LOGEREN
OP
EEN VULKAAN
De
terugkeer
van
Buffalo
Bill
De
koelte
van een
pauweveer
dins
wie van het werk van Bertus Aatjes
houdt - en de meeste lezers doen
dat - kent zijn verhalen van de rech
ter Ooka uit het land van de rijzen
de zon al. Voor de derde keer is
Bertus Aatjes naar Japan gegaan en
hij heeft daar opnieuw stof voor
rechter Ooka-verhalen gevonden. Hij
vertelt in de nieuwste bundel er
van, die bij Meulenhoff te Amster
dam verscheen, in de Koelte van een
Pauweveer, weer op de reeds beken
de wijze van het vernuft, de nuchter
heid. de alles doordringende scherp
zinnigheid van Ooka, die in een niet
bepaald corruptielbze samenleving
steeds integer bleef en naar eer en ge
weten rechtsprak.
In De Koelte van een Pauweveer
blijkt opnieuw hoe geraffineerd Ber
tus Aatjes bij zijn navertellen te
werk gaat. Hij verstaat uitnemend de
kunst om het droge verslag van een
rechtsgeding, dat zijn bron is, om te
toveren in een levendig tafereel en de
figuren van dat rechtsgeding leven
in te gieten zodat we ze meemaken
in hun houding, hun bewegingen, in
de toon van hun stem. Een hele
scala van gevoelens, van ontzetting,
van smart, van radeloosheid, van
verrassing, van vreugde en dank
baarheid vindt men in zijn verhalen
duidelijk en steeds goed volgbaar
verbeeld.
Hij laat ons zo mensen zien, als ze
reilen en zeilen, maar hij laat te
vens uitkomen, dat het Japanse
mensen zijn uit een vroegere tijd.
Hij doet dit in een schijnbaar zeer
eenvoudige taal, maar die taal heeft
zijn eigenaardige bekoorlijkheid, in
het bijzonder ook zijn navolging van
het korte puntige Japanse gedicht:
de haikoe. Wie van dat Japanse
gedicht, de haikoe houdt dat doet
niet iedereen en wie ook houdt
van de vernuftige politieanekdote, zal
weer van De Koelte van een Pauwe
veer genieten.
Droefheid van een uitgewekene, 1915
In Edgard Tijtgats „Uitnodiging
tot het paradijs" is de schilder
aan het werk in de ommuurde
veiligheid van een tuin waar lou
ter zomerse vreugde heerst. Een
vrolijk opgetuigd schip voert
nieuwe paradijsbewoners aan die
er worden ontvangen door een
sinterklaasachtige figuur. Het is
een vooral blij schilderij van een
kunstenaar die de gave bezat om
op kinderlijk-volkse wijze vreug
de te verspreiden.
..Uitnodiging tot het paradijs" maakt
deel uit van een retrospectieve ten
toonstelling van Tijtgats werk. Ze is
ter gelegenheid van het 25-jarig be
staan vast het Belgisch- Nederlands
Culturele Akkoord georganiseerd door
het Singermuseum te Laren, waar ze
tot 20 september te zien zal zijn.
Daarna gaat ze nog een maand naar
Gent.
Het is een erg aantrekkelijke tentoon
stelling van een erg origineel kunste
naar die. na aanvankelijk gewerkt te
hebben in de trant van Franse mees
ters als Cézanne. Bonnard en Vuillard
zich snel een eigen stijl verwierf. Hij
had een sterk gevoel voor humor;
voor het koddige in zijn wereld dat
hij zag op de wijze zoals eeuwen te
voren een Brueghel had gedaan.
Picturale kwaliteit
Men zou er overgens verkeerd aan
doen als men om dat koddige voorbij
Zou zien aan de picturale kwaliteit
van dit werk. Tijtgat was een schilder
van belang, ook als zijn modellen met
geraffineerde ..primitiviteit" worden
weergegeven. Kenmerkend is de kloe
ke lijn, niet bevreemdend voor een
kunstenaar die tevens een goed grafi
cus was. Daarnaast hebben zijn figu
ren een trefzekere plastiek en een
voortreffelijke kleurbehandeling.
Zijn onderwerpen vond hij graag in
de wereld van het circus, de kennis,
de muzikanten. Vaak parafraseerde
hij op het thema ..de kunstenaar en
Studente in de kunst, 1931
zijn model". En hij maakte veel reli
gieuze voorstellingen die van een kin
derlijk-oprecht geloven getuigen. Dik
wijls is de inslag van zijn werk
anekdotisch, soms zo grappig dat men
stilletjes moet grinniken.
Toch is er ook ander werk. Tijtgat
kon bekommerd zijn om het leed van
de medemens. Hij schilderde zijn
vrouw toen ze op de vlucht voor de
eerste wereldoorlog in Engeland
woonden. Het doek heet „Droefheid
van een uitgewekene" en het portret
ademt de nostalgieke sfeer van een
van eigen huis verdrevene. Dat mede
dogen komt herhaaldelijk terug. In „De
blinde en de lente" bijvoorbeeld en
ook in sommige aquarellen als hij
tragische geschiedenissen uit het verle
den verbeeldt.
Dat mededogen is er ook heel sterk in
een serie aquarellen die de staties van
de Kruisweg voorstellen. Toen Tijtgat
die maakte was hij al ernstig ziek en
de voltooiing ervan in 1955 kostte
hem veel moeite.. Toch kan men dit
niet aan de losse, gevoelige trant
waarmee ze zijn gedaan aflezen.
Veelzijdig
Tijtgat was een veelzijdig kunstenaar.
Genreschilder op de eerste plaats,
maar daarnaast een voortreffelijk
portrettist. De tentoonstelling toont
hem tevens als een meester van het
aquarel en als een uitermate begaafd
graficus. De sterke Belgische traditie
van de houtsnedekunst vond in hem
een goed vertegenwoordiger. Verder
maakte hij tal van boekillustraties.
Bij Singer kan men dat laatste zien
in het Prentenkabinet. De vitrines
verdienen nauwlettende aandacht.
want Tijtgat was een kunstena
van zijn vak ernst maakte. H
zijn eerste stappen in de kunst
in het lithografenatelier van zij
der is ook toen hij al grote na;
de lessen van zijn jeugd nooit
ten.
Tijtgat overleed in 1957. Hoewe
naam bij kenners en vi
een goede klank behield is
de vergeethoek geraakt tusse
mensen die hem direct voorgiw
Permeke o.a. en de totaal a
kunst die sindsdien is opgei»
Kort na de oorlog was een keia
zijn werk te zien op „Facetten"»;
Haags Gemeentemuseum, daa i
ons land slechts af en toe v
groepstentoonstelling. Het is g«.
er nu deze „retrospectieve"
ste die ooit gehfeuden werd. Mea
in Laren een blije ervaring op
Koddig,
maar meer
dat
Op Zoek naar de Olifant, Inez van Dullemens eerste
reeks reisbrieven uit Amerika moest vrij spoedig na
het verschijnen bij Querido te Amsterdam herdrukt
worden. En dat betekent wel wat, want op berich
ten uit de Verenigde Staten zit men hier werkelijk
niet te wachten. Iedere dag staat de krant er vol
van. Die eerste reeks brieven handelde hoofdzake
lijk over de noordelijke staten. Nu is Inez van
Dullemen in de zuidelijke staten geweest met haar
man Erik Vos, die daar op toneelgebied rondge-
speurd en gewerkt heeft. Ze beeft kunnen nagaan
hoe daar in de oude negerstaten, waar het
verzet tegen de gelijkheidsrechten het grootst was
en op een enkele plaats nog Is. gedacht werd. Zij
gaat in haar brieven vooral uit van de sociale
toestanden, zij gaat die na bij de bron, bij de
mensen die ze maken, bewust of onbewust en die ze
ondergaan of, gedeeltelijk, beheersen. Ze heeft ge
keken en nagegaan hoe het gewone, dagelijkse
leven werkelijk is, wat zich achter de berichten die
we dag in dag uit in de krant lezen inderdaad
afspeelt. Ze wil ontkomen aan het gevaar, dat ze
zojuist in haar brief over Cartoon Amerika aan
geeft. aan de vertekening, die wel de trekken van
het levende Amerika toont, maar zo overdreven dat
er Amerika in feite in wordt doodgedrukt. Ze tracht
dus zoveel mogelijk een indruk te krijgen uit eigen
aanschouwing en uit de dialoog met de mensen die
ze ontmoet.
Men kan terecht opmerken, dat Inez van Dullemen,
evenmin als wie ook, in de toch betrekkelijk korte
tijd dat ze in Amerika, ditmaal in de zuidelijke
staten, was, niet alles kan gezien en gehoord heb
ben om een volledig en beslissend beeld van de
sociale toestanden te kunnen geven. Men leert
Amerika niet kennen in een zelfs lange vakantie.
Maar dat is ook het doel van reisbrieven niet en
dat behoort men er ook niet van te verwachten
Wat men er wel van kan verwachten is een eerlijke
en onbevangen kijk op de dingen, die zich in zulk
een betrekkelijk korte tijd aan de bezoeker voordoen.
En daarin slaagt Inez van Dullemen ongetwijfeld
Zij laat ons uit eigen ervaring toestanden en zaken
zien die verrassend zijn en die ons inderdaad soms
een onmiddellijker visie op het reilen en zeilen van
het Amerika van iedere dag brengen. Als Inez van
Dullemen in een bus zit in de staat Georgia, merkt
ze dat negerinnen en negers daar gewoon en rustig
zitten en dat iedereen dat tegenwoordig gewoon
schijnt te vinden. Ze merkt echter ook op dat
sommige blanken in de bus blijven staan terwijl
er nog plaatsen genoeg over zijn. Dat lijkt, tegenover
vroeger, een omkering van de toestand. Maar het is
ook een duidelijk teken dat die omkering niet
volledig is. De blanken die blijven staan geven z<
blijk dat ze nog altijd voor apartheid voelen. Inez
van Dullemen heeft met blanken gesproken, die de
negers hun gelijke rechten gunnen, maar die ei
tegen zijn dat ze in hun eigen milieu worder
opgenomen. Ze mogen wat hun betreft genoeg meei
verdienen, het beter hebben dan zij, maar zr
moeten niet met een blanke trouwen.
Het merkwaardige nu is en men kan dat ook in
het leven van alledag bemerken dat hier veel
negers het met de blanken eens zijn, dat de zwarte
panters bijvoorbeeld evenzeer tegen gemengde hu
welijken zijn. Het aantal gemengde huwelijken dat
op een bepaalde plaats in het zuiden plaats heeft is
per jaar op de achtduizend huwelijken veertig. Dit
gegeven werd Inez van Dullemen verschaft door
een oud dametje bij het afgiftebureau voor trouw-
„Dat ik dit zou moeten beleven", zegt het oude
dametje, „dat had ik niet kunnen dromen. Wij zijn
een Keltisch ras, Iers, Duits en Engels. Ik zou mijn
bloed niet met hen willen vermengen. Kijk naar hel
land, waar ze vandaan komen, je kunt het zien op
de tv.: het zijn heidenen".
Jeffersons land van belofte wordt tegenwoordig
afgeschilderd als „het gewelddadigste land van de-
wereld, het machtigste, het rijkste, het meest ge
frustreerde, ongelukkigste, het land van het Mom
complex, van Vietnam, de Zwarte Panters, gevange
nisschandaal in Kansas, moord op Sharon Tate
hippies, materialisme, stuff"Deze verschijnselen
zijn duidelijk, maar zij geven geen volledig beeld
Er is zoveel daarnaast en iets daarvan laat Inez van
Dullemen in haar nieuwe reisbrieven zien. Ze laat
zien hoe Amerika, dat geweldige land, ook te
kampen heeft met milieubederf en zij laat zien wal
Vietnam in het sociale leven van Amerika betekent
In een van de verschrikkelijkste brieven in Dc
oorlogsmachine, gaat ze op bezoek bij het oplei
dingskamp Fort Gordon. Ze wordt er bijzondei
vriendelijk ontvangen en te woord gestaan. Ze
wordt er getroffen door de bijzonder menselijke
opvattingen van de leiders en de moderne instelling
wat het onderwijs betreft. „Ja. we zijn vooruit op
de burgerlijke onderwijsinstellingen", zegt de bijna-
;cneraal van de Signal Tower. „Wij zijn kritischer,
lat moeten wij wel zijn want we hebben te maken
net kritische situaties. Bij ons gaat het om levens"
Dat doet het inderdaad en dat maakt deze schijn
baar humane instelling zo verschrikkelijk.
Inez van Dullemen bekent: „Het spijt me. maar ik
hou van Amerika". Dat blijkt uit haar boek, maar
er blijkt in haar reisbrieven ook, dat ze dat niet
kritiekloos doet. Men vindt er niet zo heel veel
nieuws in, maar het bekende krijgt er door deze
wijze van benadering toch een ander en een duide
lijker gezicht.
JOS PANHUDSEN
Rudolf Geel. die destijds onmiddel
lijk de aandacht trok met zijn ro
man De Magere Heilige, heeft bij de
Bezige Bij te Amsterdam een bundel
vertellingen laten verschijnen onder
de titel De Terugkeer van Buffalo
Bill. Op de omslag kunnen we dan
ook het portret zien van William
Frederick Cody, dc held van het
Wilde Westen, toen dat nog het wil
de westen was. Alleen aan die titel
kan men reeds merken, vinden we.
dat Rudolf Geel een opmerkelijk
schrijver is. Het verhaal in de bun
del gaat natuurlijk maar zeer ten
dele over Buffalo Bill, het gaat over
een filmregisseur, die films over de
grote Amerikaanse held heeft ge
maakt en die nu nog eens een film
zou willen maken over dat onder
werp om iets van de oude glorie van
destijds terug te halen in zijn
Hij is namelijk oud geworden en
hij voelt heel best, dat zijn vermo
gens en zijn inventiviteit hebben in
geboet. Het is dus het verhaal van
een Amerikaanse Italiaan Fracassi
Borgnine. Het is zeker een verhaal
met veel ironie, vooral met de ironie
die Thomas Hardy eens de ironie van
het toeval of het noodlot noemde.
Het is geen verhaal, dat gewoon
doorverteld wordt, de plot is er niet
het voornaamste. Het voornaamste is
de poging om Fracassi Borgnine in
zijn herinneringen te voeren naar
een hoogtepunt of dieptepunt, waar
in die herinneringen niet zo veel
meer te beduiden hebben, waar hij
komt te staan tegenover het geheim
van het leven zonder meer.
Een ontdekking
In al de vertellingen van de bundel
wil Rudolf Geel naar een dergelijke
genlijk niet het juiste woord, het is
meer een plotselinge ontdekking,
soms helder, maar meestal vrij vaag,
een besef van stilte en tijdeloosheid
achter het rumoer en de opwinding
van de tijd van ons gewone bestaan.
Rudolf Geel tracht daar niet naar
met de doelbewustheid van de
mysticus. Hij is geen mysticus, hij is
eerder doodnuchter. Maar hij bereikt
het soms met de meest verschillende
middelen. Het minst komt dat wel
licht uit in de eerste vertelling: Een
Landkaart uit Wenen. Het is een
prachtige vertelling, die aan de zon
derlinge verhalen van Jorge Luis
Borges, de grote Argentijnse fantast
doet denken, maar die beslist geen
navolging is. Wat dit verhaal zo
bijzonder boeiend maakt is, als in al
deze vertellingen, de geheel eigen
humor van Geel.
Het verhaal gaat over een palim
psest, een papier dus waar hetgeen er
op stond werd uitgewist, zij het niet
zonder sporen na te laten en waarop
een vervalser dan een kaart gete
kend heeft van een vreemd land,
een soort Atlantis. Men leert deze
geschiedenis kennen bij de antiquair
Wisowski, dit dit blad uit een boek
wordt aangeboden. Het blad begees
tert hem. maar zijn klant wil het
VERTELLINGEN VAN
RUDOLF GEEL
weer terug hebben. Zijn klant heeft
er een heel plan mee. Hij laat Wi
sowski in de val lopen. Maar deze
heeft een nieuw levensdoel gevonden
„En Wisowski wist dat hij nu nog
wel iets anders te doen kreeg dan
een handjevol toeristen waardeloze
prullen voor antiek verkopen, en dat
liij hiervandaan niet meer koh te
rugkrabbelen naar ziin bestaan aan
de oppervlakte, in de geur van taart
hij gejengel van kinderen".
Kernuitdrukking
Het „bestaan aan de oppervlakte"
zou men een kernuitdrukking van
deze verhalenbundel kunnen noe
men. De ikverteller van De Voeten
van Jezus wil misschien niet eens
onder die oppervlakte doordringen,
maar hii komt ertop door. van ziin
eigen bestaan uit, zich te verdiep
in het verleden bij de vele oudheïk
die men in Rome of in de buurt v
Rome aantreft, bijvoorbeeld de I
kende afdruk van de voeten v
Jezus, eens gemaakt in de Via App
Rudolf Geel spot er een beetje i
evenals met de Scala Sancta, n
toch werkt ook deze mee om
weg te halen uit het licht van i
dag en uit zijn huis van alledag. I
„Terwijl hij zijn huis verlaat o|
alsnog naar de thermen te gaan, I
het plotseling of ze er niet ma
zullen zijn Er zijn overal bomtj
het geluid is soms niet om aan
horen. Hij loopt sneller verder. R
begint hij alles te vergeten. Nu
hij er zeker van dat hij verdwat
is. Dit laatste denkt hij
Rudolf Geel is, zoals men ziet i
meester in de onthutsing. In Idole
handelt het verhaal over een tele\i
sie-interviewer die zijn land ontvlud
is. omdat hij op het scherm een ido
een bokser, door zijn vragen zo v
bracht dat deze begon te huilen a
een kind. Dat wordt hem door vele
uiteraard kwalijk genomen en hs
wraak is niet ondenkbaar. Uitste
lcend geeft Geel een idee van c
televisie en het interviewbedrijf. Hi
is zeer begrijpelijk, dat deze inte
viewer tot een soort verbijsteric
In deze tijd
We zijn in die laatste verhalen gt
heel in deze tijd. Johan op de Barri]
caden gaat over studentenverzet
Amsterdam. Het is bepaald op1
lend hoe Geel dit levend voor
naar voren brengt Zijn humor
sprankelender dan ooit. Hij lacht
dat verzet, maar hij toont er
idealistische kanten van. He
echter steeds onzinniger, tot
die uiterste onzinnigheid terecfc
komt onder ons „bestaan aan de op
pervlakte".
Geel bereikt er soms een hoge mak
van poëzie. Hij is, als gebruikelijk
zeer vrijmoedig wat seksualiteit t*
treft, maar hij blijft daarbij steec
zakelijk, hij zwelgt er bepaald nif
in. Zijn belangstelling is een belang
stelling van de geest in
van leven, dat ons meestal ontsnapt
Zijn stijl lijkt uiterst sober, maar hij
zit vol raffinement.
TOS PANHUIJSEN