Ons land
is geen
goedkoopte-eiland meer
Laat kind op de lagere
school dialect spreken
Dialectkunclige dr. H. Entjes:
Gemeenten
oneens met
Grappenhaus
Tv-toestellen in tien jaar
sterk in prijs gedaald
AUTO PAS HET
LAATSTE JAAR
VEEL DUURDER
Het prijsverloop van een aantal
artikelen tussen '60 en '71
üïmSDAG 30 JUNI 1971
LEIDSE COURANT
(Van een onzer verslaggevers)
GRONINGEN Opeens zegt het
kind „mama". De vader en moeder kij
ken elkaar aan. „Hoor je dat. Ze zegt
Een nieuwe faze is aangebro
ken. Het kind leert spreken. Voorbij is
de tijd dat het alleen kon communice
ren met huilen, lachen, en grimmassen.
Het woordje „mama" zal niet lang
alleen staan. Binnen enkele maanden is
de woordenschat uitgegroeid tot enkele
tientallen begrippen; binnen enkele ja
ren heeft het kind de beschikking
een heel arsenaal van woorden ei
het kind zelf ouder zal zijn kan het
zijn gedachten geschakeerd uitdrukken
met ontelbare nuances en subtiliteiten.
Waarbij we dan maar uitgaan
„normale" ontwikkeling.
Het eerste woordje „mama" zal niet
iedereen als „mama" klinken. Het
n een kind uit de Jordaan
zal anders zijn dan het
hetzelfde kind als het zou opgroeien in
Appingedam.
Want tussen Amsterdam en het hoge
noorden liggen meer grenzen dan de
kilometerschaal aangeeft.
Het kind van de inleiding van dit
verhaal wordt kleuter, groeit op en
stapt rond het zevende jaar naar school.
Op weg naar dit gebouw dat een keer
punt betekent in haar leven, praat het
kind honderuit.
De moeder haakt in op de vragen er
opmerkingen, er vindt een stroom var
uitwisselingen plaats tussen haar en hel
kind en beiden begrijpen elkaar vol
maakt.
Dan zwaait de schooldeur dicht. Bin
nen, in het lokaal, stelt de onderwijzeres
de kinderen op haar gemak, veegt her
en der een traantje weg, dirigeert een
moetgeval naar de plaats waar het zijn
moet en als dan eindelijk de kinderen
zich hebben verenigd tot een klas gaan
de lessen beginnen.
„Zo, en hoe heet jij?"
„Marietje, juffrouw."
„Wat zeg je? O, Marietje. Zo en waar
woon jij?"
„In de Kastanjestraat, juffrouw".
De onderwijzeres staat niet voor het
eerst voor de schoolbanken. Deze gaat
naar haar volgende pupil, terwijl ze
denkt „Wat eentaaltje spreekt dat kind.
„Wat is dat plat". Daar zullen we zo
snel mogelijk iets aan doen."
Dr. H. Entjes, komend uit het onder
wijs, nu verbonden als medewerker aan
het Nedersaksische Instituut van de
universiteit van Groningen, gepromo
veerd op het Vriezenveense dialect en
momenteel bezig aan het maken van
een dialectenatlas van Gelderland,
Overijssel en Zuid-Drenthe, zal de ge
dachte van bovengeciteerde onderwijze
res niet toejuichen.
Integendeel.
Zijn stelling, wat bruusk weergege
ven, komt op het volgende neer: „Zadel
een dialectsprekend kind niet meteen
op met het zogenaamd ABN maar laat
't rustig een paar jaar op school de taal
spreken die het van thuis heeft meege
kregen. Kijk niet neer op het dialect.
Dat ABN komt later wel. Hierdoor
bereiken we drie voordelen. Ten eerste
psychologische. Het kind voelt zich
meer op zijn gemak, waardoor
dat is het tweede voordeel de onder
wijsresultaten beter zijn omdat een
roep wordt gedaan op de aanwezige
taalkennis. En ten derde gaat een brok
cultuur, het dialect, niet verloren".
Dr. Entjes spreekt met achter zich de
autoriteit van statistieken in Friesland,
waar de kinderen in het Fries worden
onderwezen.
Daar zijn de onderwijsresultaten be
ter dan op plaatsen waar dialectspre
kende kinderen worden gedwongen met
een algemeen beschaafd Nederlands te
hanteren.
„Ik ben vroeger zelf onderwijzer ge
weest, onder andere in Vroomshoop en
in Zwolle. Later werd ik leraar en
examinator en toen kreeg ik het idee
ik ben overigens de enige niet om
het Nederlands geleidelijk te introduce
ren en niet zo abrupt.
Ik hoorde toen van collega's die uit
de grote steden kwamen en die dus niet
zoveel te maken hadden met dialect
sprekende kinderen: „Wat drukken die
zich moeilijk uit en wat lazen zij
slecht." Kijk, voor een dialectsprekend
kind is het Nederlands als een vreemde
taal. Dat kun je vergelijken met een
Duits kind dat hier op school komt en
vanaf de eerste dag al Nederlands moet
spreken met dat verschil dat een Duits
kind in een voordeliger positie verkeert.
Het hoort namelijk zijn vriendjes Ne
derlands spreken. Het dialect sprekend
kind daarentegen hoort alleen maar
dialect. Ik heb het meegemaakt dat
kinderen die uit buurtschappen kwa-
zich gemakkelijk en expressief
konden uitdrukken in hun dialect, maar
:e enorm stumperende als ze iets in
het Nederlands moesten overbrengen.
In Friesland is men begonnen met
proefscholen. De afstand Fries-Neder
lands is echter veel groter dan die
tussen bijvoorbeeld het Twents en he*
Nederlands. In Friesland bleken de re
sultaten gunstiger, vooral wat de ex
pressie betrof. Nu is het Twents in
tegenstelling tot het Fries geen comple
te taal. Daar stuit je onmiddellijk op
moeilijkheden. Zo moeten de leerkrach
ten liefst komen uit de streek waar ook
het kind vandaan komt. En ze moeten
in elk geval het dialect zo niet spre-
dan toch verstaan. Nu valt dat in
Twente niet mee. Want daar kunnen
de dialecten onderling - sterk
schillen. Neem nu het woordje „niet".
Dat kan in het Twents klinken als
„nich", „neet" en „niet" al naar gelang
de plaats.
Als de afstand dialect-Nederlands erg
groot is, dan is 't in 't belang var
kind het te laten spreken op school net
het thuis doet. Dal is een pschologische
kwestie. Je moet het kind op zijn ge-
ipak stellen. Als je het idee hebt, dat
het kind het Nederlands net zo verstaat
als 't huis doet. Dat is 'n psychologische
logische reden. Een kind toe te staan
zijn dialect te spreken, is ook nuttig uit
onderwijstechnisch oogpunt. Het
het dialect is een culturele verarming
vreemde is dat alle onderwijs uitgaat
van de kennis die aanwezig is. Op de
lagere school begin je niet met breuken
maar met tellen. De aardrijkskunde
sluit aan op de omgeving en tegen
woordig probeert men ook de geschie
denis en natuurkunde te laten aanslui
ten op bekende dingen. Het onderwijs
begint daar waar een aansluiting is
met die begin-kennis.
TALENKENNIS
Waarom past men dit niet toe met
taalkennis? Men moet voortbouwen op
het vermogen van het kind zich uit te
drukken in het eigen dialect en zo moet
geleidelijk overgaan naar het Ne
derlands, bijvoorbeeld in de derde
En nu kom ik aan een punt dat een
hobby van me is. Het prijsgeven van
het dialect is een cultqurele verarming
omdat het gelijkschakeling betekent. De
Nederlandse cultuur bestaat uit een sa
menspel van regionale culturen. Een
sterk gerichte propaganda voor het be
houd van het dialect is met dc huidige
communicatie-methoden moeilijk maar
geleidelijke propaganda juich ik
De scholen moeten meer aandacht
besteden aan het dialect in dienst van
het Nederlands. Het ideale zou zijn als
onderwijzer zou kunnen zeggen te-
een dialectsprekend kind „ho, ho,
haal je je dialect en het Nederlands
door elkaar".
Men zou een kind moeten bijbrengen
at z'n dialect niet minderwaardig is.
De moeilijkheid is vooral dat nu zo'n
kind snel in de stemming komt van „ik
De voordelen van de geleidelijke over
doe 't toch verkeerd.
gang van dialect in Nederlands zijn
moeilijk meetbaar.
Het grote voordeel is dat men zo
gemakkelijk leert zich uit te drukken.
Laatst vertelde een inspecteur van het
onderwijs mij dat hij een kind bij zich
had dat nauwelijks iets kon uitbrengen.
Toch was het een intelligent kind. Hij
zei toen tegen dit kind „hoe noemen
jullie dat en dat thuis. Verder 't maar
in je eigen woorden. En toen kon dit
kind zich opeens vloeiend uitdrukken en
zijn gedachten overbrengen.
(Van een onzer verslaggevers)
DEN HAAG Gemeentebestuurders
zyn geïrriteerd en verbaasd over uitla
tingen van dr. E. Grapperhaus, demis
sionair staatssecretaris van Financiën
over de deplorabele financiële toestand
van praktisch alle gemeenten in Neder
land. Dr. Grapperhaus heeft in „Kabel-
post", een uitgave van de Katholieke
Bond van Overheidspersoneel verklaard,
dat de gemeenten in Nederland „meer
moeten en kunnen samenwerken om uit
de stijgende, kostenspiraal te komen die
tot steeds grotere tekorten leidt". Meer
geld uit de overheidskas alleen zal de
gemeenten volgens dr. Grapperhaus niet
helpen. Dit zal zijns inziens eerder tot
een verdere overbesteding lelden.
De Vereniging van Nederlandse Ge
meenten reageert fel op deze verklaring
die volgens haar voorbijgaat aan de
keljjke oorzaken van de ellende in
de financiële situatie bij de gemeenten.
Aan de hand van cijfers van het cen
traal economisch planbureau heeft de
vereniging erop gewezen, dat de gewel
dige overbesteding veroorzaakt wordt
door investeringen van het rijk en het
bedrijfsleven.
UNIVERSITAIR
NIEUWS
AMSTERDAM
Ie champion
DEN HAAG Menigeen zal nog wel eens met een gevoel
van weemoed denken aan de periode toen ons land nog het
„goedkoopte-eiland' van Europa" werd genoemd. Nog maar
enkele jaren geleden was het een normaal verschijnsel, dat
we op onze reisjes naar het buitenland op Nederlandse
bodem nog snel de benzinetank lieten bijvullen. De prijs van
de benzine in bijvoorbeeld een land als Duitsland kwam ons
onwaarschijnlijk hoog voor. Dit beeld heeft zich totaal ge
wijzigd. We tanken nu liever in Duitsland. Niet voor niets
doen de witte pompen het goed. Ook tal van andere produk-
ten zijn niet aan forse prijsverhogingen ontkomen, vooral in
de sfeer van de verbruiksartikelen. De lonen zijn weliswaar
ook flink gestegen, maar de kosten van levensonderhoud zijn
niet minder sterk omhoog gegaan. In nauwelijks tien jaar tijds
is ons land van „het goedkoopte-eidand" een van de duurdere
landen in Europa geworden.
De oorzaken van deze prijsverhogingen
zijn over het algemeen wel bekend. Elke
loonsverhoging heeft een prijsstijging
tot gevolg. Men gaat de lonen
voorzover dit door de minister van
Economische Zaken wordt toegestaan
doorberekenen in de prijzen. Deze
prijsbesluiten en loonmaatregelen
hebben maar weinig effect. Zodra de
maatregelen worden opgeheven vliegen
de lonen en de prijzen weer omhoog.
Ook de invoering van de B.T.W. heeft
aan de tendens van constant stijgende
prijzen een duidelijke bijdrage geleverd.
Toch is er nog altijd'n aantal artikelen,
dat van aanzienlijke prijsverhogingen
gevrijwaard is gebleven en, hoe
merkwaardig het ook klinkt, zelfs in
prijs zijn gedaald. Het betreft hier
artikelen in de meer luxueuze sfeer,
zoals wasmachines, t.v.-toestellen
fototoestellen en dergelijke. Het is
evenwel moeilijk een vergelijking te
maken van de prijzen van deze
luxeartikelen over een tijdsverloop
van een jaar of tien. De ijskast van
1960 is niet meer de koelkast van nu,
ook al bepalen we ons tot hetzelfde
type- De hedendaagse koelkast is
bijvoorbeeld in kwaliteit verbeterd ten
opzichte van zijn voorganger in
1960 en er zitten modernere snufjes
Bovendien worden de huidige
van ander materiaal
vergelijkingen te treffen
de prijzen van de radio,
de personenauto, de
de centrifuge. het
de naaimachine hebben
het volgende opgeleverd. De prijs in de
periode 19591960 op honderd stellend,
blijkt de prijs van het radiotoestel ln
de jaren daarna nogal fors gestegen te
zijn. In 1966 beliep het indexcijfer
zelfs 124. In 1967 was er evenwel weer
sprake van een daling tot 113. Deze
daling heeft zich voortgezet tot
1970, toen het prijsindexcijfer voor
radiotoestellen op 106 uitkwam.
Nadien is er geen verhoging meer
opgetreden. De prijs van radiotoestellen
is in vergelijking met 1960 het
indexcijfer beliep toen 101 dus niet
noemenswaardig gestegen.
Dat menig toestel iets duurder ls
geworden, wordt toegeschreven aan de
verbeterde kwaliteit. Zo was de
introduktie van de stereo een geheel
nieuw element in de radiowereld en
daar moet nu eenmaal voor betaald
worden.
De t.v.-toestellen zijn in de afgelopen
tien jaar bijna constant ln prijs gezakt.
Dit is ook het geval met de
kleuren-t.v.'s. Kostte een dergelijk
toestel drie jaar geleden nog 2900
gulden, nu is ditzelfde toestel al
verkrijgbaar voor 2.000 gulden.
Goedkoper
Het is duidelijk, dat dc zwart-wit-
toestellen na de komst van de kleuren-
jaargemiddelde - prijsindexering.
jaar '61 '62 '63 '64 '65 '66 '67 '68 '69 '70
radiotoestel 101 101 104 110 110 124 113 111 104 106
t.v.-toestel 93 94 93 89 87 88 74 75 70 67
personenauto's 95 94 91 90 88 99 100 98 98 101
wasmachine 100 104 106 109 109 107 107 107 108 109
centrifuge 98 98 99 97 96 91 88 85 90 89
stofzuiger 100 100 100 104 104 110 114 112 113 112
gasfornuis 100 100 99 103 106 107 106 104 116 119
naaimachine 98 94 90 8
De prijzen voor 1959/1960 zijn vastgesteld op 100.
79 77 79 82 83
t.v.'s aanzienlijk goedkoper zijn ge
worden. Maar ook voordat de kleuren-
t.v. op de markt verscheen, deden zich
in de televisiesector prijsverlagingen
voor. Het zwart-wittoestel, dat onge
veer overeenkomt met het toestel ln
1960 is circa vierhonderd gulden goed
koper. Het prijsindexeringscijfer toont
het. In 1960 bedroeg de prijsindex van
t.v.-toestellen 93. In de afgelopen tien
jaar is dit maar liefst gedaald tot 69.
Met de prijzen van personenauto's is
het weer anders gesteld. Jarenlang is
het prijsniveau van de auto min of
meer gelijk gebleven. In 1965 trad zelfs
een daling op. Het prijsindexcijfer werd
toen becijferd op 88 tegen 95 in 1961.
In 1966 moest men ineens meer geld
voor een nieuwe auto op tafel leggen.
Het indexcijfer was ln dat jaar ge
stegen tot 99. Dit bleef ongeveer ge
handhaafd tot aan het begin van dit
jaar. In januari zijn de prijzen van de
personenauto's zeer sterk gestegen.
Volgens het Centraal Bureau voor de
Statistiek komt het indexcijfer in april
uit op 112.
De oorzaak hiervan moet worden ge
vonden in de sterk toegenomen loon-
en materiaalkosten, die nu in de
prijzen zijn doorberekend. Ook de
B.T.W. heeft ontegenzeggelijk zijn In
vloed gehad. Lukte het Volkswagen
jarenlang de prijs van het eenvoudige
Kevermodel beneden de zesduizend
gulden te houden, van deze prijs is
men af moeten stappen en zelfs dit
model ligt nu in een prijsklasse van
zesduizend gulden en hoger.
Typische voorbeelden van artikelen, die
in vergelijking met 1961 in prijs zijn
gezakt voor de huisvrouw niet on
welgevallig zijn de naaimachine en
de centrifuge. De indexcijfers van beide
gebruiksvoorwerpen bedroegen in 1961
respectievelijk 98 en 97 en ln april van
dit jaar 89 en 92. Bij fototoestellen is
het prijsverloop nogal moeilijk vast te
stellen. Vanaf 1961 zijn daar namelijk
geen indexeringscijfers over bekend.
In ieder geval staat wel vast, dat de
duurdere camera's een prijsdaling
hebben ondergaan. Dit geldt ook voor
de filmcamera's. In hoofdzaak wordt
deze vermindering in prijs toe
geschreven aan de concurrerende in
vloeden vanuit het buitenland, met
name Japan en Duitsland. Daartegen
over staat, dat de prijzen van een
voudige uitvoeringen, vergeleken met
1961 met enkele tientjes zijn gestegen.
Tenslotte de wasmachines. Gedurende
een reeks van jaren heeft dit artikel
zich gehandhaafd op een gelijk prijs
niveau, terwijl de kwaliteit, evenals
andere artikelen, een duidelijke ver
betering ondergaan. Pas voor het eerst
dit jaar was er sprake van een prijs
verhoging. In april bedroeg het index
cijfer 111 tegen 109 vorig jaar.
FRITS VAN SCHAIK