Karei van het Reve Amsterdam verheft krul tot monument SCHRIJVER VANUIT EEN NIEMANDSLAND ANTI-COMMUNIST UIT COMMUNISTISCH MILIEU ER IS VEEL VERBORGEN LEED IN DE HOOFDSTAD ,Ik leef al jaren bijna uitsluitend op brood met pindakaas", schrijft Karei van het Reve in „Marius wil niet in Joego-Slavië wonen". Is dat zo? „Ha ha ha ha", lacht hij in de werkkamer in zijn huis aan de Amsterdamse Amstel. Als ik dat geschreven heb, zal het wel zo zijn hè?" Die lach is het meest typerende aan het uiterlijk van de slavist-publicist. Hij begint als een wat spottend monkelende glimlach om zijn lippen, die meteen enkele mijlen afstand schept tussen vraag en antwoord. Daarna schiet zijn lach zijn keelgat in en wordt een onbewogen schuddebuiken, dat in lettergrepen naarbuiten komt. Z'n lach werkt aanstekelijk en herinnert in niets aan de schrijver, die behalve vol ironie en cynisme af en toe ook met een behoorlijke dosis venijn uit zijn boeken te voorschijn komt. Nee, professor Karei van het Reve is in het gesprek een zeer makkelijk mens, geen prater, die losbarst in meningen en tirades, maar alles om zich heen best geamuseerd lijkt te bekijken. Hij is inmiddels zesmaal in Rusland geweest. Is het voor iemand die de mankementen van het Sovjetbestuur uit en te na neerlegt in zijn publikaties niet moeilijk toch steeds weer terug te keren naar dat land? Zulke dingen mogen voor een vakman natuurlijk niet gelden. Het zou toch ook te gek zijn, als een student in de Spaanse taal niet meer naar Spanje gaat?" Maar blijft het voor hem toch mogelijk weer toegelaten te worden tot Rusland, ondanks zijn ook bij de Russen vast niet onbekende werk? ,.Dat moet je aan de Andries Bickerweg in Den Haag, bij de Russische ambassade vragen. Ha, ha, ha Toch blijft er een merkwaardige haat-liefde verhouding te onderkennen in zijn werk. Van het Reve: ,,Ja maar dat is eigenlijk dezelfde haat-liefdeverhouding die je tot je eigen land hebt. Ik ga naar Rusland, omdat het mijn werk is en omdat ik er goede vrienden heb. Ik ga niet omdat ik, zoals sommige mensen, die er met vakantie gaan. dweep met samowars of borsjt beslist veel lekkerder vind dan erwtensoep. Ik geef toe, als ik in Rusland overal kon rondlopen, zou ik er vaak met vakantie gaan, maar dat is nu eenmaal niet zo. Met Polen ligt dat bijvoor beeld anders. Daar ben je als je gaat kamperen bij wijze van spreken vrijer dan in Nederland. Je zet er je tent makkelijker-ergens heer dan in België". Geen w.c.-papier Toch zijn er publicisten, die beweren dat het Sovjetcommunisme Rusland in verhouding meer heeft gebracht dan het gehad zou hebben onder het regime van vóór 1917. Rusland staat nu op de zeventiende plaats onder de wel vaartslanden. „O Ja? KJjk, ik ben geen zijn een hoop bconomen die zeggen dat Rus land. als de lijn van vóór 1917 doorgetrokken zou kunnen worden, op hetzelfde welvaartspeil gestaan had als onder het communisme nu. Natuurlijk is dat allemaal erg hypothetisch. Het enige wat ik kan zeggen is dat het ine dan toch altijd weer verbaast dat ik in Mos kou geen w.c.-papier kan krijgen. Dat in zo'n enorm industrieel land, als Rusland is, een produkt zo zelden bij het publiek komt. Ik vermoed dat er een groot gat ergens in Siberië is waar ze alles instorten. Het enige wat je in Moskou altyd kunt krijgen zjjn fototoestellen en (na enig nadenken) horloges". Loopt hij niet het gevaar, dat zijn vaak getrokken vergelijking tussen de Sovjet- en de kapitalistische wereld, die dan in het voor deel van de laatste uitvalt, onze maatschappij op een te hoog voetstuk plaatst? Van het Reve: Alles is betrekkelijk, maar als we vergelijken leven we hier toch in een soort paradijs. Als je iemand uit Moskou vertelt dat we hier ge middeld minstens één kamer per persoon hebben, is dat voor hem ongelooflijk. Maar dat betekent niet dat we hier maar meteen de woningbouw moeten stopzetten. Natuurlijk is het schandalig, dat jonge mensen die trouwen geen huis kunnen krijgen". Kunstpolitiek Schrijver Karei van het Reve wordt nogal eens verweten, dat hij bij zijn publicistische arbeid niet erg wetenschappelijk te werk gaat, via halve waarheden figuren en dingen in een bepaalde hoek stopt. Stelt hij zich als schrijver op een ander uitgangspunt dan als weten schapsmens? „Als iets goed leesbaar is, hoeft dat niet te betekenen dat het niet wetenschappelijk is. net zo min als iets wetenschappelijks vervelend hoeft te zijn. Maar (Van het Reve begint aan zijn smakelijke lach) ha, ha.... ik vind het leuk om als mensen iets geloven daartegen in te gaan". Daarin lijkt Karei van het Reve dan op zijn broer Gerard Kornelis. .,en fa milie" Gerardje genoemd, die duidelijk een zelfde instelling heeft, die hem eens „leve het kapitalisme" deed uitroepen. Wanneer heeft het geloof van de kameraden eigenlijk bij hem opgehouden te bestaan? „Tja, wanneer was dat....? Ach, dat is nauwelijks meer na te; gaan. Zoiets gaat geleidelijk, ik denk dat het zo tijdens en na de oorlog is geweest'. Het is een publiekelijk bekend feit, dat Van het Reve Partij van de Arbeidstemmer was. Is dat nog zo geweest bij de laatste ver kiezingen? ,,Ha, ha, ha.... ik heb inderdaad weer P-v.d-A. gestemd". Meer van harte dan daarvoor? „Je bedoelt vanwege het schaduw kabinet? Ja, nou ik weet het eigenlijk niet". En de junior in het geslacht Drees? „Lijkt me een heel verstandig man. Maar een kaartje voor een concert*kost in werkelijkheid twee- Dr. Karei van het Reve (19 mei 50 jaar) honderd gulden. Het meeste.-daarvan wordt betaal'd door mensen-die niét naar dat concert gaan. Dat is natuurlijk zo. Maar moet daarom de subsidie van het Concertgebouworkest worden ingetrokken en de toegangsprijs op tweehonderd gulden gezet worden? Ik vind dat junior erg veel goede ideeën heeft. Maar als Drees jr. zegt, dat een kaartje voor een concert in werkelijkheid tweehonderd gulden kost, moet dat natuurlijk niet betekenen, dat je om die muziek te horen dat bedrag maar moet neertellen. Zo scherp zal-ie het trouwens wel niet stellen". Karei van het Reve heeft al eens het subsidiebeleid aangevallen op de veiv dienstenbasis waarop schrijvers al dan niet uit de grote rijkspot op bijvoedering mochten rekenen. Ter illustratie het navolgende voor beeld uit Van het Reves' artikel „Het ver weesde boekenbal". „De commissie komt bij Garmt Stuiveling. Hoeveel tijd kun jij aan scheppend werk wijden, vraagt de commissie. Ongeveer vijftig dagen per jaar. antwoordt Garmt. Dat is te weinig, zegt de commissie. Het is het streven van de overheid om deze noodtoestand op te Prof. dr. Karei van het Reve, hoogleraar aan de Leidse universiteit voor Slavische letterkunde is een opmerkelijk mens. Opgegroeid in een communistisch milieu vader is Gerard Vanter (pseudoniem gebaseerd op de achternaam Van het Reve) van de voormannen uit de vooroorlogse communistische beweging heeft hij zich volkomen van de theorie van Marx en de praktijk van Lenin afgekeerd en geluigt daar als publicist veelvuldig van. Door de zeer linkse rakkers wordt Van het Reve dan ook afgeschilderd als „commnnistenhater". Behalve zijn meest diepgaande bock over het Russisch commu nisme „Het geloof der kameraden", publiceerde hij bij de Amsterdamse uitgever Geert van Oorschot „Marius wil niet in Joego-Slavië wonen" en „Met twee potten pindakaas naar Moskou", bijeengegaarde polemieken, essays en kritische kanttekeningen door heui gepubliceerd in bladen als Hollands Maandblad. Haagse Post cn Het Parool, voor welke krant hü een correspondentschap in Moskou vervulde. Beide laatste boeken worden goed verkocht en zijn inmiddels binnen een half jaar in tweede druk verschenen. Van het Reve vertaalde Russische romans cn is oprichter van de Alexander Herzenstichting, zich ten doel stelt geschriften die niet in Rusland worden uitgegeven in de oorspronke lijke taal in het westen te laten verschijnen. Hij is een broer van G. Woensdag wordt hij 50 jaar. het Reve, heffen. Wij willen dat jij al jouw tijd aan de kunst geeft. Wat verdien je aan de literatuur en wat verdien je daarnaast? Eerlijk zeggen. Mijn dichtbundels, zegt Garmt dan, leveren mij 17,50 per jaar op en mijn leerstoel 25-000 bruto. Tja, kijk eens, zegt dan Fred Kossmann. Jij hebt, merken wij, geen krimp. Jou geven we niks, dat begrijp je zeker wel". Einde citaat. „Kijk", zegt Karei van het Reve, „dat citaat gaat nog verder. Garmt protesteert. Hij heeft net zoveel recht als een ander om zich geheel aan de literatuur te wijden. Dus krijgt hij een toelage van 25.000 gulden en hoeft geen professor meer te zijn. Maar hij wil een zeewaardig jacht kopen en daarom gaat hij schnabbelen in plaats van dichten en dan zijn we weer even ver". Maar in een inter view met het Algemeen Dagblad zegt J. J. Klant van het Fonds voor Letteren dat er nog wel degelijk zo'n grens bestaat waarboven geen stipendia meer uitgekeerd worden. „O, nou dat zou je dan verder aan Klant moeten vragen. Ik ben geen deskundige. Ik heb het alleen over de moeilijkheden als je iemand door subsidie in de gelegenheid wil stellen zich geheel aan de literatuur te wijden". Kleine raketjes We gaan verder over de door Karei van het Reve opgerichte Alexander Herzenstichting. Hoe werkt die precies? „Ons doel is boeken uit te geven die om politieke redenen niet in Rusland voor publikatie worden geaccepteerd. Het kan zuiver literair of politiek zijn wat we uit Rusland krijgen. Wij zijn geen politieke organisatie. We zijn geen club die bijvoor beeld hier het werk van Russische emigranten gaat uitgeven. We leggen voor de manuscripten die we krijgen natuurlijk wel bepaalde maat staven aan, Wanneer een schrijver ons een roman stuurt, die zo slecht is dat hij in Rusland geweigerd is, is de kans dat wij hem nemen natuurlijk erg klein. De door ons ge kozen werken worden in het Russisch uit gegeven. Daarnaast proberen we-ook te sti muleren dat ze in diverse landen in vertaling gepubliceerd worden. Dat doen we niet' zelf. De Russische boeken verkopen wij aan een groothandelaar. Dus niemand kan mij bellen om een boek te bestellen. Dit (hij wijst om zich heen) is de héle Alexander Herzenstichting". de Alexander Herzen „Her- zen was zo iemand. Hij is midden vorige eeuw uit Rusland geëmigreerd en heeft via de ban kier Rothschild zijn kapitaal en dat was heel wal uit Rusland laten overkomen. Toen heeft hij de Eerste Vrjje Russische pers opgericht en het tijdschrift „Kolokol" (De Klok) uitgegeven. Hij zorgde ervoor dat Rus sen in hnn eigen taal konden publiceren zon der last te hebben van censuur". Is dat niet een.wat bizarre bijkomstigheid, dat een stich ting die vaak anti-marxistische literatuur geeft, de naam draagt van een utopisch so<%r list, die zich tegen het tsaristische Ruslai keerde? „Herzen was voorstander van perils vrijheid, vandaar de naam. Maar Herzen n inderdaad een in Rusland volkomen aanvaar Ja en gewaardeerde figuur". us Professor Van het Reve staat op om een ze! >e zaam exemplaar te laten zien van een do oi Herzen uitgegeven bronzen penning plus e rr facsimile-uitgave van diens tijdschrift m Klok". „Kijk, het lijkt een beetje op 1 r Hollands Maandblad". Toch blijft het frappr in dat al die protesterende Russen met gev; e van hun leven pamfletten blijven verspreid en in het buitenland boeken blijven uitgevirti terwijl ze zich van het gevaar bewust zi r Van het Reve: „Je krijgt zo'n manuscript, een brief die zegt dat het aan jou gericht en dat jij het met hun uitdrukkelijke t t stemming mag uitgeven. Je moet bedenk die oppositieschrijvers stellen zich op t ci legaal standpunt. Er is geen wet die hun v of biedt manuscripten naar het buitenland ed sturen. Juist de overheid schendt de wet d( Iti ze daarvoor te arresteren". ia Hoe komen die manuscripten nu hier? „liai ha, haIk denk dat ze die afschieten. Mn kleine raketjes". ei fd Gluiperig m Inmiddels is de fotograaf gearriveerd voor el 1 plaat van de hooggeleerde Van het Reve. Qa; amuseerd gaat deze achteruit op zijn stel zitten, een door zijn schoonvader in 1940 timmerde navolging van Rietveld, eerder dlai hem als „niet zo makkelijk om te zitten" a g schreven. „Ik ben ook nog persfotograaf «ie weest. Ik heb althans enkele amateurkiekjv van Russische dissidenten gemaakt, die ï^e steeds verkocht worden aan allerlei bla|m over de wereld. De baten vloeien nog ste< de kas van de Herzenstichting". Als hij zijn laatste halfzware shagje drs g vraagt Van het Reve wel het vetorecht op interview. Dat wil zeggen op de tekst, die ,sc erin uitspreekt. „Daarbuiten mag je natuu alles zeggen. Je kan rustig schrijven: hij er gluiperig uit, ha, ha, haOf alleen r de domme dingen aanhalen die ik gezegd Maar wat ik zeg, daar moet ik wel ac staan. Ik word liever aangevallen op dftiTgen die ik zeg, dan op de dingen die ik gezegd heb". We proberen téiislotte tot eelt karakterisei^' van de figuur van Karël van het Reve1 S komen. Hijzelf weet het niet zo. Al eerde;17? het interview wilde hij geen duidelijke F maken tussen zijn slavistiek en zijn schrijvl werk. Als ik suggereer, dat hij vanuit [n; niemandsland schrijft, zegt hij: „Nou, da£r AMSTERDAM „Pecunia non olet" geld stinkt niet zei keizer Vespasianus die van 69 tot 79 na Christus het Romeinse rijk bestierde, en hü begon belasting te heffen op privaten en urinoirs. Amsterdam deelt hartgrondig zijn doorluchtige mening in dier voege dat het binnenkort klinkende munt zal gaan slaan uit 's mensen meest elementaire behoefte. Het principe is even simpel als dat van de stofwisseling zelve cn komt hierop neer. Er zullen in de hoofdstad een aantal reclamezui len verrijzen waarbinnen pias accommodatie bestaat. Want hoe is dat? De behoefte aan het kwjjt- raken van behoeften is het grootst dóar waar veel mensen verzameld zü'n. En bü verzamelingen van veel mensen is het dat de recla me zijn boodschappen kwb't wil. De combinatie ligt voor de hand en is dan ook niet nieuw. Omstreeks 1855 zo weet Am sterdams urinoirdeskundige bij uitstek, ir J. B. Visser van de af deling onderhoud gebouwen en gemeentewerkplaatsen, te melden verschenen in Parijs op de boulevards piasgelegenheden, ge plaatst door een maatschappij die daartoe concessie had gekregen op basis van het alleenrecht om op de ommanteling en op de midden kolom reclame te voeren. Maar voor Nederland is het uniek dat men straks achter borden die bij voorbeeld okselfrisheid aanprijzen, kan doen wat algemeen als on fris wordt beschouwd. Het besluit van het Amsterdamse gemeentebestuur heeft ondertussen historische consequenties. Ze kun nen in het kort aldus worden sa mengevat: de krul gaat eruit. De luchtige éénpersoonskrul, de volu mineuze tweemanskrul met schermschot, het betonnen type stuI terminologie ontleend aan bovengenoemde ir. J. B. Visser gaan uit het straatmeubilair ver dwijnen en dat is geen geringe AL EEUWEN LANG VINDT OVERHEID BOODSCHAP TE HEBBEN AAN DRUKKEND PROBLEEM Een van de krulvanaties: Tweepersoonskml met scherm schot", zoals het in het Amsterdamse stadsbeeld vertrouwde attribuut door de hoofdstedelijke dienst voor publieke werken wordt omschreven. zaak. „Wat de oude binnenstad betreft", aldus onze krulexpert, „vraagt het een weloverwogen be leid. De oudere krullen kunnen bouwkundig tot historische monu menten worden gerekend. Het ligl dan ook op de weg van Monumen tenzorg om te bepalen op welke plaatsen krullen, hoge kosten ten spijl, gehandhaafd moeten blij- Er is nog hoop Maar er is hoop voor de krul. In één adem vertelt ir. Visser opgelucht dat „enige instanties el ders in het land hebben gevraagd een afgedankte Amsterdamse krul te mogen hebben omdat het model de vragers dierbaar is". Het plassen in Amsterdam is door de eeuwen heen een zaak geweest waaraan de overheid vond een boodschap te hebben in zoverre is er niets nieuws. De oudst be kende bemoeienis van het ge meentebestuur met de bezigheid die door de kabouters in de Efte- ling via een simpel duimgebaar wordt afgedaan, dateert van 17 september 1481. Het betreft een keur die betrekking heeft op het in goede staat houden van de stads wallen ki-achlens welke het onder meer verboden was „op die veste off an die muren van der stede zijn gevoeg dair an of dair op te doen". Op 12 december 1557 vervolgens gingen de vroede vaderen er eens gemakkelijk voor zitten en scheid den ze het volgende proza af: „Soe 1st dat mijne Heeren vanden gerechte verbieden eenen ijege- .licken Jonck ende out, wie hij zij. hoer gevouch te doen buijten den privaten, mits toch daer toe veel gemeenen privaten, zoo anden mueren der slede als an bruggen en elders tot der stede grote costen gemaickt zijn ende dit alles op pene van XXX stuijvers". Drukkend probleem In' de eerste helft van de negen tiende eeuw kwamen er nieuwe oplossingen vóór het kennelijk drukkende probleem. Blijkens brieven in het Amsterdamse ge meentearchief vroegen particulie ren in die tijd aan burgemeester en wethouders toestemming om aan de wallekanten en legen bruggen voor eigen rekening uri: noirbakken te mogen plaatsen en onderhouden. De aanvragen wa len meestal afkomstig van be heerders van pakhuizen of werk plaatsen. Het spaarde ruimte bin nen en hield stank buiten. Een heel nieuwe wending nam de kwestie tegen het midden van de negentiende eeuw. Krachtens raadsbesluit van 4 augustus 1847 werd aan dr. S. Sarphati, de la tere hoofddirecteur van de Maat- .chappij ter Bevordering van Land- ontginning, concessie verleend tot het ophalen van vuilnis aan wo ningen, schepen, havens en dok ken. Daarin was ook het recht begrepen „tot het plaatsen van secreten en urinoirs in zodanigen getallen en zodanig ingericht als np de daartoe successievelijk te doene aanvraag nuttig of nodig zou worden bevonden". Het was de bedoeling om aan meststof te komen. Sarphati heeft er we citeren de verrukkelijke taal van ir. Visser heel veel aan ten koste gelegd om de secreten en urinebakken voor beide belang hebbende partijen technisch zo bruikbaar mogelijk te doen zijn. Maar de inrichtingen waren her haaldelijk aan vernielingen ten prooi; met stenen werden schar nieren en sluitingen kapot ge maakt en afvoeren verstopt. Tel kens weer moest de politie on derdelen van de secreten uit de gracht vissen. Kortom: het bleef sukkelen. In 1853 zien we een verhitte schrif telijke discussie ontstaan over de noodzaak tot het verwijderen van een urinoir tegen het Waaggebouw op de Botermarkt (het huidige Rembrandtsplein). Naar de mening van de directeur van stadswatei- werken gaf „het systeem van publieke urineplaatsen en priva ten" aanleiding tot stank, onzin delijkheid en zedeloosheid. Fat soenlijk publiek maakte er zelden gebruik van en de rest van de bevolking bezigde bij voorkeur de buitenkant. Maar het gemeentebestuur bleef onverdroten doorgaan. Op 24 mei 869 had de aanbesteding plaats van het maken en stellen van 102 stuks openbare urinoirs vol gens vijf modellen. Ze bleken niet le voldoen. In 1877 althans werd ten aanzien van het plaatsen van urinoirs op het Weesperplein voor gesteld af te wijken van het systeem omdat „daarin al te veel verrichtingen plaats hadden die daarin niet behoorden". Er volgde een studiereis van de betrokken autoriteiten naar Keulen, Berlijn, Brussel en Antwerpen om te kijken hoe ze het daar deden. Het resultaat was onder meer een dusdanige wijziging dat er licht in de waterplaats kon vallen en men van buitenaf kon zien of er zich personen in bevonden, „zulks naar type urinoir, zoals dit gecombineerd met binnenkort in Amsterdam te zien zal zijn. aanleiding van de aldaar gepleeg de tegennatuurlijke ontucht". In 1880 tenslotte deden de tegen woordig nog bestaande enkele en dubbele krullen hun intrede. „Ze hadden aan de bovenrand een krakelingversiering die nu niet meer voorkomt", meldt ir. Visser verdrietig. Wij citeren hem ver der: „In 1916 kwam er naar een ontwerp van architect Van der Mey ook de ontwerper van het type ijzeren urinoir in gebruik Scheepvaarthuis een nieuw Het wordt nog als 't Van der Mey- type aangeduid. Het is als het ware een gestileerde dubbele krul met een half-cilindrisch dak. Ook daarvan zijn er vele geplaatst. Het zijne is in omvang echter veel volumineuzer dan de luchtige krullen." En nu dus het allernieuwste snuf je: de reclamezuil met pias accommodatie. In de jongste stads uitbreiding zullen er twee komen op elke vijfduizend woningen. De situering in de oude stad geschiedt gevoelsmatig, wat dat ook moge oetekenen. Maar 'waarom? Waar om dag met het handje tegen de oude krul? Het woord is aan ir Visser. „De bestaande urinoirtypen lenen zich niet voor vernieuwing. De typen met de stalen mantel de Van der Mey kunnen nog Discussie in 185 „Fatsoenlijk publiek maakt er zelden gebruik van en de rest van de bevolking bezigt bij voorkeur buitenkant" de' enkele en de dubbele kr wel worden gemaakt doch de 2 ten van aanmaak zowel aL< onderhoud zijn onevenredig co Het na-oorlogse betonnen er heeft in de praktijk niet goe< e" daan. Het is In onderdelen ba tisch niet vervangbaar. De T urine het sterkst aang [v plaatsen bepalen de leven ia van het totaal. Vergeleken m van oude typen is deze te 'm Naast deze moeilijkheden i 'o probleem gerezen dat het pi" i het duidelijk opvallende u al niet verdraagt. In verband v mee is de gedachte gerezen c re zijn storende karakter te en nemen door het als het wal di verstoppen in een reclamezi te ve Dolle Mina: dure wens n Moraal van dit verhaal: er i Tle verborgen leed in Amsti maar het gemeentebestuur pal. Over de vraag ondertuss 'ik de Dolle Mina's op de lippt llP branden waarom breekt S zich alleen het hoofd accommodatie voor mu kunnen we kort zijn. Elk d bezoek aan een openbaar kost de gemeente aan bei' >a< onderhoud drie gulden, l'lfl Visser voor. Anders geze$Pf zijn goed, maar niet gek. pret sno

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 6