LOONMAATREGEL
SNEL INTREKKEN
Met z'n allen
op een kluitje
Middenschool voorlopig
maar snel vergeten
CRISIS IN
MIDDELBAAR
ONDERWIJS
NVV kan heel goed
centrale van splinters zijn
Donderdag 8 juli 1971
Geschiedenis van
een discussie
IN NEDERLAND NOG STEEDS
Ministerie volgt nieuwe strategie:
Minister Boersma (Sociale Zaken):
WETENSCHAPPELJK INSTITUUT
leidse courant
pagina 7
In vier artikelen wordt ingegaan op de houding van de leraren bij het
voortgezet onderwijs in het proces van vernieuwing Het eerste artikel stelt
j]e discussie over de middenschool centraal. De middenschoolgedachte springt
ei bij oppervlakkige beschouwing van de onderwijsvernieuwing in het oog.
Het volgende artikel zal het beleid van de lerarenorganisaties bij VWO en
havo tot onderwerp hebben. Het derde artikel wordt een poging de werke
lijke oorzaken van de crisis te analyseren. De mogelijkheid van een uit
barsting van de crisis zal in het laatste artikel aan de orde komen.
parlementaire redaktie)
De middenschool is in Nederland
een begrip geworden sinds in okto
ber 1969 de vakbeweging (NVV) het
idee lanceerde. De grote man daar
achter was (en is nog) prof. L. van
Gelder, hoogleraar in Groningen in
de 'Onderwijskunde', zoals hij het
zelf noemt, en voorzitter van de
onderwijscommissie van het NVV.
Het idee was min of meer afgeke
ken van de Verenigde Staten (drie
jarige 'Middle school'), de Zweedse
scholengemeenschappen, en de En
gelse comprehensive school.
De grondgedachte achter deze. sy
stemen is, dat praktisch gerichte
intelligentie pas zichtbaar wordt op
15- a 16-jarige leeftijd. Splitst men
de kinderen al op jongere leeftijd
uit naar intellectualistisch gerichte
opleidingen en praktisch' gerichte,
dan blijkt de scheiding vooral een
scheiding naar het sociale milieu,
waaruit de kinderen komen. Kinde
ren uit lagere milieu's komen te
recht in de praktische richtingen
(beroepsonderwijs), kinderen uit
midden- en hogere milieu's op de
langere, meer op het kennen dan
op het kunnen gerichte opleidingen
(havo, vwo, wanneer je het op de
Nederlandse situatie betrekt). Ook
bleek dat in het Amerikaanse on
derwijsmodel een dergelijke schei
ding naar sociale herkomst opval
lend weinig optreedt.
De tweede promotor-van-het-eer-
ste-uur van de middenschool is ir.
W. van Lieshout van het Katho
liek Pedagogisch Centrum in Den
Bosch. Hij produceerde veel discus
sienota's en structuurmodellen.
Toen de vakbeweging in het on
derwijs een middel ging zien om
te komen tot meer gelijke kansen
voor iedereen, ongeacht zijn af
komst, was het geen wonder dat
de middenschool als eerste wapen
in de strijd werd geworpen. Intus
sen was het zelfbewustzijn onder
de georganiseerde werkende jonge
ren sterk gegroeid.
Een maand nadat de vakbeweging
de middenschool lanceerde, op 1
november 1969, hielden de werken
de jongeren een grootse demonstra
tie in Den Haag. Het duurde niet
lang, of zij zagen de structurele
oplossing van het werkende jonge-
renvraagstuk in algemene invoe
ring van de middenschool.
Soesterberg
In februari daarop dat was
vorig jaar spraken werkende
jongeren met onderwij sstaatssecre-
taris Grosheide in Soesterberg over
het rapport-Lievegoed.
Daarin stonden adviezen voor
ter onderwijs aan werkende jonge-
i. De jongeren eisten van Gros
heide algemene invoering van de
middenschool per 1 augustus 1971.
was natuurlijk een irrieële eis.
Wel beloofde Grosheide experimen
ten. Niet-deskundige optimisten
dachten al dat tegen 1976 de mid
denschool algemeen ingevoerd zou
kunnen worden.
Toen kwamen de leraren en voor
al hun organnisaties in het geweer.
Pleidooien voor de middenschool
sloegen bij de leraren vwo en havo
niet aan. Waarschuwingen tegen
utopische vernieuwingen daaren
tegen des te meer. De leraren had-
in meerderheid al de grootste
moeite enthousiast de mammoetwet
uit te voeren, omdat het ministerie
van onderwijs erg zuinig was met
extra faciliteiten en geld, en in
mentaliteit zelf evenmin als de le-
a was voorbereid op de grote
veranderingen die invoering van
de mamoetwet op gang had ge-
Tien j
aar
In oktober vorig jaar bleek het
ministerie om. Op een bijeenkomst
met journalisten zei inspecteur-ge
neraal dr. A. de Jong, de drijvende
kracht van dc gekanaliseerde dis
cussie over vernieuwingen, dat er
nog minstens tien jaar gestudeerd
moest worden op de middenschool.
Vakbeweging en werkende jonge
ren protesteerden heftig onder kop
pen als: Grosheide komt belofte
niet na, ministerie houdt midden
school op, alle heilige huisjes ge
spaard. Maar minister Veringa en
staatssecretaris Grosheide herhaal
den bij openingen van nieuwe
schoolgebouwen en dergelijke als
in koor dat een middenschool niet
uit de lucht komt vallen.
Er kwamen intussen ruim dertig
aanvragen binnen bij O en W om te
mogen beginnen met een experiment
middenschool. Grosheide schifte
ijverig. Uiteindelijk bleef er één
experiment over. Dat was de open
scholengemeenschap in de Bijlmer
meer. Enige maanden geleden werd
duidelijk dat ook dit experiment
niet zal doorgaan. Reden: Er meld
den zich veel te weinig leerlingen
Officieel gaat de Bijlmer nog wel
op 1 augustus met een midden
schoolprogramma van start. Ook
wordt een begeleidingscommissie
ingesteld om het experiment te be
geleiden. Maar het ministerie heeft
bevestigd dat het de Bijlmer niet
als dé start van middenschoolexpe
rimenten ziet.
DEN HAAG Het loopt niet hard meer met
de middenschool. Bij de lerarenorganisaties is
verzet gerezen tegen het opnieuw overhoop
halen van het hele voortgezet onderwijs. De
leraren hebben toch al zoveel moeite iets te
recht te brengen van de mammoetwet.
Intussen rekenden ambtenaren van het mi
nisterie van Onderwijs eens uit hoeveel invoe
ring van een nieuw school- en onderwijsstelsel
zou gaan kosten. Ze schrokken van de uitkom
sten. Sommigen spreken over honderden mil
joenen en dat terwijl de nieuwe regeerders
zitten te piekeren hoe ze door verhoging van
schoolgelden de sterke stijging van de uitgaven
voor onderwijs wat kunnen drukken.
Het Ministerie volgt nu een nieuwe koers.
De weerstand tegen een middenschool bestaat
vooral onder de leraren bij havo en vwo (athe
neum en gymnasium). De organisaties op ge
bied van het lager beroepsonderwijs (ibo) en
ook de mavo daarentegen zien wel wat in de
middenschoolgedachte. Daar wordt nu op inge
speeld. Samenwerkingsvormen en (experimen
tele) scholengemeenschappen van ibo en mavo
worden door O. en W. toegejuicht. Ook een
verdere ontwikkeling van de „verlengde brug-
periode" wordt positief beoordeeld. Het minis
terie geeft daar blijk van in gesprekken met
bonden van schoolbesturen.
(De brugperiode is volgens de mammoetwet
het eerste jaar van het voortgezet onderwijs.
De leerlingen volgen dit jaar hetzelfde pro
gramma. Pas daarna kiezen zij voor een be
paald schooltype: havo, lts, atheneum enz. Er
is een ontwikkeling gaande om de brugperiode
te_verlengen tot twee of drie jaar).
nieuwe koers van O. en W. heeft twee
voordelen. Op de eerste plaats is men minder
afhankelijk van weerstand bij leraren vwo en
havo. Ten tweede volgt de nieuwe koers veel
de natuurlijke ontwikkeling sinds de in
voering van de mammoetwet, zodat geen nieu-
enorme geldbedragen beschikbaar hoeven
worden gemaakt. Intussen gaan de experimen
ten met de middenschool nog wel door. Maar
wel op heel beperkte schaal en pas volgend
jaar volgt de definitieve start.
ten van mavo en bijvoorbeeld lts werden toen
op O. en W. met reserves bekeken.
Een jaar later, op 11 november 1970, besteedt
Uitleg, het weekblad van het ministerie uitvoe
rig aandacht aan het experiment van Nieuwe-
lant in Schiedam, een scholengemeenschap van:
lts en mavo. Overigens zijn er ook bij dit soort
samenwerkingen nog wel wat weerstanden en
statusgevoelens te overwinnen, meestal aan de
kant van de mavo-leraren.
Bedreiging
De organisaties van leraren bij vwo en havo
hebben het streven naar een middenschool
steeds gevoeld als ondeskundige druk van bui
tenaf, vanuit de politiek. Zij zien er een bedrei
ging van hun positie in. Vóór de mammoet wa
ren gymnasium en hbs het exclusieve terrein
van de eerstegraads leraren (in bezit van MO-
akte a plus b of dr(s) voor de naam). Sinds
de mammoet zijn voor de eerste klas vwo en
de eerste drie klassen havo echter ook tweede
graads leraren bevoegd. Verlies van werkter
rein dus voor de eerstegraads. Van de midden
school vrezen zij verder verlies.
In het Weekblad voor Leraren (vwo, havo)
van 14 mei staat het allemaal uitgelegd (pag.
1413). „De vakbeweging en sommige politieke
partijen zien in de middenschool verkiezings-
veel voorwaarden zijn er niet waaraan gewoon
niet kan worden voldaan. Ik denk aan goede,
daarvoor opgeleide docenten, er is een ander
lokalenplan nodig, je zult heel flexibel moeten
kunnen zijn in je schoolruimte. De huidige scho
lenbouw is afgesteld op het huidige onder
wijssysteem en onderwijsfilosofie. Hoeveel geld
gaat dat allemaal niet kosten?"
Anderen wijzen erop dat Zweden begint te
rug te komen van de groots opgezette invoering
van de middenschool daar. tien jaar geleden.
Drs. H. Michielsen, voorzitter van de Raad van
Leraren vwo en havo, probeert de sterkste ar
gumenten pro de middenschool te ontzenuwen
(weekblad 4 juni, pag. 1554). Hij schrijft over
„het sprookje" dat ons falend onderwijssysteem
overal fuiken en dode sporen uitzet voor de
kinderen van de gewone man. Daarmee sugge
reert hij te willen ontkennen dat het onderwijs
en ook een succesvolle middenschool veel zou
kunnen betekenen voor meer gelijke kansen
voor iedereen. Verderop ontkent Michielsen dat
kinderen op hun 12e jaar door het onderwijs
systeem gedwongen worden tot een beroeps
keuze: „Het gaat hoogstens om een keuze tus
sen twee onderwijssectoren."
Maar hij vergeet dat'het nog steeds zo is, dat
wie zijn start maakt bij het lager beroeps
onderwijs en dat zijn meestal kinderen van
de gewone man zelden weet door te dringen
tot het vwo of het hoger onderwijs.
Met name onder gymnasiumfans bestaat de
armoede bij kinderen uit sociaal zwakke mi
lieus. Dat moet in kleuter- en basisonderwijs
worden bijgespijkerd. Een middenschool is daar
voor een te laat aangewend en gebrekkig mid
del, aldus de argumentatie.
Een afgezaagd argument is, dat niemand pre
cies zou weten wat de middenschool inhoudt.
Als je in kringen van onderwijsdeskundigen
het woord middenschool laat vallen, beginnen
ze te lachen. „Middenschool, wat is dat?" zeg
gen ze dan. „Er zijn tal van modellen van mid
denscholen," aldus deze wat achterhaalde dood-
Ijskast
Conclusie van Michielsen: „wij (lerarenorga
nisaties) zien de onmogelijkheid om nu een
middenschool te realiseren. Die hele midden
school is een politieke zaak, met wat valse
voorstellingen aangekondigd. Onderwijskundig
op papier erg aantrekkelijk, maar ik zou dolblij
zijn als ik het niet hoef te organiseren. De mid
denschool is economisch nu onbetaalbaar en in
dit stadium niet uit te voeren. Daarom kan de
middenschool het beste een poosje in de ijskast
gaan, totdat het basisonderwijs anders func
tioneert."
Voorlopig dus alleen enkele experimenten op
kleine schaal. Dr. C. Geerars, Inspecteur in al
gemene dienst van het ministerie en deskundig
Integratie
De grondgedachte van de middenschool is
integratie van de eerste jaren van het voort
gezet onderwijs. De kinderen, die van de basis
school komen, zou men nog enige tijd bij el
kaar moeten houden, voordat ze gedetermineerd
worden Voor een bepaald schooltype. Dezelfde
gedachte ligt ten grondslag aan de brugklas;
een van de belangrijkere noviteiten die de
mammoetwet bracht.
Deze grondgedachte kan nu verder gestalte
krijgen door verlenging van de brugperiode en
door integratie van mavo en lbo. De mammoet
wet heeft tussen mavo en lbo een muur laten
bestaan, een van de schotten die niet werden
opgeruimd. De mammoet kent namelijk twee
brugjaren voor de leerling, die van de basis
school komt. Eén als eerste jaar van mavo,
havo en vwo, cn een ander als eerste jaar van
lbo en lavo.
De integratie van mavo en lbo breekt dat
schot af. Wanneer daarbij de brugklassen niet
gescheiden gehouden worden, ontstaat eigenlijk
ook een „middenschool". Maar dan een, waar
de lange schooltypen, vwo en havo, niet aan
meedoen. Dat komt tegemoet aan de wensen
van de leraren en hun organisaties. Maar het
betekent wel een breekpunt met wat staats
secretaris Grosheide eerder heeft beweerd. Toen
zei hij met nadruk dat, als er een middenschool
zou komen, dat er een zou moeten zijn voor
alle schooltypen, „dus ook vwo, havo en mavo"
(in Zoetermeer 20 november 1969). Experimen-
winst, de regering kan de politieke druk niet
weerstaan en ziet bovendien in de midden
school bezuinigingskansen door de duurbetaal
de eerstegraads het veld te laten ruimen voor
de veel goedkopere tweede- en derdegraads,
en de onderwijzers en leraren bij lavo, mavo
en lbo zien de kans schoon hun werkterrein te
vergroten.
Behalve deze goedkope „psycho-analyse'' wor
den evenwel ook meer onderwijskundige ar
gumenten aangevoerd, die minder vanuit de
behoefte aan verdachtmaking schijnen te wor
den ingegeven. Daar is bijvoorbeeld drs. J.
Struijk, rector van de Nijmeegse scholenge
meenschap, een experimenteerschool waar de
leraren met groot enthousiasme allerlei nieuwe
wegen zochten onder openlijke bijval van O. en
W.. maar waar men nu wat teleurgesteld is ge
raakt door de vele moeilijkheden die overwon
nen moeten worden, vooral wanneer het minis
terie onvoldoende financiële speelruimte ver
opvatting dat de middenschool onvoldoende
ruimte zou bieden voor het meer begaafde kind.
De middenschool wil immers vooral het mid
delmatig begaafde kind zo ver mogelijk bren-
Nii
Onbetaalbaar
Struijk: „De middenschool en de mammoet
liggen op hetzelfde vlak. Maar je kunt niet aan
twee verschillende projecten tegelijk werken.
Ik heb het idee dat de leraren de midden
school er nu niet bij kunnen hebben. Het zou
weer een hele nieuwe aanpak vereisen. En hoe-
eau
Vwo en havo-leraren zijn verder bang voor
niveauverlaging. Michielsen: „De avo-scholen
krijgen nu een geselecteerd publiek. De ouders
komen hun kind doelbewust aanmelden. Zo
krijg je qua belangstelling en intellect een be
paalde groep. Straks in een middenschool zou
den alle leerlingen bij elkaar zitten, ook de
genen die helemaal niet later door willen leren.
Het aantal leerlingen zou drie keer zo groot
worden, het aantal vakken sterk moeten wor
den uitgebried met, vergeleken met havo en
vwo, musische vakken, handvaardigheid, crea
tiviteit enz. Er zijn geen leraren, geen gebou
wen, geen technische apparatuur voor. Het re
sultaat zou zijn een sterk verlaagd peil."
De lerarenorganisaties vinden dat eerst het
basisonderwijs verbeterd moet worden. Pas
daarna kan met succes de middenperiode wor
den aangepakt. Grosheide heeft vorig jaar al
een voorontwerp voor een nieuwe basisonder
wijs het licht doen zien. Een grote remfactor
bij democratisering van het onderwijs is taal-
op het gebied van vernieuwingsprocessen in
het onderwijs: „Het zal van het nieuwe kabinet
afhangen. De middenschool zal helemaal poli
tiek bepaald worden. Dat is ook juist. Of het
helemaal van de leraren zal afhangen? Gros
heide heeft gezegd dat hij een beperkt aantal
goede experimenten wil, drie tot vijf. Ik ben
er heilig van overtuigd dat er een paar scholen
te vinden zijn die dat experiment aandurven.
Daarna kunnen we komen met harde feiten,
met evaluatie van die experimenten. Dan kan
vervolgens beslist worden of de middenschool
op meer scholen ingevoerd kan worden. Belang
rijk is ook de aansluiting. Het is onmogelijk
een middenschool los te zien van de onderbouw
(basisonderwijs) en de bovenbouw."
Het ministerie heeft leergeld betaald aan de
overhaaste invoering van de mammoetwet. Wat
daarbij op experimenteerscholen plaatsvond,
waren, zegt Geerars, helemaal geen experimen
ten. „Dat waren slechts vooruitlopers".
Voor zover er sprake is van een oorlog van
de lerarenorganisaties vwo-havo tegen de mid
denschool, hebben zij de eerste veldslag ge
wonnen. Het onderwijsministerie is tot het in
zicht gekomen dat het haar tempo zal moeten
aanpassen aan de snelheid die de leraren, de
uitvoerders van alle noviteiten, kunnen op
brengen. De vraag is nu hoeveel stootkracht de
tegenaanval vanuit de politiek op het midden
schoolslagveld zal bevatten.
BRUSSEL (A.N.P.). Volgens het
jongste exemplaar van de EEG-basis-
statistieken is Nederland met 384 in
woners per vierkante kilometer nog
steeds het dichtstbevolkte land van de
gemeenschap. Het inwonertal van
Nederland wordt tegen 1975 geschat op
13.660.000, terwijl geraamd wordt dat
tegen 1980 de bevolking gestegen zal zijn
tot 14.460.000. Het gemiddelde aantal
inwoners per vierkante kilometer in de
gemeenschap is 161. In 1975 wordt de
EEG-bevolking geraamd op 195.190-000
en in 1980 op 200.650.000.
Ter vergelijking: in de gehele wereld
is het gemiddelde inwonertal per vier
kante kilometer momenteel 26. De
wereldbevolking wordt tegen 1975 ge
raamd op totaal 4.2 miljard en in 1980 op
4.7 miljard.
In percentages uitgedrukt heeft
Nederland van alle EEG-landen de
meeste kinderen beneden de vijftien
jaar, namelijk veertien procent jongens
en 13.4 procent meisjes. Ook in de
leeftijdsgroep tussen vijftien en vieren
zestig jaar zijn de mannen in Nederland
in de meerderheid, namelijk met 31-4
procent (vrouwen 31.1 procent). Bij de
bejaarden (boven 65) komen de vrouwen
(5-6 procent) in aantal boven de mannen
(4-5 procent) uit.
De Nederlandse beroepsbevolking
vindt voor het grootste deel emplooi in
de grote bedrijfstakken, namelijk 341.000
in de landbouw, 1.8250-000 in de in
dustrie, 2.257.000 in de dienstensector,
terwijl er rond 63-000 werklozen zijn.
Nederland heeft van de gehele EEG
de geringste oppervlakte aan bos, na
melijk 270.000 hectare. België heeft altijd
nog 617.000 hectare bos, maar Frankrijk
neemt met 12.000.000 hectare bos het
leeuwendeel van de totale bosopper-
vlakte van de gemeenschap (26.370-000
hectare) voor zijn rekening. Het totaal
van de gemeenschap ligt overigens
ongeveer gelijk aan het bosoppervlak
van bijvoorbeeld een land als Spanje.
(Van onze parlementaire redactie)
DEN HAAG Herstel van het overleg met het bedrijfsleven cn intrekking van
de loonmatigingsmaatregel staan hoog genoteerd op het vierjarig werkschema
van de nieuwe minister van Sociale Zaken, drs. J. Boersma (41). „Het zou een
goede start van het nieuwe kabinet zijn als dat op korte termijn zou lukken",
zo zei hij ons gisteren tijdens een eerste kennismaking met de pers. Daarom heeft
hij er zelf voor gezorgd, dat Intrekking van de loonmaatregel vrijdag reeds in
het kabinet aan de orde komt. En volgende week gaat hij al, zU het nog informeel,
praten met de voorzitters van de vakcentrales en van de centrale werkgevers
organisaties.
bedrijfsleven herstéllen"-
Het staat nog niet vast, of het kabinet
ook al zo ver is, dat het de maatregel
wil intrekken, maar welke beslissing er
ook wordt genomen, ze moet snel vallen.
Men moet weten, waaraan men toe is
met dit kabinet, vindt minister Boersma.
Als positief punt waardeert hij, dat werk
gevers en werknemers in de S.E.R. het
er unaniem over eens zijn, dat loonmati
ging geboden is. „Maar ik realiseer me
ook zeer wel. dat de centrale organisaties
het niet voor het zeggen hebben. Beslis-
(van onze parlementaire redactie)
Den Haag Het wetenschappelijk
instituut van het NW meent, dat er
in deze vakcentrale zeer wel plaats
kan worden ingeruimd voor categorale
vakbondjes. Vanuit het gegeven, dat
de Nederlandse vakbeweging een ver
splinterd beeld biedt, meent het we
tenschappelijk instituut, dat het N.V.V.
een raamwerk moet worden, waarin
die splinters worden verzameld en tot
een zekere onderlinge samenhang wor
den gebracht. Men kan, aldus het insti
tuut in een vandaag gepubliceerd rap
port, de onzelfstandige beroepsbevol
king niet (meer) eenvoudig weg
samenbrengen onder de noemer van
„arbeidersklasse". Daarvoor is die on
zelfstandige beroepsbevolking te veel
vormig. Het is niet te verblijden, dat
deze veelvormigheid zich in een veel
vormig organisatie patroon zal blijven
uitdrukken. De ontwikkeling van de
laatste jaren heeft juist een behoefte
aan het vormen van categorie organi
saties aangetoond, maar die organisa
ties ontstonden dan buiten de erkende
vakcentrales om.
Deze centrales streefden juist een
bedrijfstaksgewijze organisatie na, soms
ging men nog vex-der in de bundeling.
Er zijn thans zo'n 250 niet bij de drie
grote vakcentrales aangesloten vakver
enigingen, die overigens slechts 8 pet
van de onzelfstandige beroepsbevol
king onder hun vleugels hebben. De
wel bij de centrales aangesloten bon
den vertegenwoordigen 32 pet. Achter
grond van de door het instituut onder
nomen studie is mede de behoefte om
op de een of andere manier die 8 pet
onder de vleugels van de centrales te
krijgen.
Het instituut meent, dat een veel
vormig organisatiepatroon de moge
lijkheden uit het vakbondslid om zich
in de organisatie thuis te voelen, ver
ruimt. In een grote organisatie voelt
het individuele lid zich zo verloren,
dat hij zich niet gedrongen zal voelen
erg veel belangstelling voor de zaak
op te brengen, gesteld dat hij al lid
blijft. Een individu kan in een kleine
groep veel beter tot zijn recht komen.
Er is dus sprake van een dilemna: hoe
groter de groep (organisatie) is, hoe
meer invloed zij heeft, doch hoe min
der het lid zal kunnen meedoen in de
organisatie en. omgekeerd hoe kleiner
de groep is, hoe meer meedoen moge
lijk is, maar hoe geringer de invloed
van de groep zal zijn.
Om enerzijds „macht" te houden en
anderzijds leden te werven en te bin
den meent het instituut, dat er een
structuur moet komen. Die zowel de
grote collectiviteit als de kleine groep
de ruimte geeft. De werknemers-saam
horigheid is een groot goed, maar zij
mag geen belemmering vormen voor
d? ontplooiing van de eigenwaarde
van afzonderlijke werknemersgroe-
pen". De bedrijfstakbonden zouden in
de nieuwe conceptie het „grote" werk
moeten doen (salarissen, sociale ver
zekeringen, pensioen e.d.), de catego
rale groepen zouden ervoor moeten
zorgen, dat de afzonderlijke belangen-
pakketten niet onder tafel raken
werkomstandigheden, vakopleiding,
beroepskode e.d.). De groepen zouden
een eigen onderhandelingspositie naar
buiten moeten hebben. Spanningen
tussen de „bond" en de „groep" kun
nen worden voorkomen als men tot
een goede taakafbakening en een ar
bitrageregeling komt. Overigens wordt
van een redelijke verdeeldheid van op
vattingen geen schade voor de vak
beweging gevreesd. Eerder verwacht
men er een nuttiger effect van dan
wanneer kost wat kost wordt vastge
houden aan uniformiteit van zienswijze
en handelen.
Overigens zou deze nieuwe structuur
volgens het NVV-instituut niet beperkt
moeten blijven tot het N.V.V., maar
ook nationaal moeten worden inge
voerd, zodat ook daar de categorale
groepen aan hun trekken komen als
deelorganisaties van een groter geheel.
Er zou een nieuwe „rechtsorde van de
arbeid" moeten komen en aanbevolen
wordt, hierover een studie op te zetten.
send is dan ook, of het morele gezag
van die organisaties groot genoeg is om
ook de aangesloten bonden zover te krij
gen, dat het matigingsadvies van de
centrales opvolgen. Ikzelf zal veel waar
de hechten aan dat advies. En we moeten
ook weer niet te gauw schrikken als een
enkele bond met de loonsverhoging wat
verder gaat dan dat advies".
Over de wijae, waarop de loonmati
gingsmaatregel eventueel moet worden
ingetrokken, zal nog veel overleg nodig
zijn. De minister erkent, dat bedrijfs
takken, die er tot dusver nog niet onder
vielen omdat hun oude C.A.O. nog niet
was afgelopen, bij intrekking bevoor
deeld worden boven hen, die al wel heb
ben moeten matigen. „Zowel bij het in
voeren als bij het intrekken van de maat
regel ontstaat enige pijn, maar moet je
daarom die maatregel laten voortbestaan
totdat iedereen er door getroffen is ge
weest zo vroeg de nieuwe bewindsman
zich af. „Misschien kan door technische
regelingen die pijn nog wat worden ver
zacht. Daarover moet het overleg juist
Hoe is drs. Boersma eigenlijk minister
geworden „Als je eenmaal op deze stoel
zit gelooft men het niet meer zo gauw,
maar heus- Ik heb steeds gezegd, dat
ik liever in de Kamer zou blijven en ook
het Europese werk zeer boeiend vond.
Aan de andere kant vond ik het van
groot belang, dat mr. Biesheuvel als for
mateur zou slagen. Het A.R.-bloed kruipt
dan toch war het niet gaan loan. Mr
Biesheuvel vond toen. dat ik geen moreel
recht meer had om een ministerpost te
weigeren".
Links
Maar de heer Boersma gaat toch door
voor een linkse figuur? „Het is geen
geheim, dat een samenwerking met de
P.v.d.A., zoals die vroeger bestond, voor
mij aantrekkelijke kanten had. Maar in
het jóngste regeerakkoord vond ik vol
doende terug van het programma van
mijn eigen partij om het te kunnen
onderschrijven. Ik heb goede hoop. dat
dit ministei-steam zal tonen, dat Neder
land ook behoorlijk vooruitstrevend kan
worden bestuurd zonder de P.v.d.A. Dat
dit mogelijk is, is trouwens in de afge
lopen kabinetsperiode ook wel gebleken,
zeker wat mijn departement betreft. Nu
zegt men wel. dat ik mijn linkse image
ben kwijt geraakt. Nou, dan zien we wel
weer welk etiket me in de toekomst zal
worden opgeplakt".
Maar het begin is dan toch maar een
bezuinigingsctrevenU doelt natuur
lijk op de streefcijfernota. Dat is een
teer punt en geeft het kabinet in psycho
logisch opzicht een moeilijke start. Be
weerd wordt, dat de politici als het ware
met die nota op zak „unverfroren" hogere
uitgaven hebben bepleit tijdens de ver
kiezingscampagne, Maar die nota die
ikzelf overigens nooit heb gezien is
geen kabinetsstuk. maar een nota van
deskundigen, die net als elk jaar
de minister van Financiën houvast geeft
bij het overleg met de individuele minis
ters over de begrotingssamenstelling.
Uiteraard ben ik vorige week erg ge
schrokken van de veertig miljoen, die
eventueel bespaard zou moeten worden,
volgens die nota, op de sociale werkvoor
ziening. Maar ik verzeker u. dat geen
enkele beslissing is genomen over een
dergelijke beleidsombuiging. En die is
ook niet te verwachten, want de sociale
werkvoorziening is voor mij een heel be
langrijke zaak en het huidige beleid in
dit opzicht wil ik voortzetten".
Zal drs. Boersma het zonder staats
secretaris kunnen stellen? „Dat
niet. Ik ben zeer geboeid door het ter
rein van de sociale verzekeringswetge
ving, mar ik beschouw me op dat ge
bied niet als een deskundige. Ik zal de
ministerraad dan ook voorstellen, voor
die sector een staatssecretaris aan te
trekken".
KINDERBIJSLAG
Wat denkt drs. Boersma in dit verband
te doen met de kinderbijslag, die ook
blijkens het regeerakkoord in discus
sie is?
„Ik geloof, dat het al wel zo ongeveer
een aanvaarde zaak is. dat de hoogte van
de kinderbijslag voor het eerste kind be
vroren gaat worden. Dat kan waarschijn
lijk ook wel zonder compenserende maat
regel. Wat de bijslag voor de andere kin
deren betreft ligt de zaak nog volledig
open. Maar je kunt de zaak niet zonder
meer afsnijden. Velen hebben nog duide
lijk behoefte aan zo'n bijslag. Er zijn vele
varianten mogelijk. Je zou de bijslag bij
voorbeeld kunnen relateren aan een in
komensgrens. Het lijkt me echter wel,
dat we gaandeweg koersen naar de be-
ginsitualio: Bijslag beginnen te verstrek
ken bij het derde kind. Dit alles om ruim
te te scheppen voor het treffen van an
dere sociale voorzieningen".