Drank en kegelen zijn niet meer één LEO VAN STRAATEN „De pech is eindelijk voorbij Met overstap van Den Bosch naar Volendam een ideaal werkelijkheid geworden ZATERDAG 19 JUNI 1971 Voor de prijzenkast poseren de kegelaars ter gelegenheid van hun vijftigjarig jubileum. DEN HAAG De opvallen de drankadvertentie op de „frontpagina" van het orgaan van de Haagse Kegelbond wordt door de schaarse beoe fenaars van deze sport met een schuin oog bekeken. Zij willen eindelijk eens van de bijnaam „drankkegelaars" af. In het muffe hoekje van res taurant l'Esperance, dat als specifieke kegelruimte alleen te herkennen is aan de uit gebreide prijzenkasten en dan natuurlijk aan de versleten 30 centimeter brede baan. fluisteren de le den van „herenclub" Koe koek elkaar toe, dat het nu maar eens afgelopen moet lijn met die bedwongen ka raktereigenschap. Koos Schaareman, de voorzitter 1 vin de vereniging, die 1 juli l Wil vijftig jaar bestaat, ver- utort, wat wrevelig: „Vroe- I jet was kegelen, zuipen. Nu I is bet een sport, waarin je je f haat relaxen". In één adem i rervolgt de 61-jarige voor- „In het verleden was het ook een sport voor de lui van de elite. Dat is voorbij. Dat het voor de jongelui te duur zou zün is ook een sprookje." Zijn gezicht is één vraagte ken als hij zegt: „Voor een avondje bioscoop betaal je toch ook vijf gulden?" Aan alle twijfels over de /raag of kegelen al of niet een sport is, maakt secretaris Weidner snel een einde. „Na tuurlijk is kegelen een sport. Het is toch erkend door de NSF. Met bowling is het niet te vergelijken, dat is een fa miliespel". Al gauw zal het een argeloos toeschouwer duidelijk worden, dat de moeilijkheidsfactor bij deze individuele sport groot is. Alhoewel de conditie niet veel vergt leeftijden van 76 jaar zijn geen uitzondering zal niet iedereen de „kunst" zomaar meester kunnen worden. „Kijk", legt de enthousiaste voorzitter tijdens de clubwedstrijden uit. „Een bal moet je steeds draaiend op de baan zetten. Omdat de baan uit hout be staat en daar het weer „in slaat", moet dat steeds op een andere manier". Het is dan ook voor een goed kege laar noodzakelijk, dat hij meteen ziet, hoe hij de bal moet „neerzetten", om de ne gen kegels on\,te werpen. Secretaris John Weidner...: „Wij willen er geen dames bij hebben. Dan zit je weer met je familie. Trouwens als je het mij vraagt is kegelen, hoewel er zat damesclubs zijn, een echte mannensport. Je kan het vergelijken met jeu de boules". De uit spraak van de dynamische secretaris is niet zo vreemd. Het vereist veel kracht' de acht kilo zware plastic (vroe ger houten bal) met de duim in het ene gat gestoken, „in beweging te brengen." Ontspannen Een typisch trekje zal bij de sport, die al sinds 1500 beoefend wordt, altijd blijven bestaan, bijna alle kegelaars zijn zakenmensen. Bij Koe koek bijvoorbeeld bestaat er geen uitzondering op deze eigenschap. De voorzitter kent de reden. „Je kan je zo lekker ontspannen. Voor een zakenman is een kegelavond een prachtige gelegenheid om zich te relaxen. Als je een rotweek hejit gehad kan je je afreageren." Direct laat hij weer enkele technische gegevens „los": „Desondanks moet je niet hard gooien, hoor. Met effect moet je de bal zo dicht mogelijk langs de rand laten dwarrelen. Pas op het eind wordt de bal rustig en neemt zijn effect toe. Succes verzekerd." De „kwajongens" van de ju bilerende vereniging („Het „Een bal moet je steeds draaiend op de baan zetten" lijkt hier wel een Indianen- tent", is een veelgehoorde kreet) maken zich ondanks de onderlinge wedstrijden niet zo druk. Een drankje is dan ook af en toe („maar niet te veel") geoorloofd. De gein neemt een belangrijke plaats in. Weidner: „We pro beren leuke moppen uit. Daarnaast doen we natuur lijk ook onze uiterste best zo hoog mogelijk te gooien. Lukt het niet dan is het jammer. Een broodkegelaar, Verdomhoekje Kegelen zit op het ogenblik in het verdomhoekje. Zo vin den in Den Haag zestien clubs onderdak in drie gele genheden, die dan nog ïn droevige staat verkeren. Vele accommodaties zijn opge ruimd. Het is hier niet zo als in Duitsland, waar deze ma nier van ontspannen zeer po pulair is en waar ongeveer in elk restaurant een plaats is ingeruimd voor een fraaie baan. Toch kunnen de Haag se beoefenaars de toekomst met een gerust hart tege- moetzien. In het Willem Dreespark is oniangs de eer ste paal geslagen voor een gebouw, dat ruimte biedt aan acht kegelbanen. Voor nog maar korte tijd kunnen de enthousiastelingen klagen: „We hebben geen banen. En die we hebben „lopen" zo rot." Voor een wedstrijd, of tewel rondgang is het nu ze ker noodzakelijk, dat de schaaf gehanteerd wordt. Ie dere oprechte kegelaar weet, dat de baan hol moet zijn. Wanneer de schaaf op de randen wordt gezet-, mag daar maar 'n „kier" van 2 millimeter overblijven. Dit „vlakken" is een kunst apart. De rijke historie van het „ballengooien" telt tradities. De ballotage is er een van. Wanneer iemand het in zijn hoofd haalt lid te worden, moet hij zich na drie avon den verwijderen. Even later hoort hij de uitslag van de schriftelijke stemming. Een stem tegen betekent afwij zing. Ook is het de gewoonte, dat één speler bij een wed strijd op elke baan gooit, omdat alle door de houtwer king verschillend zijn. Tot het verleden behoort de ver plichte wedstrijdkleding. Gymschoenen en een niet te strakke broek is tegenwoor dig meer dan voldoende. In 't Haagse l'Esperance con centreert juist een deelnemer aan de onderlinge wedstrijd zich voor zijh vijfde in totaal vijftien ballen worp op de tweede baan. Net heeft Cor- de Kleyn op het eerste „wedstrijdterrein" 102 (maxi- mum 15x9, kegels J?.1.35) „hout", pftewel 102 punten gescoord. Weer werpt hij alle negen kegels van het recht hoekige plateau. Als hij dan even later de bal uit de baan ziet lopen, kijkt hij ontstemd op. „Ik weet wel, hoe het komt", zegt hij met de blik van een kenner, „het zwaar tepunt van elke bal is an ders." In Abacadabra ter men vervolgt hij: „Je moet hem op 5, 10 of een kwar tiertje zetten. Dat had ik net verkeerd gedaan!" De kege laar van „Koekoek" bedoelt, dat de bal in een bepaalde stand moet worden opge- Ze nemen het niet zo nauw., daar in de „tent" van Koe koek. Onder een slokje bier gorgelt de de voorzitter: ..We lopen echt niet hele da gen te trainen." Toch bete kent de niet wijd verbreide kegelsport zoveel voor de Haagse „kwajongens" om te zeggen: „Wij leven nai re avond toe". KEES KOOMAN De concentratie is van het gezicht te lezen. Terwijl de andere leden belangstellend staan te kijken zullen de negen kegels omgaan. DEN BOSCH Acht jaar speelt Leo van Straaten al in het betaald voetbal. Acht jaar lang loert hij op de eredivisie. Nu met zijn transfer naar Volen- dam heeft de stevige doelman van FC Den Bosch bereikt wat hij wilde. „Eindelijk", verzucht hij gelukkig. „Ik heb altijd veel pech gehad met de transfers. Toen ik bij NOAD zat en PSV mij wilde contracteren als opvolger van Bals ging het mis. Vorig jaar ketste mijn transfer bij Go Ahead af. Vandaar ook dat ik wel in spanning zat of het met Volendam zou lukken". Leo van Straaten zelf had aan drie besprekingen met Volendam voldoende om ja te zeggen tegen de eredivisie club uit het vissersdorp. „Die bespre kingen liepen in een bijzonder pretti ge sfeer. Ik was dan ook dol enthousi ast om in Volendam te beginnen. Toen kwam echter die zenuwslopende tijd dat Den Bosch en Volendam aan het loven en bieden waren. Die tijd van weglopen en weer terugkomen. Dat duurde nog wel even. Woensdagavond om kwart voor twaalf waren beide partijen het echter eens (volgens Pé Mühren was het transferbedrag toen op rond een ton bepaald, red.) en ik kan wel zeggen dat ik bijzonder opge lucht was". Leo van Straaten is juist daarom zo blij, omdat hij het laatste jaar bij FC Den Bosch onder niet al te ideale omstandigheden heeft ge speeld. Leo van Straaten wil daar niet te veel over zeggen. „Ik ga er niet over praten. Die tijd is gelukkig voor bij. Ik ben alleen erg blij, dat ik in Volendam opnieuw kan beginnen". Pas na lang aandringen wil Leo van Straaten nog eens de geschiedenis ophalen waardoor hij naar de reserve bank bij FC Den Bosch verhuisde. „Het begon met de interesse van Go Ahead. Ik zou daar komen spelen. Ik was zelf al helemaal rond met de club. Ook FC Den Bosch en Go Ahead waren het al bijna eens over het transferbedrag. Dat zou wel goedkomen, had men mij verzekerd. Alleen had ik een clausule in het voorlopig contract laten opne men, dat ik wel verder zou kunnen studeren aan de academie voor licha melijke opvoeding. Dat zou dan in Arnhem moeten gebeuren. Wat bleek echter, in Arnhem werd ik afgewezen. Plaatsgebrek gaf men als reden op. Dus liet ik ook de hele transfer afket sen." Leo v. Straaten, gezeten achter zijn bureau bij de techniscKe firma A.M.B.- Holland in Den Bosch, waar hij op de verkoopafdeling werkzaam is, laat even een stilte vallen. En daarna: „Als je van tevoren alles weet, doe je zoiets niet. Ik had mijn leeftijd tegen en bovendien zou de studie door het voetbal een martelgang zijn gewor den. Ik had al uitgerekend dat ik misschien pas met mijn dertigste klaar zou zijn. En dat kan ik ook mijn vrouw niet aandoen. Daarom ben ik maar aan het werk gegaan. Dat is mij best bevallen. Ik werd hier cor respondent-verkoper". Soesa Mocht op maatschappelijk gebied Leo van Straaten wel succes hebben, bij het voetballen ging het dit seizoen duidelijk minder. Omdat hij aanvan kelijk weigerde het aangeboden con tract te tekenen, ging hij ook later in training. In die tussentijd had de trai ner van FC Den Bosch Hans van der Pluym opgesteld. Bij oefenwedstrijden voldeed deze bijzonder goed. Zodat hij ook in het begin van de competitie onder de lat van FC Den Bosch mocht opereren. Van Straaten: „Ik was door al die soesa wat later in vorm. Pas in september. En toen wilde trainer Remmers zijn winnende team niet gaan veranderen. Dat is wel logisch Leo van Straaten krijgt bij Volendam eindelijk zijn kans om zich in de eredivisie te presenteren. natuurlijk". Het werd" stil rond hem. De pers die hem als keeper van Jong Oranje groot had geschreven, was hem vergeten. Ook het Bossche pu bliek zag hem nauwelijks meer, om dat hij alleen in het B-team uitkwam. „Ja, de sport is keihard. Het is: de koning is dood, leve de nieuwe ko ning" peinst hij hardop. „Maar dat zijn zaken, die je moet accepteren. Al valt het dikwijls wel moeilijk. Ten slotte werkt de omgeving van een B- elftal niet al te inspirerend. Vandaar dat ik ook dit seizoen per se weg En met de overstap naar Volendam zag Leo van Straaten een ideaal wer kelijkheid worden. „Ik heb altijd ere divisiedoelman willen worden. Als kind al. Dat was logisch ook, want mijn vader was keeper in R.A.P. en mijn grootvader verdedigde het doel van Leonidas. Ik moest dus wel de familietraditie voortzetten. Ik kreeg als driejarige al keepertraining van mijn vader. De gangdeur was het doel en ik maar duiken op de harde kokos mat. En toch niet huilen, want een keeper huilt natuurlijk niet. Zondags liep ik dan als een pauw zo trots met het voetbalkoffertje van mijn vader te stappen. Op 12-jarige leeftijd begon ik serieus in een club. Bij de zaterdag middagclub, J.P.S. uit Tilburg, die in de competitie ook tegen een jeugdelf- tal van NOAD speelde". Gouden ingreep En de eoaches hadden het jonge keeper- tje, dat vrij fors was voor zijn leeftijd, al snel opgemerkt. Ze vroegen hem naar NOAD te komen. Het was een gouden greep. Want het 13-jarige keepertje speelde al na een seizoen in het eerste juniorenelftal „Tussen jon gens van 18 en op 16-jarige leeftijd debuteerde hij zelfs in het eerste team van NOAD. „Ik volgde de bekende doelman Wim Onderstal op. Ik was wel de jongste doelman van het hele betaalde voetbal". Door zijn gedegen keepen viel hij ook op bij de keuzeheren van de KNVB. Op 17-jarige leeftijd werd hij in het UEFA-elftal gekozen, waar hij 20-maal het doel verdedigde. Toen hij 18 werd was er al een plaats voor hem vrijgemaakt in Jong Oranje (toen van 18 tot 21 jaar). Ook volgde een uitverkiezing voor Jong Oranje (nu tot 23 jaar). De tot dusver glanzen de carrière leek een hoogtepunt te krij gen, toon PSV informeerde als op volger van Gert Bals. „Dat was kort voor mijn 19e verjaardag. Ik wilde dolgraag weg. Want vooral in de se lecties had" ik gemerkt, dat ze toch de voorkeur gaven aan mannen uit de eredivisie. Daarom wilde ik hoger op komen. NOAD wilde me echter niet laten gaan en vroeg een onbetaalbaar bedrag. Uit protest heb ik toen een half jaar niet gespeeld. Ook om de prijs wat te laten zakken. Toen ben ik. dat was in december 1966, voor 50.000 gulden bij FC Den Bosch te rechtgekomen". Na een korte aanpassingstijd verze kerde hij zich van een vaste plaats in het eerste team. Zijn prestaties waren van dien aard, dat hij ook voor het militairelftal geselecteerd werd. („Jan van Beveren zat echter in dezelfde lichting, dus je begrijpt wel wie er in doel stond"). Bovendien werd hij ook weer verkozen voor een plaats bij Jong Oranje. „Ik beschouwde Den Bosch als een overstapje naar de ere divisie. Het heeft echter wat langer geduurd dan ik verwachtte. Na 8 jaar ben ik er dus eindelijk", zegt Leo van Straaten. Hij is dan ook wel degelijk van plan de aangeboden kans volledig te benutten. „Ik ga weer keihard trai nen. In het B-elftal is dat natuurlijk ook wat verslapt. Ik ben, mede omdat ik een zittend beroep heb gekregen, ook wat te zwaar geworden. 86 kilo weeg ik nu bij een lengte van 1.81 meter, maar dat wordt zo spoedig mogelijk mijn vaste gewicht van 82 kilo. Ik ben al naar de dokter geweest om een dieet op te halen. In elk geval wil ik in mijn vakantie te Benidorm nog wel wat aan de conditie gaan doen. Ja, ik heb er echt wel zin in". Hardheid Van het Volendamteam kent Leo van Straaten trainer Hans Croon nog het best. „Het is toevallig, maar Croon had steeds een doelman die gelijk met mij in de nationale selecties zat. Bij SVV had hij Eddie van Roer als tweede UEFA-doelman, terwijl in zijn HVC-tijd Piet Schrijvers als doelman in Jong Oranje stond. Daarom ken ik hem goed. Hij was altijd op Zeist aanwezig. Ook het Volendamteam ken ik wel. Nog van twee seizoenen gele den toen ik bij Den Bosch in doel stond. Toen maakte het téam een zeer goede indruk. Nu heeft men boven dien het vorig seizoen meer hardheid in de ploeg gebracht. En dat dat goed is geweest bewijst wel de midden- mootplaats". Over hardheid hoeft de robuuste Van Straaten niet in te zitten. Die heeft hij voldoende. Alleen wordt door ken ners het uitlopen als zijn zwakste onderdeel afgeschilderd. Van Straaten: „Ook bij Den Bosch had ik zeer lange centrale verdedigers voor me staan. Dan hoef je er weinig uit te komen, want dan sticht je nog verwarring ook. Maar bij NOAD kwam ik er veel uit en dat ging goed". Nee, Leo van Straaten, die zo gauw als zijn huis is afgebouwd, in Volendam komt wonen en daar dan een baan voor halve dagen wil zoeken, ziet de toekomst optimistisch tegemoet. Hij zegt: „Ik heb lang moeten wachten om de kans te krijgen in de eredivisie te komen. Daarom zal ik er volgend seizoen hard voor knokken. Voetbal is tenslot te geen liefdewerk. Dat kun je niet meer maken tegenwoordig". BERT VOSKUIL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 17