Kluizenaar I
van
Groenoord'
HET BOEK
DER VERANDERINGEN
De huilende libertijn
HET
VERHAAL
VAN
JEAN
BROOKMAN
Na de regen (Kortenhoef).
In zijn voorwoord in de catalogus van de
Floris Verstertentoonstelling prijst de schil
der Kees Verwey het Singermuseum te
Laren als de „eenzame burcht, waarin de
kunst van de negentiende eeuw nog in ere
wordt gehouden". Het doet inderdaad een
beetje triest aan te bedenken dat sommige
van deze schilderijen normaal zijn opgesla
gen in depots, bijvoorbeeld van het Stedelijk
Museum van Amsterdam, waar zoveel
ruimte moet worden gemaakt voor allerlei
uitingen van buitenlandse kunst. Voor een
man als Verster geldt dat overigens in
mindere mate dan voor veel van zijn tijd
genoten. I mm el's vele stukken bevinden zich
nog in het bezit van de familie van de eerste
eigenaar.
De voorzitter vai
van Singer, prof. J. N. van Wessem,
wees ons hier speciaal op: „Geleidelijk
gaat men zijn schilderijenbezit van de
hand doen, maar de mensen die ook een
Verster hebben blijken daar meestal
verschrikkelijk aan gehecht te zijn'*.
Voor de tentoonstelling in Laren (ze
duurt tot 15 februari) heeft men dan
ook een ruim beroep moeten doen op
particuliere bruikleengevers. Het be
roep is niet vergeefs geweest, want het
is een mooie tentoonstelling geworden
waar de kwaliteit van Versters werk
en vooral ook zijn veelzijdigheid ruim
getoond kunnen worden
Leidenaar
„De kluizenaar van Groenoord" werd
hij wel genoemd naar het Leidse land
huis dat hij in 1892 betrok bij zijn
huwelijk met Jenny Kamerlingh Onnes
en waar hij tot zijn dood in 1927 zou
blijven wonen. Hij was geboren en ge
togen Leidenaar. Na zijn studietijd, o.m.
bij Breitner, in eigen land werkte hij
een half jaar in Brussel, maar later had
hij nooit meer de behoefte om naar
het buitenland te trekken. In eigen om
geving vond hij onderwerpen te over
om te schilderen.
Verster was een teruggetrokken mens
die weinig behoefte had aan sociaal
contact. Een enkele maal kwam hij op
Zelfportret, 1921
de sociëteit voor een borrel of een
partij biljart, maar ook daar had hij
geen echte vrienden. Een van de wei
nigen die ongenood op bezoek kon ko
men was zijn boezemvriend prof. Ver
wey. De jonge Kees Verwey zou dol
graag kennis hebben gemaakt met
Verster, maar toen oom Albert ge
vraagd werd hem te introduceren kon
deze alleen maar zeggen: „Als je dat
zou willen, kun je nog eerder audiëntie
bij Hare Majesteit de Koningin aan-
Verster was ook geen man om contact
met klanten te hebben. Dat liep alle
maal via de Utrechtse kunsthandelaar
Scherjon. Die kreeg een seintje als er
weer een doek klaar was en lichtte
een beperkte kring van geïnteresseer
den in, die naar de kunsthandel werden
genodigd. Scherjon haalde dan het doek
bij Verster op met zijn auto, zette het
in zijn zaak op een ezel en onthulde
het werk dan met enige plechtigheid.
Dan volgde een discussie over het werk
en meestal volgde snel de verkoop.
Het is vanouds een gebruik om bij bepaalde
moeilijke gelegenheden een boek te gebruiken
>m uitkomst te brengen. Als iemand zich in een
b^zonder hachelijke riiuaie bevindt, als hij niet
jicer weet wat hij moet gaan doen of laten,
r emt hü bijvoorbeeld de bijbel of de koran
o de verzamelde werken van Shakespeare en
liü slaat daarbij een geheel willekeurige blad
zijde open en wijst daarin met de ogen gesloten
een bepaalde regel aan. Dan begint hü te lezen.
Men vindt büvoorbecld op die manier bü
Jtucinias: „Als wachters van een veld hebben
zij haar omsingeld, omdat ze tegen mü weer
spannig is geweest, spreekt Jahwe". Het is bijna
vanzelfsprekend, dat degene die zo de bübel
ondervraagd liecft hierin iets vindt dat hem van
raad kan dienen
Het boek van de bijbel staat immers vol kennis
van de menselijke verhoudingen en vol waar
schuwingen en aanduidingen, diie op het men
selijk leven betrekking hebben. Hetzelfde is
het geval met de koran of de verzamelde wer
ken van Shakespeare. Tot zo vei* is in de raad
pleging van het boek welk dan ook niets
magisch. Magisch wordt het eerst als men aan
het opslaan van de bladzijde en het aanwijzen
van de regel een door de macht van het boek
absoluut bepaalde en zekere uitspraak zonder
De I Tjing of Het boek der veranderingen van
de Chinezen is een boek dat met opzet ge
schreven en verzameld is om tot raadpleging
Niet alleen orakel
Men hoeft het echter niet magisch te zien om
er wijzer van te worden, het is niet alleen maar
een orakel met toverspreuken, zoals bijvoor
beeld een van zijn vroegste vertalers James
Legge meende, die het boek geen hoge waarde
toekende en die het klaarblijkelijk nonsens
Afgezien van het orakelachtige van het boek.
bevat het een schat van kennis omtrent de
mens en de wereld waarin de mens verkeert.
Het is al heel oud. Lai Ming in zijn bekende
A History of Chinese Literature noemt het
boek, dat misschien in de laatste jaren van de
Yindynastie werd uitgegeven, de oudste bron
van de Chinese letterkunde, het werd bij <j*>
grote boekenverbranding in de derde eeuw
vóór Christus gespaard. Lai Ming laat zien,
dat de stof van het boek al ontstaan is in de
tijd dat het Yinvolk nog een betrekkelijk
nomadisch leven leiddg, al kwamen,er spoedig
ontwikkelingen die tot Landbouw voerden en
tot een grotere uitbreiding van de handel.
Vier heiligen
Het boek behoort tot de vijf eerste klassieken
van de Chinese letterkunde, met het Boek dei-
Historie, het Boek der Oden. het Boek der
Riten en de Lente en Herfst Annalen. Het is
volgens Richard Wilhelm, die het in het Duits
vertaalde, ongetwijfeld een der belangrijkste
werken van de wereldliteratuur.
In de Chinese literatuur worden, zoals hij vast
stelt, vier heiligen als auteurs van het Boek der
Veranderingen aangegeven: Foe Si, koning
Wen, de hertog- van Chou of Tsjow en
Confucius. Foe Si, een mystische figuur, is een
vertegenwoordiger van het tijdperk van de
jacht en de visvangst en het uitvinden van het
koken, wat Lai Mings mening over de oudheid
van de bronnen van het boek bevestigt.
In het boek vinden we vierenzestig tekens of
hexagrammen, die bestaan uit zes rechte lijnen,
boven elkaar, waarvan sommige de zwakke
in tweeën zijn gedeeld en andere niet. Bij
ieder der tekens hoort een uitspraak in vers
vorm om ze beter in het geheugen te prenten.
Lai Ming wijst op de bekoorlijkheid van die
verzen, die soms geen slccnt r:guur In hel
Boek der Oden zouden hebben geslagen.
Het kiezen van het bepaalde hexagram of teken
gaat echter niet zo gemakkelijk als bij het
gebruikelijke opslaan van bijbel of koran.
Men doet het met vijftig stelen van het dui
zendblad of met oude Chinese munten op een
nogal ingewikkelde manier. Als men zo bijvoor
beeld op het teken of het hexagram kow terecht
is gekomen, het vierenveertigste, vindt men
daar het teken van het tegcmoeiKomen, dat
bestaat uit een zwakke of verdeelde lijn onder
aan en verder vijf onafgebroken lijnen. Dit
nexagram laat onder meer zien hoe het don
kere principe zich heimelijk en onverwachts
van binnen en van onderaf weer opdringt. Het
vrouwelijke komt uit eigen beweging mannen
tegemoet
Een merkwaardig gevolg hiervan was
dat er betrekkelijk weinig werken van
Verster in Leiden bleven. Toen de
kunstenaar overleed had de Lakenhal
maar één werk van de grote stadsge
noot, geschenk van de schilder-zelf.
Dat manco is overigens sindsdien ruim
goedgemaakt.
Verschillende stijlen
De tentoonstelling is niet chronologisch
ingericht, maar gerangschikt naar de
„toon" van de kunstwerken. Ze is daar
door bijzonder evenwichtig gpworden
Die evenwichtigheid is er in werkelijk
heid niet zo geweest. Kan men over
bet algemeen stellen dat Versters palet
aanvankelijk heel donker was en later
wat lichter is geworden, dan blijkt dat
in vele gevallen toch niet op te gaan.
Hij werkte door en naast elkaar in ver
schillende stolen, onderging invloeden,
van Breitvr uiteraard, maar ook uort
/saac Isra '8 en later van de Jugend-
Machtig meisje
Het oordeel luidt dan ook; Het meisje s marn
tig. Met zulk een meisje moet men niet trouwer
Het houdt uiteraard nog veei meer in, naar
gelang welke cijfers door munt of duwend 1-
steel bij een bepaalde lijn gezet worden. Valt
de negen 'bijvoorbeeld op de vijfde plaats of
lijn, dan betekent dat:
Met wilgebladcn bedekte meloen:
Dan valt het ons vanuit üe beinel in tic school
Op het eerste gezicht, zegt dit niet zoveel, maai
om dit klaar te verstaan zijn er de commentaren,
die verreweg het grootste gedeelte van de
I Tjimg uitmaken. Het boek werd naar de
Duitse vertaling in bet Neder:.nns uitgegeven
door L. J. Veen, Amsterdam. Het is. hoe dun
ook, een belangwekkend boek. Het verb'aarl
veei van karakter en leven der Chlnescn en
hun grootste wijsgeren en geleerden hebben
het geraadpleegd, te beginnen met Confucius
en Lau-tse. vertegenwoordigers van de twee
denk inrichtingen, die het leven in China be-
Waarom vindt de lezer De huilende
libertün van Andreas Burnicr, dal een
schuilnaam is voor een vrouwelük
auteur, zo goed? Ondanks bezwaren die
men er met reden nu cn dan tegen kan
aanvoeren. Het is misschien omdat dit
maal de tekst op het omslag, die mecst-
bedriegertje is, de waarheid om
trent dit boek. dat bü Querido te Am
sterdam verscheen, zegt. De huilende
libertün is volgens die tekst ecu Am
sterdamse radicaal die op de bres
staat voor de vierde wereld, een be
kwaam en ongeremd minnares, drinker,
Wjrookster, eenzaam reizigster in het
Griekenland en Turküe van voor de
geboorte.
Hot is oe eerste volwaardige roman over
een picaro, een zwerfster, een vagebond
dus uit de andere mensheidshelft; de
niemand doodgaat, niemand krankzinnig
wordt, niemand zijn geld naar de
psychiater brengt en waarin ook nog
eens iets valt te lachen. Het is misschien
juist dit laatste dat voor een gedeelte
althans verklaart waarom men dit
boek zo waardeert. Het is in de Litera
tuur van de dag anders dan anders, er
blijkt een goede dosis nuchterheid uit
in de vreemdste omstandigheden soms,
de wereld wordt er, zij het vanuit een
bepaald standpunt, het standpunt van
de geëmancipeerde vrou'w, nuchter be
keken.
Jean Brookman is een felle voorvecht
ster voor de rechten van de vrouw, die
in de geschiedenis tot dusver maar zel
den tot realisatie kwamen. Ze wil daar,
koste wat het kost, verandering in
brengen.
Het is toch te gek, meent ze, dat meei
dan de helft van de mensheid, de vierde
wereld, zo goed goed als rechteloos is,
dat de mannen de vrouwen nog altijd
overheersen, ondanks hun kennis en
bekwaamheid buiten de wezenlijk be
langrijke posten houden en de wereld
laten regeren door niet eens altijd
bekwame mannen. Mannen immers be
ginnen meestal aan de politiek als ze
voor voornamere beroepen onbekwaam
zijn gebleken. Jean Brookman is niet
voor halve maatregelen, ze wil de man
nen terugdringen tot de positie waarin
de eeuwen door, vrouwen zich hebben
bevonden. Tot de keuken, het huis, hel
bed, waar ze immers uitermate vooi
geschil?t zijn. Hun hoort van nature een
dienendie plaats, de plaats van de uit
gebuite slaal.
Reeds in het begin van het boek komt
men achter deze diep gevoelde over
tuiging van Jean Brookman, de vrouw
die de broek aan wil hebben. Maar in
dat begin, als ze nog student in Am
sterdam is. is haar plan tot wereld
hervorming, tot strijd voor de vierde
wereld nog niet geheel uitgewerkt. In
dit begin Is ze vooral bezig met haar
liefdesavonturen, die met grote vrij
moedigheid, maar ook met een grote
nuchterheid beschreven worden. Zij
Corinne en ze bevindt zich daai
best mee, maar monogaam ts ze mei,
ze is aLs de mannen polygaam, ze
kijkt, staande op een ladder, in een
ruimte van een universiteitsgebouw in
Amsterdam, naar de schone Laïs, die
ook al wat ouder is dan zij. Dit' geeft
haar wat afleiding van de gewone bezig
heden in het studentenleven, hel bij
wonen bijvoorbeeld van een bijeen
komst van dr. Hei-man Gorter, „politi
cologisch dispuut, waar ik elke week
mee lunchte (op donderdag), borrelde
(op vrijdag) en eenmaal per veertien
dagen mèe disputeerde over het reine
elan van de jongeren en ae corruptie
der ouderen (op dinsdag)".
Jean Brookman, met haar mannelijkp
naam is een lesbienne en de meeste van
haar vriendinnen zijn g.g., gevoels-
genoten.
Ze heeft één keer een avontuur met de
beeldschone Laïs, maar deze heeft an
dere zorgen. Ze is verliefd op Stephanie,
die ze slechts zelden ontmoet, maar die
haar altijd schrijft. Stephanie is echter
opgehouden met schreven. Laïs vraagt
Jean Brookman of deze op zoek wn
gaan naar Stephanie. Jean gaat op du
voorstel in. Ze vindt Sterbante na de
ontmoeting met een Algerijn die haar
wilde aanranden, maar die niet op haar
kloekheid in de verdediging liaa ge
rekend. Stephanie kan niet schrijven
omdat ze in een kring is gekomen dit
samenzweert tegen het Spaanse bewind
Jean helpt de samenzweerders door een
trouw aanhanger van het Spaanse be
wind onschadelijk, dat wil zeggen bij
het Spaanse bewind verdacht te maken
Daarna ontwikkelt ze met Laïs en
Stephanie het plan voor een meisjes
school dde deze meisjes op zal voeden
om hun mannetje te staan en de
regering der aarde van de mannen af
EUCALYPTUS 1896 waskrijt
stil, Toorop vooral. Hij schilderde soms
in de trant van de 16de eeuw, de be
faamde eitjes uit het Haags Gemeente
museum, lijkt een enkele maal ver
want met Van Gogh zelfs: Toch is hij
duidelijk geen epigoon. Hij werkte iu
de stijl die hem op een gegeven ogen
blik lief was en loonde zich in elke
stijl een meester.
Dat geldt voor het portret. Zie er zijn
sterk gemodelleerd zelfportret maar op
aan Voor het landschap ook waarin
hij ho' atmosferische verbluffend kon
n pn natuurlijk voor zijn
hoer!'i':e stillevens, soms kleine stuk
jes een vaasje met een paar bloe
men - maar prachtig-complefe kunst-
te nemen. De school komt tot stand
maar verloopt toch later
niet meer mee bemoeit.
Jean Brookman wordt eenzaam en een
zaam zwerft ze door Griekenland en
Turküe. Ze begint een soort religie van
haar overtuigingen te maken: de god
daarvan ïs natuurlijk een vrouw, een
moeder, die haar dochter als verloseei
In tegenstelling met hel eerste gedeel
te van het boek, komt dat tweede wai
in de lucht te hangen en is ae com
positie ervan Losser.
Het boek blijft echter ook dan nog
boeiend omdat het satLnscne eiemeni
en de humor steeds aanwezig zijn. Er
wordt nog altijd en niet alleen me:
mannen gespól. ook de Nederlandse
literatuur van de dag wordt er In hel
zonnetje gezet, bijvoorbeeld de pedan
terie van het gebruik van vreemc.e
en vreemdtalige motto's Men kan er
inderdaad nogal eens hij 'acfien
jos panhu1jsen
zich Waskrijttekeningen
Dv grootste bekoring van de tentoon
stelling leveren naar onze smaak ech
ter een serie waskrijttekeningen. Die
z\in meestal van een uiterste soberheid
die soms aan de Japanse kunst doet
denken. Verster werkte in deze nogal
weinig toegepaste techniek tussen 18Q3
en 1H07. Wal hij ervan maakte is on
voorstelbaar schoon.
Heel kori heeft hij ook geaquarelleerd
en grafiek beoefend. Technieken
waarin hij ook zeer bedreven was, maar
die hij in deze eeuw niet meer heeft
toegepast. Curieus zijn de werken waar
mee de tentoonstelling opent: kinder
tekeningen. De vroegste is van 1866,
Floris was toen nog geen vijf. Toen
hij elf jaar was tekende hij al met
opmerkelijke vaardigheid. Die vroeg
aangeleerde techniek zou hem zijn le
ven lang eigen blijven.
Vg.