APOLLO-15
leverde
een schat aan
materiaal
Toch meer
vragen
dan
antwoorden
ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1971
De maanvlucht van de Apollo-15, nu al bijna een maand
geleden geëindigd, is inderdaad geworden wat vóór de
lancering van het ruimteschip kon worden voorspeld:
een wetenschappelijke expeditie zonder weerga. Dit kan
reeds nu vastgesteld worden, ondanks het feit dat de
astronauten Scott, Irwin en Worden nog maar net ge
reed zijn met hun verslag aan de wetenschapsmensen
van de NASA- En ook ondanks het feit dat diezelfde
geleerden nog maar nauwelijks begonnen zijn met het
onderzoeken van 77 kilogram maanstenen en grond, het
analyseren van duizenden meters films en honderden
foto's en het rubriceren van de miljoenen meetgege
vens, die automatische waarnemingsapparatuur voor
hen verzamelde en nog verzamelt.
Nog geen maand na afloop van de
jongste maanexpeditie is het onmo
gelijk een enigszins afgerond beeld
te geven van de wetenschappelijke
resultaten.
De NASA verwacht dit niet eerder
te kunnen doen dan in de tweede
helft van december, terwijl het nog
vele jaren zal duren alvorens de to
tale balans van de twaalfdaagse
maanvlucht volledig kan worden op
gemaakt.
Hoewel de Apollo vluchten in de
eerste plaats tot doel hebben de
maan als zelfstandig hemellichaam
te onderzoeken, moet men de maan-
vluchten toch in een veel groter ver
band zien. In tegenstelling tot onze
eigen aarde waar de kenmerken uit
het eerste begin van ons zonnestelsel
•*stiï leil'ca 5 miljard jaar geleden) door
ooi de invloed van lucht en water zijn
;cjji verdwenen, is de maan een beter ge
conserveerd hemellichaam gebleven,
eenvoudig omdat daar een dampkring
en water ontbreken. Het maanopper
vlak heeft dan ook altijd bloot ge
staan aan zonnestraling (niet alleen
licht, maar ook röntgenstraling), de -
imnewind (een stroom door de zon
I uitstoten materie) en niet te ver
geten bombardementen van grote en
1 kleit» stukken steen en metaal, af-
«iomstig van elders uit het,heelal. Op
de maan moet cle gehele geschiedenis
van ons zonnestelsel, vanaf het eerste
bègin tot nu toë, bloot te leggen zijn.
Met deze gegevens kan de weten
schappelijke wereld doordringen tot
het geheim van de evolutie van het
gehele zonnestelsel en daarmee tot
de geheimen van de totale wordings-
e eigen planeet,
geschiedenis
de aarde.
niet. Tot
en overigens nog lang
toe hebben de maan
landingen meer vragen doen rijzen,
dan er zijn beantwoord. Het is zelfs
twijfelachtig, zo niet onmogelijk, uit
sluitend met het huidige maanpro-
jeet alle geheimen aan onze heelal-
jbuur te onttrekken. Daarvoor zal
jmeer nodig zijn. Maar elke nieuwe
expeditie helpt op zijn eigen wijze,
verwacht mag worden dat de
Apollo-15 d'e tot nu toe allergrootste
jbijdrage zal gaan leveren.
Genesissteen
Vandaar dat als landingsplaats een
igebied werd genomen, waar de mees
te kenmerkende verschijnselen op de
maan zijn verzameld. In de buurt
van dat Hadley-Apennijnengebied
ligt de Regenzee, een 1.10Ó kilometer
brede vlakte, meer dan 4 'miljard
jaar geleden ontstaan door de inslag
van een reusachtige steenklomp.
Scott en Irwin landden vlak bij het
Apennijnen hooggebergte en op nog
geen twee kilometer verwijderd van
het grillig veranderende Hadleyravijn.
Hetzelfde gebied heeft ook bloot
gestaan aan steenbombardementen,
die een gevolg waren van de vor
ming van grote inslagkraters, hon
derden kilometers verder weg gele
gen. Tot slot wordt aangenomen dat
zich in het Hadley-Apennijnengebied
ook vulkanische activiteiten hebben
voorgedaan. Er lag dus, om zo te
zeggen, „voor elk wat wils". Of die
veronderstellingen en theorieën ook
inderdaad gegrond zijn, zal nu moe-
tèn gaan blijken uit het komende
onderzoek van vooral het meege
brachte gesteente. Daar men denkt
doorgerongen te zijn in een gebied
met bodemafzettingen uit de oudste
geschiedenis van cle maan, is het be
grijpelijk dat de maandeskundigen
zich eerst eens over de z.g. „Genesis
steen" zijn gaan buigen.
Het gaat liier om monster nr. 15-4-15,
een 209 gram zware, haast melkwitte
steen, ter grootte van een flinke
vuist. Dit is de steen die Scott tij
dens zijn 4weede maanexcursie tegen
de flanken van het* Apennijnen ge
bergte vond, en hem de kreet deed
slaken: „Ik geloof dat we hebben ge
vonden, waarvoor we zijn gekomen".
Het is een stuk anortliosiet, dat ge
kenmerkt wordt door dubbele pla-
giaklazen, kristallijne mineralen, die
hoofdzakelijk zijn opgebouwd uit de
elementen natrium en calcium. Scott
en Irwin vermoedden het, en de ge
leerden hopen nu dat het gaat om
de steen die meer»dan 4'2 miljard
jaar geleden gevormd werd.
Bijna even belangwekkend als de
„Genesissteen" is het z.g. boormon-
ster, een verticale doorsnede van de
oppervlaktelaag, die met veel pijn
en moéite omhoog werd gehaald in
een 21 meter lange en holle boor.
Men heeft tot nu toe ruim een
meter van deze doorsnede vluchtig
kunnen onderzoeken. En reeds daar
in zijn 24 verschillende lagen, be
staande uit zowel fijn als grof ma
teriaal, ontdekt.
Ook zijn reeds enkele gegevens
Astronaut Irwin Scott maakt de maanjeep gereed voor de tweede excursie. Links staat de maansloep Falcon. Op de achtergrond de Hadley-Deltaberg.
bekend van cle vele metingen die
werden verricht vanuit het moeder
schip „Endeavor", dat niet minder
dan 74 maal om de maan cirkelde.
Uit eèn vluchtig overzicht, kon on
dermeer het volgende worden vast
gesteld:
er zijn grote hoeveelheden kie
zel, aluminium en magnesium op de
maan aanwezig, waarbij de hooglan-
den aanmerkelijk rijker aan alumi
nium en kiezel zijn dan de vlakten,
de maan stoot voortdurend gas-
sen uit, waarvan kooldioxyde het
hoofdbestanddeel is:
het maanoppervlak is in ge
ringe mate radioactief, maar de eer
dere veronderstelling dat de „ma-
res" praktisch niet en het hoogland
veel meer radioactief zijn, is door
de Apollo-15 metingen gelogenstraft.
Hoewel de bestudering ervan nog
wel enige .t'id kan vergen, zijn Ook
de fotografische produkten van de
„Endeavor" ec-n groot succes gewor
den. Het gaat hier om de meer dan
5.000 kartografische- en detailfoto's,
die op de terugreis naai* de aarde
door een ruimtewandeling van Wor
den werden geborgen. Dit alles on
danks het feit dat de camera voor de
detailfoto's niet geheel naar behoren
heeft gewerkt en slechts veertig pro
cent van cle opnamen de verwachte
details zullen vertonen.
Tot het vele foto- en filmmateriaal
behoren natuurlijk ook de opnamen
die Scott en Irwin maakten tijdens
hun drie excursies in het Hadley-
Apennijnengebied. Ook deze foto's
laten hier en daar zeer verrassende
kenmerken van het terrein zien.
Daartoe behoren bijvoorbeeld de
zacht glooiende en overal afgeronde
bergen en bergketens in een gebied
waar men juist woeste, scherpe pie
ken had verwacht. Reeds tijdens
hun excursies merkten Scott en Ir
win dit op, juist omdat het helemaal
niet verwacht' was. Het gehele gebied
zag eruit alsof het had blootgestaan
aan een erosieproces van miljoenen
jaren, terwijl op de maan noch wa-
ter, noch lucht (de twee eroderende
krachten) voorkomen.
Eveneens duidelijk zichtbaar op de
vele foto's is een zekere mate van ge
laagdheid van de bergen en de wan
den van het Hadleyravijn. Men kan
de diverse grondlagen, gelijk de jaar
ringen van een boom, duidelijk on
derscheiden. Maar in plaats dat deze
lagen in horizontale richting liggen,
nemen ze een schuine stand aan, bij
de ene berg schuin omhoog naar
links, bij de andere schuin omhoog
naar rechts.
Deze tegenstelling in de ligging
van de lagen maakt de verklaring
van de gelaagdheid zelf nog moei
lijker. Aangenomen wordt dat het
Apennijnengebergte reeds bestond
voordat de nabij gelegen Regenzec
werd gevox*md en dat de inslag die
deze vlakte produceerde tot een kan
telen van het omliggende gebied in
diverse richtingen heeft geleid.
Nog twee Apollo's
De Apollo-15 heeft nog een ander
resultaat gehad. Plotseling is men
zich gaan realiseren, welk een klap
het is voor het niaanonderzoek, dat
in 1969 en 1970 niet minder dan drie
Apolio-expedities van het program
ma werden geschrapt. Er blijven
thans nog maar twee maanlandingen
over, de Apollo-16 in maart 1972 en
de Apollo-17 in december volgend
jaar. Daarna is het afgelopen met de
Amerikaanse maanvluchten tot ze
ker na 1980, terwijl de eerste Rus
sische bemande maanlanding niet
vóór 1974 of zelfs 1975 verwacht mag
worden.
Wat de Apollo-16 betreft, met het
landingsvaartuig daarvan zullen de
astronauten Young en Duke moeten
neerkomen in een gebied in de buurt
van de krater Descartes. Het is een
van de hoogst gelegen gebieden op
de maan, waarvan men de leeftijd
schat als gelegen tussen die van de
jonge vlakten die met de Apollo-11
en -12 bezocht werden enerzijds en
van de oudere gebieden (van de A-
pollo-14 en -15) anderzijds. Het ter
rein is ook daal* bijzonder reliëfrijk.
Verder zal de Apollo-16 vlucht
praktisch hetzelfde karakter krijgen,
als de Apollo-15 had. De gehele ex
peditie zal weer twaalf dagen duren,
de astronauten zullen de beschikking
hebben over een maanjeep en het
moederschip zal ook met veel meet-
inst rum enten worden uitgerust.
Hetzelfde kan ook allemaal gesteld
worden van de Apollo-17, maar deze
laatste bemande vlucht in het Ame
rikaanse maanprogramma zal toch
een geheel eigen karakter krijgen,
omdat een van de bemanningsleden
een beroepsgeoloog is.
Veertien dagen geleden werd de
Apollo-17 bemanning aan de pers
voorgesteld en werd bekendgemaakt
dat commandant Eugene Cernan op
de maan gezelschap zal kx*ijgen van
dr. Harrison Schmilt. Reeds sedert
1969 is er bij de NASA op aange
drongen ïiiet alleen voormalige test
piloten naar de maan te zenden,
maar ook beroepsgeologen. Dat zal
dus nu gaan gebeuren, hoewel hiei*bij
wel duidelijk gesteld mag worden,
dat bijvoorbeeld Scott en Irwin. door
hun training ook geen kleine jon
gens meer waren óp geologisch ge
bied.
Waar de Apollo-17 zal gaan landen,
is overigens nog niet bekend.
GERARD J. PLUKKEL
Tijdens de terugreis r
ude haalde astronaut Alfred W orden de
het diensteompai
Een opname van Apollo-15-commandant Scott tijdens diens geologische 1
Delta. Rechts staat de maanjeep.
en op de helling van de berg Haclley-