LOONMAATREGEL SNEL INTREKKEN Met z'n allen op een kluitje Middenschool voorlopig maar snel vergeten CRISIS IN MIDDELBAAR ONDERWIJS NVV kan heel goed centrale van splinters zijn Donderdag 8 juli 1971 Geschiedenis van een discussie IN NEDERLAND NOG STEEDS Ministerie volgt nieuwe strategie: Minister Boersma (Sociale Zaken): WETENSCHAPPELJK INSTITUUT leidse courant pagina 7 In vier artikelen wordt ingegaan op de houding van de leraren bij het voortgezet onderwijs in het proces van vernieuwing Het eerste artikel stelt j]e discussie over de middenschool centraal. De middenschoolgedachte springt ei bij oppervlakkige beschouwing van de onderwijsvernieuwing in het oog. Het volgende artikel zal het beleid van de lerarenorganisaties bij VWO en havo tot onderwerp hebben. Het derde artikel wordt een poging de werke lijke oorzaken van de crisis te analyseren. De mogelijkheid van een uit barsting van de crisis zal in het laatste artikel aan de orde komen. parlementaire redaktie) De middenschool is in Nederland een begrip geworden sinds in okto ber 1969 de vakbeweging (NVV) het idee lanceerde. De grote man daar achter was (en is nog) prof. L. van Gelder, hoogleraar in Groningen in de 'Onderwijskunde', zoals hij het zelf noemt, en voorzitter van de onderwijscommissie van het NVV. Het idee was min of meer afgeke ken van de Verenigde Staten (drie jarige 'Middle school'), de Zweedse scholengemeenschappen, en de En gelse comprehensive school. De grondgedachte achter deze. sy stemen is, dat praktisch gerichte intelligentie pas zichtbaar wordt op 15- a 16-jarige leeftijd. Splitst men de kinderen al op jongere leeftijd uit naar intellectualistisch gerichte opleidingen en praktisch' gerichte, dan blijkt de scheiding vooral een scheiding naar het sociale milieu, waaruit de kinderen komen. Kinde ren uit lagere milieu's komen te recht in de praktische richtingen (beroepsonderwijs), kinderen uit midden- en hogere milieu's op de langere, meer op het kennen dan op het kunnen gerichte opleidingen (havo, vwo, wanneer je het op de Nederlandse situatie betrekt). Ook bleek dat in het Amerikaanse on derwijsmodel een dergelijke schei ding naar sociale herkomst opval lend weinig optreedt. De tweede promotor-van-het-eer- ste-uur van de middenschool is ir. W. van Lieshout van het Katho liek Pedagogisch Centrum in Den Bosch. Hij produceerde veel discus sienota's en structuurmodellen. Toen de vakbeweging in het on derwijs een middel ging zien om te komen tot meer gelijke kansen voor iedereen, ongeacht zijn af komst, was het geen wonder dat de middenschool als eerste wapen in de strijd werd geworpen. Intus sen was het zelfbewustzijn onder de georganiseerde werkende jonge ren sterk gegroeid. Een maand nadat de vakbeweging de middenschool lanceerde, op 1 november 1969, hielden de werken de jongeren een grootse demonstra tie in Den Haag. Het duurde niet lang, of zij zagen de structurele oplossing van het werkende jonge- renvraagstuk in algemene invoe ring van de middenschool. Soesterberg In februari daarop dat was vorig jaar spraken werkende jongeren met onderwij sstaatssecre- taris Grosheide in Soesterberg over het rapport-Lievegoed. Daarin stonden adviezen voor ter onderwijs aan werkende jonge- i. De jongeren eisten van Gros heide algemene invoering van de middenschool per 1 augustus 1971. was natuurlijk een irrieële eis. Wel beloofde Grosheide experimen ten. Niet-deskundige optimisten dachten al dat tegen 1976 de mid denschool algemeen ingevoerd zou kunnen worden. Toen kwamen de leraren en voor al hun organnisaties in het geweer. Pleidooien voor de middenschool sloegen bij de leraren vwo en havo niet aan. Waarschuwingen tegen utopische vernieuwingen daaren tegen des te meer. De leraren had- in meerderheid al de grootste moeite enthousiast de mammoetwet uit te voeren, omdat het ministerie van onderwijs erg zuinig was met extra faciliteiten en geld, en in mentaliteit zelf evenmin als de le- a was voorbereid op de grote veranderingen die invoering van de mamoetwet op gang had ge- Tien j aar In oktober vorig jaar bleek het ministerie om. Op een bijeenkomst met journalisten zei inspecteur-ge neraal dr. A. de Jong, de drijvende kracht van dc gekanaliseerde dis cussie over vernieuwingen, dat er nog minstens tien jaar gestudeerd moest worden op de middenschool. Vakbeweging en werkende jonge ren protesteerden heftig onder kop pen als: Grosheide komt belofte niet na, ministerie houdt midden school op, alle heilige huisjes ge spaard. Maar minister Veringa en staatssecretaris Grosheide herhaal den bij openingen van nieuwe schoolgebouwen en dergelijke als in koor dat een middenschool niet uit de lucht komt vallen. Er kwamen intussen ruim dertig aanvragen binnen bij O en W om te mogen beginnen met een experiment middenschool. Grosheide schifte ijverig. Uiteindelijk bleef er één experiment over. Dat was de open scholengemeenschap in de Bijlmer meer. Enige maanden geleden werd duidelijk dat ook dit experiment niet zal doorgaan. Reden: Er meld den zich veel te weinig leerlingen Officieel gaat de Bijlmer nog wel op 1 augustus met een midden schoolprogramma van start. Ook wordt een begeleidingscommissie ingesteld om het experiment te be geleiden. Maar het ministerie heeft bevestigd dat het de Bijlmer niet als dé start van middenschoolexpe rimenten ziet. DEN HAAG Het loopt niet hard meer met de middenschool. Bij de lerarenorganisaties is verzet gerezen tegen het opnieuw overhoop halen van het hele voortgezet onderwijs. De leraren hebben toch al zoveel moeite iets te recht te brengen van de mammoetwet. Intussen rekenden ambtenaren van het mi nisterie van Onderwijs eens uit hoeveel invoe ring van een nieuw school- en onderwijsstelsel zou gaan kosten. Ze schrokken van de uitkom sten. Sommigen spreken over honderden mil joenen en dat terwijl de nieuwe regeerders zitten te piekeren hoe ze door verhoging van schoolgelden de sterke stijging van de uitgaven voor onderwijs wat kunnen drukken. Het Ministerie volgt nu een nieuwe koers. De weerstand tegen een middenschool bestaat vooral onder de leraren bij havo en vwo (athe neum en gymnasium). De organisaties op ge bied van het lager beroepsonderwijs (ibo) en ook de mavo daarentegen zien wel wat in de middenschoolgedachte. Daar wordt nu op inge speeld. Samenwerkingsvormen en (experimen tele) scholengemeenschappen van ibo en mavo worden door O. en W. toegejuicht. Ook een verdere ontwikkeling van de „verlengde brug- periode" wordt positief beoordeeld. Het minis terie geeft daar blijk van in gesprekken met bonden van schoolbesturen. (De brugperiode is volgens de mammoetwet het eerste jaar van het voortgezet onderwijs. De leerlingen volgen dit jaar hetzelfde pro gramma. Pas daarna kiezen zij voor een be paald schooltype: havo, lts, atheneum enz. Er is een ontwikkeling gaande om de brugperiode te_verlengen tot twee of drie jaar). nieuwe koers van O. en W. heeft twee voordelen. Op de eerste plaats is men minder afhankelijk van weerstand bij leraren vwo en havo. Ten tweede volgt de nieuwe koers veel de natuurlijke ontwikkeling sinds de in voering van de mammoetwet, zodat geen nieu- enorme geldbedragen beschikbaar hoeven worden gemaakt. Intussen gaan de experimen ten met de middenschool nog wel door. Maar wel op heel beperkte schaal en pas volgend jaar volgt de definitieve start. ten van mavo en bijvoorbeeld lts werden toen op O. en W. met reserves bekeken. Een jaar later, op 11 november 1970, besteedt Uitleg, het weekblad van het ministerie uitvoe rig aandacht aan het experiment van Nieuwe- lant in Schiedam, een scholengemeenschap van: lts en mavo. Overigens zijn er ook bij dit soort samenwerkingen nog wel wat weerstanden en statusgevoelens te overwinnen, meestal aan de kant van de mavo-leraren. Bedreiging De organisaties van leraren bij vwo en havo hebben het streven naar een middenschool steeds gevoeld als ondeskundige druk van bui tenaf, vanuit de politiek. Zij zien er een bedrei ging van hun positie in. Vóór de mammoet wa ren gymnasium en hbs het exclusieve terrein van de eerstegraads leraren (in bezit van MO- akte a plus b of dr(s) voor de naam). Sinds de mammoet zijn voor de eerste klas vwo en de eerste drie klassen havo echter ook tweede graads leraren bevoegd. Verlies van werkter rein dus voor de eerstegraads. Van de midden school vrezen zij verder verlies. In het Weekblad voor Leraren (vwo, havo) van 14 mei staat het allemaal uitgelegd (pag. 1413). „De vakbeweging en sommige politieke partijen zien in de middenschool verkiezings- veel voorwaarden zijn er niet waaraan gewoon niet kan worden voldaan. Ik denk aan goede, daarvoor opgeleide docenten, er is een ander lokalenplan nodig, je zult heel flexibel moeten kunnen zijn in je schoolruimte. De huidige scho lenbouw is afgesteld op het huidige onder wijssysteem en onderwijsfilosofie. Hoeveel geld gaat dat allemaal niet kosten?" Anderen wijzen erop dat Zweden begint te rug te komen van de groots opgezette invoering van de middenschool daar. tien jaar geleden. Drs. H. Michielsen, voorzitter van de Raad van Leraren vwo en havo, probeert de sterkste ar gumenten pro de middenschool te ontzenuwen (weekblad 4 juni, pag. 1554). Hij schrijft over „het sprookje" dat ons falend onderwijssysteem overal fuiken en dode sporen uitzet voor de kinderen van de gewone man. Daarmee sugge reert hij te willen ontkennen dat het onderwijs en ook een succesvolle middenschool veel zou kunnen betekenen voor meer gelijke kansen voor iedereen. Verderop ontkent Michielsen dat kinderen op hun 12e jaar door het onderwijs systeem gedwongen worden tot een beroeps keuze: „Het gaat hoogstens om een keuze tus sen twee onderwijssectoren." Maar hij vergeet dat'het nog steeds zo is, dat wie zijn start maakt bij het lager beroeps onderwijs en dat zijn meestal kinderen van de gewone man zelden weet door te dringen tot het vwo of het hoger onderwijs. Met name onder gymnasiumfans bestaat de armoede bij kinderen uit sociaal zwakke mi lieus. Dat moet in kleuter- en basisonderwijs worden bijgespijkerd. Een middenschool is daar voor een te laat aangewend en gebrekkig mid del, aldus de argumentatie. Een afgezaagd argument is, dat niemand pre cies zou weten wat de middenschool inhoudt. Als je in kringen van onderwijsdeskundigen het woord middenschool laat vallen, beginnen ze te lachen. „Middenschool, wat is dat?" zeg gen ze dan. „Er zijn tal van modellen van mid denscholen," aldus deze wat achterhaalde dood- Ijskast Conclusie van Michielsen: „wij (lerarenorga nisaties) zien de onmogelijkheid om nu een middenschool te realiseren. Die hele midden school is een politieke zaak, met wat valse voorstellingen aangekondigd. Onderwijskundig op papier erg aantrekkelijk, maar ik zou dolblij zijn als ik het niet hoef te organiseren. De mid denschool is economisch nu onbetaalbaar en in dit stadium niet uit te voeren. Daarom kan de middenschool het beste een poosje in de ijskast gaan, totdat het basisonderwijs anders func tioneert." Voorlopig dus alleen enkele experimenten op kleine schaal. Dr. C. Geerars, Inspecteur in al gemene dienst van het ministerie en deskundig Integratie De grondgedachte van de middenschool is integratie van de eerste jaren van het voort gezet onderwijs. De kinderen, die van de basis school komen, zou men nog enige tijd bij el kaar moeten houden, voordat ze gedetermineerd worden Voor een bepaald schooltype. Dezelfde gedachte ligt ten grondslag aan de brugklas; een van de belangrijkere noviteiten die de mammoetwet bracht. Deze grondgedachte kan nu verder gestalte krijgen door verlenging van de brugperiode en door integratie van mavo en lbo. De mammoet wet heeft tussen mavo en lbo een muur laten bestaan, een van de schotten die niet werden opgeruimd. De mammoet kent namelijk twee brugjaren voor de leerling, die van de basis school komt. Eén als eerste jaar van mavo, havo en vwo, cn een ander als eerste jaar van lbo en lavo. De integratie van mavo en lbo breekt dat schot af. Wanneer daarbij de brugklassen niet gescheiden gehouden worden, ontstaat eigenlijk ook een „middenschool". Maar dan een, waar de lange schooltypen, vwo en havo, niet aan meedoen. Dat komt tegemoet aan de wensen van de leraren en hun organisaties. Maar het betekent wel een breekpunt met wat staats secretaris Grosheide eerder heeft beweerd. Toen zei hij met nadruk dat, als er een middenschool zou komen, dat er een zou moeten zijn voor alle schooltypen, „dus ook vwo, havo en mavo" (in Zoetermeer 20 november 1969). Experimen- winst, de regering kan de politieke druk niet weerstaan en ziet bovendien in de midden school bezuinigingskansen door de duurbetaal de eerstegraads het veld te laten ruimen voor de veel goedkopere tweede- en derdegraads, en de onderwijzers en leraren bij lavo, mavo en lbo zien de kans schoon hun werkterrein te vergroten. Behalve deze goedkope „psycho-analyse'' wor den evenwel ook meer onderwijskundige ar gumenten aangevoerd, die minder vanuit de behoefte aan verdachtmaking schijnen te wor den ingegeven. Daar is bijvoorbeeld drs. J. Struijk, rector van de Nijmeegse scholenge meenschap, een experimenteerschool waar de leraren met groot enthousiasme allerlei nieuwe wegen zochten onder openlijke bijval van O. en W.. maar waar men nu wat teleurgesteld is ge raakt door de vele moeilijkheden die overwon nen moeten worden, vooral wanneer het minis terie onvoldoende financiële speelruimte ver opvatting dat de middenschool onvoldoende ruimte zou bieden voor het meer begaafde kind. De middenschool wil immers vooral het mid delmatig begaafde kind zo ver mogelijk bren- Nii Onbetaalbaar Struijk: „De middenschool en de mammoet liggen op hetzelfde vlak. Maar je kunt niet aan twee verschillende projecten tegelijk werken. Ik heb het idee dat de leraren de midden school er nu niet bij kunnen hebben. Het zou weer een hele nieuwe aanpak vereisen. En hoe- eau Vwo en havo-leraren zijn verder bang voor niveauverlaging. Michielsen: „De avo-scholen krijgen nu een geselecteerd publiek. De ouders komen hun kind doelbewust aanmelden. Zo krijg je qua belangstelling en intellect een be paalde groep. Straks in een middenschool zou den alle leerlingen bij elkaar zitten, ook de genen die helemaal niet later door willen leren. Het aantal leerlingen zou drie keer zo groot worden, het aantal vakken sterk moeten wor den uitgebried met, vergeleken met havo en vwo, musische vakken, handvaardigheid, crea tiviteit enz. Er zijn geen leraren, geen gebou wen, geen technische apparatuur voor. Het re sultaat zou zijn een sterk verlaagd peil." De lerarenorganisaties vinden dat eerst het basisonderwijs verbeterd moet worden. Pas daarna kan met succes de middenperiode wor den aangepakt. Grosheide heeft vorig jaar al een voorontwerp voor een nieuwe basisonder wijs het licht doen zien. Een grote remfactor bij democratisering van het onderwijs is taal- op het gebied van vernieuwingsprocessen in het onderwijs: „Het zal van het nieuwe kabinet afhangen. De middenschool zal helemaal poli tiek bepaald worden. Dat is ook juist. Of het helemaal van de leraren zal afhangen? Gros heide heeft gezegd dat hij een beperkt aantal goede experimenten wil, drie tot vijf. Ik ben er heilig van overtuigd dat er een paar scholen te vinden zijn die dat experiment aandurven. Daarna kunnen we komen met harde feiten, met evaluatie van die experimenten. Dan kan vervolgens beslist worden of de middenschool op meer scholen ingevoerd kan worden. Belang rijk is ook de aansluiting. Het is onmogelijk een middenschool los te zien van de onderbouw (basisonderwijs) en de bovenbouw." Het ministerie heeft leergeld betaald aan de overhaaste invoering van de mammoetwet. Wat daarbij op experimenteerscholen plaatsvond, waren, zegt Geerars, helemaal geen experimen ten. „Dat waren slechts vooruitlopers". Voor zover er sprake is van een oorlog van de lerarenorganisaties vwo-havo tegen de mid denschool, hebben zij de eerste veldslag ge wonnen. Het onderwijsministerie is tot het in zicht gekomen dat het haar tempo zal moeten aanpassen aan de snelheid die de leraren, de uitvoerders van alle noviteiten, kunnen op brengen. De vraag is nu hoeveel stootkracht de tegenaanval vanuit de politiek op het midden schoolslagveld zal bevatten. BRUSSEL (A.N.P.). Volgens het jongste exemplaar van de EEG-basis- statistieken is Nederland met 384 in woners per vierkante kilometer nog steeds het dichtstbevolkte land van de gemeenschap. Het inwonertal van Nederland wordt tegen 1975 geschat op 13.660.000, terwijl geraamd wordt dat tegen 1980 de bevolking gestegen zal zijn tot 14.460.000. Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer in de gemeenschap is 161. In 1975 wordt de EEG-bevolking geraamd op 195.190-000 en in 1980 op 200.650.000. Ter vergelijking: in de gehele wereld is het gemiddelde inwonertal per vier kante kilometer momenteel 26. De wereldbevolking wordt tegen 1975 ge raamd op totaal 4.2 miljard en in 1980 op 4.7 miljard. In percentages uitgedrukt heeft Nederland van alle EEG-landen de meeste kinderen beneden de vijftien jaar, namelijk veertien procent jongens en 13.4 procent meisjes. Ook in de leeftijdsgroep tussen vijftien en vieren zestig jaar zijn de mannen in Nederland in de meerderheid, namelijk met 31-4 procent (vrouwen 31.1 procent). Bij de bejaarden (boven 65) komen de vrouwen (5-6 procent) in aantal boven de mannen (4-5 procent) uit. De Nederlandse beroepsbevolking vindt voor het grootste deel emplooi in de grote bedrijfstakken, namelijk 341.000 in de landbouw, 1.8250-000 in de in dustrie, 2.257.000 in de dienstensector, terwijl er rond 63-000 werklozen zijn. Nederland heeft van de gehele EEG de geringste oppervlakte aan bos, na melijk 270.000 hectare. België heeft altijd nog 617.000 hectare bos, maar Frankrijk neemt met 12.000.000 hectare bos het leeuwendeel van de totale bosopper- vlakte van de gemeenschap (26.370-000 hectare) voor zijn rekening. Het totaal van de gemeenschap ligt overigens ongeveer gelijk aan het bosoppervlak van bijvoorbeeld een land als Spanje. (Van onze parlementaire redactie) DEN HAAG Herstel van het overleg met het bedrijfsleven cn intrekking van de loonmatigingsmaatregel staan hoog genoteerd op het vierjarig werkschema van de nieuwe minister van Sociale Zaken, drs. J. Boersma (41). „Het zou een goede start van het nieuwe kabinet zijn als dat op korte termijn zou lukken", zo zei hij ons gisteren tijdens een eerste kennismaking met de pers. Daarom heeft hij er zelf voor gezorgd, dat Intrekking van de loonmaatregel vrijdag reeds in het kabinet aan de orde komt. En volgende week gaat hij al, zU het nog informeel, praten met de voorzitters van de vakcentrales en van de centrale werkgevers organisaties. bedrijfsleven herstéllen"- Het staat nog niet vast, of het kabinet ook al zo ver is, dat het de maatregel wil intrekken, maar welke beslissing er ook wordt genomen, ze moet snel vallen. Men moet weten, waaraan men toe is met dit kabinet, vindt minister Boersma. Als positief punt waardeert hij, dat werk gevers en werknemers in de S.E.R. het er unaniem over eens zijn, dat loonmati ging geboden is. „Maar ik realiseer me ook zeer wel. dat de centrale organisaties het niet voor het zeggen hebben. Beslis- (van onze parlementaire redactie) Den Haag Het wetenschappelijk instituut van het NW meent, dat er in deze vakcentrale zeer wel plaats kan worden ingeruimd voor categorale vakbondjes. Vanuit het gegeven, dat de Nederlandse vakbeweging een ver splinterd beeld biedt, meent het we tenschappelijk instituut, dat het N.V.V. een raamwerk moet worden, waarin die splinters worden verzameld en tot een zekere onderlinge samenhang wor den gebracht. Men kan, aldus het insti tuut in een vandaag gepubliceerd rap port, de onzelfstandige beroepsbevol king niet (meer) eenvoudig weg samenbrengen onder de noemer van „arbeidersklasse". Daarvoor is die on zelfstandige beroepsbevolking te veel vormig. Het is niet te verblijden, dat deze veelvormigheid zich in een veel vormig organisatie patroon zal blijven uitdrukken. De ontwikkeling van de laatste jaren heeft juist een behoefte aan het vormen van categorie organi saties aangetoond, maar die organisa ties ontstonden dan buiten de erkende vakcentrales om. Deze centrales streefden juist een bedrijfstaksgewijze organisatie na, soms ging men nog vex-der in de bundeling. Er zijn thans zo'n 250 niet bij de drie grote vakcentrales aangesloten vakver enigingen, die overigens slechts 8 pet van de onzelfstandige beroepsbevol king onder hun vleugels hebben. De wel bij de centrales aangesloten bon den vertegenwoordigen 32 pet. Achter grond van de door het instituut onder nomen studie is mede de behoefte om op de een of andere manier die 8 pet onder de vleugels van de centrales te krijgen. Het instituut meent, dat een veel vormig organisatiepatroon de moge lijkheden uit het vakbondslid om zich in de organisatie thuis te voelen, ver ruimt. In een grote organisatie voelt het individuele lid zich zo verloren, dat hij zich niet gedrongen zal voelen erg veel belangstelling voor de zaak op te brengen, gesteld dat hij al lid blijft. Een individu kan in een kleine groep veel beter tot zijn recht komen. Er is dus sprake van een dilemna: hoe groter de groep (organisatie) is, hoe meer invloed zij heeft, doch hoe min der het lid zal kunnen meedoen in de organisatie en. omgekeerd hoe kleiner de groep is, hoe meer meedoen moge lijk is, maar hoe geringer de invloed van de groep zal zijn. Om enerzijds „macht" te houden en anderzijds leden te werven en te bin den meent het instituut, dat er een structuur moet komen. Die zowel de grote collectiviteit als de kleine groep de ruimte geeft. De werknemers-saam horigheid is een groot goed, maar zij mag geen belemmering vormen voor d? ontplooiing van de eigenwaarde van afzonderlijke werknemersgroe- pen". De bedrijfstakbonden zouden in de nieuwe conceptie het „grote" werk moeten doen (salarissen, sociale ver zekeringen, pensioen e.d.), de catego rale groepen zouden ervoor moeten zorgen, dat de afzonderlijke belangen- pakketten niet onder tafel raken werkomstandigheden, vakopleiding, beroepskode e.d.). De groepen zouden een eigen onderhandelingspositie naar buiten moeten hebben. Spanningen tussen de „bond" en de „groep" kun nen worden voorkomen als men tot een goede taakafbakening en een ar bitrageregeling komt. Overigens wordt van een redelijke verdeeldheid van op vattingen geen schade voor de vak beweging gevreesd. Eerder verwacht men er een nuttiger effect van dan wanneer kost wat kost wordt vastge houden aan uniformiteit van zienswijze en handelen. Overigens zou deze nieuwe structuur volgens het NVV-instituut niet beperkt moeten blijven tot het N.V.V., maar ook nationaal moeten worden inge voerd, zodat ook daar de categorale groepen aan hun trekken komen als deelorganisaties van een groter geheel. Er zou een nieuwe „rechtsorde van de arbeid" moeten komen en aanbevolen wordt, hierover een studie op te zetten. send is dan ook, of het morele gezag van die organisaties groot genoeg is om ook de aangesloten bonden zover te krij gen, dat het matigingsadvies van de centrales opvolgen. Ikzelf zal veel waar de hechten aan dat advies. En we moeten ook weer niet te gauw schrikken als een enkele bond met de loonsverhoging wat verder gaat dan dat advies". Over de wijae, waarop de loonmati gingsmaatregel eventueel moet worden ingetrokken, zal nog veel overleg nodig zijn. De minister erkent, dat bedrijfs takken, die er tot dusver nog niet onder vielen omdat hun oude C.A.O. nog niet was afgelopen, bij intrekking bevoor deeld worden boven hen, die al wel heb ben moeten matigen. „Zowel bij het in voeren als bij het intrekken van de maat regel ontstaat enige pijn, maar moet je daarom die maatregel laten voortbestaan totdat iedereen er door getroffen is ge weest zo vroeg de nieuwe bewindsman zich af. „Misschien kan door technische regelingen die pijn nog wat worden ver zacht. Daarover moet het overleg juist Hoe is drs. Boersma eigenlijk minister geworden „Als je eenmaal op deze stoel zit gelooft men het niet meer zo gauw, maar heus- Ik heb steeds gezegd, dat ik liever in de Kamer zou blijven en ook het Europese werk zeer boeiend vond. Aan de andere kant vond ik het van groot belang, dat mr. Biesheuvel als for mateur zou slagen. Het A.R.-bloed kruipt dan toch war het niet gaan loan. Mr Biesheuvel vond toen. dat ik geen moreel recht meer had om een ministerpost te weigeren". Links Maar de heer Boersma gaat toch door voor een linkse figuur? „Het is geen geheim, dat een samenwerking met de P.v.d.A., zoals die vroeger bestond, voor mij aantrekkelijke kanten had. Maar in het jóngste regeerakkoord vond ik vol doende terug van het programma van mijn eigen partij om het te kunnen onderschrijven. Ik heb goede hoop. dat dit ministei-steam zal tonen, dat Neder land ook behoorlijk vooruitstrevend kan worden bestuurd zonder de P.v.d.A. Dat dit mogelijk is, is trouwens in de afge lopen kabinetsperiode ook wel gebleken, zeker wat mijn departement betreft. Nu zegt men wel. dat ik mijn linkse image ben kwijt geraakt. Nou, dan zien we wel weer welk etiket me in de toekomst zal worden opgeplakt". Maar het begin is dan toch maar een bezuinigingsctrevenU doelt natuur lijk op de streefcijfernota. Dat is een teer punt en geeft het kabinet in psycho logisch opzicht een moeilijke start. Be weerd wordt, dat de politici als het ware met die nota op zak „unverfroren" hogere uitgaven hebben bepleit tijdens de ver kiezingscampagne, Maar die nota die ikzelf overigens nooit heb gezien is geen kabinetsstuk. maar een nota van deskundigen, die net als elk jaar de minister van Financiën houvast geeft bij het overleg met de individuele minis ters over de begrotingssamenstelling. Uiteraard ben ik vorige week erg ge schrokken van de veertig miljoen, die eventueel bespaard zou moeten worden, volgens die nota, op de sociale werkvoor ziening. Maar ik verzeker u. dat geen enkele beslissing is genomen over een dergelijke beleidsombuiging. En die is ook niet te verwachten, want de sociale werkvoorziening is voor mij een heel be langrijke zaak en het huidige beleid in dit opzicht wil ik voortzetten". Zal drs. Boersma het zonder staats secretaris kunnen stellen? „Dat niet. Ik ben zeer geboeid door het ter rein van de sociale verzekeringswetge ving, mar ik beschouw me op dat ge bied niet als een deskundige. Ik zal de ministerraad dan ook voorstellen, voor die sector een staatssecretaris aan te trekken". KINDERBIJSLAG Wat denkt drs. Boersma in dit verband te doen met de kinderbijslag, die ook blijkens het regeerakkoord in discus sie is? „Ik geloof, dat het al wel zo ongeveer een aanvaarde zaak is. dat de hoogte van de kinderbijslag voor het eerste kind be vroren gaat worden. Dat kan waarschijn lijk ook wel zonder compenserende maat regel. Wat de bijslag voor de andere kin deren betreft ligt de zaak nog volledig open. Maar je kunt de zaak niet zonder meer afsnijden. Velen hebben nog duide lijk behoefte aan zo'n bijslag. Er zijn vele varianten mogelijk. Je zou de bijslag bij voorbeeld kunnen relateren aan een in komensgrens. Het lijkt me echter wel, dat we gaandeweg koersen naar de be- ginsitualio: Bijslag beginnen te verstrek ken bij het derde kind. Dit alles om ruim te te scheppen voor het treffen van an dere sociale voorzieningen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 7