DE RECHTER
EN DE BEUL
Een lokomotief
achter prikkeldraad
i J
PARELS
VAN
DE
TEKENKUNST UIT
DE
TESSIN-
COLLECTIE
TE
STOCKHOLM
Roman van Janine de Rop over euthanasie
I
r I s
ZATERDAG 3 APRIL 1971
In 1741 werd in Parijs de grootste veiling van
tekeningen aller tijden gehouden. Het was de
verzameling van de schatrijke bankier Pierre
Orozat, die meer dan 19.000 nummers bevatte.
Een der voornaamste kopers was 'n Zweed, Carl
Gustaf Tessin. Hij kocht er niet minder dan 2.057
tekeningen voor de som van 5.072 livres 10 sous
Tessin bezat al heel wat tekeningen uit de col
lectie van zijn vader, hij had zelf ook hier
en daar gekocht, rechtstreeks bij Franse kun
stenaars alsWatteau. Maar met deze reuzekoop
werd hij bezitter van een enorme collectie die
grotendeels nog als één geheel bijeen is. Een
keuze daarvan is te zien in het Prentenkabinet
van het Rijksmuseum te Amsterdam (tot 25
april).
Rembrandt van Rijn
Tessin was tussen 1739 en
1742 met een diplomatieke
missie in Parijs. De verzamel
woede was hem van jongs af
aan ingegeven. Zijn vader, de
architect Nicodemus Tessin,
verzamelde al tekeningen,
hoofdzakelijk materiaal voor
zijn activiteiten als bouwkun
dige en leider van toneelop
voeringen en ,,festivitates".
Zijn zoon had een veel brede
re belangstelling en wilde een
..universele verzameling" aan
leggen. De nalatenschap van
zijn vader en zijn huwelijk
met een rijke erfdochter had
den hem financieel onafhan
kelijk gemaakt. Hij kocht
waar hij kon, maar sloeg zijn
grootste slag toch wel op de
Crozatveiling.
Slapend bestaan
Tessin schonk wel eens een
pakket tekeningen weg, maar
toen. hij, als gevolg van zijn
verzamelivist in 1750 in finan
ciële moeilijkheden kwam was
het grootste gedeelte van zijn
aankopen nog aanwezig. In
dat jaar ging vrijwel de gehe
le collectie over in het bezit
van de koninklijke familie. In
1777 kwam de collectie in de
koninklijke bibliotheek en
weer later in het Nationalmu-
seum te Stockholm. Daar ging
de collectie een nogal slapend
bestaan leiden. Stockholm ligt
nogal buiten de geijkte reis
routes en wie er voor een kort
verblijf komt neemt meestal
de moeite niet om in tekenin
genmappen te gaan neuzen.
Een
doom.
Bjurström, de huidige
va tor van het Prentenkabinet
te Stockholm. Hij zorgde er
voor dat twee selecties uil de
Tessincollectie op reis gingen.
Een ervan is momenteel in
Amerika te zien: de andere is,
na getoond te zijn in Parijs en
Brussel, thans in Amsterdam.
We kunnen de heer Bjurström
niet dankbaar genoeg zijn
voor dit initiatief. De honderd
bladen die getoond worden,
zijn haast allemaal erg be
langwekkend. Maar er is
meer: de tentoonstelling, en de
voortreffelijke catalogus die ze
begeleidt, geeft inzicht in de
wijze van verzamelen en de
waardering van prenten in de
eerste helft van de achttiende
Men kan er zien dat het meest
gewaardeerd werd als een teke
ning ,,tres-fini" was, dus tot in
de kleinste details uitgewerkt.
Tessin betaalde de hoogste
prijzen dan ook voor dergelij
ke Italiaanse renaissance-te-
keningen, een partij vroeg-
Florentijnse tekeningen kreeg
hij veel goedkoper en voor 106
tekeningen van Rembrandt en
zijn school betaalde hij slechts
55 livres, een fractie dus van
de 235 livres die hij voor de
duurste tekening, een Vero-
nesse, neerlegde.
Toch was Rembrandt in die
tijd zeer gezocht in Frankrijk,
maar zijn tekeningen waren
bepaald niet tres-fini. Tessin
zelf sloeg de „complete" teke
ningen erg hoog aan, maar
hoezeer hij toch ook Rem
brandt waardeerde moge blij
ken uit het feit dat hij in 1750
een groep tekeningen voor
zichzelf behield, hoofdzakelijk
landschappen die ingelijst in
zijn huis hingen. Daarbij wa
ren er 11 die aan Rembrandt
werden toegeschreven. Men
kan er uit zien dat Tessin
weliswaar de mode van zijn
tijd volgde bij het samenstel
len van zijn collectie, maar
dat zijn eigen arti?"ek inzicht
bepaald hoog mag worden
aangeslagen.
De tentoonstelling omvat, als
gezegd, 100 bladen. Ze valt
ruwweg in drie groepen uit
een: Italiaans, Nederlands en
Frans. Er zijn te veel topstuk
ken bij om ook maar te pro
beren die topstukken op te
noemen. Opmerkelijk zijn
twee tekeningen die stammen
uit de collectie van Vasari en
die nog de opzet hebben die
deze aanbracht. In deze groep
is een krachtige Filippino Lip-
pi, een mooie Rafaël en vele
andere meesters, o.m. een
voortreffelijke studiekop van
Barocci.
Gewijzigd inzicht
Kenmerkend voor het gewij
zigd inzicht in de waardering
van de tekenkunst is een stu
die, Keizer Constantijn knie
lend, van Giülio Romano. Het
is kennelijk een eerste opzet,
voor een schilderij, met enor
me kracht en tekendrift ge
daan. Het Rijksprentenkabinet
bezit een volledig uitgewerkt
modello van dit werk, waar
elk lijntje keurig op zijn
plaats staat en elk detail is
uitgewerkt. De twee hangen
nu naast elkaar. In Tessins
tijd zou het modello het hoogst
gewaardeerd worden, onge
twijfeld. Het is immers tres-
fini. Maar wij waarderen de
tekening meer omdat daar de
Federigo Barocci
scheppingsdrift uit blij
in het modello niet mee
1 In de Nederlandse groep valt
de aandacht in de eerste
I plaats op Rembrandt. Er zijn
De gevangenneming van Christus
vijf tekeningen van de mees
ter, waarbij de Gevangenne
ming van Christus een supe
rieur blad is. Dat Rembrandts
naam als groot gold moge blij
ken uit het feit dat tal van
andere tekeningen, ook onder
de hier tentoongestelde, i ooit
ten onrechte op zijn naam
werden geschreven. Voor het
overige zijn ook in de Neder
landse groep andere klinkende
namen: Lucas van Leyden,
Van Dijck, Goltzius, om er
maar enkelen te noemen ont
breken niet. Van Rubens is er
o.m. de eerste opzet van het
altaarstuk in Antwerpen, Ma
donna en kind aanbeden door
heiligen.
Franse charme
Van een ongelooflijke charme
is de groep Franse tekeningen.
Ze stammen slechts voor een
deel uit de Crozatveiling. De
meeste zijn door Tessin naar
eigen smaak gekocht, vaak di
rect van de kunstenaars zelf.
Watteau is er prachtig verte
genwoordigd, evenals Boucher.
Van anderen is er op de ten
toonstelling slechts één blad, zo
van Charles-Joseph Natoire.
Maar zijn Zittende Dulcinea is
een parel van' galante teken
kunst.
Er zijn veel van dergelijke
parels op deze tentoonstelling.
Liefhebbers van de tekenkunst
mogen hem niet missen. Er
geldt geen speciale toegangs
prijs. Bezoekers, bijvoorbeeld
van de superieure tentoonstel
ling van Hollandse Zeventien-
de-eeuwse Kunst uit Franse
Musea kunnen er dus zonder
meer binnenlopen. Moet u ze
ker doenl. Vg.
Charles-Joseph Natoire
Zittende Dulcinea
verschijnen voortdurend nieuwe
•k^ndels met verzen in Nederland. VVli
lijnen een dichtlustig volkje te zijn
:d ondanks onze alom bekende gereser-
erdheid schijnen we het niet te kun-
laten om onze diepste overtuigin-
sn innigste gevoelens te verkondi-
Die overtuigingen hoeven uiter-
daarvcor nog niet zo heel diep te
;n de gevoelens niet zo hevig. Maar
tennen willen we ze.
de drie dichters, die zo juist een
ndel uitgegeven hebben is er geen
niet in bepaalde zin een bekentenis-
iiter is Jaap Harten, de voornaamste
de drie, is dat het minst. Maar hij
Hij begint met de bekentenis, hoe
1951 in dienst kwam. hij werd
ingelijfd op 5 april. Hij had het al
gauw gezien. Hij verdomde het te schie
ten, hij raakte zijn pet kwijt, liet zijn
lepel in de soepgamel vallen, at soep
met een vork en las 's nachts met een
zaklantaarn onder de dekens Heine,
Trakl en zowaar Pound. Hij was er pre
cies tien dagen. De elfde dag stond hij
buiten de poort en terwijl hij naar het
station rende, hoorde hij in zijn borst
kas „een saxofoon die jankte van ge
luk".
Het staat in de bundel: Een lokomotief
achter prikkeldraad, die bij de Bezige
Bij te Amsterdam uitkwam, allemaal in
het bëgingedicht te lezen. Verder be
kent Jaap Harten onder meer, dat hij
belangstelling heeft voor boksers en
hjj verwijst nu en dan naar homofiele
erotische belevingen. Hij doet dat zake
lijk en zonder schroom. Hij verontschul
digt niet, maar hij vervalt ook niet
met heftige nadrukkelijkheid in het
tegenovergestelde.
Hij is zonder twijfel menselijk geïnte
resseerd in zichzelf. Maar hij is niet
veel minder geïnteresseerd in andere
mensen en in vele verschijnselen van de
meest uiteenlopende aard. Speciaal ook
de mensen en de verschijnselen uit het
verleden, van vroeger, hebben zijn aan
dacht. Ze trekken hem aari en hij weet
wat hij zegt, hij vertelt dat precies. Hij
doet dat naar aanleiding van plaatsen,
de Jardin des Plantes in Parijs of het
park van Fontainebleau. Hij is vooral
als hij het over regeerders heeft, niet
vrij van een lichte retoriek. En hij is
soms lyrischer dan de vorm van zijn
gedichten zou doen vermoeden.
Door al die bekommeringen is zijn ge
dicht uitermate kleurig en kleurecht.
Hij is bepaald een dichter van bijzon
dere allure en de poëzieliefhebber wordt
ten sterkste aangeraden zijn verzen te
lezen. Want al verschijnen er veel bun-
delg in Nederland, ze zijn niet altijd
goed. Deze bundel is dat. We citeren
met opzet er niet uit. Hij dient in zijn
geheel gelezen te worden.
Het grootste gedeelte van de bundel
van Frank Daen, die bij J. H. Kok te
Kampen uitkwam, bestaat uit sonnet
ten, Dat is een ouderwetse versvorm,
die de naam heeft erg moeilijk te zijn
vanwege het rijm. Niets is minder waar
Zo lang men hem nog moeilijk vindt
kan men er verrassende gedichten in
schrijven. Als men eenmaal weet, dat
die moeilijkheid maar schijnbaar is, kan
men er zoveel schrijven als men maar
wil. En dat is in Nederland ook gedaan.
Kloos, die het eerst nog niet goed kon.
schreef er toen zijn fraaiste gedichten
in. Later kon hij het en toen was aan
r J. F.
zijn sonnetten niet veel meer
Frank Daen, een pseudoniem ,Wi
de Haan, zoals op het omslag staat
meld, blijkt het al te kunnen bij het
eerste gedicht van zijn bundel: De
koopman en zijn tijd. Op het. omslag
staan twee kritieken van bekende cri
tici, die in zijn werk iets zien.
Oppassend man
Ook wij zien er wel iets in, alleen vin
den we het geen poëzie. Verzen schrij
ven is nog geen poëzie creëren.
Ondanks de wijze uitspraken van de
koopman De Haan en ondanks de be
kentenissen, waaruit blijkt dat hij een
oppassend man is. komt hij naar onze
mening niet tot poëzie.
Dat doet Jaap Zijlstra wiens bundel:
Onder mijn groene huid .bij C. F. Cal-
lenbach N.V. Le Nijkerk verscheen,
zonder enige twijfel wel. Het is bloed-
jonge poëzie. De bundel is lyrisch van
het begin tot het eind ondanks de vorm.
die modern is of schijnt en die juisl
meer voor de zakelijke mededeling ge
schikt lijkt.
Zijn werk iijkt maar oppervlakkig op
de bundels van de twee andere dich
ters. Zijlstra wil ons direct evenmin
overtuigen, dat. hij een hart heeft als
Jaap Harten dat wil. Frank Daen of
F. de Haan wil dat beslist wel. Men
gelooft het echter op zijn minst eerder
van Harten en van Zijlstra.
Zijlstra is in bepaald opzicht argeloos.
Hij komt in dienst als Jaap Harten eens
deed, maar hij blijft er, hoewel het hem
tegenstaat en hoewel hij zich in dienst
na de oefeningen, grenzeloos verveelt
als alle rekruten in ons dierbaar vader
land, die in dienst allen het gevaar
lopen arbeidsongeschikt te worden
Maar onder die verveling behoudt Jaap
Zijlstra zijn dichtershart, de hemel zij
geprezen. Hij laat dat bijvoorbeeld zien
in het gedicht Verkenning.
In onbekend 1
Gehelmd,
gewapend.
hand uit,
;waakt ogenblik:
lk ber
diep
onder mijn groene huid.
Zijlstra's verzen zijn poëzie.
JOS PANHUIJSF.N
e de Rop (die ook de romans „De wachttijd" en
raditie" op haar naam heeft staan) heeft bijna het
bgelijke geprobeerd door in haar nieuwste roman
:n de beul (uitgegeven door Nijgh en van
Den HaagRotterdam) te trachten iets nader
i tot de kwestie van de euthanasie. Het is op
-(moment nog geen direct nijpend probleem. De
natische euthanasie is geschiedenis geworden en
ktuele afzonderlijke gevallen van euthanasie wor-
jdoor de officiële rechtspraak afgehandeld of blij-
I geheim. Maar uit verschillende symptomen kan
poht worden afgeleid, dat binnen afzienbare
jde euthanasie een kwestie zal worden, die onder
tvestigde sociale en politieke orde zal gaan
Het heeft zeker zin bijtijds met de rationele
fiereiding te beginnen, om te weten of de kloof
de spontane weerzin en de verstandelijke aan-
jit overbrugd kan worden. Janine de Rop
jt overtuigd te zijn van niet.
[dat bij een benadering van deze zaak zeker zou
i worden betrokken is, het religieuse. Maar het
ook, en misschien zelfs vooral het christe-
Migieuze is zich aan het ontwikkelen op een
|fir, dat er ternauwernood staat op kan worden
Het blijkt tot een veel sterker gelegenheids-
issing capabel te zijn dan men ooit heeft kunnen
[achten. In het boek van Janine de Rop dat zich
houdt met de historisch nazistische euthanasie
het religieuze eveneens ternauwernood. Het
If niet verder dan het individuele protest, onder een
glistische handhaving van het wettelijke voor-
dat niet eigenmachtig met de dood kan worden
omgesprongen. Zodra er een moraaltheologische ver
ontschuldiging te vinden is zoals ten aanzien van
het doden in de oorlog dan zal die zeker worden
toegepast. Nee, als er te zijner tijd verzet zal moeten
worden geboden tegen een in het algemeen belang
gelegaliseerde euthanasie dan zal het een humanistisch
verzet zijn, zoals in het boek van Janine de Rop. Een
verzet dat niet naar de dood kijkt, maar naar het
Wat Janine de Rop in haar boek heeft ondernomen is
uitermate gedurfd (haar stijl sluit ook geheel en al aan
bij een dergelijke gedurfdheid). Een schrijver of
schrijfster met meer ervaring zou er zeker voor zijn
teruggeschrokken. Het gaat in „De rechter en de beul"
namelijk om een sublimering van de praktische
toepassing van het nazistische euthanasieprogram. Via
deze sublimering heeft de schrijfster geprobeerd duide
lijk te maken, dat de kern van het vraagstuk niet ligt
in het monsterlijke sterfmechanisme dat gekoppeld is
aan een legaal euthanasieprogramma, maar in de
algemene afwijzing van de minder- of onvolwaardigen
door de maatschappij der volwaardigen. Op dat thema
komt Janine de Rop herhaaldelijk terug: de minder-
valide „zal zich toch nooit kunnen ontplooien zoals een
ander mens. Hij wéét immers, dat hij iets is als een
parvenu zo beschouwt de gemeenschap hem
tronend op een plaats, waar eigenlijk een ander
behooi'de te zitten, met gekochte adelsbx-ieven van
volwaardigheid, waarin niemand gelooft. of „leven is
voor een minder-valide slechts mogelijk als iemand
anders uit zijn overvloed het tekort wil aanvullen
Mijn moeder deed dit voor mij. En hoe! Ze ging overal
met me heen. Eerst droeg ze me Later, toen ik
daarvoor te zwaar werd, duwde zij mij in een
wagentje Ze vocht letterlijk! om voor mij een
plaatsje te bemachtigen Het was een verbeten
nooit aflatende strijd, want zonder de minste scrupules
kwamen de volwassenen voor mijn neus staan, duwden
me weg. Ze staken het daarbij niet onder stoelen of
banken, dat men met „zo'n kind" beter thuis kon
blijven.
En dit wab nog maar een aan de voeten verlamd, mooi
jong meisje: maar de dwergen, de gebochelden, de
mensen met wanstaltige vergroeiingen, met te kleine
herseninhoud en zo kunnen we doorgaan. Daarachter
komen de ongeneeslijk bedlegerigen, de veel zorg
vereisende ongeneeslijk zieken, de lichamelijk aftake-
Janine de Rop ontneemt, in de hei'inneringen aan het
nazistische „dodenhuis" Maranatha (waar de ik-figuur
als ax-ts leider is van de euthanasiepraktijk) aan het
spuitje de vervalsing der barmhartigheid. Er wordt met
barmhartigheid geschermd, maar er is geen wex-kelijke
barmhartigheid in het spel: „Hitier is meesterlijk in
het erkennen van deze duivelse realiteit. Hij weet
precies hoe ver hij kan gaan, en dat Is zeer ver.
Omdat diep in hun hart heel wat mensen het met hem
eens zijn. Ook zij menen dat een genie met een bochel
nog een onding is, waai-d om uit te roeien".. De
schrijfster heeft hoewel haar boek alles behalve een
schematische indruk wekt vrijwel aan alles gedacht.
Bijvoorbeeld aan de natuurlijke afkeer die bij het volk
zou ktmnen opkomen tegen een in de wet vexankerde
stelselmatige en uitgebreide euthanasie (die, zoals al
gezegd, reeds aan het opdoemen is). Over het Duitse
volk onder het nazisme (maar daar kan elk ander volk.
in het geval der gelegaliseerde stelselmatige euthanasie
voor in de plaats worden gesteld)
..Enkele jaren geleden zag ik een kleine hond, gespan
nen voor een te zware kar, aan een te korte band. Het
dier leed bij elke stap dat het doen moest. De man die
erachter liep, die er waarschijnlijk elke dag achter
het barmhartigheidsspuitje liep. floot een deuntje, lachte verwonderd en minach
tend toen iemand hem opmerkzaam maakte op de
ellende van het dier. Daar was het immers een hond
voor Zo was de massa (-). Kranten, gesprekken,
meetings, slogans, lessen en leerboekjes op school,
■hadden hen klaargemaakt een aantal onder hun mede
burgers te beschouwen als onkruid dat verdelgd kon
worden, dat niet telde. Ze reageerde niet toen dit
gebeurde. Enkele jaren later zou ze zelfs applaudis-
Zoals ik al heb gezegd, weet Janine de Rop heel goed
dat euthanasie slechts een „zakelijk geïdealiseerd"
middel is om aan de zorg voor het levende te ontko
men. Met haar boek wil zij duidelijk maken, dat bij
euthanasie niet de dood, maar het leven in het spel is.
De vorm waarin zij haar roman heeft geschreven is
die van de sterk uitgesponnen meditatie; haar boek
heeft daardoor een nadrukkelijk intellectualistische in
slag. Voor sommigen is dat misschien een reden om te
zeggen, dat haar mensen niet „leven", maar dat komt
dan i indat men een te bekrompen besef heeft van wat
„leven" is. De gedachte hoort even wezenlijk tot de
levende mens als de handeling. Maar is de euthanasie-
gedachte niet ook opgetrokken aan het idee, dat alleen
de voor handelen geschikte mens in het leven telt?
D. OUWEND1JK