KROPHOLLER 90 JAAR BOUWER VAN RAADHUIZEN, KERKEN, WONINGCOMPLEXEN RAADSELS BIJ W. F. HERMANS ZATERDAG 24 JULI 1971 ter ONVERMINDERD GEOBSEDEERD DOOR HET SPEL VAN GEWELDIG DRAGENDE KOLOMMEN Intei ino] ter, iet i strij vASSENAAR „Ik zou teleurstel- tagen in mijn leven als bouwer heb- n gekend? Klets. Een gesloten kerk een prijsvraag achter mijn rug en an langs me heen. En dan nog iets: waardeer Berlage, bewonder hem. iar ik zet diens traditie niet voort. Pie zegt dat ik aan het handje van eriage loop, spreekt laster. Men oert vaak goed en slecht door elkaar dan krijg je een halve waarheid. Sn dat is nog beroerder dan een onde leugen." Alexander Jacobus Jropholler, architect, creator van ker- jen en raadhuizen als bastions, min- laar van schoonheid, kunst en bak- A^aj'(tcen, wordt op 28 juli 90 jaar, maar is nog fel als men hem uit de tent pkt. De jaren zijn aan het tellen, de hardhorendheid zorgt voor obstakels 1 het gesprek, maar de geest is soe- rereind gebleven. „Ik ben een „v.etje kortzichtig met lopen, moet '|en bitkyken dat ik niet over een drem- 36neltje val, maar er is nog volop werk ^^oor mij. Vanaf 1900 ben ik elk jaar ^B'biet iets bezig geweest. Nog steeds 34"^ijn er mensen, die op deze manier ^3van bouwen vallen. Anderen weer LjJet; erg linkse socialisten, die menen et aat oude aan hun laars te kunnen lappen. Het is de grootste onzin, de verworvenheden van het verleden te negeren." jize Kropholler uiteraard een p; jukt van eigen hand, een sperzie- uit eigen tuin ligt aan de Benaarse Zijdeweg met een aantal ire wèlgeconstrueerde nederzet- en in de zonnehitte voor Pampus. I je een ferme hand van werpen L kun je aan de overkant van de fischeidingsweg met een steen gse glazen ingooien. Het is er een fvan lome rust en fortuin. De ven- Ie groenteman past zich als een 'er in een gewijde ruimte aan deze atie ruimschoots aan; hij loopt er op de tenen als hij de bloemkool 1 de voortuin draagt. Wie aan deze 4i zijn thuis heeft mag met reden h^jn gevel het bordje ..Buona Espe- gaffc" laten timmeren er is ..goede olgi' dat het zo blijft, op ider het strodak wolkt al bij m'n 35, ee de hele Kropholleriaanse wereld '-32tegemoet en kapselt me in. In hel 38. sefde daglicht hangt een afgietsel 13, Beethovens dodenmasker berus- nq tegen de wand. Het is binnen .llkergroen en bruin. De gipsen peli- die haar jongen voedt, de Pie J. Mendes da Costa, de die in de eerste decennia deze eeuw tegen een goed hono- mede aan Amsterdam een ge- heeft gegeven, heeft dezelfde kleur als Beethoven, maar trekl verder niets van hem aan. En dan 1 er de crème bedoekte lampe- Wat zouden de gay twenties der die voiles zyn geweest? Niets h zeker De heer Kropholler ont- Jjrp ze zelf en het hangt er allemaal Ulf even stijlvol geplooid, zoals jaren eden het baldakijn boven het altaar de Leidse Petruskerk; een stofnest, j volgens velen moest verdwijnen eerlijk en indrukwekkend zijn de oorjssieve Krophollerzetels. In de weid- werkkamer staan op berging voor etamenten lijkende monumentale boe- pkasten; toroopjes kijken vanuit een c trinet de voorbijganger rechtlijnig H jji. Kropholler heeft het in zijn ker- 'n nooit kunnen stellen zonder ge- veijmzinnige nissen en sluip-door-gan- Ijes. Als kind kreeg ik daar in de jjirtelarenkerk in Amsterdam al een je\«nnend gevoel van; je wist nooit ^jjècies waar je uit kwam. In het huis n de architect voert de kronkelweg nslotte naar de keuken, waar me- ouw Kropholler 18 jaar jonger in haar man -verkwikkende koffie ïetlreidt met velletjes die de eigen- hap van een ijsberg hebben: on- Auldig aan de oppervlakte, maar tot i kopjesbodem ondoorgrondelijk, Gewoon in bedrijf" 7,3Jjn een gemakkelijke kamer zit de oo.ieester me te woord. Achter hem Chinese prent op zijde, tussen de lambrizering een moderne iaard en wat verlegen in een hoek geblindeerd t.v.-toestel, dat zich dit milieu geen raad weet. Perzen ef^eral op de grond. Meest dunne pers- ryla, veelal afgelopen tot een verfletst Alexander Jacobus Kropholler patroon, vertrapt door een heel men senleven. „Filosoferen is een groot woord, maar ik tracht achter de din gen te komen, ze te ontvouwen. Steeds als ik iets in de geest heb schrijf ik het op. Je moet het meteen noteren, an ders ben je het zo weer vergeten. U kunt wel eens iets van me lezen, als u daar aardigheid in heeft", biedt de architect me aan. Hij wil gevoeglijk voor de fotograaf poseren, maar niet comfortabel zittend: „Anders denken ze, dat dit m'n gewone doen is. Dat zou te lui zijn. Ik ben gewoon in het bedrijf". En de heer Kropholler schui felt met de man met de gevoelige plaatjes naar de paradijselijke tuin. waar in een duinlandschap tussen co niferen, mos en klimrozen de ver eeuwiging op het fotorolletje plaats- Alexander Kropholler heeft zich in zijn lange verdienstelijke leven (waarvoor hem het officierschap in de Orde van Oranje-Nassau gewerd) nooit voor één gaatje laten vangen. Hij is steeds een doorzetter geweest, of bewandelde di plomatieke wegen om zijn doel te be reiken. „Mjjn principalen praatte ik mijn ideeën net zolang aan totdat ze de indruk kregen dat ze van henzelf waren". Van mooie of lelijke gebou wen kan Kropholler niets vertellen. „Dat moet je zien. Er staan altijd be langen op het spel dat serieuze mensen aanpakt, dat ze interesseert en dat ze waarderen". Over de Martelaren van Gorcum- kerk in de Amsterdamse Watergraafs meer heeft hij tien jaar met pastoor Zoetmulder gedelibereerd. Halverwege de dertiger jaren stond de kerk er. maar de schoonheidscommissie was er niet over te spreken. „Bijna al mijn plannen werden als niet controversieel genoeg afgekeurd. Van mijn kant had ik geen zin ze te veranderen. Een wethouder drukte de kwestie door". 'a - Tv, In Den Haag hetzelfde beeld. Voor de Paschaliskerk zijn tien jaar plannen gemaakt. Het was een van Krophollers eerste kerken. „Een goede kerk wel. dacht ik. De huidige paus is er als kardinaal in geweest en hij zei: als die architect in Italië zou wonen, liet ik hem daar de kerken bouwen". Nooit tegenstellingen De oude trekken van de bouw hand haafde Kropholler, omdat hij dit pas send vond. „Ik vind het heel onpassend kerken te bouwen zoals ze nog nooit gebouwd zijn. Dat zou lastig zijn voor de mensen die zich er niet in thuis zouden voelen. Het is ook onpassend ten opzichte van de oude bouwers. Hun denkbeelden verwerpen zou betekenen dat ze er geen kaas van hadden ge geten. Ontwikkeling is niet: blijf met je rommel thuis, ik zal het wel anders doen. Tegenstellingen moet je nooit maken. Veel van de „ontwikkeling" tegenwoordig is niet meer dan recal- citrantie". De bouw van de Paschalis werd aan vankelijk medevoorbereid door de De- venterse architect Walter te Riele. Duur werk. Kropholler deed het voor de helft en het beviel de principalen, maar het honorarium was te laag. „Na ar bitrage kreeg ik er de helft bij. Een consequentie was, dat de pastorie toen door een ander is gebouwd; maar dat kon ze niet veel schelen". Een ander chapiter met een lange^ adem was de geschiedenis rond de kerk van O.L. Vrouw van Lourdes in Scheveningen, naast het circus. „Ik liet het kerkbestuur meer grond ko pen dan nodig was, om er huizen op te bouwen. Ik wilde er een toren bijzet ten die flink naar voren kwam. Het bisdom Haarlem vond die huizenbouw speculatie en toen na ruim drie jaar wachten de bouw ervan van de grond kwam, waren de huizen driemaal zo duur. De toren kon toen niet meer opgetrokken worden. Het onderstuk van de toren heeft er vijftig jaar ge staan. In 1967 deed de heer Zwolsman een greep in de vestjeszak, haalde er anderhalve ton uit en de toren werd gebouwd. Dat is óók een avontuur...". Auteursrecht De hemel boven het altaar in de Pe truskerk te Leiden is verdwenen. De heer Kropholler schrikt niet. maar hij wist er niets van. „Je hebt een au teurswet die gebiedt niets bij te bou wen of af te zagen zonder goedkeuring van de auteur. Maar daar geeft nie mand een nul om. Dat vind ik heel erg. Na 10 of 20 jaar herken je je eigen kerk vaak niet meer. Repara ties zijn verricht op een verkeerde manier. Neem bijvoorbeeld de Cani- siuskapel voor de Jezuïeten in Nijme gen. Na de oorlog moest de schade Toen in 1966 het Wateringse raadhuis moest worden uitgebreid tekende Kropholler dit ontwerp. De toren die na een halve eeuw eindelijk in Scheveniingen ver rees. aan de .amen worden hersteld. De glas- in-loodramen hadden een wit glazen randje, maar het nieuwe randje werd in schelgeel glas langs een kantje ge sneden. Het werk is nu ordinair be dorven". Nog iets, dat wel naar is, maar niet tot de teleurstellingen van de archi tect gerekend mag worden: het Van Ahbemuseum in Eindhoven dat te klein was geworden en uitgebreid moest worden. „Ik werd er buiten gelaten", zegt Kropholler. „Het werd een apart gebouw. Volgens mij ontduiking van het auteursrecht. Dergelijke dingen ontmoet je ook; vergrotingen, ver nieuwingen, dat vragen ze niet. Men redeneert: we zijn vrij om dat te doen; destijds hebben we je je honorarium betaald en dat is genoeg". In' Wateringen ging het in 1906 an ders in z'n werk. Daar zei de burge meester: ik ga een stuk bij het raad huis bouwen. Samen met de gemeente architect en architect Veendorp heeft Kropholler toen een plan gemaakt dat 4 ton kostte. Het honorarium werd in drieën gedeeld en zo is de vergroting van het raadhuis tot stand gekomen. „Het ziet er nu uit alsof het één ge heel is. Hier ging het netjes, zoals het Wat de heer Kropholler erg bezig houdt is de affaire Berkel en Roden rijs. In 1955 kreeg hij opdracht om daar een raadhuis te bouwen, maar toen het dorp alsmaar bleef groeien moest er een ander ontwerp komen. Het nieuwe gemeentebestuur, dat na een politieke ruzie kwam, heeft er, aldus architect Kropholler, een ander bijgehaald. „Ik ben er nu nog een pro ces over aan het voeren, want ik had goede plannen gemaakt. Als ze me hadden gevraagd en gezegd, dat het te duur was, en dat het goedkoper moest, dan had ik dat óók gedaan". Er loopt nu een prijsvraag voor een nieuw raad huis, „maar de raad heeft hiertoe nooit besloten; er is hooguit over ge dacht", zegt de heer Kropholler wat verontwaardigd. Tja, zoiets verzuurt dc oude dag van een bouwmeester, die een van de be langrijkste van deze eeuw in Nederland is, of men dat bestrijdt of niet. Ber lage herken je. In Waalwijk. Mcdcm- blik, Idaarderadeel, Leidschendum, Wateringen, in Arcen en Noordwyker- hout, in Beverwijk, Den Haag, Am sterdam, Den Bosch, Vught en Nijme gen. in Rotterdam, overal zegt men: kijk, dat is een echte Kropholler; en men gaat er een visakte halen, trouwt er in het wit of beleeft er z'n cliris- tenzjjn temidden van edele lijnen in baksteen en onder krachtige daken die van bout weten. „Bogen maak ik niet met de passer, maar ze ontstaan met de band getrokken volgens geometri sche beginselen. Een constructie moet voortkomen uit de menselijke geest en niet uit getrokken cirkels. Zoiets is een ezelsbruggetje. Een nok trek je niet langs een lineaal, maar met de hand, met blbbertjes, die getuigen van menselijke inspanning en moeite Stempel van soliditeit Kerken zijn in de ogen van Alexan der Kropholler geen tijdelijke opslag ruimten. „Het stempel van een beetje soliditeit mogen ze wel hebben. Kloos terachtig hoeft ook weer niet". Wat er met de St. Antonius Abt in Delfs- haven is gebeurd gaat buiten hem om. „Ik kan toch niet voor de vol maaktheid van de hele wereld zorgen? Bij het bouwen van deze kerk ben ik betrokken geweest. Maar dat kan ik niet tot het einde van de dagen. Als een kerk ontvolkt, is dat een tijdsver schijnsel. Alleen daarom kan ik treu rig zijn. Mensen zijn niet onvolmaakt doordat er een kerk is. maar door hun oorsprong. De mens heeft neigingen die de hele natuur heeft: ik wil het goede, maar doe het kwade. Nee. ik heb m'n werk. dat ik als arbeid zo goed mogelijk doe. Bouwer èn criti cus zijn beiden niet volmaakt...". Om nog even terug te komen op de Leidse Petruskerk, architect Krophol ler weet nog goed, dat pastoor Beu kers na de brand van z'n oude kerk aan de Langebrug nog jarenlang als de dood was voor het aanfloepen van een benzine-aansteker. Maar goed. er kwam een nieuwe Petruskerk. die door Kropholler samen met ir. Van Oerle werd gebouwd. „Ik heb met Van Oerle prettig samengewerkt. Ik hoor nou van u, dat er scheuren zijn gesigna leerd. Ik heb er nog niets^ van gezien, hoor, maar sinds Cuypers is de vast heid van de bodem boven de grote rivieren al in opspraak geweest. Er is bijna nooit zekerheid te geven, dat er nooit „wat" in die muren komt. al hoeven het geen noodlottige scheuren te zijn. Als Kropholler nog volop in de run ning zou zijn, zou hij zo doorgaan met kerken bouwen als hij gedaan heeft en heus niet (ook hij kan er geen andere benaming voor vinden) in fabrieksstijl. „Ik zou altijd de traditie willen laten zien. Als ik zie wat er aan kerken gebouwd wordt, moet ik altjjd denken aan die snuiter die me eens zei: ze bouwen kerken alleen zó, dat de men sen erin durven. Wat voor de mensen van betekenis is, heeft langer bestaan dan onze voorbereidingen". „Mensenberger" Collega Zanstra gaat de nieuwe uni versiteitsuitbreiding voor de alfa-facul teiten in Leiden bouwen. Met die enor me toren van ruim 120 meter hoog en alle efficiency die men op een paar honderd vierkante meters bij elkaar kan brengen. Wat vindt tegenpool Kropholler daar nu van? „Zanstra, die ik heus niet onderschat, is een knap mensenberger in dozen, die een prak tische aanpak van systemen hanteert, van eenvoudige bouw. Maar een schep per? Het woord schepper stelt je voor andere menselijke vaardigheden zoals bij een kunstwerk, de poëzie. Er be staat geen schepper van waterleiding inrichtingen of een auto zonder wie len. Hier breng je praktische nood zakelijkheden van het leven op hel hoogste plah. Maar een mens leeft niet alleen bij praktische dingen. Kunst is geen showpartij van vreemdighe- den, maar je moet er inhoud in zoe ken. Zanstra is een vent van: schei uit met dat gezanik en maak het zo eenvoudig mogelijk. Dat is natuurlijk best". Kropholler negentig jaar. Een tijd perk nadert z'n einde. De vruchten zullen voorlopig blijven staan. In zijn stoel gezeten kijkt een architect z'n kamer in en ziet terug op een eigen wereld die een onderdeel is van do grote. „Het is allemaal pogen geweest. Het heeft allemaal z'n zorg gehad, het één niet minder dan het ander. En als u dan vraagt naar hoogtepunten, wel, dan zou ik misschien zeggen het raad huis in Waalwijk, de kerk in Vught. ëe Martelaren in Amsterdam, de kapel in Nijmegen (afgezien van die gele banden in het glas in lood) en m'n laatste kerk in Den Bosch op de Graaf- beklutste en een goed beeld op lorrige manier uitvoerde met betim merde gevallen in plaats van echte balken en met verkeerde stenen)". Overtuigd van eigen kracht. Zo is Kropholler nog steeds. Het lijnenspel boeide hem al op de ambachtschool en toen hij op 20-jarige leeftijd bij een timmerman in de Spuistraat in Am sterdam werkte. Het oermotief van de zuilen staat hem blijvend voor de geest. Voor de architectuur zijn de zui len een belangrijk merkteken, het is een vastheid die zware zaken kan dra gen. Een merkteken ook voor mens en wereld, kracht in zwaarte en vast heid. In het Wassenaarse hout, waar de natuur nu zich voorbereidt op de weg terug, wordt Kropholler onver minderd geobsedeerd door het spel van geweldig dragende kolommen. „Ik maak muren van kolomvorm en de ramen plak ik ertussen in". Berlage was de boom en Kropholler de levens lustige hoofdtak die z'n eigen weg vond in een edele levensuitdrukking. Raadhuizen, kerken, huizencomplexen en de abdij van Egmond getuigen daarvan. TON PIETERS j. P™ y.^ritiek is gevaarlijk. We luisterden over de radio het zondagmiddagconcert en hoorden toen met- Vato ook de „adempauze", waarin altijd verschillende aan het woord komen. Ditmaal hadden de reiden het over de kritiek op de opvoering van de Tlcchanten, door Erik Vos geregisseerd. Er was er een ,"|der die zelfs het vermoeden opperde dat de critici :m soort samenzwering hadden gepleegd. En hoe ge- dlarlijk was zo'n unaniem afwijzende kritiek in ver met het toekomstig toestaan van subsidie. Het nrtB op dat moment een bijzonder domme adempauze 1 niemand wees op het gevaar van deze kritiek op if kritiek, het veel grotere gevaar namelijk, dat n rik Vos gaat denken dat hij het goed gedaan heeft. e h dat deze bekwame toneelman geen les trekt uit "nfM algemene afwijzing. Hetgeen doodjammer zou f- 'Het is niet zo erg als men zich een keer vergist. Diet is veel erger als men gaat denken dat men zich riet vergissen kan. Hoe moeilijk de kritiek is, blijkt pk uit het nieuwste nummer van Raster. Het is ge el gewijd aan het werk en de persoon van Willem derik Hermans, die hier nog altijd niet bekroond met de hoogste staatsprijs, wat beschamend is, niet Hermans, maar voor ons. een nummer geworden, dat we iedere be- LOOPT, GEITEVOETEN wonderaar van het werk van Hermans aanbevelen. Er staan enkele goede artikelen in. Wat W. A. M. de Moor schrijft over de minder bekende poëzie van Hermans is helder en zakelijk. J. J. Oversteegen analyseert Conserve en Conserve is nogal een raad selachtig boek, Sierksma haalt herinneringen op aan Hermans, ze zijn niet van zoveel belang, maar ze dra gen toch ook bij aan een wat beter begrip van de Chaos en Maskerade De criticus Donal Betlem, die de Fotobiografie van Hermans behandelt, wijst er op verschillende familie relaties, die bij een schrijver als Hermans van be lang zijn. Hij geeft ook aan waar het bij Hermans op de eerste plaats om gaat. distisch universum. Hun relatie ten opzichte van elkaar wordt gekenmerkt door een voortdurende strijd om zich te kunnen handhaven, desnoods, of liever by voorkeur ten koste van elkaar. Mensen zijn in hun diepste wezen aggressief. hebzuchtig, „bloeddorstig" en vijandig tegen over hun soortgenoten. Een tweede kenmerk van de sadistische mens is dat hij tracht zijn sadismete ver bergen voor anderen, omdat "openlijke onthulling" on middellijk uitsloting uit de samenleving ten gevolg zou hebben. Daarvoor voert hij de Grote Maskerade op, die hem toont als een geciviliseerd, vriendelijk mens, Dc maskerade houdt ook in dat hij voor zichzelf een schijn orde creëert en het bestaan van de chaos hardnekkig ontkent.Deze kernmotieven zijn overal in Hermans' werk terug te vinden, waarbij dan als dramatisch hoog tepunt vaak een situatie wordt getoond waarin de "cha otische" krachten de mens te machtig worden en zijn camouflage aan flarden gaat." „Mislukkingen" Door verschillende critici op gewezen, dat de het nummer wordt er- verhalen van Hermans meestal romans en verhalen over „mislukkingen" zijn. Hella Haasse doet dit „op het spoor van een woeste wandeling" in haar beschouwing of studie Doodijs en hemelsteen ook. Haar artikel is het beste WEES MAAR LERAAR VANDAAG en meest doorwrochte van het nummer. Wij zouden het niet graag meer missen. Ze haalt veel raadsels naar voren en lost ze althans gedeeltelijk op. Men kan hiertegen aanvoeren dat het werk van Hermans door de meeste van die raadsels niet belangrijker wordt, en dat oplossen van raadsels geen evaluatie van het werk inhoudt. Bij Haasse is men echter ge neigd te menen, dat dit in haar geval nu eens een keer wel zo is. Het analyseren van teksten is op het ogenblik in. In de Studia Neerlandica wordt dit door A. N. Paas- man gedaan bij een bekend gedicht van Hubert Poot. Zijn analyse heeft de op het eerste gezicht wat vreemdsoortige titel: Loopt, geitevoeten! Geitevoeten zijn uiteraard saters. Paasman deelt mee, dat Poots gedicht tegenwoordig vaak tot het maniërisme getekend wordt. Maar hij acht dit niet direct aanvaardbaar. Hij wijst erop, dat ook M. A. Schenkeveld-Van der Dussen zich afvraagt of Poot wel beïnvloed werd door het maniërisme. De term maniërisme wordt tegenwoordig wel wat al te wille keurig gebruikt. In het Times Litterary Supplement merkte een criticus op: „Geen ander concept in het magazijn van de kunsthistorische terminologie, met uitzondering misschien van de term romantiek, is op zulk een zorgeloze manier gehanteerd als de term maniërisme, met het gevolg dat deze van allerlei is beginnen te betekenen voor allerlei mensen. Het lijkt of maniërisme net als de mazelen opgelopen kan worden door iedereen, in iedere tijd en in ieder land, en dat de symptomen onveranderlijk zijn en gemak kelijk herkenbaar." IN DE TIJDSCHRIFTEN lijk is namelijk op scholen. Klassieke talen In een gevarieerd nummer van Raam werden we vooral getroffen door een stuk in het Journaal. Hel werd geschreven door de wijsgeer en leraar in de klassieke talen Cornelis Verhoeven. Het geeft een kijkje op een klas in de middelbare school. Een meis je vraagt daar haar leraar in de klassieke talen, waarom zij eigenlijk klassieke talen moet leren. Dc leraar, die de gemakkelijke kritiek kent, vertelt haar dat ze die moet leren omdat ze zich op een bepaalde school heeft laten inschrijven. Wars van Grieks en Latijn had ze naar een andere school moeten gaan. Een jongeling in de klas, een haantje de voorste, deelt de leraar dan mede, dat kinderen geen vrije keuze hebben. Dus acht hij het antwoord van de leraar on bevredigend. De jongeling is uiterst pedant, maar geheel ongelijk heeft hij niet. De leraar vindt echter dat het leren van de klassieke talen zulk een mense lijke en prettige en in zichzelf lonende bezigheid is. dat er daarbuiten geen redenen hoeven te worden gezocht. Hij ziet er echter van af dit de jeugd voor te houden. De jeugd, denkt hij, zou dit niet begrijpen. Zij houdt meer van kritiek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 11