[3 IDA WASSERMAN BIJ ELKE NIEUWE ROL STA IK IN MIJN FLANELLETJE EN HEB IK EEN KOFFER MET NUL KOMMA NUL D'R IN" ,lk ben in dit vak de laatste stuntel" ,0UD WORDEN IS NIET HET FIJNSTE GESCHENK, MAAR JE ZULT HET WEL MOETEN ACCEPTEREN' Aan de voordeur van haar villa twee onder één vooroorlogse kap in een stille Scheveningse wijk; hekje met piepje, voortuintje, achtertuin tje, zytuintje, hard stenen stoepje heft Ida Wasserman bij voorbaat waarschuwend de vinger. „We zullen deze keer naar boven moeten, jon gen, want beneden wor den de kamers gedaan." Op de achtergrond het geluid van een stof zuiger, van stoelen, die over glad parket worden M verschoven: hier is een inspeciënt aan het werk, die je om een boodschap kunt sturen. Ze dribbelt vaardig door de hal, wijst in het voorbijgaan op de kapstok met de knaapjes, roept door de gesloten kamerdeur of er nog koffie is. En zich wantrouwig omdraaiend: „Waarom hebben jullie nou opeens zo'n belang stelling voor een oud mens als ik? Ik heb echt niks interessants te mel den, ik heb geen enkele uitspraak, waar je voor je verhaal wat aan hebt. Mijn God, jongen, Ik ben gewoon te oud om me nog ergens over op te winden. Tomaten gooien? Mij best. Als ze nou per se willen, dat er een ander soort theater komt dan gaan we. Ik heb al tijd geprobeerd om het publiek te boeien, om ze tenminste een prettige avond te bezorgen, maar als er morgen hele volks stammen opstaan, die roepen: „Dat mens van Wasserman moet op donderen", dan zien ze mg niet meer in de schouwburg. Als ik zo oud was als zij, gooide ik ook misschien met tomaten, ik was op die leeftijd altijd in voor een smeerlapperijtje. Of schoon, bij mij was het nooit ernst, het ging mij eigenlijk alleen om het lolletje, om de gein. Ik hond van lachen." Vraag me ook nooit, of ik vroe ger een serieuze actrice was; Ik? zal je nog sterker vertellen: ik" heb zelfs niet die hete drang gevoeld om aan het grote toneel te gaan. Roeping, ik roeping? Je hebt collega's, die in de wieg al ■wisten, dat ze later Hamlet zou den spelen en dat vind ik heel knap van ze. Maar ik, ik wist nauwelijks wat toneel was. Ik ben alleen naar die toneelschool gesukkeld, omdat een vriendin netje zo nodig moest. Daarom alleen. En denk niet, dat we daar een full-time toneeloplei ding kregen, want daar was in Antwerpen geen sprake van. "We kregen een paar avonden in de week les van een declama tor, zo noemen jullie zo'n man toch, niet? En voor de rest moest je het zelf maar uitzoe ken. Tegenwoordig gaat alles volgens schema en is een to neelopleiding wetenschappelijk verantwoord. Ik vind dat prach tig, je hoort mij daar niet op afgeven. Ze leren daar praten, ze krijgen wat techniek en het enige, wat ze nog van huis moeten meenemen is talent. Dat Het heeft bij mij ook een hele tijd geduurd, voordat ik het to neel spelen echt serieus nam. Dat is eigenlijk pas gekomen, nadat ik Joris Diels had leren kennen. Je zult hem vandaag niet ontmoeten, want hij is het huis uitgevlucht, toen hij hoor de, dat de kamers een goeie beurt kregen. Ik kan daar wel inkomen. Joris is altijd een stuk s geweest, hij had al een paar regies gedaan, toen ik hem ont moette en hij trok zwaar aan de verantwoordelijkheid van de acteur. Ik ga niet vertellen, dat hij een vervelende zuurpruim is, want reken er maar op, dat er hier in huis nog een hoop gelachen wordt. Maar zijn vak vindt hij te dierbaar om er geintjes mee uit te halen. Door Joris heb ik leren beseffen, voor welke inmense taak een acteur in feite staat". Voorgeborchte Het gesprek wordt voortgezet in de werkkamer van Joris Diels. Een doodstil voorgeborchte, waarin alleen een verstokte ka mergeleerde zich thuis kan voe len. Een glanzend bureau met rechtsgerichte manuscripten, al le potloden en penhouders zij aan zij in het daarvoor bestem de bakje, en sofa in de hoek, schuin daarboven een kastje met glazen schuifdeuren, waar achter de trofeeën overzichtelijk zijn gerangschikt. Diels heeft op zijn eigen jachtterrein elke rkans op een verrassing willen vermijden. Ida Wasserman kiest een stoel met rechte rug, die ze naast het bureau schuift. Ze legt op elke knie een hand, glimlacht vaag en zegt: „Je bent gewaar schuwd. Er is niet schokkends aan deze oude vrouw". Ze zit er bij als een fondspatiënt, die on der het boodschappen doen even gauw op het doktersspreekuur is binnengewipt en zich daaï alleen herinnert, dat ze vier karbonaadjes met een lang been mee moet nemen. Haar stem is donker, verwant aan kandij; door haar zinnen klotst duidelijk het water van de Schelde. Ze maakt er ondertus sen geen geheim van, dat ze het interview een volmaakt overbo dige zaak vindt, waarvoor ze in elk geval de lunch niet wenst op te offeren. Als het gesprek omzichtig in de richting van haar jeugd wordt teruggebogen, roept ze smalend: „Maar mijn- jongen, daar inte resseert zich toch geen hond voor. Ik vind het alleraardigst hoor, dat je de moeite neemt, maar wat schieten we ermee op? Als ze nu weten, dat mijn ouders van Russische afkomst zijn, roepen dan al je lezers: „Gut, gut, wat blij, dat we dat tenminste weten!" Trouwe poedel Ze last na deze monologue inté rieur een pauze in, die in schouwburgtermen ruim vol doende is voor het doorgeven van de zak drop of het discreet snuiten van de neus. Buiten gaat een fietser voorbij met een bruine banketbakkersdoos aan rafelige touwen voor de buik. Ze zegt: „Ik ben altijd een trou we poedel geweest. Ik ben veer tig jaar met dezelfde man ge trouwd, ik ben 25 jaar bij het zelfde gezelschap en ik heb al leen vrienden van het jaar nul. Ik kan het ook niet helpen. Ik heb ook nooit de neiging gehad om te veranderen, om ergens anders een carrière op te bou wen. Waarom ook? Ik dacht al leen: „Het gaat wel fijn zo, laat mij maar rustig zitten". Ik ben vlak na de oorlog bij de Haagse Comedie verzeild geraakt en daar ligt toevallig ook mijn eindpunt. Misschien was het anders gelo pen, als ik op een gegeven mo ment geen vertrouwen meer had gehad in de directie. Kijk, dat vind ik nu een reden om je koffers te pakken en af te rei zen. Maar dat gevoel heb ik nooit gehad. Ik heb ook geen moment gedacht: „Ik word schandelijk ondergewaardeerd". Dat heb ik wel eens gevonden van jongere collega's, die bij ons tussen de wal en het schip vielen. Dan dacht ik: „Wat jam- vrouw altijd het kritieke punt De nek en de armen verraden de leeftijd. Alles, wat die vrouw deed was bestudeerd. Zelfs de balletdanse ressen achter haar hadden op dracht gekregen om hun been niet verder dan twintig centi meter van de grond te tillen, zodat het leek, alsof Mariene de lenigste van het stel was. Die gooide dat geweldige been der tig centimeter de lucht in. Ik heb toen wel gedacht: „Wat moet die vrouw na afloop van de show onvoorstelbaar een zaam zijn". Trapezewerkster In ons vak ligt dat anders. Wij weten, dat de afgang onherroe pelijk begint na je 45e. Dan ben je in feite afgeschreven voor de meeste vrouwenrollen en moet je afwachten, wat de schrijvers nog voor je in petto hebben. Bij het moderne toneel is daar he lemaal geen kijk meer op, want daarvoor moet je niet alleen actrice zijn, maar ook trapeze- werkster. De gekste stunts wor den er van je verwacht. Je kunt van mij toch niet verwachten, dat ik nog aan een trap ga hangen of het zwaantje maak in een bovenlicht? Ik kan alleen zeggen ik heb mijn vak zo goed mogelijk uit geoefend. En voor de rest moet je geen moeilijke uitspraken van mij verwachten. Ik vind het doodnormaal, dat ouderen hun plaats afstaan aan jonge ren. Daar is niets tragisch aan. mex-, dat ze zo'n talent maar aan laten modderen en geen echte kansen geven". Wat mij zelf betreft heb ik vaker het gevoel gehad, dat een regisseur dingen in mij zag, die er hele maal niet wai-en. Ik zal een recent voorbeeld ge ven. Ik speel momenteel de vrouwelijke hoofdrol in Vriend Antoine van Anouilh. Een ko lossaal stuk. daar is geen twijfel over mogelijk. Ik dacht bij de lezing alleen, dat het te moei lijk zou zijn voor het publiek. Daarom ben ik des te blijer, dat er zoveel mensen komen kijken. Voor het eerst in jaren is de Schouwburg weer eens vol. Een weelde, die we lang niet meer gekend hebben. Monstre sacré Joris heeft het stuk geregisseerd en hij heeft zich maanden suf gezocht naar een actrice, die deze rol zou kunnen spelen. Hij wilde iemand van buiten het gezelschap aantrekken, omdat hij ervan overtuigd was, dat geen van ons geschikt was. Achteraf zeg ik: „Terecht", want Anouilh heeft van die rol een monsti-e sacré gemaakt, hoe vertaal je nou zoiets, een gehei ligd monster? Een bewierookt monster? In elk geval is het een vrouw, die na haar aftakeling een glorierol wil blijven spelen. Ze is brutaal, dictatoriaal, ze terroriseert haar hele omgeving en wil hoe dan ook het middel punt blijven. Toen Joris dat stuk moest bezetten, heeft hij niet aan mij gedacht. Hij heeft er wel met me over gepraat, ik woon tenslotte bij hem. Maar die confrontatie wilde hij me gewoon besparen, omdat hij wist, dat ik geen enkele affini teit met dat mens had. Toen ik tenslotte toch met een klein stemmetje vroeg, of ik het mocht doen, zei hij: „Dat kan ik je niet aandoen, dat ligt te ver buiten je gevoelswereld". Na tuurlijk had hij gelijk: ik ben een figuur, die het liefst in een hoekje kruipt, ik wil met rust worden gelaten. Daarom pas ik ook niet zo best in het typisch Haags milieu. Ik haat al dat officiële gedoe van cocktailpar- ties, handjes schudden en priet- praat. Ik doe zelfs niet eens meer met verjaardagen mee. Die heb ik definitief afgeschaft. Ik wens niet meer jarig te Crisissfeer Toen ik die rol had gekregen, heb ik zeven weken lang in een crisissfeer geleefd. Ik las de tekst vijf, zes keer door en het enige, wat ik dacht was: „Ik kan het niet". Ik kreeg dat pa- niekgevoel van „weg wezen" en „welke trein gaat er vanavond nog naar Parijs?" Ondertussen ging alles rustig zi.in gangetje De aardappeltjes afgieten, de kamer stofzuigen en verse kof fie voor Joris zetten. Ik had dat gevoel namelijk vaker gehad. Ik kende het dus al. Ik begin er altijd mee, dat ik niks kan. Bij elke nieuwe rol sta ik in mijn flanelletje en kom ik aandragen met een koffer met nul komma nul d'r in. Ik kan je verzekeren, dat het een intens treurig ge voel is. Die panische vraag: :.,Waar haal ik het deze keer in godsnaam vandaan?". Ik heb een stuk van Pinter gespeeld en bij de lezing dacht ik alleen: „Schoft, vuile schoft, om dat een medemens aan te doen. Ik heb me elkens in problemen moeten vast bijten, die voor mij helemaal geen problemen waren. Ik geloof dat ik in dit vak de laatste stuntel ben. Achteraf zeg je alleen: „Waar heb ik me eigenlijk zo druk over gemaakt? Ik speel die rol nu en ik vind hem zalig. Ook dat is voor mij een normale zaak. Zolang ik bouw aan een rol, voel ik me hulpeloos, denk ik: „Het gaat niet, ik heb er geen talent voor meegekregen". Maar als je eenmaal speelt, is er niks meer aan de hand. Dan is het weer gewoon je vak ge worden. Voor de vuist weg Anouilh heeft in dat stuk ook passages, waarin voor de vuist weg dingen worden geroepen. Het publiek denkt op zo'n mo ment dat ik maar wat onzin van mijzelf uitkraam, maar dat is schijn. In feite staat wel de gelijk alles op papier. Mijn God, ik zou niet eens het toneel op dui-ven, als ik wist, dat niet alles vast stond. Ik kan niet improviseren, imiteren nog min der. Ik weet, dat het lummelig klinkt, maar dat talent heb ik ook al niet meegekregen. Re produceren is alles, wat je van me mag verwachten. Als je van improvisaties houdt, moet je bij Ko van Dijk zijn. Die is daar een meester in. Mijn rol in Vriend Antoine is de tweede, die ik dit seizoen speel. Ik vind dat genoeg voor een vrouw van bijna zeventig Je moet donders goed weten dat je niet meer kunt wat je op je twintigste spelenderwijs deed Er zijn tijden geweest, dat ik per jaar twintig rollen opnam Je repeteerde een week en dan ging je hup de planken op. Ik herinner me. dat we voor Cyrano de Bergerac tien dagen repetitietijd kregen. Dat vond je geweldig. Toch zul je eens moeten accep teren, dat je minder hooi op je vork kunt nemen. Oud worden is echt niet het fijnste geschenk, dat ik ken, maar je moet het wel accepteren, of je wilt of niet. Je kunt piet blijven doen alsof, je kunt je publiek niet jaar in jaar uit wijs maken, dat de klok voor jou heeft stilge staan. Ik zat op de eerste rij in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, toen Marlène Dietrich in Den Haag optrad. Ik heb ademloos naar die vrouw gekeken, ik vond het razend knap, hoe ze haai leeftijd met wat pailletten en een vleeskleu rige maillot verdoezelde. Hoe oud zal ze toen geweest zijn? Zestig, vijfenzestig misschien. Mijn God, het leek. alsof er een vedette van veertig op het to neel stond. Haar borst zat vol glittertjes, die fonkelden in het licht van de schijnwerpers. Daardoor werd de aandacht van het publiek afgeleid van haar nek. De nek is voor een ouwe Wat denk je ervan? Heb je zo genoeg voor je artikeltje?". Ze veert op van de harde, sti-enge stoel en loopt naar de deur. In het voorbijgaan ziet ze achter het vitrineglas de twee Theo d'Ors, die ze in de vijftiger jaren heeft gekregen voor op merkelijke toneelcreaties. Ze opent de schuif, pakt één van de ronde plakken en zegt: „Ik geef er niks om. Als hij nou nog van echt goud was, lag het wat an ders. Maar dat kan niet in Ne derland. Weet je, dat ze verguld zijn? De kruideniers". LEO THURING Ida Wasserman, tweede van rechts, speelt op het ogenblik de vrouwelijke hoofdrol in „Vriend Antoine" van Jean Anouilh. Verder op deze foto van links nasr rechts: Paul Steenbergen, Agaath Meuleman, Gijsbrecht Tersteeg en Ko van Dijk. Paul Steenbergen en Ida Wasserman in .Ziehier een vrij man", het stuk van Tom Stoppard, waarmee de Haagse Comedie in 1969 het seizoen opende.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 9