Ludwig van Beethoven DE ESSENTIE VAN DE MEESTER DE WIND EN DE LICHTEN DER SCHEPEN ZATERDAG 12 DECEMBER 1970 HOE MEN TWEE EEUWEN NA ZIJN GEBOORTE HERDENKT EN EERT Beethoven tweehonderd jaar na zijn geboorte: hoe hebben wij zijn nalatenschap be"heerd? Die vraag stellend worden we her innerd aan een reeks zeer mal- tentige uitingen van Willem Pijper in 1927, het jaar, dat we ook de meester uit Bonn her dachten en eerden: het was toen namelijk één eeuw geleden dat hij gestorven was. Herdachten en eerden: met symfonische cycli, met het spelen van al zijn strijkkwartetten, al zijn viool-, al zijn pianosonates. En dat was het juist, wat Pijpers ergernis opwekte: de eenzijdigheid vierde hier hoogtij. Men herdacht de complete Beethoven in geen enkel opzicht, men had slechts oor voor de „Uebermenschlichkeit" van zijn concepties„de inderdaad niet overbeschaafde kermisvedelaar moest hierbij buiten beschouwing blijven". „Hij heeft dozijnen dansen gecompo neerd, die niemand meer hoort, hij heeft humoristische basaria's ge schreven een „Elegie auf den Tod eines Pudels" en een stuk „für eine Spiel- uhr". Men hoort ook zijn „Wellingtons Sieg, oder die Schlacht von Vittoria" niet meer, een werk waarmee Beet- n in 1813 plotseling beroemd werd. Kent men de stukken voor mandoline en cembalo nog, of het duet voor alt en violoncel mit zwei Obligaten Kugenglasern"? Of de canons „Lob auf den Dicken" en „O, Tobias Haslinger"? Krijgen de executanten het in hun hoofd om het „Kriegslied der Oester- reicher", de mars „zur grossen Wacht- parade", het Equale voor vier trom bones te gaan uitvoeren? Neen im- Aldus de terecht moltentige Willem Pijper anno 1927. Zou hij thans in het Beethovenjaar 1970 met soortgelijke verwijten kunnen aankomen? Ja en neen Beethoven in de concertzaal Een onomstotelijk feit is het: de popu lariteit, zo ge wilt de eenzijdige popu lariteit van de meester in de concert zalen is getaanddaar is het op merkelijk stil rondom hem geworden. Maar er zijn symptomen, daarnaast en daartegenover, die erop duiden, dat er naar hem geluisterd wordt, meer dan ooit te vorendank zij de grammo foonplaat, die de wereld veroverd heeft. Iemand, die het echt kan weten, ver klaarde ons onlangs, dat het aantal verkochte platen van de Vijfde Sym fonie alleen in dit jaar, alleen in dit land, reeds meer dan honderdduizend bedroeg. Goed, maar betekent dit weer opnieuw het bevorderen van de door Pijper gesignaleerde eenzijdigheid? Bij som mige maatschappijen wel, bij andere Beethoven Edition 1970: duurzaam monument Wij voor ons aarzelen niet te be kennen, dat de Beethoven Edition i970 verzorgd door de Deutsche Grammo- phon Gesellschaft, de belangrijkste daad is in dit herdenkingsjaar gesteld. D.G.G. heeft het gewaagd twee cas settes te publiceren, die met de regel maat van een klok in de jaren 1969- 1970 verschenen. Raadpleegt men deze uitgave, dan komt men tot de verblijdende conclusie, dat Ludwig van Beethoven in de tijd dat de Missa Sölemnis en de Negende Symfonie ontstonden (olieverf Josef K. Stieler). Pijpers bezwaren d.d. 1927 hier vrij wel ontzenuwd zijn. Het importante van dit initiatief? Hier komt de totale Beethoven te voor schijn, niet tiitsluitend meer de mens, die de negentiende eeuw uit roman tische overwegingen los van ae muziek gemaakt had: u begrijpt het: de revo lutionair, de man, die het noodlot in de nek greep, de door het leven ge teisterde vult u zelf maar aan Deze daad van de D.G.G.ze getuigt van durf, van trots, doch ookvan edelmoedigheid: men kan op gemakke lijker wijze geld verdienen! Willen we de totale uitgave karakteri seren, wat niet zo gemakkelijk is bij een globale beschouwing, dan komen 'we onontkoombaar tot de volgende conclusie: De uitgave vertegenwoordigt wat we zouden willen noemen, het muzikale establishment, wat we bepaald niet in depreciërende zin bedoelen. De mensen, die erin optreden, de ensembles, die hieraan hun mede werking verlenen, hebben het volste vertrouwen van de consument en terecht. Men krijgt dus Von Karajan in zijn huis en met hem de Berliner Philhar- moniker, naar onze overtuiging mo- ■WV Choreograaf Maurice Béjart. menteel het beste orkest ter wereld; van de kamerensembles is het Ama dous, die de hoorder komt verblijden. En kan men zich betere pianisten denken dan Kempff, Anda, Demus, een meer verfijnde cellist als Fournier, een intelligenter violist dan Menuhin? Wat de muziekdramatiek betreft: hier staat Karl Böhm er borg voor, dat de liefhebber een schier volrrjaakte. „Fi- delio" wordt geboden.Voegen we hieraan, toe, dat in deze uitgave een boekwerk opgenomen is. verzorgd door de wetenschappelijke staf van het Beethovenarchief te Bonn, tal van nieuwe en daardoor actuele gegevens bevattend, dan menen we te mogen constateren, dat hier een monument opgericht is aere perennius: duur zamer dan metaal. Beethoven en de huidige componisten Een andere vraag dringt zich aan ons op, wanneer we ons bezighouden met de betekenis van Ludwig van Beet hoven in het herdenkingsjaar 1970: hoe staan de huidige scheppende toon kunstenaars ten opzichte van dit feno meen? Werkt zijn invloed op hen door, bemoeien ze zich in hun creatieve arbeid met hem en zo ja, op welke En dan moeten we vaststellen, dat het vooral de avant-garde is, die door hem blijkt te zijn getroffen. Getroffen, doch op een heel bijzondere manier. Daar heeft men bijvoorbeeld Stock- hausen, Karlheinz Stockhausen, in 1928 geboren, momenteel een van de promi nenten in de Elektronische Studio van de Nordwestdeutsche Rundfunk Keulen dit visitekaartje moesten wij u tonen om daarmee tevens de aard van zijn activiteiten onder meer met de twee pianisten Kontarsky te signa leren in een werk. door hem aangeduid als „Beethoven 1970". Hij speelt hier met de „toonmaterie'' hem door zijn illustere voorganger ge boden: hij speelt ermee, doodernstig, citerend, deformerend, daarbij dol op collages de conservatieve Beet- hovenminnaar zal deze daad be schouwen als een heiligschennis wat onze ervaring was, toen we deze placet op een voordracht draaiden. Nog een andere proeve van actuele Beethovenbehandeling: ze stamt van de in 1931 geboren Maurice Kagel en is eveneens, als Stockhausens com positie door de D.G.G. uitgegeven. Laten we de man even zelf aan het „De ziekelijke pogingen bekende stukken uit het verleden nog bekender te maken, heeft in de interpretatie van de klassieke mliziek dè neiging tot het „Salonfahige" gebracht. In plaats van de afzonderlijke werken moet men op de dag van heden de essentie van de brengen". Wat Maurice Kagel dan ook meent te doen, hierin gesteund door een groep (voortreffelijke) vocalisten en instru mentalisten Maar onze indruk? Krijgen we de „essentie", krijgen we een pil. desnoods een vergulde, te slikken, die ons binnen drie kwartier vertrouwd maakt met het wezenlijke van Beethovens oeuvre? Voor ons bleef het een spelletje van stukken herkennen, min of meer han dig samengeflanst: echter niet een boeiende collage. Beethoven en de computer zitten echt denken aan de Sonate op. 2, nr. 1, door Louis Andriessen in 1969 geschreven en onlangs uitgevoerd door de pianist Reinbert de Leeuw en het Danzi Kwintet. We hoorden ze in een versie voor piano en bandrecorder. Het stuk bleek met behulp van een computer samengesteld uit het materiaal van het gelijknamige werk van Ludwig van Beethoven; daarnaast waren er een aantal toevoegingen uit andere bron te constateren. Bepaald enthousiast konden deze ruim tien minuten durende klanken ons be paald niet maken. Doch men ziet: anno 1970 bemoeit men zich met Beethoven, zowel de com mercie als de scheppende kunstenaars. En de pop Over commercie gesproken: ook de „pop" heeft zij haar ruime kansen gegeven. Hoe anders dan in het her denkingsjaar 1927: toen kwam ln ernstde Bond van Mexicaanse onderwijzers en leraren met het voor stel één )aar lang alle jazz te ver- bicden: dit bij wijze van een eerherstel voor de smaad de grote meester Beet hoven door dit soort „muziek" aangedaan Kom er nu, in 1970, eens om: de jongens van de pop hebben zich van de grote meester meester gemaakt: „Ek- seption" bijvoorbeeld, dat als combo in de Vijfde Symfonie optredend, de mu zikale praktijk van een normaal orkest integreerde. Ziehier het Beethovenjaar 1970... we hebben reden aan te nemen, zelfs Willem Pijper niet ontevreden zijn: hoe dan ook, meer dan in 1927, men doende met 's mans „muziek". Beethoven en de dans Een beschouwing over „Beethoven 1970", ze is niet compleet, zo niet de aandacht gewijd, het accent gelegd wordt op de betekenis van 's meesters muziek voor de wereld van, de dans. Allereerst denken we dan aan diens „Geschöpfe des Prometheus" (op. 43), die men, zonodig ter kennismaking, kan beluisteren in een uitstekende reproduktie van de Berliner Philhar- moniker onder leiding van Bernhard Klee (uitgegeven in de Beethoven Edi tion 1970 van de D.G.G.). Dit ballet is weer sterk onder de aan dacht gekomen door de fascinerende creaties van David Wall en Doreen Wells in de choreografie van Frederick Ashton, dat, in juni jongstleden te Bonn voor het eerst opgevoerd, op 31 oktober 1970 zijn Londerise première beleefde. Beethovens geboortehuis in Bonn. Beethovens vleugel, geschenk van Thomas Broad wood (1818). Doch culminerend in dit opzicht is de daad, vóór enkele jaren te Brussel gesteld door Maunce Béjart met zijn Ballets du XXième Siècle, waarin hij Beethovens Negende Symfonie, com pleet met koor, solisten en orkest, heeft visueel gemaakt. Choreografische transpositie van het werk, dat van geen ander idee uitging, geen ander doel, geen ander argument had dan de muziek, die, om Béjarts eigen woorden te gebruiken, „he* geheel draagt, het als het ware voedt en er de enige reden van bestaan van is. De Dans volgt hier enkel de trage gang van de componist, die hem van angstige beklemdheid tot vreugde voert, van het diepste duister tot het stralend licht". Nietzsche en de Negende De opvoering werd en wordt gedragen door een proloog waarvoor Nietzsche de tekst leverde. We citeren Fröhlich unsre Wissenschaft. Raffen wlr von Jeder Blume Eine Blüte uns zum Ruhmc Und zwel Blatter noch zum Kranz? gleich Troubadouren Zwischen Heiliger Deze Beethovencreatle, waar „alle Rassen Brüder werden", ze is in deze Jaren de ganse wereld doorgegaan: men heeft er de Olympische Spelen in Mexico mee geopend. Beethovenjaar 1970: we menen, dat komende generaties de wijze van ons eerbetoon welwillend kunnen be schouwen. 1. Symfonieën Concerten 4. Strijkkwartetten Strijkkwintet 5. Toneelmuziek i de D.G.G. zijn Kamermuziek voor blazers V ioofs'ona tts?°Cel los o n atës" 'er gehele Edition I Scène uit het ballet dat Béjart van de Negende maakte. Er gaat een bepaalde bekoring uit van dc titel van het nieuwste bock van Alfred Koss mann: De wind en de lichten der schepen. Hjj is ontleend aan een bekend vers van Martinus NUhoff en, als men zich dat herin nert wordt de sfeer van de titel weer anders, wordt het een noodlotssfeer, want de twee reddelozcn, waarover Nijhoff in zijn gedicht spreekt, zijn op reis naar een einde „waar niemand ons bijstaat", de wind en de lichten der schepen zeggen hun dat. Maar ondanks het fatale dat er in die boodschap ligt, is bet gedicht van Nijhoff toch een licht zingend gedicht, bijna achteloos voor zich heen ge neuried, zoals dat bij gedichten van Nijhoff het geval kan zijn. De titel en het motto geven, juist en onver beterlijk, de sfeer en de bedoeling van Koss- manns roman aan. Hij heeft ook die zingende lichtheid, men zou het een schertsende roman kunnen noemen, schijnbaar achteloos precies neergeschreven of neergetypt. Maar men moet zich daarbij niet vergissen: ieder woord slaat feilloos precies op dc plaats die het toe komt en de roman is opgebouwd uit verschil lende gedeelten, die precies in de bouw van het geheel passen, waaraan niets te verwrik ken valt. Er is niets meer aan te doen, zo is hij en niet anders, zo vanzelfsprekend zelfs, dat men hem als men hem geheel gelezen heeft zich misschien niet eens rekenschap gaf, hoe zorgvuldig hij is gecomponeerd. Men zou zich nog op een andere manier kun nen vergissen, men zou het ondanks de licht heid van toon en de noodlotssfeer een vrij banale roman kunnen vinden De personen, die erin optreden zijn niet bij zonder opvallend, noch, vrij van de roman gezien, bijzonder belangrijk, het gegeven houdt op zich niet veel direct dramatisch in. Het speelt zich af op een Grieks eiland in de Middellandse Zee tussen mensen, die in hun gewone leven eigens anders wonen. Het speelt zich in herinnering voor de hoofdper soon ook af in Nederland, waar hij vandaan komt. Hij is een' tekenaar, die ook schildei had willen zijn, maar het schilderen heef! opgegeven, min of meer omdat hij voor zijn zuster, een mislukte actrice, moest zorgen, die- zenuwziek was en zijn leven lastig en moeilijk heeft gemaakt. De tekenaar Jan Dewalt, een nogal gezette vijftiger is dus in het boek op twee plaatsen tegelijk, hij is op het eiland in het zuiden, maar, door zijn herinnering, door de flash back, is hij ook in Nederland. Op beide plaatsen vormt hij met twee anderen een drietal. In de herinnering met zijn zeer geleerde en maatschappelijk zeer geslaagde broer Herman en met zijn zuster Eleanora of Nora, met wie hij in hetzelfde huis woont In het heden met een heel oude lange Engels man Horace. die het zijn levenstaak acht een geschiedenis over het wassen te schrijven, en een Hollands meisje, dat in feite een weduwe is, die dus iemand verloren heeft evenals Jan Dewalt. In de eerste zin van het boek wordt immers meegedeeld dat Nora overleden is. Dat begin is een keerpunt in de levens van de drie mensen in het zuiden, de een tikje mallotige Horace, de dochter van een Friese kantonrechter Annemarie Schreuder en de tekenaar Jan Dewalt. Er wordt daarmee een tijdperk in het leven van Jan Dewalt afgesloten De brief van de broer, van Herman, is een bijzonder laconieke brief, past bij het hele verhaal dat met al zijn gevoelig indringings- vermogen toch ook laconiek vaststellend is. „Beste kerel", luidt-de brief, „laat ik maar met de deur in huis vallen. Noortje is gisteren gestorven. Ik heb geen tijd. om er nader op in te gaan, maar het waren slaappillen. Jammer, dat je niet hier bent. Hartelijke groet. Herman". Jan Dewalt herkent er zijn broer volkomen in, die brief tekent ook hun onderlinge verhou ding. Hij blijft, of hij wil of niet over die brief nadenken. Hij vindt hem niet alleen laconiek. Hij vindit hem ook een beetje dub belzinnig. Jammer dat je niet hier bent. Dat lijkt zo gewoon. Maar hij kent zijn broer. Het is in feite een verwijt. Hij Jan, had bij Noor tje moeten blijven. Dan was dit niet voor gevallen. Hij neemt bet zijn broer kwalijk, maar hij ondervindt geen wroeging. Deze zelfmoord zou toch niet te voorkomen zijn geweest. Hij begeeft zich weer in de avonturen van het eiland. Hij bemerkt nog beter dan eerst hoe zot Horace eigenlijk is en hoe in de knoop Annemarie, maar het interesseert hem steeds minder. Als hij dan op het eiland het gerucht hoort, dat er een staatsgreep ophanden is. besluit hij terug te keren. Horace en Anne marie nemen hetzelfde besluit. Maar er komt, zoals meestal in de boeken van Alfred Kossmann toch nog een paniekstem ming. Als ze met hun drieën door de menigte naar de boot trachten te dringen, raakt de map met tekeningen van Jan Dewalt te water en de tekeningen worden overal verwaaid. Al zijn werk op het eiland gaat zo teloor en als hij op de boot aankomt blijkt hij doodziek. Het kan voor hem een reis zonder thuisreis worden, naar een einde waar niemand hem bijstaat. JOS PANHUIJSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 11