Richarc Pau Lohse ill tl Zinnig Tuig Multatuli en de kritiek JE MOET OUD ZIJN OM DIT TE KUNNEN MAKEN ZATERDAG 3 JULI 1971 li! Lijne 1943- in tegengestelde beweging met progressieve intervallen, -'48. Voorbeeld van een serieel schilderij. Beweging van vier progressieve groepen van een centrum uit 1952- schilderij. l§K!|sg|l- -'68. Voorbeeld een modulair Richard Paul Lohse is een vriendelijke Zwitser van 69 jaar, die van zijn schilderijen zegt dat je oud moet zijn om ze zo te kunnen maken. Lohse voelt zich verwant aan de stijl, aan Mondriaan en Van Doesburg vooral, en aan de Russische constructivisten. Voor zijn oeuvre kreeg hij de Sikkens- prijs en een keuze uit dit oeuvre reist thans tussen een aantal Europese musea. Tot 15 augustus is die keuze te zien in het Haagse Gemeente museum. iwam Mondriaan tot zijn vormen via abstracties van de werkelijkheid, bij Lohse jijn die stijlvormen uitgangspunt geweest. Aanvankelijk werkte hij met kleurvlakken op een witte achtergrond, later hield hij zich uitsluitend bezig met iet groeperen van kleuren. Hij gaat daarbij uit van wiskundige gegevens. Telkens wordt een. voortgezette beweging in het doek gebracht van tegenstellingen van koude en warme kleuren, van telkens gelijkmatig vergrote vlakken, roterend rond een vierkant in het centrum, van kleurbanden die van bulten naar binnen steeds sterker versmallen, zodat een dynamische aswerking ontstaat. Als wij hem vragen waarom een jonger man dit Werk niet zou kunnen maken, glimlacht hij en zegt: ,,Je moet er zoveel voor weten, het zo lang al gedaan hebben". Lohse werkt op deze wijze al sinds circa 1943. Toen maakte hij zijn eerste seriële" schilderij: twaalf verticale en twaalf horizontale progressies. Op een vlak zijn twaalf even brede banden gezet op een telkens regelmatig vergrote afstand van elkaar. Die regelmatige vergrotingen hebben ook de banden zelf, die elk weer uit twaalf verschillende kleuren bestaan. Horizontaal en verticaal komt dezelfde kleurschets eenmaal per band voor. Later ging hij modulaire" schilderijen maken. Rond een centrum van vier vierkantjes worden banden gegroepeerd, die steeds breder worden en eindigen in vier brede kleurvlakken. Lohses kunst maakt een erg bedachte indruk. Als i'anzelf komt de gedachte op van computerkunst. Maar dat wijst hij fel af: ,,Een computer kan geen kunst maken, hij kan hogstens als een prothese werken!" Zijn schilderijen geven hem gelijk. Ondanks alle wiskundige overwegingen, die eraan ten grondslag liggen, zjjn het toch echte schilderijen geworden, schilderijen die alleen van Lohse kunnen zijn. De zalen in het expositiegebouw maken een blije indruk, omdat de kleuren het zo goed doen, omdat ook de schilderijen onderling zich zo goed verdragen. Lohses kunst maakt een zeer esthetische indruk. Ondanks alle moeilijke wetten waar de maker zichzelf aan onderwierp, is het geen zielloze kunst, die uit een computer zou kunnen komen. Lohse bewijst ermeg, dait zijn moeilijke wetten juist zijn. Ook als men die wetten niet gemakkelijk kan doorgronden, kan men die juistheid aan de schilderijen afzien. De werkwijze van Lohse lijkt bij uitstek geschikt te zijn voor monumentale schilderkunst. Daarnaar gevraagd zegt hij slechts tweemaal een opdracht voor een wandschildering te hebben ontvangen. ,,De architecten in Zwitserland menen het allemaal zelf wel te kunnen", constateert hij wat spijtig. Hij voegt eraan toe, dat zijn werk in het buitenland meer weerklank ontmoet dan in zijn eigen land- We menen dat ,,het buitenland" gelijk heeft- Lohses kunst is uniek. Het is goed dat dit met een Sikkensprijs bekroond werd. Het zou helemaal niet gek zijn als er een monumentale opdracht op zou volgen. Het kan nog. want al wordt Lohse binnenkort zeventig, hij is nog uitermate vitaal en, zo te zien, op het toppunt van zijn kunnen. PIET GRIJS ZIET VISIOENEN GA NIET TE SNEL OP VAKANTIE Er zijn mensen die science fiction evenzeer verafschuwen als de verteller van het eerste verhaal van Piet Grijs: Muziek. „Ik heb ontzettend de pest aan muziek", vertelt hij zonder de minste schaamte, „het is mij een raadsel hoe normale mensen zich vrij willig naar een concertgebouw begeven om daar urenlang min of meer georganiseerd lawaai aan te horen. Ik doe dat natuurlijk nooit, maar het vervelende van muziek is dat het zo opdringerig is. Wie niet van schilderijen houdt, ik wel hoor, hoeft er nooit een te zien. Als je niet van boeken houdt, moet je op school wel leren lezen, maar daarna zal zich geen letter bij je opdringen. Muziek echter waadt uit alle richtingen op me toe. Hoewel ik zelf een beoefenaar van de exacte wetenschap ben, is de gehele ont wikkeling van de techniek me een gruwel, omdat door Edison, Bell. Gramm en andere rücksichtsloze wetenschapslui iedereen op elke plek met elk volume elk stuk muziek kan voortbrengen". Het kon niet juister gezegd worden voor de mensen die niet van muziek, dat „georganiseerd lawaai" houden. Heel de verschrik king die muziek voor sommige mensen kan zijn, wordt er duide lijk geopenbaard en denk niet dat dit slechts weinige i zijn in onze samenleving. Het zijn er betrekkelijk vel. We geloven echter dat het getal van Grijs gevaar loopt een mensen die niets van science fiction science of on-science 1 moeten hebben of van iedere fictie die den. enigszins die kant uitgaat nog groter is. Ze zullen in de nieuwste bundel Ondeelbare seconde van Piet Grijs, uitgekomen bij Queri- do te Amsterdam, in Zinnig Tuig dus. tot hun ontzetting bemerken, dat Piet maken, meestal met verwijzing naar de tekortkomingen, vermeend of juist, in zijn eigen leven. Hij, de ongodist en de moraalondermijner. werd her haaldelijk fel persoonlijk aangevallen en als men had vastgsteld, dat hij als mens niet deugde, meende men tevens aangetoond te hebben, dat hij dat ook als schrijver niet deed. Het is zeker waar, dat de mens en de schrijver bij Multatuli een hechter eenheid vormen dan gewoonlijk het geval is. Dit kan echter juist ten goede pleiten voor de schrijver zowel Als iemand in de kritiek geprezen is tot het niet meer mogelük was zün portret verder te vertekenen, dan is het wel Multatuli. Men heeft een soort heilige van hem gemaakt, een voorvechter van al wat het beste was in de mens en voor de mens. Nog inlangs in een interview wees Albert Vogel erop, dat dit absurd is. Dat een van de voornaamste eigen schappen van Eduard Douwes Dekker iijn spontane eigenschap is zich te tonen zoals hij was of op een bepaald ogen blik meende te zijn. Hij was ook een fantast en een kind, en hij kon zoals Vogel aangeeft fantasieën hebben als een kind. De verdediger van de Ja vaan, had graag koning of keizer van Nederlands-Indië willen zijn, natuur lijk om de Javaan in veel betere omstandigheden te brengen, maar ook om de grootheid van het heerser- schap. Het is verkeerd van Multatuli een soort heilige te maken. Het is echter even verkeerd en dat is niet minder sterk vertekenend gedaan om van hem een soort „monstrum" te als v r de n Groot schrijver Een groot schrijver was hij immers zonder enige twijfel, een van de grootste die Nederland ooit heeft be zeten. Men hoeft slechts naar de idee ën die over Woutertje Pieterse hande len te verwijzen, om dat in te zien. Henri A. Ett schrijft daarover in 1947. „De belangrijkheid," meent hij, „van Multatuli's optreden in de ge schiedenis der Nederlandsche letter kunde, is echter hoofdzakelijk gelegen in het feit, dat hij versteende stijlpro cédés van onze schrijvende advocaten en predikanten der vorige eeuw heeft aangetast en de geacheveerde spreek taal in onze literatuur heeft inge- Hij heeft dit inderdaad gedaan, zijn Nederlands is nog altijd springlevend, ook al ziet men er nu soms meer overeenkomst in met de stijlprocédés die hij doorbrak. De uitspraak van Ett kan men vinden in een overzicht van de kritiek op het werk van Multatuli en op zijn persoon zelf, dat J. J. Oversteegen uitgaf bij Polak en Van Gennep te Amsterdam: Multatuli en de Kritiek. Het is een bloemlezing van kritieken sinds het verschijnen van Max Have- laar tot nu toe, voorzien van een inleiding. Oversteegen merkt in zijn inleiding op dat het doel van de sa menstelling van zijn boek tweeledig is: hij wil kritieken laten zien op Multatuli, persoon en werk. en tevens daarin een overzicht geven van de ontwikkeling, ten goede of ten kwade, van de Nederlandse krtiek in die ja ren in het algemeen. Zonder twijfel bereikt hij ook min of meer wat hij zich in tweede instantie voorstelt, maar het overzicht van de wijzigingen in oordeel omtrent Multatuli is toch wel het voornaamste. Het is een zeer goed uitgekozen bloemlezing en men ziet er dat Multa tuli van het begin af heftige bestrij ders en vurige bewonderaars heeft gehad. Men ziet ook hoe partijdig die kritieken, lof of veroordeling, van het 1 Vijftien systematische kleurreeksen, met verticale en horizontale verdichting, 1950'67. Door de ver dichting in het midden ontstaat een dynamische aswerking. Multatuli begin af waren. Als Anton van Duin kerken in 1937 het oordeel van Van Deyssel op Multatuli overneemt, zien we daarin meer Van Duinkerken dan Multatuli. „Van Deyssel," schreef hij, „onderschat hem niet, maar ziet de betrekkelijkheden van zijn egocen trisch absolutisme op ware grootte, en wijst ze aan met de welwillende ironie, die ze verdienen." Van Duin kerken neemt hier duidelijk een standpunt in. Dat wil niet zeggen, dat hij geheel ongelijk heeft evenmin als Van Deyssel, maar wel dat hij in zijn gelijk niet volledig is. Men kan tegenover dit standpunt het standpunt van dr. H. C. Muller zetten, een oordeel uit 1887. „Hem, den held der vrije gedachte, die zelfs nog door zijn dood en na zijn dood de overtui ging bezegelde, die zijn meesterlijke pen zoo wel in de ideeën als elders voortdurend bezielt, zal het nageslacht ten volle schenken, wat een bekrom pen tijdgeest hem tot schande van Nederland maar al te veel heeft ont houden." Ook deze wat pathetische uitspraak doet Multatuli niet in volledigheid recht. Als men het boek van Over steegen gelezen heeft, krijgt men het idee dat Multatuli in feite nog nooit geheel vrij van vooroordeel werd be handeld. Het dichtst daarbij komt waarschijnlijk Menno ter Braak. Is hij nog actueel? Werkelijk groot werk blijft actueel, zij het in Uniek Dit kan men nagaan in de bloemle zing, die Gerrit Komrij samenstelde voor de Arbeiderspers te Amsterdam uit de Ideeën van Multatuli. Hij liet daarbij uiteraard de ideeën over Wou tertje Pieterse weg, die prof. G. Stui veling reeds uitstekend apart publi ceerde. Men ziet dat sommige dingen Nieuwe Keuze uit de Ideeën zoals ze er staan, bepaald niet meer actueel zijn. Maar hoe veel blijft er over dat nog al zijn frisheid heeft behouden. Men kan de ideeën van Multatuli terecht herhaaldelijk niet delen, maar zelfs in die ideeën zit meestal een kern die van een bijzon dere belangstelling en opmerkingsgave getuigt. Men kan hem soms, als Men no ter Braak „larmoyant" vinden, pa- thetisph bovendien en zelfingenomen. Maar overal vindt men, hoe vreemd soms ook vermomd, de mens en die is unieker dan voorstanders of tegen standers meestal dachten. JOS PANHUIJSEN In het verhaal, waar zo over muziek geketterd wordt is de verteller ge trouwd met een vrouw, die Abbie heet. Het is zijn elfde vrouw. Het ls verschrikkelijk, maar de vorige tien waren de verteller om verschillende redenen niet bevallen en hij had snel een zacht einde aan hun leven ge maakt en voor een deftige begrafenis gezorgd. Dat is niet mogelijk, zal men opmer ken. De verteller woont klaarblijkelijk in Nederland. Alleen in Nederland wordt zo blokfluit gespeeld als het zijn buurman doet. In Nederland ver moordt men zijn eigen vrouw niet straffeloos tien keer achter elkaar. Er is hier politie, er is hier recherche Dit verhaal heeft niets uitstaande met de waarheid. Het moet gelogen zijn. Het is fiction op zijn minst. Als men nagaat dat de elfde vrouw van de verteller, Abbie dus, niet zo maar naar muziek luistert om de klank, maar om wat door die klanken wordt medegedeeld, is men er zeker van. Abbie hoort namelijk bij het luisteren naar muziek hele uiteenzettingen. De Elégie van Fauré is voor haar, enigs zins bèkort, in het Nederlands: „Ze zeggen dat je als Je verdrinkt In een ondeelbare seconde je hele leven aan je voorbij ziet gaan. Zodat toen ik mün fictsslenteltje niet kon vinden Ik de wasbak vol liet lopen en mijn hoofd onderdompelde vastbesloten om die ondeelbare seconde toch te delen, nadat Ik gezien had waar ik in mijn leven mijn fietssleuteltje had neerge legd. en mijn hoofd dan torug te Het gaat nog een beetje zo verder. Vergeefs helaas. Want toen Fauré of wie ht-t dan ook zijn mag zijn fiets sleuteltje verloor in de buurt van Pet ten, was het donker. Hoorbaar onzichtbaar Is dit ln de muziek te horen zonder science fiction? We geloven van niet. En dat ls niet het enige wat in Zinnig Tuig op science fiction wijst. We hoe ven maar even mede te delen, dat Abbie, die bij het tiende graf op het kerkhof een beetje argwaan kreeg, plotseling onzichtbaar wordt. Ze praat nog geregeld met haar man om hem ervan te verzekeren, dat ze nog niet dood is, maar ze vertoont zich niet meer. Als dat niet naar de science fiction gaat, wat doet dat dan wel? Een der voornaamste schrijvers van science fiction is Asimov, een wiskun dige evenals Piet Grijs. Wiskundigen schijnen het niet zonder fiction te kunnen stellen, het exacte stuwt schijnbaar als vanzelf naar het on- Het verhaal in Zinnig Tuig, dat echter het meest pure science fiction lijkt, is dat niet. Het is een opzienbarend ver haal, maar het is, naar men ons te recht of ten onrechte, verzekerd heeft, op feiten gegrond. De verteller, naar men vermoedt Piet Grijs zelf, was eens naar een psychia ter geweest, die hem voor een gesprek van ongeveer twintig minuten een re kening van f 90,- zond. Piet betaalde die rekening niet omdat hij ze te hoog vond, hetgeen hij de psychiater schrif telijk mededeelde. De psychiater ging echter door hem met de gebruikelijke escalatie te manen om dat geld. Piet lachte in zichzelf om die escalatie. Hij ging met vakantie. Toen hij na die va kantie weerkeerde in zijn huis, trof hij er niets meer aan behalve een bericht dat er niets meer op zijn giro rekening stond. Wat er in het huis aan wezig was geweest en dat was nogal wat had men ook ten behoeve van de rekening van de psychiater bij opbod verkocht. „Verkapte poëet" Dat is, zoals men ziet, sterker dan science fiction. Het is dat sterke en tevens ware, dat zelfs haters van science fiction ertoe brengt boeken van Piet Grijs als dit Zinnig Tuig te lezen. Hoe fantastisch ook, de waar heid en het opzienbarende van do waarheid is er overal te vinden soms in een verblindende satire. Men heeft daarom Piet Grijs niet ten onrechte „een verkapte poëet" genoemd. Als poëten liegt hij de waarheid bij el kaar, hij ontdekt voor u hoe fantas tisch de werkelijkheid is. Op het om slag wordt getracht de titel van het boek uit te leggen. We zijn het er niet mee eens. Tuig wil natuurlijk zeggen science fiction en zinnig, dat de science fiction van Piet Grijs van de ande re verschilt, omdet ze zin heeft. JOS PANHUIJSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 11