Joop Waasdorp
„Wij spelen teveel va-banque spelletje"
„Ik heb maar een paar woordjes in huis...'
,ALS MIJN
VADER
VLOEKTE,
STIERF ALLES
AF..."
ENSCHEDE. Op de technische hogeschool Twente
werkt een man die zich beroepshalve dagelijks met
de consequenties van ,de toenemende luchtvervui
ling bezighoudt. Het is ir. H. Peters, lector in de
chemische gezondheidstechniek. In dezelfde ruimte
koele, cleane laboratoria, retorten, kolven, inge
wikkelde apparatuur waar de toekomstige schei
kundige ingenieurs worden opgeleid om hun plaats
in het bedrijfsleven in te nemen, doceert hij een
uniek vak, waarin de studenten wordt gewezen op
de gevolgen van een ongebreidelde milieuveront
reiniging. Onlangs kwam hij in het nieuws, toen hij
schriftelijk bij de commandant van de vliegbasis
Twenthe protesteerde tegen het stuntvliegen op de
„Open Dag", waarbij het Engelse stuntteam „The
Red Arrows" op geringe hoogte grote rood-wit-
blauwe rookwolken over de tienduizenden toe
schouwers uitspoot. De bezwaren van ir. Peters
komen de bezoekers, die hebben genoten van de
spectaculiere vliegersstuntcn, misschien wat over
dreven voor. Maar zijn verontwaardiging lijkt op
recht.
..Het beangstigende is dat steeds meer
rit in de natuur wordt gespoten. Als
we daar niks aan doen. richten we onze
eigen wereld te gronde. En als je dan op
zo'n demonstratie grote rookwolken als
attractie-voor-Jan-Publiek de lucht in
gaat blazen, is dat een slechte propa
ganda voor schone lucht. Hoe kan je
dat nou doen? Daarmee kweek je achte
loosheid bij de mensen aan. Terwijl je
ze juist moet leren, er alles voor over
te hebben om het leefklimaat veilig te
Zijn grote kennis van zaken geeft hem
talloze voorbeelden aan de hand. om
deze overtuiging kracht bij te zetten.
In de eerste plaats blijkt dat de „smog"
die tegelijkertijd New York, Tokio.
Rijnmond en andere industriële com
plexen bedreigt, niet nieuw is. Harde
feiten: mistrampen hebben in het ver
leden al duizenden slachtoffers geëist
Rampen
In 1930 werd de Belgische Maasvallei
geteisterd door een mist die 60 doden en
6000 zieken ten gevolge had.
In 1948 was 43 procent van de be
volking van Donora in de Verenigde
Staten letterlijk „ziek van de lucht".
De ramp die in 1952 Londen teisterde
(ongeveer 4000 doden) leidde ertoe dat
•nel wettelijke maatregelen werden ge
nomen. die een dergelijke luchtveront
reiniging in de toekomst moesten voor
komen.
Wat nieuw is, is de frequentie waar
mee de mistvorming optreedt en het
feit dat ook plaatsen die er vroeger
vrij van waren, op de lijst van „smog-
gebieden" komen te staan.
Zo dacht men vroeger dat een bepaalde
Vnist in Nederland niet voor kon komen,
maar de gebeurtenissen van de laatste
lijd hebben wel anders geleerd. Het
Westland heeft al vaak te maken ge
kregen met een ernstige mate van lucht
verontreiniging. waarbij de deskundigen
het er niet over eens zijn of die een
gevolg is van uitlaatgassen op de weg
RotterdamDen Haag. van de industrie
in het Rotterdamse gebied, of van een
combinatie van beide. En de alarm
centrale in het Rijnmondgebied is ook
geen weggegooid geld gebleken.
Volgens ir. Peters zijn er twee soorten
„smog", die de zon verduisteren en
ademhalingsmoeilijkheden en ander on
gerief veroorzaken. Het eer6te type
heeft zich onlangs boven de grote steden
voorgedaan. De mist vormt zich dan bij
slechte meteorologische omstandigheden
door een combinatie van mist, roet en
zwaveldioxyde.
Het tweede type wordt de „Loe Angelee-
imoï" genoemd (omdat deze vroeger
alleen daar bekend was), waarbU het
zonlicht invloed uitoefent op koolwater
stof (van bijv. benzine) en waardoor
oxydatie ontstaat. Deze laatste smog
die bjjv. in het Westland voorkomt
is voor Nederlandse omstandigheden het
gevaarlijkst, omdat er weinig maatrege
len te nemen zijn.
Als bronnen van de luchtverontreiniging
noemt ir. Peters de Industrie, het auto
verkeer en de verwarming van huizen
en bedrijven. Vroeger dacht men dat
die drie gelijkelijk de lucht vervuilden,
maar tegenwoordig weet men dat de
omstandigheden van groot belang zijn.
In de winter veroorzaakt de verwar
ming van een stad een roetwolk die zich
van het centrum tot de rand van de stad
uitbreidt.
Het autoverkeer kan eveneens een be
langrijke vervuilingsfactor zijn. Tijdens
de zomervakantie, als een groot aantal
Fransen Parijs de rug hebben toege
keerd. is de lucht boven de Lichtstad «le
helft minder verontreinigd dan normaal.
En dat de industrie een vervuiler is.
weet iedereen die wel eens in Pernis of
in bet Roergebied heeft rondgereden.
De natuur kan dit allemaal niet meer
aan. Normaal wordt de lucht vanzelf
gereinigd door regen, wind en planten
groei. Bij verbranding van chemicaliën
op de Noordzee is gebleken dat de golf
slag In staat ls om gassen uit veront
reinigde lucht op te nemen. De schaal
vergroting en de snelheid waarmee die
tot stand komt, zijn echter te veel voor
moeder natuur. Er vindt een opeen
hoping van milieuverontreiniging plaats,
die niet langs normale weg verdwijnt.
Dit geldt niet alleen voor de „smog",
waarmee wij in de warme dagen wor
den geconfronteerd. Ir. Peters somt nog
een aantal zaken op die een even grote
bedreiging voor de mens en zijn leef
klimaat vormen.
Natuur
De hoeveelheid insecticiden die wij ge-
leidelijk-aan over de gehele wereld heb
ben uitgespoten, kan naar zijn mening
fataal gaan werken. Want dieren en
mensen krijgen deze naar binnen, en
wel in steeds grotere mate. Vooral bio
logen kijken deze ontwikkelingen met
bezorgdheid aan.
De laatste tijd wordt steeds vaker ge
wezen op het gevaar van asbest. In een
proefschrift is aangetoond dat het direct
contact met asbest bij werknemer» ln
die industrie kanker kan verwekker-
Dat gevaar bedreigt ook de verbruiker»,
want de toepassing van asbest neemt
voortdurend toe, van linoleum tot
bloembakken en van dakbedekking tot
isolatiemateriaal. Het gaat er volgens ir.
Peters niet om, hoe de situatie nu is,
maar om de vraag: wat gaan we over
dertig jaar constateren?
En dan ts er de koolmonoxydevergifti-
ging. Dr. Borst uit Enschede heeft on
langs aangetoond dat gasgeisers ln keu
kens hiervan de oorzaak kunnen zijn.
Z(jn betoog beeft als gevolg gehad, dat
een groot aantal gemeenten daarop een
•verscherpte controle la gaan uitoefenen.
Koolmonoxyde komt ook vry b(j lekke
uitlaatsystemen of door het rijden In
files. De uitwerking komt des te harder
aan omdat de koolmonoxyde terecht
komt in het ventilatiesysteem van de
auto die erachter rijdt en dat ln einde
loze reeks.
Fluor in grote concentraties (aluminium-
fabrieken) kan schadelijke gevolgen
hebben. Ook hier gaat het om de hoe
veelheden. Fluor in het drinkwater heeft
een heilzame werking. „Ieder mens
heeft zout nodig en gebruikt dat ook",
zegt ir. Peters. „Maar eet een zak zout
op. en gegarandeerd dat je dood gaat"
Het is de opeenhoping, de escalatie, die
het gevaar oplevert. De enorme bevol
kingstoename. de vergroting van de
produktie per hoofd van de bevolking,
de onvoorspelbare groei van het auto
park. het zijn alle factoren die bijdra
gen aan een steeds grotere milieuver
ontreiniging.
Was deze ontwikkeling dan niet te voor
zien? Hadden we er niet eerder iets
aan moeten doen? Ir. Peters haalt de
schouders op. „Achteraf is dat makke
lijk gezegd. Er zijn wel altijd waar
schuwingen geweest, maar de mensen
zijn eigenwijs, vooral als hun porte
monnee ermee is gemoeid. En je moet
niet vergeten dat allerlei technische
alternatieven vroeger niet bekend wa-
Pas heel geleidelijk zijn maatregelen
tegen luchtverontreiniging van de grond
gekomen. Een neveneffect van het
steeds groter gebruik van aardgas in
Nederland bijv. is de aanzienlijke ver
mindering van de vervuiling, omdat
aardgas veel schoner is dan welke an
dere brandstof.
De meest voor de hand liggende moge
lijkheid om de verontreiniging van de
lucht te onderdrukken is het onttrek
ken van de schadelijke stoffen om die
opnieuw te gebruiken. Maar dit is nog
niet in alle gevallen technisch te ver
wezenlijken.
Daarnaast kan men proberen te voor-
SMOG:
LUCHTALARM lH
VREDESTIJD
Ir. H. Peters: wetenschappelijke strijd tegen luchtvervuiling
komen dat verontreiniging van de lucht
ontstaat. Zo worden er proeven geno
men om benzine, die nu nog slechts ge
deeltelijk verbrandt, in zijn geheel te
laten verbranden, terwijl ook het lood
vrij maken van benzine de aandacht
heeft. Voor dat laatst# moeten de ben
zinemotoren worden veranderd, en daar
hebben de autofabrikanten direct mee
te maken.
In de V.S. pakt men dit probleem vol
gens ir. Peter6 pragmatisch aan door bij
een toenemen van de luchtverontreini
ging de normen omhoog te drukken
en de (auto)-fabrikanten te dwingen
zich aan die nonnen aan te passen. Dit
in tegenstelling tot bijv. Rusland, waar
men van te voren normen opstelt, die
vaak niet eens technisch te
lijken zijn.
De niet- of slechts gedeeltelijk geïn
dustrialiseerde gebieden zijn in 't voor
deel waar het de bescherming tegen
luchtverontreiniging betreft. Dat geldt
bijvoorbeeld voor het oosten en noorden
van ons land, waar men aan nieuwe in
dustrieën normen kan opleggen, die in
de Randstad binnen de bestaande situa
tie niet haalbaar zijn.
In een „schoon" gebied kan men meer
eisen stellen. Ook speelt de kwestie van
een goed industriegebied een rol: welke
industrieën laat je toe en welke niet?
Daarbij is selectie mogelijk.
Ir. Peters: „Je moet je afvragen of je
met z'n allen niet verstandiger moet
'zijn en bijvoorbeeld auto's gaan weren.
Dat is een politieke zaak, waar iedereen
mee te maken heeft. In Tokio is een
auto alleen toegestaan, als er parkeer-
mogejijkheid voor is. En in Tsjecho-
Slowakije zijn na de liberalisatie van
het bewind' alle krakkemikkige oude
auto's van stal gehaald, zodat na een
paar jaar de luchtverontreiniging enorm
is toegenomen". Hij vindt het heilzaam
dat er verontrusting is. Dat schept nsi
zijn zeggen de mogelijkheid om glasha:
te analyseren wat de oorzaken zijn zoi
der in paniek te raken. Dan volgt t
keus wat men ertegen gaat doen, i
wat men ervoor over heeft om aen g«
zond leefklimaat te behouden.
„In een heleboel opzichten spelen
nog t« vaak een va-banquespelletje,
wjjl het nodig kan zijn om de zaak teru
te schroeven. Een heleboel maatregel»
die genomen moeten worden, gaan gel
kosten, en ook dat la een kw«
politiek".
„De mensen moeten een zaak als <J
luchtverontreiniging wat meer op zich
zélf gaan betrekken, zodat zij berei
zijn er iets aan te doen. Maar het
een bekend verschijnsel: als iets duur
der wordt of de belasting gaat omhooi
schreeuwen, de mensen al gauw mw
en brand. Ik ben het met ieder»
eens die zegt dat de verontreiniging
ons leefklimaat in feite een wereldpro
bleem is. Alleen al het feit dat de Rij
in Nederland vergiftigd wordt doo
Duitse industrieën, is daar ee
beeld van. Mondiale normen en afspr»
ken zouden de verbetering kunnen b»
spoedigen".
Belangen
„Maar aan de andere kant kan i
nationale regering ook veel doen.
tegenstrijdige belangen van industrie
leefklimaat roepen om maatregelen, z
als bijvoorbeeld in de Rijnmond in uit-j
zonderlijke gevallen mogelijk is.
Dat moest eigenlijk altijd en O]
veel plaatsen kunnen. Toch ge
loof ik, dat men het in Nederlandj
nog niet zo slecht doet, zeker
wanneer men de moeilijkheden
in aanmerking neemt die nu een
maal van zo'r. dichte bevolking
het gevolg zijn, zoals de scheiding
van wonen er. werken. Hier ligt
een belangrüke taak voor de
planologen om het land leefbaar
te houden. Aan de andere kant
kun je zeggen, dat de omvang van
het autopark bij ons maar onbe
lemmerd doorwoekert en dat we
daar best eens iets meer aan zou
den kunnen doen. Maar ja, in
Nederland is de auto politiek ge
zien nog altijd een heilige koe."
A. T. M. van Vre*
EEN ZEER
GROOT,
EIGENZINNIG
SCHRIJVER
VOLENDAM Het wezenlijke aan
Joop Waasdorp is zijn taalgebruik. Een
criticus schreef over hem: „HU schrijft
zoals het eigenlek niet kan. maar als je
het leest, dan kan het wel". Wat Joop
Waasdorp zegt is een raar. maar tref
zeker mengelmoes van hard volks-
Engels en rauw Amsterdams. Die taal is
zUn geheime wapen. De uitwerking er-
Tsn is dodeiUk. Nog steeds denkt hU in
het Engels. Als ik Joop Waasdorp tref
ln de kombof van „De Albatros", met
„bloody" averU aan de 10 pk-Albin lig
gend in de penetrant naar palingvellen
■tinkende haven van Volendam, is dat
•en weerzien na vier Jaren.
„De Albatros", zo genoemd naar de
Noorse spitsgatkruiser in 't titelverhaal
van Waasdorps tweede boek „Welkom
in Zee" heeft dus motorpanne. De
„Albatros" is een solide, in Engeland
gebouwde Noordzeesloep, van het type
„rammen tegen het noodweer", d.w.z.
overnaads dik eiken; geen spatje water
en het stof op de kielbalk. Waasdorp,
nog altijd houder van het gezicht van
een getergde visarend, springt na onze
vluchtige begroeting meteen over op het
meest recente rampverhaal: de bijna-
stranding op de Marker Zeedijk. „By
heil, ik zweer je, twee nachten en een
krappe dag hebben we op een enkel
..bloody fucking" anker in die brakke
binnenzee aan lager wal liggen stampen.
Geen oog heb ik dicht gedaan. Een rot
storm. Maar dat „lousy anchor" zat
als een rots. Als het was gaan krabben
dan lag ik nou mooi tussen het wrak
hout bij Urk. Klaar ben je met „this
fucking damage", die motor geeft geen
koelwater door. Dat zal me weer een
rekening worden.
Met een somber hart is de vrouw van
Waasdorp na al dat uitzichtloze geklots
tilings naar huis afgereisd. Joop is
droef gestemd en kijkt een beetje glazig
naar het opknappend weer. Hij bekomt
van de ergernissen. „Hoe kan dat nou?
Zo'n sterke motor, zo'n buffel van een
„bloody engine" geeft ineens geen koel
water?
Als ik, schrijver dezes, niet in het be
zit van enige kennis omtrent voortbe
wegingssystemen, op goed geluk, doch
met een rood aanlopend hoofde met
niettemin volledig longvolume in de
afwateringspijp van „De Albatros" heb
geblazen, als gevolg waarvan een een
voudige, maar sterke vuilprop wordt
gevierendeeld, kijkt Waasdorp mij enige
tijd ongelovig en verbijsterd aan en
start de motor. Uit. het pijpje komt
warm koelwater.
„Dit is te erg. Nu krijg ik een kater",
roept hij over de haven. En voor de rest
van de dag prijst Waasdorp om de tien
minuten mijn inzicht in ingewikkelde
buizensystemen, doorlaatvoeringen en
membraanpakkingen. „Hij blaast effe
in de fucking pijp en het loopt. Daar
heb ik al die „misery" voor gehad. It's
a bloody shame, you son of a bitch".
Havenbaasjes
Samen lopen we over de havenkade
naar een keurige allemansgelegenheid
en praten over het weerzien. De alle
mansgelegenheid, „Tante Stien" gehe
ten of iets dergelijks, wordt door Waas
dorp aangeprezen als een „eerlijk bier-
Hij spreekt over de fabelachtige prij
zen. die de havenbaasjes vandaag de
dag berekenen voor het kalefateren van
een schip. Woest is-ie daarover. „Al die
opknappers, van mij krijgen ze geen
cent, nog niet „one sixpence". Ik heb de
lui door. Ik ken ze, ik ken „de hele lot"
„Ik heb nog een mooi schaartje liggen
voor de giek, meneer Waasdorp, past
precies. Vijfendertig gulden". Maar mij
douwen ze niet meer van de balk. Alles
aan dit schip zal ik zelf maken, mej
deze beide jatten. Ik d«>e het zelf, ge
woon van „fucking waaihout". Voor het
raam van het Bierhuis zegt-ie: „Kijk
eens, wat een zacht koeltje er nou over
de Gouwzee staat".
Nescio
Met de, hem door de officiële litera
tuurkritiek toebedachte, eretitel: „De
Nescio van de have-nots" zit Joop
Waasdorp een beetje in zijn maag. „Wat
moet ik daarvan nou zeggen? Ze maken
het duur met me. het is een vrije worp.
Natuurlijk voel ik me wel gevleid, als
ik die lovende kritieken lees. De Nescio
van de have-nots, tjonge, jonge
Het komt misschien door de „schok
van de herkenning", die sommige men
sen krijgen als ze mijn boeken lezen,
want ik schrijf over kleine dingen. Ik
beschrijf ze zoals ik ze zie. Als ik men
sen schrijf, dan zeg ik altijd wat de
voorgeschiedenis is, waarom ze daar
aan vast zitten. Ik moet mijn route zien,
ik wil de zaak overzichtelijk houden en
daarom moet ik niet te veel dingen in
huis halen. Ik mag niet op drift raken.
Het kan ook zijn dat mijn kijk op de
kwestie niet voor tweeërlei uitleg vat
baar is. Je moet haaks wetk leveren,
zeg ik altijd maar".
Als ik veronderstel dat de „Grote-
Uitgever-van-Willig-Werk", jeoen
De ster van Joop Waas
dorp. schrijver van korte
verhalen en twee boeken
"Het Naakte Leven" en
"Welkom In Zee" is rijaen-
de. Hij zit zogezegd in de
buizenpost. Zelf vindt hij
dat maar een onbegrijpe
lijke kwestie. Hij zegt: „Ik
vat het niet. Ik schrijf over
kleine dingetjes, weliswaar
„recht voor zyn raap opge
tekend", oké, maar de men
sen die in mijn boeken
voorkomen zijn allemaal
verliezers. Ik ben een jon
gen van de kleine projecten
en ik heb maar een paar
woordje* in huis".
Korte chronologie:
Joop Waasdorp werd gebo-
ren in '17 te Amsterdam, j
Na de driejarige b.b.s. be
landt hij in 1928 in obscu
re, Onderbetaalde kantoor
baantjes. 1937: telexbedien- 1
de van het Amerikaanse i
persbureau l'nited Press,
waar hU onder' meer de
schrijver Jan Campert leert I
kennen. Van begin 1940 tot
aan de Duitse inval werkt
hij bij Press Wirelesv
Daarna beeft hij geruime
tijd geen enkel dienstver
band en in 1943 wordt hij
naar Duitsland „abtrans-
portlert" en tewerkgesteld
bij een vliegtuigfabriek in
Bremen. In april, nog vóór
de capitulatie beleeft hij
een rommelige vlucht terug
naar Nederland.
In Juli 1945 wordt Joop
Waasdorp redacteur-verta
ler bij het Amerikaanse
persbureau Associated
Press. Hij trouwt in 1949.
In 1950 is hij in Zuid-
Frankrijk de maker van
een scenario voor een film.
die de "Vogelverschrikker"
zal heten, maar die nooit
wordt voltooid, aangezien
de producer halfweg de op
namen het hazepad kiest.
In 1951 is Waasdorp een
anonieme straatfiguur in
Marseille en Parijs en
1 heeft hij een bedehvijk
tussen twee Seinebruggen.
j In 1952 wordt hij Veluwe-
correspondent voor de
I Zwolsche Courant, met
i standplaats Ernst. Het bo-
I norarium bedraagt één cent
1 per regel. Vanuit dit Gel-
I derse plaatsje emigreert hij
1 in 1956 met vrouw en 7-
1 jarige dochter naar Austra
lië. waar hij. wegens het
I ontbreken van de juiste
j carrièrementaliteit niet
I „slaagt" en waar hU de
j volgende ambachten beoe-
I fent: fabrieksarbeider,
j steuntrekker, krabbenvis-
ser, strandjutter, roergan-
I ger op een garnalenboot,
scharenslijper. loodsmelter
I en kocdrijver.
I In 1962 keert hij hij terug
naar Amsterdam. Hij
schrijft dan enkele verha
len in ..Podium" en „Vrij
Nederland". Zijn eerste
boek, „Het Naakte Leven",
uitgegeven bij Meulenhoff
beleeft binnenkort de twee*
de druk en van zijn lanl
verbeide tweede werk
„Welkom ln Zee" werden
in enkele weken tijds 60W
exemplaren verkocht.
Van de officiële literatuur
kritiek kreeg Waasdorp»
werk een imbus. Cee® Bud
dingh' gaf hem de eretitel
De Nescio van de have-not»,
Nog niet geheel bekomen
van de schrik over zoveel
succes kocht Joop V
dorp een zeilschip, dat hij,
geheel overeenkomstig het
hoofdverhaal van
tweede boek „De Albatros"
doopte, zo genoemd
de grote zeevogel, die.
maal neergestreken op het
dek van een varend schip,
door eigen zwaarte
meer omhoog kan komen.
Kort nadat hij tijdens
storm bijna was gestrand
op de Waterlandse kusten
bezocht Peter L. Gerrttse
hemin de haven van
lendam.
Joop Waasdorp, weerzien met ,De Albatros"
Waasdorps succes, nu wel aan hem
zal gaan trekken, zegt-ie: „Over dat
derde boek van mij, daarover hoor jij
niets. Het duurt een hele tijd voordal
je alle lettertjes bij mekaar hebt. vou
know... Het heeft te maken met het
ketellappertje in zijn werkplaats. Hij
doet zijn best. Maar Je moet bij dat
mannetje niet ineens de deur open-
trappen en roepen „By hell, what are
you doing all the time?" Dan raakt-ie
van de kook en dan lapt-ie geen ketel-
Hemingway
Waasdorp is niet alleen vergeleken
met Nescio maar ook met buitenland
se grootmeesters: Hemingway en
Steinbeck. Met Hemingway de ver
gelijking gaat natuurlijk mank
heeft hij in elk geval zijn passie vooi
„de mentaliteit achter het stierege
vecht" gemeen alsook zijn grote ken
nis van rauwe, buitenissige sporten
Waasdorp is een geroutineerd verslag
gever van boksfestijnen, terwijl hij
het laatste jaar bijzondere aandacht is
gaan besteden aan het wereldje van
de proftennissers.
(„Fighting Mack, de jongen met de
rauwe Jeugd uit een achtergebleven
tropisoh gebiedje, nu aan bet begin
van een daverende opmars naar de
rijkdom. Allerlei bekende figuren, met
of zonder gebeukte hoofden, waren, na
deskundig te zijn opgetrommeld, in en
bij de hoek present. Zelfs Bep van
Klaveren, tot aan het tijdperk-Mack.
de enige Nederlandse ex-kampioen
van Europa, kwam ook in de ring
goedenavond zeggen" cpag. 122 „Wel
kom ln Zee"...)
Pettenvolk
Joop Waasdorp: „De laatste keer ben
ik in de RAI geweest, toen we tegen
de Hongaren, Polen en Roemenen
boksten. Ontzettend, wat een boksers!
Daar kunnen wij niet tegen aan
springen. Een klap van rechte, een
korte opstoot van links, dat zijn de
Oostblokkers. En daarna vrolijk ver
der dansen. ..Als je een Oostblokker
in de ring krijgt, berg je maar mooi"
Ik ben een liefhebber van individuele
sporten. Voetballen vind ik niks. Een
stadion vol mensen, die kijken naar
hollende poppetjes met een klein bal
letje. Ik weet wel: een punter op het
doel kan knap wezen, maar ik vind
het amorf, kleurloos. Het hangt ook
tegen het bierhuis aan. Dat komt om
dat het weer om een clubvlag gaat, en
een penning en: „De dood aan Rotter
dam". Het is een «oort „togetherness"
dat ik niet mot, een gevoel van de
eigen parochie met toeters en dan
gooien ze van die „fucking rotjes" en
dan zeg ik: daar heb je het pettenvolk
weer. Ik heb niets tegen Jan met de
Pet, maar Jan met de Pet moet niet
gaan uitmaken hoe b.v. de rechtsbede
ling in ons land moet zijn. Dat is het
„Gesundes Volksempfinden". Hij moei
het althans niet alleen voor het zeg
gen krijgen, want dan word ik slecht
behandeld op de Prinsengracht bij de
rechtbank. Dan wordt het „bloed aan
de paal".
Troep
Er is ook niets zo reactionair als een
volksreferendum. Elke demagoog, van
Paisley tot Ulbricht, weet altijd zo goed
wat het volk wil, maar dat is apekool.
Ze weten alleen wat ze zelf willen en
dat is: rotzooi. Niks daarvan: „Een fair.
trial" aan de Prinsengracht „voor
Waasdorp". Het volk is een soort moe
derlijf dat zich kermend omdraait in
de bedstee. Verder weet het volk
niks.
Vandaar dat ik niete moet hebben van
dat gezwam over „de nieuwe mens",
die voor de deur zou staan. Tegen de
..sandalenslijpers" en 24-uurs-barrica-
dengangers van Nieuw Links zeg ik:
jullie komen nergens met die bewe
ring dat het Oostblok wel goed is als
ze het maar anders doen. Dat is de
theorie van: „Als mijn tante een snor
had. dan was ze mijn oom". In het
bierhuis raast Waasdorp uit.
..Ik stop met dit verhaal, ik had me
voorgenomen dat ik er tegenover jou
niet over zou beginnen. Ik wil op een
partij atemmen, die gewoon elk totali
tair systeem, links of rechte aanvalt
en openlijk verafschuwt. Met Van het
Reve zeg ik: „Het is een gore troep in
Nederland, maar het is nog altijd te
verkiezen boven de luidsprekers, die
in Cuba op de hoeken van de straten
staan: „Het is nu tijd om te werken"
en de „blokhoofden-cultuurkamerel
lende van Moskou en van Grieken
land".
Groenteboer
We keren terug tot ons uitgangspunt:
„Welkom in Zee", en in het bijzonder
de topverhalen daarin, zoals de scene,
waarin Waasdorps vader, een kwart
hoofdstuk lang zijn gal spuwt over de
grauwe „ja-knikkers-filosofie van de
Amsterdamse underdog anno 1930.
tierend op de stomme groenteboer met
zijn „Albatros".
Waasdorp: „Vloeken als mijn vader
dat heb ik nooit gekund. Ik heb het
maar een beetje opgepikt. Het was
ontzettend, niet mooi hoor, maar heel
indrukwekkend. Als mijn vader
vloekte dan stierf alles af. Daarin was
hij een artiest. Hij vond de woor
den.
Ik kan die criminele combinaties niet
maken. Hij is nu oud en woont in een
huis waar-ie niet mag vloeken, maar
„in the prime of life" was het echt!
Heel zwart. Je werd er helemaal stil
van, elk geloof, elke Illusie was-ie
kwijt.
Net een zwart schip, dat langzaam ln
de golven verdwijnt. Mijn vader
vloekte met droge tranen. Het was
zijn verweer tegen het leger van de
..stofjassen" en aktentassenbarbaren,
die toen al in opkomst waren. We
zitten nu volop onder het juk van de
stofjassen. Ik geloof ook niet in de
vooruitgang, altijd maar. We moeten
alles kopen voor een ontzettende prijs.
De Nederlandse schrijverij was voor
de oorlog een binnenkamergedoe. Pas
na de oorlog is dat veranderd. Maar
dan zeg ik: als er een wereldoorlog
voor nodig is om dat te bereiken
laat het dan maar zo blijven! Z<
dat in mekaar.
„The bloody Hitler-nieuwe mens'
de Bloody Sovjet-nieuwe mens" daar
zit niet zoveel verschil tussen. Ik ge
loof niet in nieuwe orden
mensen. Waar we mee zitten, dat is
nog altijd die enorm
oude mens.
Donderjagen
Het leven loopt scheef. We lopen ge
woon stuk. In onze onderlinge verhou
ding lopen we ook stuk. We zitten
eeuwig te donderjagen over de vraag
of er een God bestaat. En als je dan
alles in zicht hebt gebracht, boeki»
gemaakt, en gedaan hebt wat je dan
moest doen, dan ga je nog dood ook.
Dat klopt dus ook niet. Het lev
natuurlijk wel mooi, soms dan,
ze moeten niet zeggen dat het alle
maal voor mekaar komt. Dat vind lk
van dat potterige wollen-dekenidea-
lisme. We vermoorden mekaar om ®ei
hoekie. Liefde is ook zo'n beetje var
moorden met een heel duur paptertje
erover. Uiteindelijk loopt ®Ues
stuk".
Als Anton van Duinkerken nog had
geleefd zou hij ongetwijfeld over
Waasdorp hebben gezegd, gelijk hij
dat deed tegen Marsman:
„Hem rest geen andren weg dan Mtf»
moord of geloof of een verdoft beraar
ten".
Marsman antwoordde:
..Maar gij vergeet, dat men In opaa
zee, ver van de veil'gen kusten rechl
als een man op een recht »<5hlp kan
staan en onversaagd tot aan de dood
toe strijden".
PETER 1>.