GEESINK „Wat heeft eigenlijk bereikt?" Buitenlanders in de „CLUB grootste contingent VAN DERTIEN" Het exclusieve GILDE van de BEROEPS JOCKEYS OUD-JUDOCOACH HENNEVELD: ZATERDAG 12 JUNI 1971 Het is niet zo, dat je op je eenentwintigste op een paard kunt gaan zitten en zeggen: ziezo, ik ben jockey. Maar een goede amateur kan jockey willen worden. Eddy van Dijk was er destijds een die van amateur naar beroeps overging". Biefstuk en sla Eddy van Dijk kan een vlotte lijst van successen overleggen, hoewel hij voor een jockey aan de zware kant is, om en nabij de drieënzestig kilo. En vrij groot. Daarmee raakt Robert Wetemans aan een van de voornaamste eisen waaraan een jockey moet kunnen voldoen: laag gewicht- ,,Als je te zwaar wordt, kun je niet meer rijden. Een renpaard is een volbloed en kan maar een bepaald gewicht dragen. Als je daarboven komt, is dat slecht voor zijn benen". Vandaar de lichte, meestal kleine mannetjes in het renzadel. Een gewicht als dat van Van Dijk wordt al hoog geacht. Robert Wetemans, die zichzelf beschrijft als „ik ben een van de grootste wat lengte betreft", ziet de weegschaal nooit verder doorslaan dan drieënvijftig kilo en dan hoeft hij er niets voor te laten. .,Als ik vijftig kilo moet hebben, eet ik een week alleen biefstuk en sla. Inderdaad, ben je dan minder sterk dan normaal, maar de inzinking krijg je meestal later en niet tijdens of vlak na die week vasten. Kijk, als een minder goed paard in een hoge klasse uitkomt, loopt het met vijftig kilo. In zijn eigen klasse loopt het zwaarder, dat betekent, met hoger gewicht. Als de jockey dat niet haalt, moet hij een zwaarder zadel gebruiken of gewicht meenemen. Daar kan nooit mee geknoeid worden. Direct na een ren moet je. met zadel, gewogen worden en niemand mag je aanraken tussen het moment dat je van het paard komt en op de weegschaal staat. Daarmee wordt eventueel geknoei voorkomen. Je zou wel eens lichter in de koers kunnen gaan en je wat lood laten toestoppen als je naar de weging gaat. Er wordt alles aan gedaan om de sport zuiver te houden en ik kan zeggen, dat rennen zuiver is. Er wordt zoveel gezegd en gepraat over in elkaar zetten en over trekken. Maar daar zijn ook zoveel fabeltjes bij". Dat kan ook gezegd worden van de fantastische verhalen die de ronde doen over de kwellingen die jockeys zichzelf opleggen om toch maar zo licht mogelijk te wegen. ,,Het gebeurt bij leerlingen dat ze te zwaar worden en dan moeten ze hard werken om te vermagex-en. Dat kunnen ze dikwijls niet volbiengen en vallen ze dus af. Je moet je natuuiiijk 't nodige ontzeggen en niet raak eten als je aanleg hebt om zwaarder te worden, maar zodra je merkt, dat je conditie eronder lijdt, moet je stoppen. Ik zal niet zeggen dat je hondsmoe wordt van een paar rertnen in de week. maar het kost wel inspanning en je leeft voor en tijdens de ren toch in behoorlijke spanning" Dat is geen poging tot een klaagzang, want dan zouden er wel andere zaken opgerakeld kunnen worden- Jockeys blijken tot het slag te behoren, dat veel over heeft voor het vak. dat tevens een hobby moet zijn en affectie voor het paard niet kan missen. Daarom verlaten ze in het holst van de nacht het bed, want om vijf uur is het aantreden geblazen. Dan wordt gewerkt en getraind tot half twaalf, daarna nog van vier tot zes uur. Zes dagen in de week. op zondag niet, maar dan zijn er koersen. Daar slaan drie vrije middagen in de week tegenover. wat goed beschouwd neerkomt op driemaal twee uur extra vrij. In menig bei-oep zou dat protestacties tot gevolg hebben- Niet bij de jockeys, want ze vinden het normaal. De paai'den hebben hun verzorging nodig en de training kun je niet ongestraft verwaarlozen. Maar daarvoor mogen die dertien dan ook de prijzenpot verdelen, zo wordt wel opgemerkt. Inderdaad is de spoeling in Nederland minder dun dan in landen als België. Frankrijk. Duitsland en Engeland, maar het aantal rennen is daar vele malen groter dan in ons land. waar Dulndigt de enige baan is en de rennen tot de draverijen in een verhouding staan van een op veertien. Robert Wetemans wil wel een tipje van de verdiensten oplichten. „Als je achttien bent, heb je zo'n honderd gulden in de" week, maar dan ben je ook nog pas leerling. Als jockey heb je het salaris van het entrainement waar Je in dienst bent, veertig gulden per start, tien procent van de eei-ste prijs, vier procent van de tweede of derde prijs als die hoger is dan tweeduizend gulden. Is die prijs lager en word je tweede, dan krijg je alleen vijf gulden startgeld meer en als derde vang je Vóór eventuele aspii-ant-jockeys aan het rekenen slaan: eerst even denken aan de werktijden en de noodzakelijke HERMAN VAN BERGEM Robert Wetemans: „Ik kan zeggen dat de rensport zuiver is". aftellen. De meesten zijn buitenlanders. Slechts Henk van der Kraats. Eddy van Dijk en hijzelf kunnen een Nederlandse paspoort overleggen. Het clubje wordt verder gevormd door Frans Vandeuren, Peter Perkins, Gerd Bier, Dieter Weiss, John Webb, Eddy Scheikl, de leerlingen Lesley DaVis, Johnny Smith. Peter Hallem en Paul Gleed en de enige vrouwelijke bex-oepsjockey, die Nederland rijk is, Ina Schwarzkachel, ondanks haar buitenlands klinkende naam wel degelijk van eigen bodem. België, Duitsland en Engeland zijn de leveranciers van de ..impoi-t", die evenwel niet kan worden beschouwd als gastarbeidei-s, want de meeste contracten lopen te lang om van een tijdelijk verblijf te kunnen spreken. Robert Wetemans is de jongste jockey. Tussen zijn zeventiende en twintigste jaar behaalde hij de noodzakelijke twintig overwinningen om van leerling te kunnen promoveren tot jockey. ,,Dan ben je automatisch jockey. Dat is ook zo als je eenentwintig bent- Je moet natuurlijk wel ervaring hebben. et o. Tnpii de nationale judoploeg in 1970 met vier zilveren d medailles terugkwam van de Europese judokampioen- e 1 Schappen in Oost-Berljjn, beweerden de tegenstanders 0 van de toenmalige coach Koos Henneveld dat deze Jvsullatcn een afgang betekenden voor het Nederlandse ="?S°Kvd0' 1969 waren het n°£ vier gouden plakken, die !j «Ierland in Oostende veroverde. Vooral Anton Gee- RuTKin,t zic'1 bijzonder negatief op en gooide olie op 1 a i vuur van de «"Uver. De begeleiding van het g-Ejll l^tloteani, de coaching, kortom niets deugde cr. Er moest snel verandering in komen, want anders zou het nette*"6' eens einde kunnen betekenen van Nederland ntalo8,s t°0naanffevende judonatie cn dat moest ten koste lalel''an alles worden voorkomen. Zijn langdurige infiltra- an'Ji''e ^lccf niet onbeloond. Hij werd coach van het -102 na"°na'e 'eam van Nederland, hetzelfde team dat Veertien dagen geleden in Gothenburg een dreun kreeg "og lang in de Nederlandse judowereld zal nagal- öen. Slechts goud voor Wim Ruska, zilver voor dc ïndcnplocg cn bronzen plakken voor coming man Henk Kruys, Peter Snijders en Ernst Eugster. En dan Wk 'og een „eervolle" zesde plaats voor Jan Snijders en 92 Martin Poglajen. V Wat heeft Geesink eigenlijk bei-eikt?" vraagt Koos ienneveld zich af. „Er wordt di-uk gedaan over de vsultaten in Gothenbui-g. Dat begrijp ik gewoon niet. x wil niets af doen aan de prestatie van Ruska. n,eScndeel. ik vind het gewoon fijn dat hij goud heeft c']baald. Van Henk Kruys is het ook prachtig, die U7S-' "HEc-n heeft wat bereikt, maar om nu in zijn totaliteit 'e gaan spreken van een Nedei'lands succes in Gothen- 675,- burg. dat zie ik niet zitten. Geesink voert als excuus JEN 8an de te korte tijd van voorbereiding, maar dat is f 36.- ^Woon onzin. Ruska heeft drie maanden in Japan 10 c Rc*|raind. en zes man uit de school van Geesink hebben bttf Gothenburg aan de Europse kampioenschappen Ogenomen. Knapen die hij dus op elk gewenst >>oment kon zien. noem dat nu maar geen voorberei- 3uig. ik wou dat ik toen ik coach was dezelfde Mogelijkheden had gekend, ovö mei vorig jaar waren in Oost-Berlijn de Europese kanipioenschappen, maar niemand weet hoe ik in '"'Afgaande maanden heb moeten ploeteren om een 43 kJioorlijke ploeg te kunnen formeren. Wim Ruska zat r,e maanden in Zuid-Afrika pm daar les te geven, en onderwijzen is wel wat anders dan trainen. De man nen van Geesink trokken zich in januari uit de selectie terug, Gietelink zat met een meniscus en toen ik als voorbereiding een wedstrijd moest judoën tegen Frank rijk, zat ik met een derde keus. Natuurlijk verloren wij die wedstrijd, maar ik vocht toch door en wilde de ploeg opbouwen voor Oost-Berlijn. Toen in maart de leeiiingen van Geesink er weer bij kwamen had ik net twee maanden om de ploeg te harmoniseren. Dat was mijn vooi'bereiding voor het Europees kampioenschap in Oost-Duitsland". Koos Henneveld is niet emotioneel, hij rijgt nuchter de feiten aaneen weet scherp te analyseren en te relative ren. „Wat ik in Oost-Berlijn alsnog met mijn ploeg, vier plaatsen in de finale, heb bereikt, werd afgeschil derd als een afgang. Nu wordt er geschreeuwd dat het een succes is, omdat we goud hebben gehaald in Zweden. Tegenwerking Ondanks alle tegenwerking én de negatieve kritieken die ik heb gekregen vind ik dat ik als coach goede resultaten heb bereikt. Vier gouden plakken in Oosten de in 1969 en vorig jaar vier maal zilver, dat voor hetzelfde geld ook tweemaal goud en tweemaal zilver had kunnen zijn. In Oost-Berlijn heb je niet alleen rekening te houden met je tegenstanders op de mat. maar ook met het publiek. Er heerst een anti-Westerse stemming en bovendien io het publiek zo bijzonder chauvinistisch, daar heeft men hier geen idee van. Als judoka gaat dat langs je heen, maar dat gaat niet op bij een scheidsrechter. Als hij bij een „onbeslist" een Nederlander tot overwinnaar durft uitroepen, komt er dezelfde reactie los als na het uit het veld sturen van Coen Moulijn in een bomvol Feijenoord Stadion". Met de landenploeg haalden we ln de finale tegen Rusland een onbeslist 22. Maar toch verloren we. Gietelink ondapks zijn knieblessure en Van der Pol hadden normaal hun finalepartijen gewonnen, maar werden toch op beslissing van een beïnvloede scheidsrechter tot verliezer verklaard. Trouwens op de Nederlandse televisie heeft men in herhalingen kunnen zien dat Van der Pol in de finale de betere was. En is dat een afgang geweest? Dan had de curve nu omhoog mogen gaan maar die stijgende lijn zoek ik tevergeefs. Om het geheel compleet te maken spi-eekt men zelfs van een eervolle vijfde en -zesde plaats, zoiets was een paar jaar geleden onmogelijk, daar durfde men niet eens over te spreken". Dat Koos Henneveld na de kampioenschappen in Oost- Berlijn boter op het hoofd zou hebben, lag in de lijn van de verwachtingen, want in 1969 al toen hij coach wei-d van de nationale ploeg naar de wereldkampioen schappen in Mexico werd ^r door het thuisfront geprobeerd de poten onder zijn stoel door te zagen. „Er werd toen van alles gezegd, behalve de waarheid. Er zou een rebellie zijn, de judoka's ontevreden, de stemming zou daarom bijzonder slecht zijn. Maar alles was gewoon normaal, ik heb dat de bond per telegram laten weten, maar dat hielp echter weinig". De opbouw voor de Olympische Spelen van 1972 waar van Geesink zo heeft opgegeven, heeft een niet al te sterke basis. Veel insiders hadden eigenlijk weinig meer verwacht, men kende de capaciteiten van Gee sink als judoka, men kende ook zijn capaciteiten als leider en die liepen beslist niet parallel. Tactiek en diplomatie zijn niet de geëikte eigenschappen voor topsporters, ze hebben ook geen tijd om zich daar over te verdiepen. Geesink maakte daarop geen uitzondering en bleek van beide geen kaas gegeten te hebben. Tijden., een bijeenkomst van bondstrainers op 26 okto ber vorig jaar Boersma seniorentrainer wilde niet eens en Rapmund de juniorentrainer had men vergeten uit te nodigen liep de zaak schromelijk uit de hand. Koos Henneveld vond het nogal vreemd, dat men toen hij nog vóór de aanvangstijd op de bijeenkomst ver scheen. maar vast was begonnen. Geesink had het woord genomen en druk gesticulerend onderstreepte hij zijn eisen. Hij moest rapporten hebben van alle trainers, die had hij nodig voor zijn verdere plannen, die hij en passant nog ter tafel bracht. Niemand interrumpeerde. Tot Koos Henneveld vroeg in welke hoedanigheid Anton Geesink eigenlijk sprak: als hoofd trainer van de bond, als adviseur van de bond. als de man die door Japan reizend over het Nederlandse judo vertelde of misschien als coach van de nationale Oostenrijkse judoploeg. Geesink tacticus op de tatami was op het terrein van de retorica een beginneling. Hij slingerde het ene verwijt na het andere naar het hoofd van Henneveld. De coach van het nationale judoteam stond maar een ding te doen: vertrekken. Hij zocht niet de weg van de minste weerstand, dat was hij niet gewend, maar hiertegen was hij niet bestand. Geesink wilde niet ophouden en toen ging Henneveld weg. Beledigingen hoefde hij niet te slikken. Geesink verweet de vierde dan uit Maassluis dat tijdens diens bewind blauwe en bruine banden de tatami met de nationale ploeg hadden aangeveegd en hier werden Oostenrijkse judoka's bedoeld waai-mede Geesink tevens de laat ste vraag van Henneveld in feite beantwoordde. Verbazing Er bestond voor de betere judoka's gelegenheid tot 't bijwonen van een trainingskamp in Oostenrijk en omdat Geesink als coach van de Oostenrijkse ploeg zelf ter plekke zou zijn adviseerde hij de bond maar niemand mee te sturen. Hij zelf zou wel een oogje in het zeil houden. Tot verbazing van de in Oostenrijk verblijvende judoka's werd het trainingskamp besloten met een interlandwedstrijd tegen Oostenrijk. Hoewel Nederland in feite met niet meer was vertegenwoor digd dan een C-ploeg, zou dit geen beletsel zijn om. de zeer middelmatige ploeg van Oostenrijk te verslaan. De eerste ronde werd geheel overeenkomstig de ver wachting met 53 gewonnen. In de tweede en laatste ronde, kregen de Nederlanders figuurlijk geen been aan de grond. De Oostenrijkse arbitrage bleek niet van zins nog een Nederlandse zege te annonceren. Een door een Nederlander ingezette worp werd zonder pardon als vc «rdeel voor een Oostenrijker gegeven, waardooi Nederland kansloos verloor. En omdat Nederland zon der coach zat en de ogen waar Geesink een oogje mc< in het zeil zou houden, hermetisch waren gesloten, won het Oostenrijkse team. Geesink, die niet wilde nalaten op alle mogelijk) manieren reclame te maken voor zijn nieuwe leerplan, had dit op twijfelachtige wijze in het middelpunt van de belangstelling geplaatst. „Ach", stelt Koos Henneveld „zakelijk gezien heeft Geesink gelijk, als hij op die manier in de schijnwer per wil blijven, maar zijn leerplan omvat niets revolu tionairs. Er zijn meerdere systemen en ze zijn er allemaal op gericht om je tegenstander zo snel moge lijk naar de grond te krijgen". Koos Henneveld heeft Terwijl de karateka's achter zijn school zich in alle mogelijke bochten wringen om de kunst van deze sport te demonstreren houdt Koos Henneveld zijn hoofd koel. Hij is weer de zakenman van vroeger geworden. zelf nooit met internationale judosuccessen aan de weg getimmerd, hij heeft er eigenlijk ook nooit op willen mikken. („Ik heb wel een kastje met prijsjes"). Na zijn opleiding aan het CIOS, zijn studio aan de Sport Hochschule in Keulen en zijn stages in' Duitsland, bouwde hij in Maassluis aan een sportschool. En met succes bracht hij de leerstoffen over op zijn pupillen. Als bekroning zag hij het vei-zorgerschap voor dc judoploeg dat hij in 1965 op zich nam. Hij was helemaal verguld, toen hij in 1969 werd aangesteld als coach van het nationale team, dat naar Mexico ging voor de wereldkampioenschappen. Het gaf hem de gelegenheid om te werken aan een ploeg voor de Olympische Spelen van München. „Ik wilde een totale ploeg opbouwen, dus ook aan de lichtere klasse, waarin we nooit zover komen, veel aandacht besteden". Het is er niet van gekomen. Henneveld is uitgeran geerd en dat heeft hij zich toch ergens wel aangetrok ken „Ik heb dit jaar voor het eersl de Europese judokampioenschappen niet bijgewoond", zegt de 36- jarige inwoner van Maassluis. „Negen maal was ik erbij, ook toen ik nog niets met de bond te maken had, toen ging ik zuiver uit belangstelling, maar nu ben ik ihuisgeblwen, het heeft me allemaal al genoeg geld gekost. Ik heb het er graag voor over schud. Dc wereldkampioenschappen in Meixo heb ik zelf bekos tigd. de bond had geen geld en ik moest ook mensen in mijn school zetten. Het heeft me wel wat centen gescheeld' Niettemin heeft Koos Henneveld de ver richtingen van onze plogg in Gothenburg op de voet gevolgd. „Ik neo toch wel in de zenuwen gezeten of Ruska het zou halen of niet", en peinzend en hoofd schuddend vervolgt hij, „maar een stijgende lijn heb ik niet kunnen ontdekken". Koos Henneveld heeft geen tijd meer, veelbelovende judoka's en karateka's staan in zijn sportschool in Maassluis op hem te wachten. BART HOOGDUIN Een vijfdaagse werkweek is voor jockeys iets waaraan ze zelfs helemaal niet denken; het aantal werkuren overschrijdt royaal het gebruikelijke maximum; de zorg om op het vereiste gewicht te blijven, kan uitgroeien tot een continu-kwelling; de mogelijk- 5-448j heden om hun sport en beroep te bedrijven zijn gelimiteerd tot iebea een e"kele baan in Nederland, j, tei En toch is dat alles niet de reden 3at8i( dat het contingent jockeys uit niet meer dan dertien, leerlingen meegerekend, bestaat. De voor- waarden, waaraan per se moet worden voldaan om tot het exclu- sieve gilde van de beroepsjockeys te kunnen doordringen, blijken tenv- voor de meeste „sollicitanten" ooi, njet verwezenlijken. ïrattt Fors uit de kluiten gewassen da; joagelieden kunnen hun ambities al zat? meteen opbergen. Wie aanleg heeft tot „vetaanzetting" zal de strijd tegen het gewicht snel opgeven, of hij moet bereid zijn een Spartaanse levenswijze te volgen. Aanleg en liefde voor het vak zijn voorts onontbeerlijk. Wie aan al deze eisen kan voldoen, mag eens rustig gaan nadenken of hij de werkuren, de zorgen en de niet geringe arbeid er op de koop toe bij wil nemen, j Miert Wetemans. is er een van de dertien, die met succes tot het kleine. Mie van jockeys is doorgedrongen. Hü kjn zijn mannelijke collega's op de i vingen van zijn twee handen (bijna)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 17