JAMES LAST: THE WHO evolueert voortdurend, ECHT HAAR van jazzbassist tot platenmiljonair niet in het minst door Pete Townshend Groen voor grootplantsoen tot balkonbak ZATERDAG 30 JANUARI 1971 hi; di< hi; werd een bekend jazzmusicus. In het begin van de vijftiger jaren werd hij driemaal tot de beste Duitse jazzbassist uitgeroepen. In die tijd richtte hij een klein dansorkest op, waarmee hij voor radio Bremen op trad. SMAAKMAKER VAN DE LICHTE MUZE De vele duizenden, die in het afgelo pen najaar James Last en zijn band tijdens een grote tournee door West- Duitsland hebben bejubeld, die hem stormachtige ovaties hebben ge bracht en niet genoeg konden krij gen van zijn origineel gearrangeerde „happy music", hebben niet geweten, dat deze 41-jarige Bremer achter zijn vriendelijke glimlach zorgen ver borg. Grote zorgen. Want bijna was de gelukkige wereld van de 41-jarige James Last, die vooral in de laatste tien jaar miljoe nen bij elkaar componeerde, arran geerde en dirigeerde, in elkaar ge stort. Dat was op die donkere sep temberdag, toen hem het onheilsbe richt bereikte, dat zijn vrouw Wal- traud Last (38) bij een auto-ongeluk was betrokken. Waltraud zou op die dag van Ham burg naar Düsseldorf rijden voor de eerste grote beurt van haar nieuwe Italiaanse sportwagen. In de buurt van Osnabrück kwam zij in botsing met een vrachtauto. Naast diverse breuken liep Waltraud Last een derdegraads verbranding op. Zij be landde in het Heidberg-Krankenhaus in Hamburg. In de niet zo erg ver van het ziekenhuis afgelegen riante villa van de Lasts een zwembad in een fleurige tuin, welk zwembad met een druk op de knop veranderd kan worden in een dansvloer beleefde James met zijn 13-jarige dochter Rina en 11-jarige zoon Ro nald angstige, traag voortkruipende uren. Waltraud overleefde het onge luk, al moest zij vele weken in het ziekenhuis verblijven. De buiten staanders hebben er niet veel van gemerkt. De leden van zijn band en de zangeres Katja Ebstein, die de Duitsland-tournee van James Last meemaakten, deden hun uiterste best hem wat op te vrolijken. Telkens voor zijn optreden belde Last naar zijn woning om bij de kinderen die nu aan de zorgen van hun groot ouders waren toevertrouwd te informeren, hoe het met moeder was. „Als zijn vrouw dat ongeluk niet had overleefd, zou de wereld van James Last in elkaar zijn ge stort. Het is een ideaal huwelijk en wat James Last geworden is, heeft hij voor een groot deel aan zijn vrouw te danken", aldus een van zijn vrienden. Verlegen Op een dag had hij een afspraak gemaakt met een meisje. „Ik was toen nogal verlegen." Het meisje kwam niet opdagen. Het stuurde een vriendin om te zeggen dat ze niet kon. Die vriendin was Waltraud, met wie hij op 24 augustus 1955 in het huwelijk zou treden. Waltrauds va der dirigeerde een dansorkest en er ontstond al meteen een muzikale band tussen dit meisje en de jazz bassist van radio Bremen. Het werd meer dan enkel een muzikale band. Samen waren ze het er over eens, dat als James Last iets meer wilde bereiken hij van Bremen naar Hamburg moest verhuizen. Hij kwam als bassist in het orkest van de Norddeutschen Rundfunk. Hij maakte hier ook snel naam als ar rangeur en componist voor radio- en filmmuziek. Hij maakte arrange menten voor bekende sterren als Freddy Quin, Catherina Valente, Helmut Zacharias, Wencke Myhre. Bela Sanders. Dit werk bevredigde hem niet helemaal. Geboorte Gesteund door zijn vrouw nam Hans Last een belangrijk besluit. Hij diende zijn ontslag in bij de Nord- deutsche Rundfunk, richtte een ei gen band op en sloot een contract af met de platenmaatschappij „Poly- dor". James Last werd geboren! De eerste langspeelplaten met de Party- Sound de happy music, werden een wereldsucces. En de ene James Last- LP na de andere rolde van de pers in Duitsland, in Engeland, Frankrijk, Scandinavië, Italië, Australië en Amerika. De miljoenen stroomden binnen en nog kort geleden kwam de Duitse bondsminister van finan ciën naar Kiel om drie gouden pla ten uit te reiken aan James Last voor de 250.000 verkochte LP's van ..Non Stop Dancing 9", ..Golden Non Stop Dancing 10"' en „Kapt'n Last bittet zum Tanz". Bescheiden James Last Hans James Last werd geboren op 17 fe bruari 1929. Zijn vader was ambte naar met als grote hobby: de klas sieke muziek. James toen nog gewoon Hans Last geheten was 9 jaar, toen hij zijn eerste pianolessen kreeg. Na de lagere school werd hij leerling van de Bückeburger Heeres- Musik-Hochschule, die hij niet hele maal afmaakte. Waarom? Omdat vader Last ten spijt de jazz muziek hem meer trok. Hans Last Maar ondanks dit wereldsucces bleef James Last in feite de bescheiden, hard werkende Hans Last, voor wie zijn gezin en zijn klein „koninkrijk" aan de Holitzberg 61 in Langen- horn-Hamburg 't allerbelangrijkste is. Deze gigant van de lichte muze maakt volgende maand een Neder lands tournee, waarbij Amsterdam, Eindhoven, Groningen, Rotterdam en Den Haag (16 februari in Congresge bouw) wordt aangedaan. P0P0PERA „TOMMY- ABSOLUUT HOOGTEPUNT LOOPBAAN 't Is nog niet zo gek lang geleden, dat drie idealistische jongeren in Londense dancings voor zeven pond per avond wat imitatie-stampwerk produceerden. Het onervaren trio, Peter Dennis Blandford Townshend (gitaar), John Alex Entwistle (basgi taar) en zanger Roger Harry Dal- trey, onderging na luttele maanden een naamswijziging. The Who was geboren. Er werd een singeltje ge perst: „Zoot Suit." Daarvoor hadden slechts 500 beatfans belangstelling. In 1964 voegde drummer Keith Moon zich bij de groep. Een jaar later maakte The Who furore met „I can't explain", dat de Engelse top 20 bereikte. Pete Townshend (25 jaar, getrouwd en vader van een dochter) ontpopte zich als de grote inspirator. In 1965 creëerde hij de meest controversio- nele sound in „Anyway, anyhow, anywhere." The Who geraakte in een impasse, toen Pete Townshend bijna slaande ruzie kreeg met Roger Daltrey (35 jaar, getrouwd en vader van een zoon), die vond dat zijn leider te lange solo's maakte. Deze chaotische periode eindigde in 1967 vlak nadat „Happy Jack" 'n hit werd.. In 1967 werd The Who na The Beatles en The Rolling Stones zelfs de best betaalde popgroep van Engeland. En die positie dankte het inventieve kwartet aan nummers als „Pictures of Lly" en „The last time". Van recentere datum zijn de elpees „Tommy" en „Live at Leeds" en het werkje „See me, feel me" De stijl van The Who is de laatste vijf jaar niet aan radicale verande ringen onderhevig geweest. De sound is een mixture van basisrocktechnie- ken, waaraan door de hoog begaafde Who-talenten voortdurend iets per soonlijks wordt toegevoegd. Een evo lutie, die niet ontaardde in een revo lutie. Hun ruige muziek draagt nog steeds klassieke elementen uit de beginfaze. Dat blijkt duidelijk uit nummers als „Summertime" van Eddy Chrochran en „Shakin' All Over" van Johnny Kidd op de ge roemde elpee „Live at Leeds". The Who heeft door de permanente eigen inbreng net iets meer allure dan andere verdienstelijke superforma ties. Hun originaliteit is verbluffend. Drummer Keith Moon heeft zo z'n eigen Baroque-sound: Hij is een bui tengewone stylist met een excellent gevoel voor ritme. Pete Townshend over Moon (23 jr., getrouwd en va der van een dochter): „Vroeger ken de hij z'n eigen mogelijkheden niet. The Who in het begin van de zestiger jaren. Nu weet ik niet wat hij doet of hoe hij 't doet, maar hij doet 't." Dan is er de combinatie van invloe den door zanger Roger Daltrey met zijn flexibele stemgeluid en basgita- rist John Entwislte (24 jaar, ook in de echt verbonden), die z'n collega Pete Townshend voortreffelijk on dersteunt. Rock school De naam Townshend wordt vaak geïdentificeerd met The Who. En dat is ergens begrijpelijk, want hij wordt met Mick J agger en John Lennon beschouwd als een der voor naamste persoonlijkheden uit de Britse rock-school. Pete Townshend wil dan ook niet als individu geëerd worden. Hij ziet alles in groepsver band, in tegenstelling tot Eric Clap ton, de pure indivudalist. Townshend streeft naar eenheid, zo als zich die bij de Small Faces manifesteert. De producenten van onder meer „Itchiko Park" zijn indi vidueel niet briljant, maar als groep is The Small Faces uitmuntend. Als beginneling imiteerde Pele Townshend The Yardbirds. Maar al snel introduceerde de Showleider iets volkomen nieuws; de „feedback", een klankeffect verkregen door een bepaalde opstelling van de verster kers en de gitarist. Pete Townshend voelde zich met dit primeurtje „happy". Zelfs The Kinks en The, Beatles benutten de feedback. Een tri omf voor Townshend. Van Eric Clapton kon hij niet meer leren. De toenmalige Mayallgitarist stelde in die tijd teleur met z'n vloeiende gave stijl zonder enige pretentie. Toen verscheen de onlangs overleden Jimi Hendrix aan het popfront. Een bluesvirtuoos op het elektrisch tok- kelinstrument. Pete Townshend over Jimi Hendrix: „Ik geloof, dat nie mand mij direct meer heeft beïn vloed dan Jimi. Hij was de eerste, die zonder enig ontzag al mijn ont dekkingen negeerde. Daar ben ik erg van onder de indruk gekomen." Door de opwindende experimenten van Jimi Hendrix werd Pete Towns hend zich zelfbewust als gitarist. Hij naar vrije expressie. En The Who profiteerde van Townshends speur tocht. Langzaam realiseert The Who al z'n ambities. Pete Townshend: „We hebben het image van pursang gitaristengroep doorbroken. We kun nen nu concurreren met supergroe- pen als Led Zeppelin. We zijn nog steeds bezig onze ideeën langzaam uit te werken. We evolueren voort durend." Met de popopera „Tommy" (de eerste popopera uit de geschiedenis) oogstte The Who nieuwe roem. Het „libretto" van deze opera behelst de bevrijding en verheffing van de mens. De muziek is uiteraard van bet overbekende Wlionivcau, vitale rockmuziek dus. llit „Tommy" is ook „See me, feel me", het nummer dat op single een immens succes werd. De opera „Tom my" mag zonder meer het hoogtepunt genoemd worden van de loopbaan van The Who, evenals het dubbelalbum „Tommy (Polydor 2612 006). Hoe algemener het dragen van pruiken wordt, des te ex clusiever is het, te laten zien dat je aan je eigen haar genoeg hebt om indrukwekkend gekapt te zijm. Voorwaar de is slechts dat een duidelijke scheiding of een opvallende kruin geen twijfel laat bestaan over het feit dat het haar uit de hoofdhuid groeit en niet uit een netwerkje. 1) Mocht het haar zó groeizaam zijn dat het reiken wil tot aan de taille dan is een metalen tuig zeer geschikt het fraai in toom te houden. De halsband die óm het haar sluit, is door een rechte brede strip vastgeklonken aan de metalen ceintuur. Een cirkelvormige plaat versierd met blauwe Tiroolse kristallen blijft niet onopgemerkt. 2) Veel eenvoudiger is de creatie van Vidal Sassoon, Lou dens coiffeur van schijnwerperfiguren. De dunne haar- sLuier over het. gezicht geeft het kapsel een nieuwe vorm, zegt hijzelf. Gemakkelijk te dragen en te onderhouden, vervolgt hy. Dat je er ook gemakkelijk mee kijken kunt, zegt hij niet. Maar dat eenvoudige en gemakkelijke is wel één van de Vidal Sassoons Housekwaliteiten, karakteris tiek voor al het .werk van het House. Wie niet weet dat we in ons land zuinig moeten zijn op ons „groen" en dat het aankweken ervan een wel daad is voor eigen en andermans be houd, moet wel als pilaarkluizenaar in een boom leven. Ook voor hem is het te hopen dat hij de beurs Tnin en Park in Utrecht heeft bezocht. Want hij kon daar zien welke mogelijkhe den er blijven en komen als vandaag of morgen zijn boom aan het verkeer ten offer valt. Die beurs was natuurlijk vooral opge zet voor het bedrijfsleven, voor allen die vanwege hun professie geïnteres seerd zijn in aspect en onderhoud van tuinen, parken, plantsoenen, sportvel den en zelfs begraafplaatsen. Maar het ging daar toch niet alléén om geweldige machines zoals grijpers die volwassen bomen kunnen verplanten voor het a la minute uit de grond stampen van een echt parkje tussen nog naar de verf riekende flats. Even min alleen over grasmatten voor sportvelden. De beurs bood ook aller lei informatie aan de bezitter van het kleine tuintje, het groene strookje naast de voordeur, de bloemen op het balkon en de planten in de venster bank en was dan ook open voor het publiek. Het leidmotief luidde: Leef baar houden van de omgeving waarin wij wonen, werken, leven. Groot terrein De nieuwe leer der „oecologie" (we tenschap die de betrekkingen bestu deert van levende organismen ten op zichte van de levende en niet-levende buitenwereld) heeft misschien nog net niet te laat voor de totale catastrofe, gewezen op de mogelijkheden die er nog aan te wenden zijn. We moeten het bestaande landschap zoveel moge lijk intact houden tussen de plekken waar steden verrijzen. Van alle kan ten wordt de aanpak van groenvoor zieningen belicht. Als vuistregel geldt dat per inwoner in de stedelijke ge bieden ca 30 m2 openbaar groen be schikbaar moet zijn, om de onschatba re waarde voor lucht, grond en wa- Wij wonen aan een plein dat 10 jaar geleden nog bestond uit een enorm grasveld met een rondweg eromheen. Het gazon stond in het voorjaar vol crocussen en de hele zomer bloeide een dikke rij roze rozen langs de rand. Tussen weg en huizen stonden bomen, aan de overkant lag een park je met banken waarop oude mensen en jonge moeders met het kroost rust ten. Daartussen .door was de uitge strekte polder te zien. Het is, stukje bij beetje, weggevaagd en een ver keersplein geworden waarop 70 palen staan en 40.000 auto's per etmaal ra zen. Een bonk door een aanrijding roept ons allang niet meer naar het raam. De polder staat vol flats zonder park. Tijdens de verandering is het voorgesteld alsof het oude plein zou worden hersteld als de weg buiten de stad om maar klaar zou zijn. Die is klaar, maar hier kan geen roos meer bloeien, laat staan een boom. „Ze" hebben waarschijnlijk echt wel 30 m2 groen voor de pleinbewoners, maar die liggen drie kwartier lopen ervan daan. Heel geraffineerd is er van de dubbele bomenhaag die een stuk van de oude stadswal, in de buurt van dat plein Sierde, in een paar jaar telkens eentje omgekapt Eén tegelijk valt niet op. Alleen de laatsten der Mohi kanen zijn tegelijk gesneuveld. De stadswal - een snelweg. Als het aan de oecologen ligt, zal dit sloperswerk beperkt worden. Jong goed Hoezeer wij het de boomkwekers ook Runnen, toch is het een beetje bitter te horen dat deze bedrijfstak in het afgelopen halfjaar voor 35-miljoen uitvoerde naar 62 landen. Zij zouden best een dubbele Yij willen leveren voor onze stadswal, maar niemand bestelt ze! Ook de export van de bloemkwekerij buitenlandse rassen en geteeld op een dachte dat daar veel snijbloemen bij zijn en dat die in het buitenland 100 Het zaaien van de pilletjes uit Fleurobels assortiment, in zaaibak. pet. meer voor onze bloemkwekers op brengen dan in het binnenland. En de grassen dan! Onze graszaadteelt staat hoog aangeschreven. De meng sels worden vaak samengesteld met buitenlandse rassen en geteelt op een totale oppervlakte van 8500 ha. Als we ruimte hebben, kan dat verdub beld worden, want de vraag naar nieuwe selecties is enorm. Op hoog niveau staat het kortgroeiend gras, speciaal geschikt voor moeilijk te maaien plaatsen zoals bermen. Dat moet een fijn geluid zijn voor berm toeristen. Maar ook hier is de export weer bijzonder groot (en kort of lang, ons plein blijft van asfalt). Wat de bloemen aangaat: in het eigen tuintje hebben wij een veel groter keus dan de gemeente heeft voor de openbare plantsoenen Laagblijvende soorten en rotsplanten die zo gezellig staan op het kleine lapje bij huis. zijn niet geschikt voor grote vakken. Vaste planten die moeten worden opgebon den evenmin. Maar jammer genoeg voor de kleine klant, heeft de grote klant (dus de gemeenteplantsoenen dienst) het aanbod voor de amateur verarmd. Dat is een verlies, want de variatie, het verschil van wat er groeit in het park en wat we vertroe telen in ons tuintje is voor de ware liefhebber zo boeiend. Maar de vraag bepaalt het aanbod en daarom is het helemaal niet gek, te blijven zeuren om de bloempjes uit oma's tuin. Als er méér liefhebbers zeuren, komen ze misschien weer terug op de markt. Bij de gemeentes worden vaste planten nog al eens achterwege gelaten omdat ze zoveel arbeid vragen, maar daarover zijn de experts het niet eens. In de privétuin zijn ze in elk geval onmis baar. „Als ze niet bestonden, moesten ze uitgevonden worden", zegt de tuinier hobbyist. Ze staan in border en rots- tuin als onderbeplanting en solitair als randje en snijbloem. Volgens „het groene tuinboekje", ondertitel „tui- nierplezier voor iedereen", dat bin nenkort gaat uitkomen en door tuin- specialisten gratis ter beschikking wordt gesteld voor elke belangstellen de, bezit ruim 6 van de 10 Nederland se gezinnen een tuin. Niet te geloven. Ze rekenen daar dan misschien een randje van 20 cm gras ook bij. Hoe dan ook, liefhebberij voor „den hof" is wel de oorspronkelijkste die men denken kan (de oudst bekende heet dan ook Hof van Eden) en er is wellicht geen bezigheid waarop men beter de narig heid van dit soms verschrikkelijk wel- vaartsbestaan kan afreageren dan met. zorgen en vreugden over het eigen stukje natuur, al is dat niet groter dan een bloempot. Er zijn twee hyper moderne speelgoedjes voor de ama teur-bloemkweker: Fleurovit en Fleu- robel. Fleurovit bestaat uit een bakje met 6 potgrondtabletten en 2 eliteza den van perkplanten. Het plastic bak je hoeft men alleen maar met water te vullen totdat die potgrondtabletten zijn opgezwollen tot een complete pot. De elitezaden zijn door een omhul lingsprocédé verwerkt tot pilletjes. In Dan is het tijd om te zaaien! elk potje worden twee zaadpillen ge legd en licht aangedrukt. De potten verhuizen naar de vensterbank en wachten daar, afgedekt met krantenpa pier. op het werk van de natuur. Het Flenrovit assortiment bestaat mo menteel nog pas uit 2 petuniasoorten, een grootbloemige rode en een witte. Maar er zijn al 20 andere bloemsoor ten in pilvorm te krijgen (zonder pot grondtablet dus) onder de naam Fleu- robel. Deze zaden zijn in mengsels van bij elkaar fraai harmoniërende en contrasterende variëteiten bijeenge bracht en per pakket te koop. Sommi ge pakketten bevatten soorten die zich meteen in tuin of bloembak laten uitzaaien, andere vragen eerst om kweekbak of zaaikastje. Uitgebreide gebruiksaanwijzingen maken fouten onmogelijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 11