KROPHOLLER
90 JAAR
BOUWER VAN
RAADHUIZEN,
KERKEN,
WONINGCOMPLEXEN
RAADSELS
BIJ
W. F. HERMANS
ZATERDAG 24 JULI 1971
ter
ONVERMINDERD GEOBSEDEERD DOOR HET
SPEL VAN GEWELDIG DRAGENDE KOLOMMEN
Intei
ino]
ter,
iet i
strij
vASSENAAR „Ik zou teleurstel-
tagen in mijn leven als bouwer heb-
n gekend? Klets. Een gesloten kerk
een prijsvraag achter mijn rug en
an langs me heen. En dan nog iets:
waardeer Berlage, bewonder hem.
iar ik zet diens traditie niet voort.
Pie zegt dat ik aan het handje van
eriage loop, spreekt laster. Men
oert vaak goed en slecht door elkaar
dan krijg je een halve waarheid.
Sn dat is nog beroerder dan een
onde leugen." Alexander Jacobus
Jropholler, architect, creator van ker-
jen en raadhuizen als bastions, min-
laar van schoonheid, kunst en bak-
A^aj'(tcen, wordt op 28 juli 90 jaar, maar
is nog fel als men hem uit de tent
pkt. De jaren zijn aan het tellen, de
hardhorendheid zorgt voor obstakels
1 het gesprek, maar de geest is soe-
rereind gebleven. „Ik ben een
„v.etje kortzichtig met lopen, moet
'|en bitkyken dat ik niet over een drem-
36neltje val, maar er is nog volop werk
^^oor mij. Vanaf 1900 ben ik elk jaar
^B'biet iets bezig geweest. Nog steeds
34"^ijn er mensen, die op deze manier
^3van bouwen vallen. Anderen weer
LjJet; erg linkse socialisten, die menen
et aat oude aan hun laars te kunnen
lappen. Het is de grootste onzin, de
verworvenheden van het verleden te
negeren."
jize Kropholler uiteraard een p;
jukt van eigen hand, een sperzie-
uit eigen tuin ligt aan de
Benaarse Zijdeweg met een aantal
ire wèlgeconstrueerde nederzet-
en in de zonnehitte voor Pampus.
I je een ferme hand van werpen
L kun je aan de overkant van de
fischeidingsweg met een steen
gse glazen ingooien. Het is er een
fvan lome rust en fortuin. De ven-
Ie groenteman past zich als een
'er in een gewijde ruimte aan deze
atie ruimschoots aan; hij loopt er
op de tenen als hij de bloemkool
1 de voortuin draagt. Wie aan deze
4i zijn thuis heeft mag met reden
h^jn gevel het bordje ..Buona Espe-
gaffc" laten timmeren er is ..goede
olgi' dat het zo blijft,
op ider het strodak wolkt al bij m'n
35, ee de hele Kropholleriaanse wereld
'-32tegemoet en kapselt me in. In hel
38. sefde daglicht hangt een afgietsel
13, Beethovens dodenmasker berus-
nq tegen de wand. Het is binnen
.llkergroen en bruin. De gipsen peli-
die haar jongen voedt, de Pie
J. Mendes da Costa, de
die in de eerste decennia
deze eeuw tegen een goed hono-
mede aan Amsterdam een ge-
heeft gegeven, heeft dezelfde
kleur als Beethoven, maar trekl
verder niets van hem aan. En dan
1 er de crème bedoekte lampe-
Wat zouden de gay twenties
der die voiles zyn geweest? Niets
h zeker De heer Kropholler ont-
Jjrp ze zelf en het hangt er allemaal
Ulf even stijlvol geplooid, zoals jaren
eden het baldakijn boven het altaar
de Leidse Petruskerk; een stofnest,
j volgens velen moest verdwijnen
eerlijk en indrukwekkend zijn de
oorjssieve Krophollerzetels. In de weid-
werkkamer staan op berging voor
etamenten lijkende monumentale boe-
pkasten; toroopjes kijken vanuit een
c trinet de voorbijganger rechtlijnig
H jji. Kropholler heeft het in zijn ker-
'n nooit kunnen stellen zonder ge-
veijmzinnige nissen en sluip-door-gan-
Ijes. Als kind kreeg ik daar in de
jjirtelarenkerk in Amsterdam al een
je\«nnend gevoel van; je wist nooit
^jjècies waar je uit kwam. In het huis
n de architect voert de kronkelweg
nslotte naar de keuken, waar me-
ouw Kropholler 18 jaar jonger
in haar man -verkwikkende koffie
ïetlreidt met velletjes die de eigen-
hap van een ijsberg hebben: on-
Auldig aan de oppervlakte, maar tot
i kopjesbodem ondoorgrondelijk,
Gewoon in bedrijf"
7,3Jjn een gemakkelijke kamer zit de
oo.ieester me te woord. Achter hem
Chinese prent op zijde, tussen de
lambrizering een moderne
iaard en wat verlegen in een hoek
geblindeerd t.v.-toestel, dat zich
dit milieu geen raad weet. Perzen
ef^eral op de grond. Meest dunne pers-
ryla, veelal afgelopen tot een verfletst
Alexander Jacobus Kropholler
patroon, vertrapt door een heel men
senleven. „Filosoferen is een groot
woord, maar ik tracht achter de din
gen te komen, ze te ontvouwen. Steeds
als ik iets in de geest heb schrijf ik
het op. Je moet het meteen noteren, an
ders ben je het zo weer vergeten. U
kunt wel eens iets van me lezen, als
u daar aardigheid in heeft", biedt de
architect me aan. Hij wil gevoeglijk
voor de fotograaf poseren, maar niet
comfortabel zittend: „Anders denken
ze, dat dit m'n gewone doen is. Dat
zou te lui zijn. Ik ben gewoon in het
bedrijf". En de heer Kropholler schui
felt met de man met de gevoelige
plaatjes naar de paradijselijke tuin.
waar in een duinlandschap tussen co
niferen, mos en klimrozen de ver
eeuwiging op het fotorolletje plaats-
Alexander Kropholler heeft zich in zijn
lange verdienstelijke leven (waarvoor
hem het officierschap in de Orde van
Oranje-Nassau gewerd) nooit voor één
gaatje laten vangen. Hij is steeds een
doorzetter geweest, of bewandelde di
plomatieke wegen om zijn doel te be
reiken. „Mjjn principalen praatte ik
mijn ideeën net zolang aan totdat ze
de indruk kregen dat ze van henzelf
waren". Van mooie of lelijke gebou
wen kan Kropholler niets vertellen.
„Dat moet je zien. Er staan altijd be
langen op het spel dat serieuze mensen
aanpakt, dat ze interesseert en dat ze
waarderen".
Over de Martelaren van Gorcum-
kerk in de Amsterdamse Watergraafs
meer heeft hij tien jaar met pastoor
Zoetmulder gedelibereerd. Halverwege
de dertiger jaren stond de kerk er.
maar de schoonheidscommissie was er
niet over te spreken. „Bijna al mijn
plannen werden als niet controversieel
genoeg afgekeurd. Van mijn kant had
ik geen zin ze te veranderen. Een
wethouder drukte de kwestie door".
'a - Tv,
In Den Haag hetzelfde beeld. Voor de
Paschaliskerk zijn tien jaar plannen
gemaakt. Het was een van Krophollers
eerste kerken. „Een goede kerk wel.
dacht ik. De huidige paus is er als
kardinaal in geweest en hij zei: als
die architect in Italië zou wonen, liet
ik hem daar de kerken bouwen".
Nooit tegenstellingen
De oude trekken van de bouw hand
haafde Kropholler, omdat hij dit pas
send vond. „Ik vind het heel onpassend
kerken te bouwen zoals ze nog nooit
gebouwd zijn. Dat zou lastig zijn voor
de mensen die zich er niet in thuis
zouden voelen. Het is ook onpassend
ten opzichte van de oude bouwers. Hun
denkbeelden verwerpen zou betekenen
dat ze er geen kaas van hadden ge
geten. Ontwikkeling is niet: blijf met
je rommel thuis, ik zal het wel anders
doen. Tegenstellingen moet je nooit
maken. Veel van de „ontwikkeling"
tegenwoordig is niet meer dan recal-
citrantie".
De bouw van de Paschalis werd aan
vankelijk medevoorbereid door de De-
venterse architect Walter te Riele. Duur
werk. Kropholler deed het voor de
helft en het beviel de principalen, maar
het honorarium was te laag. „Na ar
bitrage kreeg ik er de helft bij. Een
consequentie was, dat de pastorie toen
door een ander is gebouwd; maar dat
kon ze niet veel schelen".
Een ander chapiter met een lange^
adem was de geschiedenis rond de
kerk van O.L. Vrouw van Lourdes
in Scheveningen, naast het circus. „Ik
liet het kerkbestuur meer grond ko
pen dan nodig was, om er huizen op te
bouwen. Ik wilde er een toren bijzet
ten die flink naar voren kwam. Het
bisdom Haarlem vond die huizenbouw
speculatie en toen na ruim drie jaar
wachten de bouw ervan van de grond
kwam, waren de huizen driemaal zo
duur. De toren kon toen niet meer
opgetrokken worden. Het onderstuk
van de toren heeft er vijftig jaar ge
staan. In 1967 deed de heer Zwolsman
een greep in de vestjeszak, haalde er
anderhalve ton uit en de toren werd
gebouwd. Dat is óók een avontuur...".
Auteursrecht
De hemel boven het altaar in de Pe
truskerk te Leiden is verdwenen. De
heer Kropholler schrikt niet. maar hij
wist er niets van. „Je hebt een au
teurswet die gebiedt niets bij te bou
wen of af te zagen zonder goedkeuring
van de auteur. Maar daar geeft nie
mand een nul om. Dat vind ik heel
erg. Na 10 of 20 jaar herken je je
eigen kerk vaak niet meer. Repara
ties zijn verricht op een verkeerde
manier. Neem bijvoorbeeld de Cani-
siuskapel voor de Jezuïeten in Nijme
gen. Na de oorlog moest de schade
Toen in 1966 het Wateringse raadhuis moest worden uitgebreid tekende Kropholler dit ontwerp.
De toren die na een halve eeuw
eindelijk in Scheveniingen ver
rees.
aan de .amen worden hersteld. De glas-
in-loodramen hadden een wit glazen
randje, maar het nieuwe randje werd
in schelgeel glas langs een kantje ge
sneden. Het werk is nu ordinair be
dorven".
Nog iets, dat wel naar is, maar niet
tot de teleurstellingen van de archi
tect gerekend mag worden: het Van
Ahbemuseum in Eindhoven dat te klein
was geworden en uitgebreid moest
worden. „Ik werd er buiten gelaten",
zegt Kropholler. „Het werd een apart
gebouw. Volgens mij ontduiking van
het auteursrecht. Dergelijke dingen
ontmoet je ook; vergrotingen, ver
nieuwingen, dat vragen ze niet. Men
redeneert: we zijn vrij om dat te doen;
destijds hebben we je je honorarium
betaald en dat is genoeg".
In' Wateringen ging het in 1906 an
ders in z'n werk. Daar zei de burge
meester: ik ga een stuk bij het raad
huis bouwen. Samen met de gemeente
architect en architect Veendorp heeft
Kropholler toen een plan gemaakt dat
4 ton kostte. Het honorarium werd in
drieën gedeeld en zo is de vergroting
van het raadhuis tot stand gekomen.
„Het ziet er nu uit alsof het één ge
heel is. Hier ging het netjes, zoals het
Wat de heer Kropholler erg bezig
houdt is de affaire Berkel en Roden
rijs. In 1955 kreeg hij opdracht om
daar een raadhuis te bouwen, maar
toen het dorp alsmaar bleef groeien
moest er een ander ontwerp komen.
Het nieuwe gemeentebestuur, dat na
een politieke ruzie kwam, heeft er,
aldus architect Kropholler, een ander
bijgehaald. „Ik ben er nu nog een pro
ces over aan het voeren, want ik had
goede plannen gemaakt. Als ze me
hadden gevraagd en gezegd, dat het te
duur was, en dat het goedkoper moest,
dan had ik dat óók gedaan". Er loopt
nu een prijsvraag voor een nieuw raad
huis, „maar de raad heeft hiertoe
nooit besloten; er is hooguit over ge
dacht", zegt de heer Kropholler wat
verontwaardigd.
Tja, zoiets verzuurt dc oude dag van
een bouwmeester, die een van de be
langrijkste van deze eeuw in Nederland
is, of men dat bestrijdt of niet. Ber
lage herken je. In Waalwijk. Mcdcm-
blik, Idaarderadeel, Leidschendum,
Wateringen, in Arcen en Noordwyker-
hout, in Beverwijk, Den Haag, Am
sterdam, Den Bosch, Vught en Nijme
gen. in Rotterdam, overal zegt men:
kijk, dat is een echte Kropholler; en
men gaat er een visakte halen, trouwt
er in het wit of beleeft er z'n cliris-
tenzjjn temidden van edele lijnen in
baksteen en onder krachtige daken die
van bout weten. „Bogen maak ik niet
met de passer, maar ze ontstaan met
de band getrokken volgens geometri
sche beginselen. Een constructie moet
voortkomen uit de menselijke geest en
niet uit getrokken cirkels. Zoiets is
een ezelsbruggetje. Een nok trek je
niet langs een lineaal, maar met de
hand, met blbbertjes, die getuigen van
menselijke inspanning en moeite
Stempel van soliditeit
Kerken zijn in de ogen van Alexan
der Kropholler geen tijdelijke opslag
ruimten. „Het stempel van een beetje
soliditeit mogen ze wel hebben. Kloos
terachtig hoeft ook weer niet". Wat
er met de St. Antonius Abt in Delfs-
haven is gebeurd gaat buiten hem
om. „Ik kan toch niet voor de vol
maaktheid van de hele wereld zorgen?
Bij het bouwen van deze kerk ben ik
betrokken geweest. Maar dat kan ik
niet tot het einde van de dagen. Als
een kerk ontvolkt, is dat een tijdsver
schijnsel. Alleen daarom kan ik treu
rig zijn. Mensen zijn niet onvolmaakt
doordat er een kerk is. maar door hun
oorsprong. De mens heeft neigingen
die de hele natuur heeft: ik wil het
goede, maar doe het kwade. Nee. ik
heb m'n werk. dat ik als arbeid zo
goed mogelijk doe. Bouwer èn criti
cus zijn beiden niet volmaakt...".
Om nog even terug te komen op de
Leidse Petruskerk, architect Krophol
ler weet nog goed, dat pastoor Beu
kers na de brand van z'n oude kerk
aan de Langebrug nog jarenlang als
de dood was voor het aanfloepen van
een benzine-aansteker. Maar goed. er
kwam een nieuwe Petruskerk. die door
Kropholler samen met ir. Van Oerle
werd gebouwd. „Ik heb met Van Oerle
prettig samengewerkt. Ik hoor nou
van u, dat er scheuren zijn gesigna
leerd. Ik heb er nog niets^ van gezien,
hoor, maar sinds Cuypers is de vast
heid van de bodem boven de grote
rivieren al in opspraak geweest. Er is
bijna nooit zekerheid te geven, dat er
nooit „wat" in die muren komt. al
hoeven het geen noodlottige scheuren
te zijn.
Als Kropholler nog volop in de run
ning zou zijn, zou hij zo doorgaan met
kerken bouwen als hij gedaan heeft en
heus niet (ook hij kan er geen andere
benaming voor vinden) in fabrieksstijl.
„Ik zou altijd de traditie willen laten
zien. Als ik zie wat er aan kerken
gebouwd wordt, moet ik altjjd denken
aan die snuiter die me eens zei: ze
bouwen kerken alleen zó, dat de men
sen erin durven. Wat voor de mensen
van betekenis is, heeft langer bestaan
dan onze voorbereidingen".
„Mensenberger"
Collega Zanstra gaat de nieuwe uni
versiteitsuitbreiding voor de alfa-facul
teiten in Leiden bouwen. Met die enor
me toren van ruim 120 meter hoog
en alle efficiency die men op een paar
honderd vierkante meters bij elkaar
kan brengen. Wat vindt tegenpool
Kropholler daar nu van? „Zanstra, die
ik heus niet onderschat, is een knap
mensenberger in dozen, die een prak
tische aanpak van systemen hanteert,
van eenvoudige bouw. Maar een schep
per? Het woord schepper stelt je voor
andere menselijke vaardigheden zoals
bij een kunstwerk, de poëzie. Er be
staat geen schepper van waterleiding
inrichtingen of een auto zonder wie
len. Hier breng je praktische nood
zakelijkheden van het leven op hel
hoogste plah. Maar een mens leeft
niet alleen bij praktische dingen. Kunst
is geen showpartij van vreemdighe-
den, maar je moet er inhoud in zoe
ken. Zanstra is een vent van: schei
uit met dat gezanik en maak het zo
eenvoudig mogelijk. Dat is natuurlijk
best".
Kropholler negentig jaar. Een tijd
perk nadert z'n einde. De vruchten
zullen voorlopig blijven staan. In zijn
stoel gezeten kijkt een architect z'n
kamer in en ziet terug op een eigen
wereld die een onderdeel is van do
grote. „Het is allemaal pogen geweest.
Het heeft allemaal z'n zorg gehad, het
één niet minder dan het ander. En als
u dan vraagt naar hoogtepunten, wel,
dan zou ik misschien zeggen het raad
huis in Waalwijk, de kerk in Vught.
ëe Martelaren in Amsterdam, de kapel
in Nijmegen (afgezien van die gele
banden in het glas in lood) en m'n
laatste kerk in Den Bosch op de Graaf-
beklutste en een goed beeld op
lorrige manier uitvoerde met betim
merde gevallen in plaats van echte
balken en met verkeerde stenen)".
Overtuigd van eigen kracht. Zo is
Kropholler nog steeds. Het lijnenspel
boeide hem al op de ambachtschool
en toen hij op 20-jarige leeftijd bij een
timmerman in de Spuistraat in Am
sterdam werkte. Het oermotief van de
zuilen staat hem blijvend voor de
geest. Voor de architectuur zijn de zui
len een belangrijk merkteken, het is
een vastheid die zware zaken kan dra
gen. Een merkteken ook voor mens
en wereld, kracht in zwaarte en vast
heid. In het Wassenaarse hout, waar
de natuur nu zich voorbereidt op de
weg terug, wordt Kropholler onver
minderd geobsedeerd door het spel van
geweldig dragende kolommen. „Ik
maak muren van kolomvorm en de
ramen plak ik ertussen in". Berlage
was de boom en Kropholler de levens
lustige hoofdtak die z'n eigen weg
vond in een edele levensuitdrukking.
Raadhuizen, kerken, huizencomplexen
en de abdij van Egmond getuigen
daarvan.
TON PIETERS
j. P™
y.^ritiek is gevaarlijk. We luisterden over de radio
het zondagmiddagconcert en hoorden toen met-
Vato ook de „adempauze", waarin altijd verschillende
aan het woord komen. Ditmaal hadden de
reiden het over de kritiek op de opvoering van de
Tlcchanten, door Erik Vos geregisseerd. Er was er een
,"|der die zelfs het vermoeden opperde dat de critici
:m soort samenzwering hadden gepleegd. En hoe ge-
dlarlijk was zo'n unaniem afwijzende kritiek in ver
met het toekomstig toestaan van subsidie. Het
nrtB op dat moment een bijzonder domme adempauze
1 niemand wees op het gevaar van deze kritiek op
if kritiek, het veel grotere gevaar namelijk, dat
n rik Vos gaat denken dat hij het goed gedaan heeft.
e h dat deze bekwame toneelman geen les trekt uit
"nfM algemene afwijzing. Hetgeen doodjammer zou
f-
'Het is niet zo erg als men zich een keer vergist.
Diet is veel erger als men gaat denken dat men zich
riet vergissen kan. Hoe moeilijk de kritiek is, blijkt
pk uit het nieuwste nummer van Raster. Het is ge
el gewijd aan het werk en de persoon van Willem
derik Hermans, die hier nog altijd niet bekroond
met de hoogste staatsprijs, wat beschamend is, niet
Hermans, maar voor ons.
een nummer geworden, dat we iedere be-
LOOPT, GEITEVOETEN
wonderaar van het werk van Hermans aanbevelen.
Er staan enkele goede artikelen in. Wat W. A. M.
de Moor schrijft over de minder bekende poëzie van
Hermans is helder en zakelijk. J. J. Oversteegen
analyseert Conserve en Conserve is nogal een raad
selachtig boek, Sierksma haalt herinneringen op aan
Hermans, ze zijn niet van zoveel belang, maar ze dra
gen toch ook bij aan een wat beter begrip van de
Chaos en Maskerade
De criticus Donal Betlem, die de Fotobiografie van
Hermans behandelt, wijst er op verschillende familie
relaties, die bij een schrijver als Hermans van be
lang zijn. Hij geeft ook aan waar het bij Hermans
op de eerste plaats om gaat.
distisch universum. Hun relatie ten opzichte van elkaar
wordt gekenmerkt door een voortdurende strijd om zich
te kunnen handhaven, desnoods, of liever by voorkeur
ten koste van elkaar. Mensen zijn in hun diepste wezen
aggressief. hebzuchtig, „bloeddorstig" en vijandig tegen
over hun soortgenoten. Een tweede kenmerk van de
sadistische mens is dat hij tracht zijn sadismete ver
bergen voor anderen, omdat "openlijke onthulling" on
middellijk uitsloting uit de samenleving ten gevolg zou
hebben. Daarvoor voert hij de Grote Maskerade op, die
hem toont als een geciviliseerd, vriendelijk mens, Dc
maskerade houdt ook in dat hij voor zichzelf een schijn
orde creëert en het bestaan van de chaos hardnekkig
ontkent.Deze kernmotieven zijn overal in Hermans'
werk terug te vinden, waarbij dan als dramatisch hoog
tepunt vaak een situatie wordt getoond waarin de "cha
otische" krachten de mens te machtig worden en zijn
camouflage aan flarden gaat."
„Mislukkingen"
Door verschillende critici
op gewezen, dat de
het nummer wordt er-
verhalen van Hermans
meestal romans en verhalen over „mislukkingen"
zijn. Hella Haasse doet dit „op het spoor van een
woeste wandeling" in haar beschouwing of studie
Doodijs en hemelsteen ook. Haar artikel is het beste
WEES MAAR LERAAR VANDAAG
en meest doorwrochte van het nummer. Wij zouden
het niet graag meer missen. Ze haalt veel raadsels
naar voren en lost ze althans gedeeltelijk op. Men kan
hiertegen aanvoeren dat het werk van Hermans
door de meeste van die raadsels niet belangrijker
wordt, en dat oplossen van raadsels geen evaluatie
van het werk inhoudt. Bij Haasse is men echter ge
neigd te menen, dat dit in haar geval nu eens een
keer wel zo is.
Het analyseren van teksten is op het ogenblik in.
In de Studia Neerlandica wordt dit door A. N. Paas-
man gedaan bij een bekend gedicht van Hubert Poot.
Zijn analyse heeft de op het eerste gezicht wat
vreemdsoortige titel: Loopt, geitevoeten!
Geitevoeten zijn uiteraard saters. Paasman deelt
mee, dat Poots gedicht tegenwoordig vaak tot het
maniërisme getekend wordt. Maar hij acht dit niet
direct aanvaardbaar. Hij wijst erop, dat ook M. A.
Schenkeveld-Van der Dussen zich afvraagt of Poot
wel beïnvloed werd door het maniërisme. De term
maniërisme wordt tegenwoordig wel wat al te wille
keurig gebruikt. In het Times Litterary Supplement
merkte een criticus op: „Geen ander concept in het
magazijn van de kunsthistorische terminologie, met
uitzondering misschien van de term romantiek, is op
zulk een zorgeloze manier gehanteerd als de term
maniërisme, met het gevolg dat deze van allerlei is
beginnen te betekenen voor allerlei mensen. Het lijkt
of maniërisme net als de mazelen opgelopen kan
worden door iedereen, in iedere tijd en in ieder land,
en dat de symptomen onveranderlijk zijn en gemak
kelijk herkenbaar."
IN DE TIJDSCHRIFTEN
lijk is namelijk op scholen.
Klassieke talen
In een gevarieerd nummer van Raam werden we
vooral getroffen door een stuk in het Journaal. Hel
werd geschreven door de wijsgeer en leraar in de
klassieke talen Cornelis Verhoeven. Het geeft een
kijkje op een klas in de middelbare school. Een meis
je vraagt daar haar leraar in de klassieke talen,
waarom zij eigenlijk klassieke talen moet leren. Dc
leraar, die de gemakkelijke kritiek kent, vertelt haar
dat ze die moet leren omdat ze zich op een bepaalde
school heeft laten inschrijven. Wars van Grieks en
Latijn had ze naar een andere school moeten gaan.
Een jongeling in de klas, een haantje de voorste, deelt
de leraar dan mede, dat kinderen geen vrije keuze
hebben. Dus acht hij het antwoord van de leraar on
bevredigend. De jongeling is uiterst pedant, maar
geheel ongelijk heeft hij niet. De leraar vindt echter
dat het leren van de klassieke talen zulk een mense
lijke en prettige en in zichzelf lonende bezigheid is.
dat er daarbuiten geen redenen hoeven te worden
gezocht. Hij ziet er echter van af dit de jeugd voor
te houden. De jeugd, denkt hij, zou dit niet begrijpen.
Zij houdt meer van kritiek.