Gewoonten Nederlanders onderzocht Een wester zoekt vertrouwen Huwbare vrouw meest naar de wintersport I 1971 In opdracht van tien Nederlandse uitgeversmaatschappijen heeft de Nederlandse onderneming voor uitgevers marktonderzoek (Novum N.V.) in Haarlem weer een onderzoek ingesteld naar de lees- en kijkgewoonten van personen van dertien jaar en ouder in ons land. Het onderzoek resulteerde in het zogenaamde TON-rapport (tijdschriftenlezerskring onderzoek Nederland). Het voorlaatste TON-rapport verscheen in 1967. Niet alle vrouwen gebruiken lipstick en nagellak, handcrème daarentegen De basis voor alle berekeningen in TON '70 is de leeswaarschijnlijkheid voor tijdschriften en dagbladen, e.q. de kijkwaarschijnlijkheid voor het „STER"-kijken. De gegevens uit de vijf lijvige boekwerken, die TON '70 omvatten, zijn van groot belang voor de adverteerders, die er een goedo handleiding aan hebben als het gaat om het bereiken van een bepaalde consumentenkring. Aan de andere kant is het voor de uitgevers maatschappijen van het grootste belang de adverteerders hierbij behulpzaam te zijn, want kranten en tijdschriften drijven finan cieel nog altijd voor het grootste deel op de advertentie-inkomsten, niet op de abonnementsgelden. Maar ook voor de niet-adverteerder bevat dit rapport enige interessante gegevens over de koop-, woon-, ontspannings- en gebruiks- gewoonten van de Nederlanders. Klassen De voornaamste gevolgtrekking uit het rapport is, dat de meest „verwende", van gemakken voorziene categorie Nederlanders zich bevindt in de leeftijdsklasse van vijfendertig tot negenenveertig jaar. Verder worden in het rapport de volgende welstands klassen gehanteerd klasse A: de welgestelden, zoals directeuren van grote ondernemingen, het merendeel van de zelfstandige beoefenaren van vrije beroepen, staffunctionarissen van grote bedrijven, hoge ambtenaren, hereboeren enz. Klasse B: de middengroep, waaronder direc teuren van middelgrote en kleine onder nemingen, de middenstand (voorzover niet vallend onder het begrip „kleine midden stand", alsmede ambtenaren en kantoor personeel in hogere en middenposities. Klasse C: de minder welgestelden, onder andere de kleine middenstand, lagere amb tenaren en lager kantoorpersoneel, alsmede geschoolde arbeiders. Klasse D: de minst welgestelden. zoals on geschoolde arbeiders, de niet-werkenden, die naast A.O.W. en klein pensioen weinig of ,geen gndere bronnen van inkomsten hebben, voorzover zij niet boven het gemiddelde arbbiderspeil uitkomen. Vakantie In 1969 ging zevenenvijftig procent van de mannen boven de dertien jaar op vakantie. Van hen ging negenentwintig procent naar het buitenland en drieëndertig procent bracht zijn vrije dagen door binnen de eigen landsgrenzen. Meer reislust bestond er in dat jaar onder de jeugdige heren van dertien tot achttien jaar. Van hen ging zelfs achtenzestig procent op vakantie, voor het grootste deel (achtenveertig procent) binnens lands en voor zesentwintig procent naar het buitenland. Bij de vrouwen boven de dertien jaar zien we ongeveer dezelfde uitkomsten. Bij een nadere specificering is het echter opmerkelijk, dat ruim tweemaal zoveel vrouwen naar de wintersport gingen als mannen. Eén procent van de mannen, die naar het buitenland op vakantie gingen, deed dit om de wintersport te gaan beoefenen. Bij de vrouwen is dat twee procent en voor de meest huwbare 77 van de Nederlanders is ijskasl- bezitter. leeftijd tot vierendertig jaar ging zelfs drie procent van de vrouwen naar do met sneeuw bedekte landen. Van de Nederlandse mannen, die in 1969 naar het buitenland op vakantie gingen, logeerde drieëndertig procent in hotels en een bijna even groot aantal (tweeëndertig procent) onder het tentdak op een camping. Vrouwen blijken voor dat laatste aanzienlijk minder te voelen, want zij nestelden zich voor achtendertig procent in hotels en maar voor vijfentwintig procent in de tent. Favoriet vervoermiddel was natuurlijk de auto, waar van drieënzestig procent van de mannen en zesenvijftig procent van de vrouwen zich bediende. Bij de vrouwen bestond een iets grotere reislustigheid per trein, bus of vlieg tuig. Wat vliegvakantie betreft: de meeste mannen die hiervan gebruik maakten, kwamen uit de leeftijdsklasse van vijfendertig tot negenenveei-tig jaar, terwijl vliegende vrouwen voor het merendeel in de leeftijd van vijftig tot vierenzestig jaar waren. De meeste vliegreizen zowel door mannen als vrouwen, werden gemaakt door personen, die werden gerangschikt onder de welstands klasse B. Luxe Op een totaal aantal gezinnen van 3.674.000 beschikt iets meer dan de helft over een personenauto: tweeënvijftig procent. Vijf procent van de Nederlandse gezinnen heeft Bijna de helft van de vrouwen heeft een naaimachine; 44 maakt haar kleren zelf. tot nu toe meer dan één auto voor de deur staan. Het meeste autobezit komt voor op de leeftijd van de gezinshoofden van vijfen dertig tot negenenveertig jaar. Bijna een kwart (vierentwintig procent) van alle Nederlandse mannen (boven dertien jaar) berijdt een bromfiets (vrouwen dertien pro cent). Ook hier zijn de mannen in de leeftijd van vijfendertig tot negenenveertig jaar de meest brommenden. Opmerkelijk is het ver schil bij de vrouwen: daar maken de meesten gebruik van de bromfiets in de leeftijd van negentien tot vierentwintig jaar En over het algemeen genomen zitten er meer jeug dige vrouwen op de brommer dan jongeheren. Maar de animo van vrouwen voor de brommer neemt ook eerder af: 65-plusdames berijden nog maar voor één procent de brommer, tegen zeven procent mannen in die leeftijdsgroep. Slechts twintig procent van het rondrijdende blik op vier wielen wordt 's nachts gestald in een eigen garage in de nabijheid van de woning van het gezin. Een ijskast is tot nu toe het meest gekochte duurzame gebruiksgoed in het Nederlandse gezin. Ruim zevenenzeventig procent beschikt hierover. De meeste ijskasten komen voor in de welstandsklasse C. Een ijskast, gecombi neerd met diepvrieskast of een diepvrieskast apart, komt nog slechts in één van de tien gezinnen voor. Een bijzonder luxe artikel blijkt nog altijd de lang niet meer nieuwe vinding van vaatwasmachine. Zij komt slechts in twee procent van de gezinnen voor, verre weg het meest in de welstandsklasse A en B, voor negen procent in de klasse C en hele maal niet in de D-klasse. Bijna de helft (negenenveertig procent) van de Nederlandse gezinnen beschikt momenteel over een automatische wasmachine en vijfen vijftig procent over een losse centrifuge. De meeste machines zijn in handen van de ge zinnen in de C-klasse. Veertig procent van de gezinnen heeft voorts een droogkap en zestien procent een föhn. De droogkap- hausse begon na 1965 en tegelijkertijd nam de populariteit van föhns af. Over een elek trische naaimachine beschikt ook bijna de helft van de gezinnen (achtenveertig procent). Vier procent van alle gezinnen heeft tot nu toe kleurentelevisie aangeschaft. Hierover zijn nog weinig nadere gegevens beschikbaar, zodat nog niet kan worden vastgesteld uit welke inkomensklasse zij voornamelijk komen. Resumerend kan men vaststellen, dat de meeste duurzame gebruiksgoederen binnen het huishouden worden gekocht door ge zinnen in de welstandsklasse C. De minder welgestelden. Wonen Zestig procent van dc Nederlandse gezinnen bewoont een huurhuis, tegenover vijfendertig procent een eigen huis. Van het totaal aantal huizen is tegenwoordig tachtig procent uit gerust met een bad of douche, eenentwintig procent met centrale verwarming (vlak na de oorlog vijf procent), vier procent van de gezinnen, die over een tuin beschikken, maait het gras met een eigen machine. De rest zal zo'n apparaat wel bij de buren lenen. De meest actieve vrijetijdsbesteders in ons land zijn de mannen sn vrouwen in de leef tijd van vijfendertig tot negenenveertig jaar. Zij hebben blijkbaar de meeste vrije tijd. Negenenvijftig procent van de gezinnen schildert het. huis geregeld zelf van binnen op. Het getal van buitenzelfschilders is ook vrij hoog, namelijk twintig procent. Zoals bekend stellen sommige gemeenten in Neder land voor hun woningbezit aan de huurder verf en materiaal beschikbaar om de buiten kant van het huis te schilderen. Bijna de helft (vierenveertig procent) van de Nederlandse vrouwen maakt kleding ook zelf. Achten dertig procent breit ook en drieënveertig procent doet aan diverse handwerk. Zelf fotograferen is ook de gewoonste zaak van de wereld geworden, want meer dan de helft van de Nederlandse mannen heeft een foto toestel. Tweeënveertig procent van hen heeft de beschikking over een goedkoop toestel (tot zeventig gulden). Bij de vrouwen ligt het niet veel anders: eenenveertig procent heeft een toestel, waarvan vijfenveertig procent goedkoper dan zeventig gulden. De film camera is nog niet zoveel gekocht. Slechts zeven px-ocent van de gezinnen beschikt Een interessant beeld levert ook het over zicht van cosmeticagebruik door vx-ouwen op. Het is niet de nagellak of lippenstift, die het meest in trek is, maar de handcrème. Deze wordt gebruikt door tweeënzeventig procent van de Nederlandse vrouwen. Daarna volgt toch de lippenstift: vijfenzestig procent en de twee volgende meest gebruikte ax'tikelen zijn haarversteviger (zestig pi-ocent) en haarlak (negenenvijftig procent). Meer dan de helft van de Nedei-landse vrouwen vindt dus wat te moeten doen aan haar haren. Nog niet de helft beschikt geregeld over nagellak: zesen veertig procent. En tenslotte de scheergewoonten van mannen. Het blijkt, dat de heren en jongens vanaf dertien jaar zich voor negenentachtig procent geregeld scheren. De rest zal wel een baai-d hebben of nog niet aan baardgroei toe zijn. Maar opmex-kelijk is, dat hoewel zeventig procent scheert, toch nog drieënvijftig pro cent van hen ook af en toe het scheermes gebruikt. Slechts zeventien procent van de Nederlandse mannen scheert zich uitsluitend elektrisch. LAMBIEK KNEPFLé Meer meisjes dan mannen hebben een brommer. Mannen prefereren machinaal scheren boven de kwast. ope n kunne werkt i heeft, da bent. vakanti Een Nederlandse priester hield bijna een jaar lang precies bij waaruit zijn werk bestond. Daarna wist hij dat zijn ruim 60-urige werkweek eigenlijk weinig vrucht afwierp. En dat deed hem verzuchten: „Ik ben bang dat veel priesters weg gaan, omdat ze niet meer zien dat ze functioneren. Ze stuiten op een vaag wantrouwen". Hij is een priester als zovele ande ren; rond de veertig en kapelaan in een nieuwbouwwijk. Hij is een priester die hard zoekt naar een nieuwe image, een nieuw stuk vertrouwen. „Want als de mensen voor wie je werkt, niet in jou geloven, hoe kun je dan nog in jezelf geloven?". en priester. Rond de veertig en kape- of modern: pastor in een de nieuwbouwwijken waaraan ons l zo rijk is. Een priester als honder- vandaag. Een man, die dag in dag al zijn energie kwijtraakt aan de ,n religieuze en geestelijke van „zijn" mensen. Een ijsberg ran hij weet hoeveel er onder de tervlakte blijft. m uitgesproken Septuagintman, al looft hij ook niet meer aan het won- binnen alleen maar de alleenzalig- ;ende kerkmuren. Hij wil in ieder 'al wel grote bx'essen slaan in die :n. Als hij ergens aan lijdt, is het op de eerste plaats aan zijn celi- itaire staat, maar aan de kloof tussen Kerk, dus zijn werk, en de mensen wie hij meent iets te kunnen be zoek priester is op zoele naar een rxieu- image, een nieuw stuk vertrouwen, barmee zijn hele functie staat of valt. |ant als de mensen waarvoor je werkt, jou geloven, hoe kun je op de an nog in je zelf geloven? Wat doet deze priester Hij sjouwt de godsganselijke dag, zet het ene na het andere experiment op touw, koopt van van zijn bescheiden salaris boeken en tijdschriften waarmee hij hardnekkig probeert bij te blijven op theologisch, pastoraal, liturgisch, pedagogisch, socio logisch, psychologisch enz- enz. terrein, preekt en praat om progressieven moed te geven en tegelijk conservatieven niet teleur te stellen. Maar waart het spook van de misluk king xxiet reeds door de vaak hyper- modex'ne, maar leeglopende kerkgebou wen De voorheen beminde gelovigen verstaan hem (cq. de Kerk) niet of ver keerd, ze komen niet meer naar hem (cq. de kerk) toe, terwijl deze priester de mensen om zich heen kapot ziet gaan van eenzaamheid en geestelijke verwaarlozing en armoede. Je zou ze zo verdomd graag helpen, maar als ze wegblijven „De mensen hebben (nog) geen zicht op de priester van nu; ze zijn wantrou wend. De vele ambtsverlatingen doen daar zeker geen goed aan. „Zou hij ookEn daarom komen ze niet meer zo vanzelfsprekend naar hem toe". De priester, die dit zegt, woont in een inooie, moderne pastorie samen met een jongere collega en een oudere pastoor, die veel moeite doet om het allemaal bij <te houden en in ieder geval „zijn jongens" hun gang laat gaan. Werkweek De eigenlijke aanleiding tot ons gesprek was het curieuze feit dat deze priester bijna een jaar lang nl. van 24 juli 1969 tot en met 17 juni 1970, precies heeft bijgehouden waaruit zijn werk bestond en hoeveel tijd hij aan zijn verschil lende activiteiten besteedde. Hij kwam, om maar ergens mee te be ginnen, op een wex'kweek van gemid deld 60 tot 62 uur. „Dat is xxiet zo erg veel", bekent hij, „in ons priesterteam maken sommigen 80 uur per week" Laten we het er maar op houden dat zijn ruim 60 uur per week een goed gemiddelde vormt voor deze categorie priesters in Nederland. Dat betekent, in een vijfdaagse wei-k week omgex-ekend. werkdagen van ruim elf uur. Maar omdat juist het week einde voor parochiepriestei's bijzonder arbeidsintensief is, komt het in feite neer op werkdagen van ruim acht uur, maar zonder een vrij weekeinde- Zeer. veel tijd gaat bij deze priester zit ten in het huisbezoek; 14 procent, ofweJ meer dan 340 uur (gerekend dus over bijna 11 maanden). Daarna komt zijn aandachtsgebied (special %eit) binnen het priesterteam dat de vijf parochies ver zorgt ,waax-uit deze nieuwbouwwijk be staat. (In dit groter samenwerkingsver band zijn diverse specifieke aandachts velden toegewezen aan telkens een priesters. Zo trekt „onze" priester zich speciaal het jongex-enpastox-aat aan. Hij besteedt hieraan 12 procent van zijn tijd, die vooral opgaat aan plannen, organiseren, opbouw van een kader en dergelijke. Zielzorg Meer dan de helft van zijn werkzaam heden kan deze pastor rekenen tot de „echte", of beter: directe zielzorg: aan de voorbereiding van eucharistievierin gen, preek en teksten (samenstelling van de dienst) is hij 20 procent van zijn tijd kwijt, aan huisbezoek en persoon lijke gesprekken eveneens 20 px-ocent en aan de jongeren, zoals gezegd, 12 pro cent. Bij elkaar 52 procent van zijn werktijd. Over de eucharistievieringen zegt hij: „We zijn steeds met twee priesters bij alle vijf vieringen in het weekeinde. (Je kunt je trouwens af vragen of vijf vieringen niet te veel is-.) Maar is het preken al veel moeilijker dan vroeger je kunt niet meer klet sen het voorgaan in de eucharistie eist ook veel van je. Dat eist je op, dat is vermoeiend. Vergeet niet dat je niet met steeds dezelfde formules kunt aan komen. Je moet de hele dienst zelf op bouwen. Het is wel jammer, dat je alles zelf moet doen, het is te veel een one-manshow van de priester. De ge ladenheid en het gevoel voor medever antwoordelijkheid ontbreken nog te vaak bij de mensen". Hoe de persoonlijke zielzorg aan het verschuiven is, blijkt scherp uit de tijd die deze priester in 11 maanden be steedde aan px-ivé-biechthoren: welge teld 3 uurtjes. „Aan tijd stelt dat niets meer voox-. Je moet daar echter tegenover stellen de overigens nog altijd weinige per soonlijke gesprekken ,waax-in je echt tot een pastorale begeleiding komt (135 uur) en ook bijv. de gesprekken ter voorbe reiding van het huwelijk (natuurlijk niet veel in zo'n jonge wijk: 17 uux-). Hierbij moet je uitgaan van het prin cipe: als u wilt. Je staat als pastor, als Kerk dus ook, ten dienste van de men sen, maar zij moeten wel van dat aan bod gebruik willen maken. En de drem pel is nog zo hoog. Men is bang, ook de jongex-en. Men heeft het idee: die man hoort mij niet, die yist naar iets. Af en toe komt er eens iemand praten, echt uit behoefte. Daé-r moet het naar toe. De mensen begx-ijpen niet, dat ik daar altijd, ook midden in de nacht, met voorrang alle tijd aan wil geven." Wat doet deze priester verder zoal Onder de werkzaamheden in en rond de parochie noemt hij onder meer: dopen (20 uur), huwelijken, uitvaarten, bedieningen (44 uur), parochiële admi nistratie en correspondentie (94 uur) ziekenbezoek (26 uur), vergaderingen met het parochieberaad (56 uur), met de werkgroep liturgie, pas gestart (3ya uur, met het collectantencollege (4 uur), met het kerkbestuur (13 uur), met de parochiële charitasinstellingen (lOMs uur), met het parochieel missiecomité (8 uur), liturgische zangles op een basis samenstelling zangbundel (die tenslotte school (16 uux'), repetities zangkoox-, nog te duur bleek om te laten drukken!) (147 uur), „Ik ben zelf dirigent van een koor. De echte techniek ontbx-eekt me. maar ik heb er wel plezier in. Ieder, koorlid erbij is een steentje voor een beter verzorgde eucharistieviering. Mis schien hield ik ermee op voor wezen lijker zaken, als ex een plaatsvervanger gevonden wei-d". Wat betreft de wijk- zielzorg (de vijf parochies samen): ver gaderingen met en werk-voor het ge hele wijkberaad van priesters en leker (154 uux). priester- en teamgesprekken („Erg belangrijk, je corrigeert elkaar en je vangt elkaar op") (69 uur), een oecu menische gespreksgroep (49 uur). Aan wijkwerk, dat nauw samenhangt met zijn „specialiteit", het jongerenpastoraat (groepswerk, sociaal centrum e.d.) be steedde hij ongeveer 100 uur. Voor studie bezinning en persoonlijk gebed blijft naar zijn eigen gevoelen veel te weinig" tijd over. (Lezing en gebed 17%, uur, studie 132 uur: „Niet meer dan wat vakliteratuur") Waar je ontzettend veel tijd aan kwijt bent, vertelt hij, is het zoeken naar mensen in de parochie of wijk, die iets willen „doen". Met andere woor den: de kadervorming. Zo zoekt hij zich een ongeluk naar mensen die deskundig èn bereid zijn een stuk vrije tijd be schikbaar te stellen voor de begeleiding van jongeren. „Vaak voel ik me zo'n Belse knol, die niets anders doet dan een wagen voox-uit zeulen. Maar doet-ie dat niet, dan staat de hele wagen stil". Hoe lang hou je zo'n leven in deze tijd vol Voor deze pastor is in ieder geval duidelijk dat je er niet bent als je zelf maar in je taak als priester gelooft. „Het priesterambt is er nl. voor de an der; vraag daarom om respons en weer klank. Je kunt het alleen maar uit oefenen met en tussen de anderen. Ik ben bang dat veel priesters weggaan, omdat ze niet meer zien dat ze functio neren. Ze stuiten od een vaag wantrou wen. Er moet een nieuw vertrouwen groeien. Maar daarvoor is een geloof nodig in nog steeds dezelfde taak en boodschap van de Kerk voor heel de samenleving. Als gelovige en niet-gelovige dezelfde inspiratie durven vermoeden, ook in de priester-nieuwe-stijl, dan zullen ze hem gaan honoreren als gelovige, als mens en als werker. En dan maakt het niet uit of die priester getrouwd is of niet. De Kerk is op een ontstellende manier bezig de gewone man te verliezen. We zijn. incluis alle vernieuwingen, .bezig aan een elitekerk, met allemaal acade mici en doctorandussen. De meeste mensen snappen er niets van. We moe ten leren „vertalen". We kennen het vak public relations niet. Ook binnen de Kerk moet er veel gedemocratiseerd worden. Dat versta ik onder een Volks kerk en daar hou ik van. De bekoring van veel priesters is nu: overstappen naar een maatschappelijke functie, die reële inhoud heeft liever dan te blijven werken in een pastorale functie die alleen nog maar op papier bestaat". Het wonder Ontboezemingen van zomaar een Dries ter. Een beginnende veertiger, die in de hoop dat het wonder gebeurt, er in ieder geval hard voor werkt. „De mensen denken nogal eens dat mijnheer kapelaan een serie feestjes, recepties en trouwpartijen afsjouwt en zo best aan zijn natje en zijn droogje komt. Tot mijn groot verdriet heb ik er dit hele jaar maar 10 uur voor kun nen uittrekken. Maar ik hoop op betere tijden, want ook bij een borrel kun je waardevolle menselijke contacten leg gen". JAN LANDMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 11