Mens gaat morgen van dichtbij „bekijken' ZATERDAG 8 MEI 1971 Op de Amerikaanse lanceer basis Cape Kennedy worden op het ogenblik twee raket ten van het type Atlas-Cen taur in gereedheid gebracht voor een lancering op res pectievelijk morgenochtend vroeg en op 19 mei. Beide projectielen dragen in de neus een onbemande robotverkenner van type Mariner, die ze na vertrek van de aarde op een traject in de richting van de planeet Mars moeten Het gaat hier om de Mariner-8 en -9, twee 975 kilogram zware ruimtecapsules, die zijn uitgerust met een scala meetapparatuur, alsmede tele visiecamera's. Hoewel de naamgeving een zekere aan duiding is dat beide satellieten opvolgers zijn van eerder naar de planeten Mars en Venus gelanceerde Mariners, zal hun taak ditmaal veel omvangrij ker zijn dan we tot nu toe gewend waren van interplane taire ruimteschepen van de Verenigde Staten. Zo waren alle vorige Mariners slechts bestemd de te onderzoeken planeet op een zekere afstand voorbij te vliegen en tijdens deze passage allerlei weten schappelijke gegevens te ver zamelen en door te seinen naar de grondstations op aar de. Op die manier passeerde de Mariner-2 in 1962 de pla neet Venus, in 1965 vloog de Mariner-4 langs Mars, in 1967 was Venus weer aan de beurt via de Mariner-5 en in augus tus 1969 vlogen de Mariner-6 en -7 op nog geen 3.400 kilo meter langs Mars. Deze laatste vlucht was wetenschappelijk gezien de meest waardevolle, mede dank zij een grote serie vrij detailrijke televisiefoto's, die de beide robots naar de aarde seinden. Men kwam daarbij overigens wel voor verrassingen te staan. Uit het fotografische materiaal bleek namelijk duidelijk dat Mars niet, zoals min of meer werd verwacht, een enigszins op de aarde gelijkende planeet Integendeel. De „rode planeet", zoals Mars ook wel wordt ge noemd, blijkt bezaaid te zijn met kraters in alle vormen en afmetingen, hier en daar afge wisseld door uitgestrekte vlak ten, vermoedelijk stofwoestij- nen. Bedenkt men daarbij nog dat de atmosferische druk aan het oppervlak slechts een hon derdste van de druk aan het aardoppervlak is, dan is het duidelijk dat de „rode planeet" eerder op de maan gelijkt dan op onze eigen verblijfplaats in het heelal. Met het soort passagcvluch- ten, zoals hierboven al werd genoemd, was men zeker wat betreft het onderzoek van Mars. aan het einde van de mogelijkheden gekomen. Hoe wel zowel de Mariner-4 als de nummers 6 en 7 een grote schat aan nieuwe gegevens omtrent de planeet verschaf ten, waren hun mogelijkheden slechts beperkt. Men kon de satellieten slechts enkele uren gebruiken voor het planetaire onderzoek, namelijk in de pe riode vlak vóór, tijdens en kort na de passage, terwijl het gefotografeerde gebied in alle drie de gevallen slechts een klein gedeelte van het totale planeetoppervlak besloeg. Vandaar dat men het nu met de te lanceren Mariner-8 en -9 anders gaat aanpakken. Bei de satellieten zijn. uitgerust met een wat sterkere boordra- ket dan hun voorgangers en hebben maar liefst 430 kilo gram, ofwel 44 procent van het totale gewicht, aan brand stof aan boord. Dat moet het mogelijk maken de twee Ma- 191 dagen respectievelijk op 14 en 24 november van dit jaar in een baan om Mars te bren gen. alwaar ze tenminste 9( dagen lang het planeetopper vlak en de bijzonder ijlt dampkring zullen obsefverer en fotograferen. De Marlner-8 ,zal daarbij gebruikt worden voor een meer algemeen derzoek, terwijl de Mariner-9 tot taak zal hebben specifieke gebieden op Mars wat n; keuriger te observeren. D toe behoren de uitgestrekte vlakten waarvan sommige tij dens de seizoenwisselingen op de planeet enigszins van kleur of teint lijken te veranderen. Men wil nu trachten uit te vinden of deze kleurverande ring mogelijk een gevolg is van organisch leven, waa: men het bestaan op Mars nog steeds vermoedt. De „rode planeet" is trouwens door de hele geschiedenis heen altijd gezien als een mogelijke drager van bepaalde levens vormen. Er is zelfs een perio de geweest dat men de aan wezigheid van met intelligen tie begiftigde wezens niet ge heel uitsloot. Dit laatste was mede een gevolg van de ont dekking van de zogenaamde kanalen, of eigenlijk beter „canali", zoals hun ontdekker, de Italiaanse astronoom Schia- parelli, ze in 1877 noemde. Het gaat hierbij om een wat on duidelijk lijnenpatroon op Mars. dat soms wel, soms niet over reeds de wildste verhalen de ronde hebben gedaan. Maar noch op de foto's die de Mari ner-4 in 1965 van dichtbij nam, noch op die van de Ma- riner-6 en -7 heeft men dit soort lijnen of kanalen kunnen ontdekken. Diezelfde foto's, we slipten dat reeds aan, zorgden wel voor een zeker schokeffect door het maanachtige landschap dat ze toonden en vooral dit heeft ertoe geleid dat men steeds minder in de aanwezigheid van enige levensvorm op Mars is gaan geloven. Pas recent ontstond er weer enige hoop, toen drie Amerika biologen in een laboratorium ruimte de Marsatmosfeer nabootsten en de zich in dit luchtmengsel bevindende grond, alsmede enkele mon sters verpulverd glas, bombar deerden met ultraviolette stra ling. Na enige tijd vormden zich in de grond en het glas chemische verbindingen hetzelfde type als die waa wordt aangenomen dat z< aarde eens de bouwstenen ren van de eiwitmoleculen, die op hun beurt weer het ma aal vormen voor de levende cellen. Het valt overigens niet aa nemen dat de twee Mariners .het wel of niet aanwezig zijn van levensvormen zullen kun nen aantonen. In hun omloop- banen zullen ze Mars namelijk niet dichter naderen dan t 850 kilometer. En zelfs een hoogte van 200 kilometer is het al niet eens meer moge lijk te zien of de aarde wel of niet bewoond is, tenzij afgaat op wel zichtbare grote steden, boeggolven van sche pen op zee e.d., maar die zul len zeker niet op Mars worden aangetroffen. Het antwoord op de vraag of Mars wel of geen leven herbergt zal pas defini tief gegeven kunnen worden in 1976, wanneer twee Ameri kanen een zachte landing op het Marsoppervlak moeten uit voeren. Waar die landingen precies zullen plaatsvinden zal echter alleen kunnen worden bepaald nadat men de te ver wachten detailfoto's van de Mariner-8 en -9 nauwkeurig heeft bestudeerd. Niet alleen wil men namelijk de zeker heid hebben dat de Vikings veilig zullen landen en bij voorbeeld niet tegen een kra- terwand te pletter slaan, ter wijl de geleerden ze voorts naar gebieden willen sturen die voor het wetenschappelijk onderzoek het meest aantrek kelijk zijn. Vandaar dat het van zo vitaal belang is dat de missie van de twee nu te lan ceren Mariners slaagt. Wat de beide ruimteschepen allemaal zullen gaan doen is een punt waarop we nu liever nog niet ingaan. Voorlopig hebben ze nog een lange reis voor de boeg, zodat het beter is tot november te wachten alvorens wat dieper in te gaan op de „rode planeet" en de twee sa tellieten die hem gaan onder zoeken. Geschikte periode Wel is het nuttig in het kort aan te geven waarom de twee Mariners nu, in mei, en niet bijvoorbeeld over een maand, of over een half jaar gelan ceerd worden. De oorzaak daar van is de volgende. Eenmaal in de ongeveer 25 27 maanden staan, ook in deze volgorde, de zon, de aarde en Mars op 1 lijn. De afstand van de aarde tot Mars is dan minimaal en va rieert over een cyclus van on geveer 15 jaar tussen de 55 en 101 miljoen kilometer. Door nu vlak voordat de drie he mellichamen op één lijn staan een satelliet naar Mars te lan ceren, zal deze kort na, wat men de oppositie noemt, bij de „rode planeet" arriveren. De reisduur is dan vergeleken met andere perioden kort, ter wijl ook het vereiste lanceer- vermogen minimaal is. Zo zul len de zon, de aarde en Mars op 10 augustus a.s. weer op één lijn staan en bevinden de aarde en Mars zich in opposi tie. En dit stelt de Amerika nen in staat de ter be schikking staande raketten in de periode van 5 mei tot 3 juni naar Mars te lanceren. Zou men deze lanceerkans echter voorbij laten gaan, dan zal gewacht moeten worden tot juli 1973. wanneer de vol gende geschikte periode om Mars onder vuur te nemen aanbreekt. GERARD J. PLUKKEL Het oppervlak van Mars heeft ln de bioscoop „City Hall Theatre", een van de vijf cinema's van Addis Abe ba. liep medio maart de Ethiopische première van de verstokte rolprent „Muiterij op de Bounty" met Marlon Brando in de hoofdrol. De stad, orde loos vastgeplakt op de flanken van het Entoto- gebergte naast de magni fieke Rift Valley, die heel Ethiopië in twee helften snijdt, beleefde koele da gen met temperaturen rond 17 graden: men ver heugde zich 's avonds in de verlate komst van de kleine regens, voorlopers van het natte jaargetijde, waarin 90% van het gi gantische land over de weg niet bereikbaar is. In het „Lazarist House", ons logeeradres, een samen- voegsel van woongelegen- heidjes uit leem en koeiemest juist buiten het centrum, hoorde je na het invallen van de duis ternis de eerste hyena's langs komen. Akelig ge huil. dat alle nachten aanhield, versterkt door het waarschuwend geblaf van de 100.000 honden, die Addis Abeba rijk is. het menselijk leven uit de straten erdwenen is, komen horden hyena's it de nabije bergen afzakken, op zoek ir kadavers en ander voedsel, dat aasgieren (ze hangen constant met lizenden aan de hemel) hebben chtergelaten. „Hyena's en aasgieren jn de vuilnisophaaldienst van Addis", eeft magazine Time/Life ooit beweerd. editie, waarin deze („blamerende") nsnede stond, werd niet in Ethiopië «gelaten! Maar wie eenmaal 's nachts het hartverscheurend geloei niet eeft kunnen slapen, weet dat het Addis Abeba („De Nieuwe loem"), dat zo verwoed probeert de sie van een metropool te wekken, bij nacht gevaarlijk. Niet alleen Bnwege de roofdieren. In de donkere ren floreert de misdaad. Overvallen diefstal. Prostitutie. Van de lensen. die zich in de klinieken laten ehandelen, heeft meer dan vijftig rocent geslachtsziekte. Ook kinderen !zels en vrouwen 'oor het Ethiopië van 1971 (of 1963 'olgens de eigen kalender, die het jaar erdeelt in dertien maanden; vandaar fraaie toeristenslogan: „Thirteen lonths of sunshine!") is hoofdstad iddis Abeba afgezien van de losse ^pressies hierboven absoluut geen Iraadmeter. De hoge stad (2750 meter boven de zeespiegel) is een mengelmoes van hypermoderne, frapperende nieuw bouw (met paradepaardjes als banken, departementen, hotels)*, die enorm ge pousseerd wordt, en ronduit smerige, ontmoedigende verkrotting. Er wonen zeshonderdduizend mensen, waarvan meer dan tachtig procent buiten het sjieke citygedeelte in onafzienbare wijken van leemhutten woont, ver scholen. tussen de eucalyplusbossen- Rommelmarkten, straathoeken, waar het wemelt van klusjesmannen (met 'hamer, nijptang, ijzerzaag aan hun voeten), die hun diensten te koop aan bieden. Weinig autoverkeer, opvallend veel zinloze rotondes prestige objecten,afgekeken van het Westen", zegt men), veel plompe vervoersbussen. die soms dagen onderweg zijn naar het binnenland. De enorme Mercato (markt): continu, krioelend centrum van handel en diefstal. In de kranten: dagelijks advertenties, die wacht- personeel uitlenen. Elk behoorlijk huis heeft 's nachts een „guard" in dienst, voor vijftig gulden per maand heb je een vakman! Een aanzienlijk deel van de bevolking verdient zijn brood met de verkoop van eucalyptushout, dat de hele dag door op de ruggen van ezels en vrouwen (duizenden ezels, duizen den vrouwen) uit de bergen wordt ge haald. Zo'n vrachtje kost drie gulden, men kan er een paar dagen van stoken- In het glinsterende architectonisch bij zonder geslaagde stadhuis van Addis zit ook het Ethiopisch televisiecentrum met een zendbereik van tachtig kilo meter om de hoofdstad. Eén kanaal, hoofdschotel is 's avonds om acht uur het nieuws (uitsluitend leesberichten. bij hoge uitzondering wel eens ge filmde beelden van een of andere kei zerlijke activiteit). Kijkgeld kent men niet. Bij aankoop van een t.v.-toestel moet vijfenzeventig gulden extra als ..omroepbijdrage" worden betaald, eenmalig. En na het nieuws altijd één en dezelfde reclamespot: „Ambi, de schoonheidscrème voor een blankere huid!" Ethiopië wil geen stuk van zwart Afrika zijn. Vandaar. Addis Abeba werd tachtig jaar geleden gesticht door keizer Menelik II, de oom van Haile Selassie- De laatste tien jaar heeft het zich koortsachtig ontwikkeld, maar er zullen heel wat decennia over heen gaan. voordat men (ook naar Afrikaanse begrippen) van een werke lijke wereldstad, een centrum voor het continent Afrika, kan spreken- Er staan al een aantal peperdure flats, 350 gulden -huur per maand. Zij bieden geen oplossingen in een land, waar dc gemiddelde man nog geen 200 gulden in een heel jaar verdient. Donderdag 18 maart werd bekendgemaakt, dat nu een eerste project van sociale woning bouw in de hoofdstad uitgevoerd gaal worden, een initiatief van het Ameri kaanse bureau voor Internationale Ontwikkeling (USAID), dat voor zulk* projecten nu twintig miljoen dolla' gaat spenderen in Ethiopië, Senegal Kenia. Ivoorkust en Tunesië. Op de zelfde dag lees je in „The Ethiopiar Herald", dat de regering samen me' het WFP (Wereldvoedselpro.gramm: van de V.N.) 1,6 miljoen dollar gaa' investeren in een omvangrijk agrarise' programma, waarbij veertienhonderd gezinnen elders uit het land worder overgeplaatst naar de vruchtbare laag vlakte van Wollamo. Het valt niet ti ontkennen: Ethiopië is in beweging Toen Haile Selassie op 6 maart in Akaki een Japanse staalfabriek opende, zei hij onder meer: „Wij staan open voor buitenlands kapitaal, wij zullen iedere buitenlandse investering met open armen ontvangen". Ethiopië, het gigantische land, kan niets alleen- En de keizer is de eerste, die daar recht voor uitkomt. Maar de moeilijkheid is. dat niemand precies weet, hoe Ethiopië ervoor staat. Men drijft op schattingen- Soms lees je. dat het land 22.5 miljoen inwoners heeft. De volgende dag zijn er vijfentwintig miljoen. Er is geen bur gerlijke stand, er is nooit een volks telling gehouden. Officieel is het an alfabetisme niet hoger dan vijftig pro cent. maar meer objectieve schattingen spreken van tachtig tot tweeënnegentig procent. Men weet. dat de Ethiopische bodem zeer rijk is aan grondstoffen. Ook uranium, ook goud. Maar aan winning wórdt nog praktisch niets ge daan. Het land sluimert nog. terend op een „bijbels" verleden. Begroting Buiten Addis Abeba (en misschien nog eën stuk of twee andere plaatsen) mist men ieder spoortje van werkelijke vooruitgang. De tijd, dat in het Kaffa- gebied de slavenhandel bloeide, is nog nauwelijks voorbij. Feodalisme bestaat volop. Langs de weg van Jimma naar Bonga heeft men onlangs nog tien duizenden hectaren koffieteelt van de boeren afgenomen, goed- en kwaad schiks. omdat de keizerlijke generaals er het oog op hadden laten vallen. Achter Dembidollo (stadje bij de Soe- -üanese grens) ligt een vlakte met Uoilfieaanplant. die tot „zeven uur gtaans in de vier - richtingen" aan de;; kroonprins toebehoort. Het.inheemse voJLk (jaarlijks inkomen plusminus honderd gulden) moet een kwart van de oogsten aan hem afstaan. Van de Ethiopische boeren heeft tachtig pro cent geen eigen grond, meer dan de heïi't van alle bedrijfjes is kleiner dan één hectare. De al in 1958 door Haile Selqssie afgekondigde landhervorming is n immer uitgevoerd, en dat alles tezannen maakt het land op alle eco nomische fronten zwak. De werk gelegenheid steekt voor negentig pro cent jl'n de landbouw, er zijn in het hele fymd niet meer dan 350 industriële bedrijnyen. Op eigen houtje kan Ethio pië gi-en omvangrijke ontwikkelings plannen realiseren. Vorig jaar bracht de natj>3 de schamele som van 600 mil joen geilden aan directe en indirecte belastingen op. Het regeringsbudget voor dij. jaar komt nauwelijks boven de acht honderd miljoen gulden uit, dat is plusntinus gelijk aan de omzet van onze D A iF-f abrieken. Wat wil men dan? Niemand -.betwijfelt, dat er méér uit te halen zoui; zijn. Als het bestuur beter functioneerde. Als er niet op enorme schaal gefraudeerd werd door lokale instanties, 5 die profiteren van de ge brekkige ccntrole vanuit Addis. Als de verbindingen beter waren. (Er is nau welijks telefoonverkeer. Ethiopië heeft zevenduizend kilometer weersbesten- dige wegen., maar die zijn slechts en kele maanden per jaar berijdbaar. Asfaltwegen." zijn een privilege voor de hoofdstad). i.Als de betrouwbaarheid van de rechtspraak groter was. Cor ruptie en steekpenningen zijn „inge bouwd" in de- ambtenarensalarissen. Ik heb iemand g-esproken, die voor één oorvijg drie paar moest procederen» omdat hij het verdomde om steek penningen te b-etalen. Tenslotte werd hij veroordeeld (elk vonnis, ook dat voor een oorvijg. wordt door Haile Selassie persoonlijk gesigneerd!) tot vijftienhonderd gulden boete. Deels zijn dat uitwassen van een nóg ster ker feodaal verleden, deels kinder ziekten in een moeizaam herstructu reringsproces. Maar men griezelt toch wel bij het aanschouwen van de lijken van een man en een vrouw, die op de Mercato aan 'n strop hangen te benge len. Gerechtelijke ophangingen komen nog zo veelvuldig voor, dat ze in de kranten niet eens worden vermeld. De toekomst van Ethiopië valt of staat met buitenlandse hulp- Haile Selassie maakt daar geen geheim van. Bij de lancering van een gigantisch econo misch ontwikkelingsplan voor de pe riode 19571977 (geraamd op achttien miljard gulden) ging hij er zonder meer vanuit, dat drieëndertig procent van dit kapitaal uit het buitenland zou moeten komen. De Verenigde Staten zijn momenteel verreweg het belang rijkste exportland, terwijl de Wereld bank en „Washington" samen plus minus tachtig procent van alle buiten landse investeringshulp tot dusver voor hun rekening hebben genomen. Ne derland neemt slechts een bescheiden plaats in, al behoort de door de H-V.A- (Handelsvereniging Amsterdam) in Wonji opgerichte suikerindustrie tot de belangrijkste industriële gangmakers van dit moment. De economische groei is er. volgens de regeringsverklaringen, op gericht het inkomen per hoofd van de bevolking in 1982 op driehonderd gulden per jaar te brengen. Het blijven echter vrij onbetrouwbare onderne- De Ethiopische economie drijft voor negentig pet. op primitieve landbouw NOTITIES UIT ADDIS ABEBA (I) mingen zolang men geen notie heeft van aspecten als werkgelegenheid en bevolkingsgroei (1,6 procent per jaar, volgens schattingen). Bovendien wordl de buitenlandse investeringslust niet onaanzienlijk afgeremd door de on zekerheid omtrent de opvolging van de keizer. Zijn „extrovert" beleid, dat Ethiopië veel goeds heeft gebracht zou wel eens gevolgd kunnen worden door een nieuwe periode van isolatio nisme, wanneer andere krachten (als resultaat van een mogelijk stammen conflict) het straks in Addis Abeba voor het zeggen krijgen. Ethiopië, dat eigenaardig stuk Afrika tegen wil en dank, heeft zich nood- Addis Abeba; tachtig pet. woont in huttende schijn bedriegt gedwongen, maar in gevaarlijke mate afhankelijk gemaakt van de buiten wereld. Misschien is die doorbraak wat al te snel gegaan, misschien heeft keizer Haile Selassie de zaak gefor ceerd. Het zal pas blijken na zijn dood, wanneer anderen zijn „erfenis" over nemen. Het volk (je merkt dat niet alleen in Addis Abeba, maar ook in de kleinere stadjes van het binnen land) is daar niet onverdeeld gelukkig mee: de „frenjis" (vreemdelingen) worden nagejouwd en uitgefloten, men ziet iedere blanke aan voor een kapi talistische Amerikaan. Het is n\et on denkbaar dat wanneer de greep van het buitenland op de Ethiopische eco nomie nóg groter wordt binnen af zienbare tijd een algemene haat jegens de buitenlanders in Ethiopië losbreekt. Met alle gevolgen van dien. Van 16 op 17 maart j.l werdde benzineprijs in Ethiopië met 8 dollarcent verhoogd, één liter gewone benzine kostte vanaf dat moment in Addis Abeba tweeënzeven tig Nederlandse centen, in 't afgelegen binnenland tussen tachtig en negentig cent (naar gelang de aanvoerafstanden). Het volk zag daarin meteen een sme rige streek van de V.S., omdat bijna niemand (bij gebrek aan ontwikkelings niveau) enig benul heeft van de wer kelijke achtergronden. Daarom bereikt ontwikkelingshulp, hoe paradoxaal dat ook klinkt, het ave rechtse effect van ontevredenheid en cnrust, zolang de Ethiopische boer meer dan een half jaarinkomen moet neertellen voor één zak kunstmest. So ciale sectoren als onderwas en medi sche zorg zullen in de toekomst een zeker zo hoge prioriteit moeten krijgen als de economie, wil men voorkomen dat Ethiopië zich zal gaan afzetten te gen zijn huidige geldschieters. Keizer Haile Selassie heeft het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt. Misschien heeft de Leeuw van Juda, uit welgemeende bekommernis met zijn onderdanen wal te hard gebruld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 9