaniciens na een wedstrijd
hun werk goed doen. Ik moet zelf
zien dat er niets aan mankeert, want
ik word enorm kwaad als ik iets
slordig krijg afgeleverd. Vorige
maand bijvoorbeeld, liet ik al onze
trainingspakken terugsturen naar
Italië. Daarom zijn we in burger op
de persvoorstelling in Brussel geko
men. Dat zal misschien opgevallen
zijn. Toen ik die trainingspakken
zag, kort voor we ze moesten aan
trekken, viel me meteen op dat ze
de naam Moltoni slecht geborduurd
hadden. De letter 1 en t stonden
verder van elkaar dan de andere.
Dat zag ik direct. We doen ze niet
aan, zei ik tegen Lomme Dries-
'sens. Geef ze maar terug, we gaan
in ons eijjen kostuum. Zie je, zo
iets kan ik niethebben. Daar
word ik nerveus van. Dat is geen
kwestie van hoog in m'n bol hebben
omdat ik Eddy Merckx ben, maar
omdat ik vind dat iedereen die de
uiterste aandacht geeft aan zijn be
roep, die serieus en secuur is, het
zelfde van 'n ander mag verwach
ten. Daar heeft hij gewoon recht op.
Dat standpunt zou ik zeker ook
innemen als ik niet aan de top van
de wielrennerij stond. Het heeft niks
te maken met mijn positie. Ik eiste
van anderen en van mezelf beslist
hetzelfde als ik een coureur van min
dere klasse was. Hetzelfde geldt
voor mijn ambitie, het plezier in de
wielersport. Dat zou ik zeker ook
hebben wanneer ik weinig talent
bezat. Ik kan me niet voorstellen
dat ik geen renner geworden was
als ik altijd knecht had moeten spe
len. O ja ik zou net zo goed door
gegaan zün. Natuurlijk waarom niet?
Maar dan was ik -wel de perfecte
knecht geweest, begrijpt ge.
Eigenlijk, denk ik wel eens, hebben
knechten het gemakkelijker dan ik.
Ze leven met minder zorgen.
Voor hen is hel voornaamste: op tijd
binnenkomen. Gebeurt dat, dan is
de baas tevreden. Meer verwacht hij
niet van ze. Ja, je hoopt natuurlijk
op successen van die knecht maar
hot is geen uitgangspunt zoals voor
mij. Zij moeten de koers uitrijden.
Ik moet 'm winnen. Zo ligt het.
Misschien zal een kleinere coureur
Edd.v Merckx zou ook plezier
in het wielrennen hebben
gehad wanneer hij weinig
talent bezat.
het in zijn werk toch nog moeilijker
hebben dan ik met mijn klasse,
maar vergiet niet dat ik even goed
flinke lichamelijke inspanning moet
leveren en dat daar dan nog een
zware geestelijke druk bovenop
komt. Ik leef gecompliceerd. Mis
schien zien de mensen dat niet aan
me, maar toch is het zo. Innerlijk
ben ik één brok zenuwen. Altijd
gespannen. Van mij verwachten ze
immers alles. Eddy heeft er de klas
se voor, zeggen ze dan. Als die niet
wint.... Ja. ja. Alsof bij mij alles
/anzelf gaat. De i
het i
Het i
i de c
winning. Ze weten niet
voor moet doen. Ze weten niet dat
ik net zo serieus moet leven om dat
te kunnen bereiken als iedere ande
re coureur. Hoeveel gave je ook bij
je geboorte meekrijgt, je zult je
nooit kunnen permitteren om alleen
op dat talent te drijven Het gaal
echt niet vanzelf. En bij mij komt
daar dan nog de druk van het altijd
moeten winnen bij Steeds een goed
figuur slaan, anders val ik tegen.
Die vanzelfsprekendheid weegt voor
mij erg zwaar Ik leef op m'n zenu
wen. maar uiterlijk is dat niet aan
me te merken. Dat weet ik. Ik vreet
het in m'n binnenste op. In hotels
ben ik na een koers al weer onrus
tig voor de volgende dag. Dan kan
ik nooit m'n draai vinden en zwerf
ik van links naar rechtsl van voor
naar achter, van boven naar bene
den Ik loop wat, ik praat wat. ik zit
en ik sta. steeds beweging. Ze zeg
gen wel eens van me dat ik een
stille ben. een ijskoude, maar dat is
niet waar. Ik hou van drukte en van
nature ben ik beweeglijk. Dat is een
afreageren op m'n spanningen, denk
ik. Een poging om mijn gedachten
te verplaatsen, want ik moet steeds
nadenken over hoe ik het goed kan
doen. Fouten mag ik immers niet
maken. Ik moet meer dan wie ook,
op alles en iedereen letten. Dat kost
kracht dan men denkt.
Ach ja, ik zie en ik merk natuurlijk
ook wel dat het met mij allemaal iets
vlotter en gemakkelijker gaat dan bij
een ander, maar dat wil niet zeggen
dat ik het voor niks krijg. Het kost me
even goed moeite. Op de Ventoux
bijvoorbeeld, had ik het het vorig
jaar echt slecht. Toen speelde ik
heus geen komedie, zOals wel eens
gezegd is door mensen die dachten
dat ik vlug van die berg af wilde en
me daarom in de ambulance liet
stoppen. Meteen na de aankomst
merkte ik weinig, maar ineens werd
ik kort van adem. 't Is dan ook wel
een verschrikkelijke col, die Ven
toux. Een geluk nog, dat we er in
de late middag tegenop moesten zo
dat het fris was. Ik mag er niet aan
denken wat het onder de brandende
zon geweest zou zijn. Neen ik ver
geet 'm niet gauw, die Ventoux. Ook
al door wat er Simpsom overkwam.
Hij was een van mijn beste vrien
den, Tom. Daarom nam ik ook m'n
pet af, bij dat monument. Als herin
nering en uit erkentelijkheid voor
onze kameraadschap. Tom waardeer
de ik om zijn humeur, dat altijd goed
was, en vanwege zijn koersmoreel.
Er is maar één keer wrijving lus
sen ons geweest. In ParijsNice
van 1967 toen hij mij de kans ont
nam om die ronde te winnen. Na 2
dagen was ik het alweer vergeten
en wachtte ik op hem om hem te
helpen eerste te worden. Ruzies ver
geet ik gauw. Ik ben in de spanning
van de koers nogal eens opvliegend
wat ik nooit goed heb kunnen ver
werken: dat doping-conflict in Italië,
2 jaar geleden. Die beschuldiging
vond ik iets verschrikkelijks. Wat
daar gebeurde heeft me zo aange
grepen dat ik er nog steeds niet over
heen ben.
Misschien zal dat ook wel nooit
gebeuren, daarvoor zit het te
diep. Toen ze het me kwamen
vertellen, kreeg ik de grootste klap
uit m'n leven. Ik kon niet! geloven
dat hét waar was, wat ze zeiden.
Acht, negen keer controleerden ze
me in die ronde steeds negatief.. En
in een etappe na een rustdag zou ik
dan doping genomen hebben?! Ter
wijl ik wist dat ik als leider van het
klassement naar de controle moest
en bovendien in een rit die werd
gereden met een moyenne van am
per 35 kilometer per uur. Ik wist
dat ik onschuldig was, maar er viel
niets aan te doen. Enfin, men weet
hoe h/t allemaal afliep. Het is voor
mij nog steeds een raadsel wat daar
allemaal gebeurde. Ik ben er
nog steeds niet achter en het vreem
de is. dat ze me nooit een proces
verbaal stuurden. Normaal gebeurt
dat, maar ik hoorde er niefs meer
van. Als ik eraan denk, ben ik er
nog steeds van onder de indruk.
Zoiets knaagt aan je. Ik geloof dat
ik de teleurstelling over een grote
ronde die ik in de laatste etappe
verspeel. gemakkelijker zou
kunnen verwerken dan wat
ze me in Italië aandeden. 55