Wereldkampioen
goochelen 1970
Hollandse tournee
RIJWIELHERSTELLER
WERD KASTEELHEER
NA DRIE MAANDEN HULDE
IN BRAZILIË EINDELIJK OP
DANKBAAR
BUITENLAND
ZEI DAT
HIJ
GOED IS
„VROEGER
DACHT JE
ER NOOIT
AAN DAT
JE NOG
EENS EEN
KASTEEL
ZOU
KUNNEN
KOPEN"
ZATERDAG 10 APRIL! 1971'
AMSTERDAM Richard Ross, de Amsterdamse wereldkam
pioen goochelen 1970, liegt er geen woord van als hij zegt, dat hij
gee« syllabe heeft begrepen van de hoopjes huldigingstoespraken,
die als watervallen in zijn oren ruisten tijdens zijn tournee van
drie maanden door Brazilië. In Rio de Janeiro, Sao Paulo en
Allegre snelden de feestredenaars hem rap tegemoet en nu pas
weer thuis bedolven onder de bewijsstukken tovert hij uit een
devote diplomatenkoffer de zilveren trofeeën in de vorm van
gebruiksartikelen te voorschijn met de vingerafdrukken er nog
op, want voor een beetje Latijns-Amerikaans is een ereteken een
monster zonder waarde als je er eerst niet even met je vingers
aan gezeten hebt.
'Wadiard Ross manipuleert met
poot formaat munten en kaar-
1 lm. Dat is zijn specialiteit.
Ao Grande Magico Richard Ross staat
overal in 'n fraai lettertype opgebeiteld
en de bosjes kranteknipsels voeren
naast zijn foto vrijwel alle de kreet:
Mandrake. Wit Richard veel, maar hij
heeft zich laten vertellen, dat dat
Wonderman betekent. Hij stuurt trou
wens al die artikelen naar een verta
ler. Hij wil onderhand wel eens weten
wat die Zuidamerikanen er tegen hem
allemaal hebben uitgegooid.
Nog andere ervaringen in dat verre,
warme land, vragen wij. „Ja", zegt
Richard, „ik had er over gelezen en er
wel eens een film van gezien, maar
het is onvoorstelbaar waar wat er
allemaal over het Carnaval van Rio
wordt beweerd. Ongelooflijk, die hip
pende heupen. Met dat de eerste sam-
banoot loskomt uit het orkest begin
nen ze daar met het middenrif te
wentelen. En ze houden het nog vier
dagen vol ook. Ik verlangde na vier
minuten al naar intense bedrust."
Richard haalt terloops een gulden uit
zijn zak, die tussen beweeglijke vin
gers aan een onzichtbare reis begint
zichtbaar alleen nu eens op de rug
van de hand, dan in de palm of onder
het horloge en tenslotte achter onze
revers blijkt te schuilen. Na Fred
Kaps vormt Ross het meest courante
goochelaarsfénomeen, dat ons vader
lands, variété te bieden heeft. Een ma
nipulator, die vorig jaar met stip naar
de top steeg boven de 124 deelnemers
33 landen uit- Maar omdat dit land
gewend is het beste wat het heeft te
exporteren, verdween Ross ijlings
achter de horizon van een dankbaar
buitenland. En nu dit buitenland zegt,
a
(links) wordt
i Rio de Janeiro van zijn Braziliaanse collega's lovend toegesproken.
En daarom start Ross eerst nu met
een Hollandse tournee, die hem van
Groningen tot Goes voert en van Den
Helder tot Heerlen. Nog deze maand
staat hij in Den Haag en Delft. En
laten wij als straks de handpalmen
een applaus met dieptewerking los
slaan in gedachte een wijle vertoeven
bij de profetie van Richards moeder,
die na de bevalling voor zij in een
diepe rust wegzonk toen al vaststelde:
„Die jongen heeft goochelhanden". De
ze gedenkwaardige woorden sprak zij
in Gdansk in 1946 in Polen, de ouder
lijke woonplaats van Richards moeder,
die als Poolse door de Duitsers te
werk was gesteld in de oorlogsindus
trie en onder gelijke omstandigheden
de Amsterdammer Rozeboom had ont
moet, die eveneens in het kader van
Hitiers Arbeitseinsatz naar de be
dreigde Heimat was getransporteerd.
Ross is de artiestennaam van Richard,
die zich later in Amsterdam tot een
rasechte Rozeboom ontwikkelde, een
beweeglijke blaag op school, waar hij
tot woede van het onderwijzend per
soneel krijtjes en gommetjes manipu
lerend liet verdwijnen en als de juf
frouw een hoogtepunt bereikte in helse
boosheid deze schoolse attributen weer
liet opduiken. Voor straf werd hij op
de gang gezet en die gang mag men
dan wel als de broedplaats beschou
wen van Richards talent, want daar
doodde hij de tijd met zijn vingeroe
feningen met speelkaarten en munten.
Als ooit een schooljongen z(jn straf
verblijf op de gang tot wereldroem
heeft weten om te buigen dan wel
Richard, die op dezelfde wijze ook
zijn diensttijd in zijn carrière hipaste
door zijn superieuren aan de hand
van goochelkunsten tot soepelheid te
bewegen, zodat hij kans kreeg het
poetsen van het geweer lucratief af te
wisselen met zaaloptredens.
Zo bewoog hij zich van applaus naar
appèl vice versa tot hij op 19-jarige
leeftijd de moed had het nationale
goochelcongres binnen te stappen en
de daar aanwezige talenten in de
toverkunst te overtroeven met trucs,
die hij als een fijn persoonlijk trekje
zelf had uitgedacht. Een derde prijs.
Een jaar daarop pikte hij in Parijs op
een internationaal concours de Grand
Prix voor andere neuzen weg tussen
de heen- en terugreis van een retour.
In Oslo, Leipzig, Karlovy, Haarlem,
Praag, Southport en Baden-Baden
ving hij nadien applaus en prijzen en
toen in 1970 de wereldtitel weer op
het spel werd gezet, liet hij zich als
deelnemer op de lijst zetten.
Gewoon meedoen
„Dat was niet zo moeilijk", vertelt hij
nu, „gewoon naar binnen lopen en
zeggen dat je mee wil doen. Minder
eenvoudig is het om daar op te vallen,
want daar zitten de allergrootsten in
het vak, die precies weten waar die
gulden blijft en die alleen maar kij
ken hoe je het eigenlijk doet. Je moet
met iets bijzonders voor de dag ko
men. In mijn werk had ik al ervaren,
dat het werken met munten en speel
kaarten leuk is voor mensen op de
eerste rij. Achterin zien ze dat niet en
geloven ze het wel- Ik besloot voor die
mensen vergrote attributen aan te
schaffen, speelkaarten vier keer zo
groot als de normale en de munten
dito. Maar daarvoor moest ik wel een
heel aparte manipulatietechniek ont
wikkelen, want een klein kaartje kun
je wel in je handpalm laten verdwij
nen en kleingeld vliegt je ook gemak
kelijk door de vingers. Het grote ma
teriaal moet natuurlijk ergens anders
blijven. Ik heb eerst uitgedacht waar
en vervolgens wekenlang acht uur
per dag getraind om het nog waar te
maken ook. Dit is gelukt en daar
stond de goocheljury wel met ver
baasde ogen naar te kijken. Vandaar
die wereldtitel. En toen volgde de weg
terug. Wat ik voor die jury had ge
daan kun je niet op dezelfde manier
aan de mensen verkopen. Ik moest
mijn act weer opbouwen voor het
publiek, dat niet op techniek let, maar
gevangen wil worden door de illusie.
Je moet je publiek ernstig nemen en
dat doe ik ook. Ik bedot niemand. Wat
ik doe spitst zich toe op wat zij zien.
Mijn enige binding met het publiek
heb ik door middel van het oog, dat
ziet wat ik wil laten zien en dat
ontgaat wat ik verborgen hou. Het
licht is aanzienlijk sneller dan het
geluid, maar het oog is traag. En
daarin schuilt nu het effect, dat je
ervoor moet zorgen dat je vingers
vlugger zijn."
Als Richard Ross een waaier van
reuzenkaarten met een achteloze worp
in het niets laat verdwijnen of ringen
uit het niets in zijn handen laat
arriveren, zijn er na afloop altijd
mensen, die zeggen, dat dit je reinste
tovenarij is en dat die ringen hem als
door een wonder worden aangereikt
als hij daartoe bevel geeft.
Dan wijst Richard op zijn lege ring
vinger. „Ik ben verloofd", zegt hij „,en
hoe het komt komt het, maar ik ben.
die gouden ring verloren- Ik wou, dat
ik echt toveren kon, want mijn ver
loofde wil die ring wel eens terug-
TON OLIEMULLER
INHOUT. „Achttien jaar geleden
*kte ik voor dertig cent een band.
(t rubber van de velg, even schuren,
lutie erop en dan de pleister. Soms
wamen ze terug. Dan had de pleister
«gelaten en dan kon je opnieuw
«innen. Allemaal voor dertig cent. Ik
»s wel zo snugger dat ik gauw
Wrhad dat ik daarmee niets kon
Telken". Dat zegt Louis Motké, sinds
de kasteelheer van Doenrade en
foeger beroemd wielrenner.
?enf Toch heb ik het vijf jaar gedaan. Dat
eigenlijk omdat ik in de
itsenwereld ben opgegroeid. Voor de
rlog in 1933 werd ik beroepsrenner
toen veel werkelozen en mijn
der zei: „Als je veel premies wint.
onn -b je tenminste je boterham". Het
-so vo]g was dat ik op elke premie
rintte. Won je er een van vijf gulden,
d je een paar dagen een
n. Na drie jaar kwam ik in
•ennond terug en zat nog altijd in
derde klas- M'n vader werd dat
doe tenslotte moe. Hij zei: „Kom er
'ar af, dit heeft geen zin meer". Ik
"d het fijn, dat ik het achteraf
ierdaad niet nodig heb gehad. Ik zeg
er zijn er meer die mooie meubel
thnen laten zien, maar niet in een
'steel. Mag ik daar een beetje trots
-.nu '*n ^'e dagen was ik erg spaarzaam
n .f 11 tegen het uitbreken van de tweede
,n Wereldoorlog had ik vijfhonderd
tv- ^'den gespaard. Een heel kapitaal
wilde ik besteden aan een Citroen
was m'n droom toen. Die Citroëi
t°est ik hebben. Twaalfhonderd guldei
VfJ^te hij en ik reed me er hal
Rusteloos voor. Maar toen kwamen
'reemde horden met de brute stap
onze grenzen en uit was die
'room. Het gekke was, dat ik juist
Louis Motké voor zijn kasteel in Doenrade. „Wie had ooit kunnen denken dat ik een kasteel zou kunnen
kopen? Ik ben er vanzelfsprekend trots op. Wie zou dat niet zijn? Als het klaar is, mag iedereen komen
tijdens de oorlog goed begon te
fietsen".
,,In 1940 en 1941 werd ik in Zandvoort
kampioen van Nederland op de weg.
Beide keren met voorsprong. Maar ik
had achteraf beter niet die kampioens
trui kunnen aantrekken. Want zo
doende werd ik groot wild voor Seyss
Inquart en zijn bende. Ik was immers
de kampioen en in 1941 mocht je ook
in Italië en Frankrijk rijden. Overal
waar de Duitsers de macht hadden.
Maar daarvoor moest je een paspoort
hebben. Ik ben in Roermond geboren,
maar een groot deel van m'n jeugd heb
ik doorgebracht in de schaduw van de
Westertoren in Amsterdam. Daar zat
ik in die eerste oorlogsjaren nog. Op
een dag ga ik naar het bureau van de
Grune Polizei aan de Euterpesstraat. Ik
kom binnen en daar zit een Haupt-
mann achter een bureau. Hij strekt z'n
arm en zegt dan: „Heil Hitier". Ik
zei: „Hallo, ik ben Motké". Hij komt
half overeind en zegt weer: „Heil
Hitier". Ik zeg: „Motké". Hij staat
rechtop en sist tussen z'n tanden: „Heil
Hitler". Even zacht zei ik: „Louis
Motké". Ja, toen was het natuurlijk
verkeken. Dat doe je als je nog jong
bent. Ik was kwaad op die kerels, die
oer slot van zaken hier niets verloren
hadden. Wie had trouwens gedacht, dat
het nog zolang ging duren?"
„Een paar dagen later had ik een op
roep voor de Arbeitseinsatz in de bus
Toen werd het tijd dat ik ging onder
duiken. Ik heb in de Beemster en in
de Noordoostpolder gezeten. Dat werd
op de duur erg link. want daar hielden
de Duitsers vaak razzia's. Een keer heb
Ik me gered door zwemmend een breed
kanaal over te steken- Het was wel een
■ivurgang. Ik was gewend tussen brede
hagen van mensen te fietsen en nu zat
ik eenzaam tussen het riet. We hielde'#
er ons in leven met onder andere*
bloembollen en suikerbieten. Je was
rouwens blij, dat je het leven had
Toen het in de polders te gevaarlijk
.verd, ben ik brutaalweg weer naai
\msterdam gegaan. Ik had m'n race
iets ook nog. Als er een razzia op
ietsen werd gehouden, schroefde ik
binnen twee minuten de fiets uit
•lkaar. Dat had je als renner geleerd
Sen frame en losse wielen namen ze
ioch niet mee".
„Een keer was er een razzia in een
straat waar ik toevallig was. omdat ik
bij mensen een boekenkast wilde op
halen. Ze zetten de straat af en ik
dacht dat ik erbij was. Ik belde aan
bij het eerste het beste huis, maar die
mensen lieten me niet binnen, want
daar stond ook de doodstraf op. Toen
heb ik enorm geluk gehad dat ze me
niet te pakken hebben gekregen".
..Toen de oorlog voorbij was, heb ik
nog even gefietst en toen ging ik
banden plakken. Tot drie. vier uur
's nachts, maar het zette niet aan. Al
die dubbeltjes. Daar moet je vanaf,
dacht ik, en begon een stoffeerderij. Je
kon één club per dag maken. Het was
erg arbeidsintensief. Dus dat was het
ook niet. Toen schoot het door m't
hoofd: maar je kunt wel twintig clubs
per dag verkopen. Dus begon ik
tweedehands meubelen op te kopen en
ze weer te verkopen. Maar ook dat
bevredigde na een tijdje niet meer".
Vergif
„Ik kocht veel oude kasten en fau
teuils. Er waren hele mooie exemplaren
bij en soms had ik voor één kast wel
vier kopers. Maar ik kon die kast toch
maar een keer verkopen. Dat zette me
weer aan het denken".
„En zo kwam ik op nieuwe meubelen,
want nu kan ik wel tweehonderd
kasten op een dag verkopen. Eerst ver
kocht ik alleen aan particulieren, maar
ook dat ging me niet snel genoeg meer
Zo is de groothandel in meubelen ont
staan. Nu is het kopen en doorleveren,
een snelle omzet van vele miljoenen
Van één model bankstel verkoop ik per
jaar duizend stuks. Om m'n voorraad
Ie kunnen bergen kocht ik hier in
Genhout een oude boerderij. Die heb
ik helemaal laten verbouwen en er zijn
een paar verdiepingen opgezet. Maar je
weet hoe dat gaat. als je je zaken een
beetje goed aanpakt, groei je gauw uit
je voegen Alles staat hier nu op elkaar
Als je een mooi meubelstuk hebt.
komt het niet tot. z'n recht".
Entourage
„Ik laat bijvoorbeeld kasten van
achtduizend gulden per stuk uit Italië
komen en die moet ik dan hier in di>
pakhuis zetten. Dat is zonde. En Zo
kwam ik op de gedachte van dat kas
teel. Ik moest en zou een entourage
vinden, waar m'n dure meubels tot hun
recht zouden komen. Als je Bieder
meiermeubelen hebt, moet je die in
een kamer, geheel in die stijl, kunnen
laten zien. En zo is het ook met Louis
XV en Louis XVI. Dus ging ik op zoek
naar een kasteel. Toevallig kwam een
tijd geleden het kasteel in Doenrade
vrij en dat heb ik toen maar gekocht.
Maar met die dingen is het zo, dat ze
nog eens zoveel kosten aan verbouwing
en restauratie. Aan het park was vijf
tien jaar lang niets gedaan. Een tuinier
leunde tegen een boom en toen viel
die boom gewoon om. Kun je nagaan
Op elkaar
„In het kasteel moesten ook kilometers
buizen gelegd worden, de elektriciteit
was er niet eens geaard. Het is een
oud ding. Het oudste gedeelte werd al
in 1100 genoemd- Er is een park van
een halve hectare bij. Daarin staan
bomen, die drie- a vierduizend gulden
per stuk kosten. Het kasteel wil ik
zoveel mogelijk in de oude stijl her
schapen. Er komt een speciale wapen
kamer in. Kijk, hier heb ik een kist
Indische wapens. Er zijn er bij die
duizend jaar oud zijn. Gekocht van het
koloniaal museum in Amsterdam. Nee,
raak ze niet aan, want aan de lansen
en speren kan nog vergif zitten. Dat
deden die grappenmakers vroeger.
Daar moet je mee uitkijken. En dan
natuurlijk ook ridderuitrustingen, hel
lebaarden en dat soort dingen".
Duurder
„Met dat kasteel zal het wel loslopen.
De smaak van de mensen wordt im
mers steeds duurder. De smaak evolu
eert naar het betere meubel. Ook naar
het stijlmeubel. Dat komt waarschijn
lijk door de invloed van de televisie
De mensen zien de mooiste dingen. Het
is ook zo met de vloerbedekking ge
gaan- Eerst balatum, toen jabo cn nu
hele dure vloerbedekking".
„Ik verkoop nu meer bankstellen van
drieduizend gulden dan van duizend.
Dat is de ontwikkeling. Tsja, nu ben
ik dan kasteelheer. Wie had dat vroe
ger ooit kunnen denken? Daar stond je
toch niet bij stil? Ik heb het bereikt
zonder diploma's, met een paar klassen
lagere school. Ik vertrok uit Roermond
toen ik in de vierde klas zat. Ik kon
best leren, maar in die tijd werd je, als
je naar een andere plaats verhuisde,
een klas teruggezet. Zo kwam ik in
Amsterdam weer in de derde klas. En
toen ik eenmaal weer over was gegaan
moest ik in Leuven op een kostschool
Weer in de derde klas"
JEAN NELISSEN