Joop Waasdorp „Wij spelen teveel va-banque spelletje" „Ik heb maar een paar woordjes in huis...' ,ALS MIJN VADER VLOEKTE, STIERF ALLES AF..." ENSCHEDE. Op de technische hogeschool Twente werkt een man die zich beroepshalve dagelijks met de consequenties van ,de toenemende luchtvervui ling bezighoudt. Het is ir. H. Peters, lector in de chemische gezondheidstechniek. In dezelfde ruimte koele, cleane laboratoria, retorten, kolven, inge wikkelde apparatuur waar de toekomstige schei kundige ingenieurs worden opgeleid om hun plaats in het bedrijfsleven in te nemen, doceert hij een uniek vak, waarin de studenten wordt gewezen op de gevolgen van een ongebreidelde milieuveront reiniging. Onlangs kwam hij in het nieuws, toen hij schriftelijk bij de commandant van de vliegbasis Twenthe protesteerde tegen het stuntvliegen op de „Open Dag", waarbij het Engelse stuntteam „The Red Arrows" op geringe hoogte grote rood-wit- blauwe rookwolken over de tienduizenden toe schouwers uitspoot. De bezwaren van ir. Peters komen de bezoekers, die hebben genoten van de spectaculiere vliegersstuntcn, misschien wat over dreven voor. Maar zijn verontwaardiging lijkt op recht. ..Het beangstigende is dat steeds meer rit in de natuur wordt gespoten. Als we daar niks aan doen. richten we onze eigen wereld te gronde. En als je dan op zo'n demonstratie grote rookwolken als attractie-voor-Jan-Publiek de lucht in gaat blazen, is dat een slechte propa ganda voor schone lucht. Hoe kan je dat nou doen? Daarmee kweek je achte loosheid bij de mensen aan. Terwijl je ze juist moet leren, er alles voor over te hebben om het leefklimaat veilig te Zijn grote kennis van zaken geeft hem talloze voorbeelden aan de hand. om deze overtuiging kracht bij te zetten. In de eerste plaats blijkt dat de „smog" die tegelijkertijd New York, Tokio. Rijnmond en andere industriële com plexen bedreigt, niet nieuw is. Harde feiten: mistrampen hebben in het ver leden al duizenden slachtoffers geëist Rampen In 1930 werd de Belgische Maasvallei geteisterd door een mist die 60 doden en 6000 zieken ten gevolge had. In 1948 was 43 procent van de be volking van Donora in de Verenigde Staten letterlijk „ziek van de lucht". De ramp die in 1952 Londen teisterde (ongeveer 4000 doden) leidde ertoe dat •nel wettelijke maatregelen werden ge nomen. die een dergelijke luchtveront reiniging in de toekomst moesten voor komen. Wat nieuw is, is de frequentie waar mee de mistvorming optreedt en het feit dat ook plaatsen die er vroeger vrij van waren, op de lijst van „smog- gebieden" komen te staan. Zo dacht men vroeger dat een bepaalde Vnist in Nederland niet voor kon komen, maar de gebeurtenissen van de laatste lijd hebben wel anders geleerd. Het Westland heeft al vaak te maken ge kregen met een ernstige mate van lucht verontreiniging. waarbij de deskundigen het er niet over eens zijn of die een gevolg is van uitlaatgassen op de weg RotterdamDen Haag. van de industrie in het Rotterdamse gebied, of van een combinatie van beide. En de alarm centrale in het Rijnmondgebied is ook geen weggegooid geld gebleken. Volgens ir. Peters zijn er twee soorten „smog", die de zon verduisteren en ademhalingsmoeilijkheden en ander on gerief veroorzaken. Het eer6te type heeft zich onlangs boven de grote steden voorgedaan. De mist vormt zich dan bij slechte meteorologische omstandigheden door een combinatie van mist, roet en zwaveldioxyde. Het tweede type wordt de „Loe Angelee- imoï" genoemd (omdat deze vroeger alleen daar bekend was), waarbU het zonlicht invloed uitoefent op koolwater stof (van bijv. benzine) en waardoor oxydatie ontstaat. Deze laatste smog die bjjv. in het Westland voorkomt is voor Nederlandse omstandigheden het gevaarlijkst, omdat er weinig maatrege len te nemen zijn. Als bronnen van de luchtverontreiniging noemt ir. Peters de Industrie, het auto verkeer en de verwarming van huizen en bedrijven. Vroeger dacht men dat die drie gelijkelijk de lucht vervuilden, maar tegenwoordig weet men dat de omstandigheden van groot belang zijn. In de winter veroorzaakt de verwar ming van een stad een roetwolk die zich van het centrum tot de rand van de stad uitbreidt. Het autoverkeer kan eveneens een be langrijke vervuilingsfactor zijn. Tijdens de zomervakantie, als een groot aantal Fransen Parijs de rug hebben toege keerd. is de lucht boven de Lichtstad «le helft minder verontreinigd dan normaal. En dat de industrie een vervuiler is. weet iedereen die wel eens in Pernis of in bet Roergebied heeft rondgereden. De natuur kan dit allemaal niet meer aan. Normaal wordt de lucht vanzelf gereinigd door regen, wind en planten groei. Bij verbranding van chemicaliën op de Noordzee is gebleken dat de golf slag In staat ls om gassen uit veront reinigde lucht op te nemen. De schaal vergroting en de snelheid waarmee die tot stand komt, zijn echter te veel voor moeder natuur. Er vindt een opeen hoping van milieuverontreiniging plaats, die niet langs normale weg verdwijnt. Dit geldt niet alleen voor de „smog", waarmee wij in de warme dagen wor den geconfronteerd. Ir. Peters somt nog een aantal zaken op die een even grote bedreiging voor de mens en zijn leef klimaat vormen. Natuur De hoeveelheid insecticiden die wij ge- leidelijk-aan over de gehele wereld heb ben uitgespoten, kan naar zijn mening fataal gaan werken. Want dieren en mensen krijgen deze naar binnen, en wel in steeds grotere mate. Vooral bio logen kijken deze ontwikkelingen met bezorgdheid aan. De laatste tijd wordt steeds vaker ge wezen op het gevaar van asbest. In een proefschrift is aangetoond dat het direct contact met asbest bij werknemer» ln die industrie kanker kan verwekker- Dat gevaar bedreigt ook de verbruiker», want de toepassing van asbest neemt voortdurend toe, van linoleum tot bloembakken en van dakbedekking tot isolatiemateriaal. Het gaat er volgens ir. Peters niet om, hoe de situatie nu is, maar om de vraag: wat gaan we over dertig jaar constateren? En dan ts er de koolmonoxydevergifti- ging. Dr. Borst uit Enschede heeft on langs aangetoond dat gasgeisers ln keu kens hiervan de oorzaak kunnen zijn. Z(jn betoog beeft als gevolg gehad, dat een groot aantal gemeenten daarop een •verscherpte controle la gaan uitoefenen. Koolmonoxyde komt ook vry b(j lekke uitlaatsystemen of door het rijden In files. De uitwerking komt des te harder aan omdat de koolmonoxyde terecht komt in het ventilatiesysteem van de auto die erachter rijdt en dat ln einde loze reeks. Fluor in grote concentraties (aluminium- fabrieken) kan schadelijke gevolgen hebben. Ook hier gaat het om de hoe veelheden. Fluor in het drinkwater heeft een heilzame werking. „Ieder mens heeft zout nodig en gebruikt dat ook", zegt ir. Peters. „Maar eet een zak zout op. en gegarandeerd dat je dood gaat" Het is de opeenhoping, de escalatie, die het gevaar oplevert. De enorme bevol kingstoename. de vergroting van de produktie per hoofd van de bevolking, de onvoorspelbare groei van het auto park. het zijn alle factoren die bijdra gen aan een steeds grotere milieuver ontreiniging. Was deze ontwikkeling dan niet te voor zien? Hadden we er niet eerder iets aan moeten doen? Ir. Peters haalt de schouders op. „Achteraf is dat makke lijk gezegd. Er zijn wel altijd waar schuwingen geweest, maar de mensen zijn eigenwijs, vooral als hun porte monnee ermee is gemoeid. En je moet niet vergeten dat allerlei technische alternatieven vroeger niet bekend wa- Pas heel geleidelijk zijn maatregelen tegen luchtverontreiniging van de grond gekomen. Een neveneffect van het steeds groter gebruik van aardgas in Nederland bijv. is de aanzienlijke ver mindering van de vervuiling, omdat aardgas veel schoner is dan welke an dere brandstof. De meest voor de hand liggende moge lijkheid om de verontreiniging van de lucht te onderdrukken is het onttrek ken van de schadelijke stoffen om die opnieuw te gebruiken. Maar dit is nog niet in alle gevallen technisch te ver wezenlijken. Daarnaast kan men proberen te voor- SMOG: LUCHTALARM lH VREDESTIJD Ir. H. Peters: wetenschappelijke strijd tegen luchtvervuiling komen dat verontreiniging van de lucht ontstaat. Zo worden er proeven geno men om benzine, die nu nog slechts ge deeltelijk verbrandt, in zijn geheel te laten verbranden, terwijl ook het lood vrij maken van benzine de aandacht heeft. Voor dat laatst# moeten de ben zinemotoren worden veranderd, en daar hebben de autofabrikanten direct mee te maken. In de V.S. pakt men dit probleem vol gens ir. Peter6 pragmatisch aan door bij een toenemen van de luchtverontreini ging de normen omhoog te drukken en de (auto)-fabrikanten te dwingen zich aan die nonnen aan te passen. Dit in tegenstelling tot bijv. Rusland, waar men van te voren normen opstelt, die vaak niet eens technisch te lijken zijn. De niet- of slechts gedeeltelijk geïn dustrialiseerde gebieden zijn in 't voor deel waar het de bescherming tegen luchtverontreiniging betreft. Dat geldt bijvoorbeeld voor het oosten en noorden van ons land, waar men aan nieuwe in dustrieën normen kan opleggen, die in de Randstad binnen de bestaande situa tie niet haalbaar zijn. In een „schoon" gebied kan men meer eisen stellen. Ook speelt de kwestie van een goed industriegebied een rol: welke industrieën laat je toe en welke niet? Daarbij is selectie mogelijk. Ir. Peters: „Je moet je afvragen of je met z'n allen niet verstandiger moet 'zijn en bijvoorbeeld auto's gaan weren. Dat is een politieke zaak, waar iedereen mee te maken heeft. In Tokio is een auto alleen toegestaan, als er parkeer- mogejijkheid voor is. En in Tsjecho- Slowakije zijn na de liberalisatie van het bewind' alle krakkemikkige oude auto's van stal gehaald, zodat na een paar jaar de luchtverontreiniging enorm is toegenomen". Hij vindt het heilzaam dat er verontrusting is. Dat schept nsi zijn zeggen de mogelijkheid om glasha: te analyseren wat de oorzaken zijn zoi der in paniek te raken. Dan volgt t keus wat men ertegen gaat doen, i wat men ervoor over heeft om aen g« zond leefklimaat te behouden. „In een heleboel opzichten spelen nog t« vaak een va-banquespelletje, wjjl het nodig kan zijn om de zaak teru te schroeven. Een heleboel maatregel» die genomen moeten worden, gaan gel kosten, en ook dat la een kw« politiek". „De mensen moeten een zaak als <J luchtverontreiniging wat meer op zich zélf gaan betrekken, zodat zij berei zijn er iets aan te doen. Maar het een bekend verschijnsel: als iets duur der wordt of de belasting gaat omhooi schreeuwen, de mensen al gauw mw en brand. Ik ben het met ieder» eens die zegt dat de verontreiniging ons leefklimaat in feite een wereldpro bleem is. Alleen al het feit dat de Rij in Nederland vergiftigd wordt doo Duitse industrieën, is daar ee beeld van. Mondiale normen en afspr» ken zouden de verbetering kunnen b» spoedigen". Belangen „Maar aan de andere kant kan i nationale regering ook veel doen. tegenstrijdige belangen van industrie leefklimaat roepen om maatregelen, z als bijvoorbeeld in de Rijnmond in uit-j zonderlijke gevallen mogelijk is. Dat moest eigenlijk altijd en O] veel plaatsen kunnen. Toch ge loof ik, dat men het in Nederlandj nog niet zo slecht doet, zeker wanneer men de moeilijkheden in aanmerking neemt die nu een maal van zo'r. dichte bevolking het gevolg zijn, zoals de scheiding van wonen er. werken. Hier ligt een belangrüke taak voor de planologen om het land leefbaar te houden. Aan de andere kant kun je zeggen, dat de omvang van het autopark bij ons maar onbe lemmerd doorwoekert en dat we daar best eens iets meer aan zou den kunnen doen. Maar ja, in Nederland is de auto politiek ge zien nog altijd een heilige koe." A. T. M. van Vre* EEN ZEER GROOT, EIGENZINNIG SCHRIJVER VOLENDAM Het wezenlijke aan Joop Waasdorp is zijn taalgebruik. Een criticus schreef over hem: „HU schrijft zoals het eigenlek niet kan. maar als je het leest, dan kan het wel". Wat Joop Waasdorp zegt is een raar. maar tref zeker mengelmoes van hard volks- Engels en rauw Amsterdams. Die taal is zUn geheime wapen. De uitwerking er- Tsn is dodeiUk. Nog steeds denkt hU in het Engels. Als ik Joop Waasdorp tref ln de kombof van „De Albatros", met „bloody" averU aan de 10 pk-Albin lig gend in de penetrant naar palingvellen ■tinkende haven van Volendam, is dat •en weerzien na vier Jaren. „De Albatros", zo genoemd naar de Noorse spitsgatkruiser in 't titelverhaal van Waasdorps tweede boek „Welkom in Zee" heeft dus motorpanne. De „Albatros" is een solide, in Engeland gebouwde Noordzeesloep, van het type „rammen tegen het noodweer", d.w.z. overnaads dik eiken; geen spatje water en het stof op de kielbalk. Waasdorp, nog altijd houder van het gezicht van een getergde visarend, springt na onze vluchtige begroeting meteen over op het meest recente rampverhaal: de bijna- stranding op de Marker Zeedijk. „By heil, ik zweer je, twee nachten en een krappe dag hebben we op een enkel ..bloody fucking" anker in die brakke binnenzee aan lager wal liggen stampen. Geen oog heb ik dicht gedaan. Een rot storm. Maar dat „lousy anchor" zat als een rots. Als het was gaan krabben dan lag ik nou mooi tussen het wrak hout bij Urk. Klaar ben je met „this fucking damage", die motor geeft geen koelwater door. Dat zal me weer een rekening worden. Met een somber hart is de vrouw van Waasdorp na al dat uitzichtloze geklots tilings naar huis afgereisd. Joop is droef gestemd en kijkt een beetje glazig naar het opknappend weer. Hij bekomt van de ergernissen. „Hoe kan dat nou? Zo'n sterke motor, zo'n buffel van een „bloody engine" geeft ineens geen koel water? Als ik, schrijver dezes, niet in het be zit van enige kennis omtrent voortbe wegingssystemen, op goed geluk, doch met een rood aanlopend hoofde met niettemin volledig longvolume in de afwateringspijp van „De Albatros" heb geblazen, als gevolg waarvan een een voudige, maar sterke vuilprop wordt gevierendeeld, kijkt Waasdorp mij enige tijd ongelovig en verbijsterd aan en start de motor. Uit. het pijpje komt warm koelwater. „Dit is te erg. Nu krijg ik een kater", roept hij over de haven. En voor de rest van de dag prijst Waasdorp om de tien minuten mijn inzicht in ingewikkelde buizensystemen, doorlaatvoeringen en membraanpakkingen. „Hij blaast effe in de fucking pijp en het loopt. Daar heb ik al die „misery" voor gehad. It's a bloody shame, you son of a bitch". Havenbaasjes Samen lopen we over de havenkade naar een keurige allemansgelegenheid en praten over het weerzien. De alle mansgelegenheid, „Tante Stien" gehe ten of iets dergelijks, wordt door Waas dorp aangeprezen als een „eerlijk bier- Hij spreekt over de fabelachtige prij zen. die de havenbaasjes vandaag de dag berekenen voor het kalefateren van een schip. Woest is-ie daarover. „Al die opknappers, van mij krijgen ze geen cent, nog niet „one sixpence". Ik heb de lui door. Ik ken ze, ik ken „de hele lot" „Ik heb nog een mooi schaartje liggen voor de giek, meneer Waasdorp, past precies. Vijfendertig gulden". Maar mij douwen ze niet meer van de balk. Alles aan dit schip zal ik zelf maken, mej deze beide jatten. Ik d«>e het zelf, ge woon van „fucking waaihout". Voor het raam van het Bierhuis zegt-ie: „Kijk eens, wat een zacht koeltje er nou over de Gouwzee staat". Nescio Met de, hem door de officiële litera tuurkritiek toebedachte, eretitel: „De Nescio van de have-nots" zit Joop Waasdorp een beetje in zijn maag. „Wat moet ik daarvan nou zeggen? Ze maken het duur met me. het is een vrije worp. Natuurlijk voel ik me wel gevleid, als ik die lovende kritieken lees. De Nescio van de have-nots, tjonge, jonge Het komt misschien door de „schok van de herkenning", die sommige men sen krijgen als ze mijn boeken lezen, want ik schrijf over kleine dingen. Ik beschrijf ze zoals ik ze zie. Als ik men sen schrijf, dan zeg ik altijd wat de voorgeschiedenis is, waarom ze daar aan vast zitten. Ik moet mijn route zien, ik wil de zaak overzichtelijk houden en daarom moet ik niet te veel dingen in huis halen. Ik mag niet op drift raken. Het kan ook zijn dat mijn kijk op de kwestie niet voor tweeërlei uitleg vat baar is. Je moet haaks wetk leveren, zeg ik altijd maar". Als ik veronderstel dat de „Grote- Uitgever-van-Willig-Werk", jeoen De ster van Joop Waas dorp. schrijver van korte verhalen en twee boeken "Het Naakte Leven" en "Welkom In Zee" is rijaen- de. Hij zit zogezegd in de buizenpost. Zelf vindt hij dat maar een onbegrijpe lijke kwestie. Hij zegt: „Ik vat het niet. Ik schrijf over kleine dingetjes, weliswaar „recht voor zyn raap opge tekend", oké, maar de men sen die in mijn boeken voorkomen zijn allemaal verliezers. Ik ben een jon gen van de kleine projecten en ik heb maar een paar woordje* in huis". Korte chronologie: Joop Waasdorp werd gebo- ren in '17 te Amsterdam, j Na de driejarige b.b.s. be landt hij in 1928 in obscu re, Onderbetaalde kantoor baantjes. 1937: telexbedien- 1 de van het Amerikaanse i persbureau l'nited Press, waar hU onder' meer de schrijver Jan Campert leert I kennen. Van begin 1940 tot aan de Duitse inval werkt hij bij Press Wirelesv Daarna beeft hij geruime tijd geen enkel dienstver band en in 1943 wordt hij naar Duitsland „abtrans- portlert" en tewerkgesteld bij een vliegtuigfabriek in Bremen. In april, nog vóór de capitulatie beleeft hij een rommelige vlucht terug naar Nederland. In Juli 1945 wordt Joop Waasdorp redacteur-verta ler bij het Amerikaanse persbureau Associated Press. Hij trouwt in 1949. In 1950 is hij in Zuid- Frankrijk de maker van een scenario voor een film. die de "Vogelverschrikker" zal heten, maar die nooit wordt voltooid, aangezien de producer halfweg de op namen het hazepad kiest. In 1951 is Waasdorp een anonieme straatfiguur in Marseille en Parijs en 1 heeft hij een bedehvijk tussen twee Seinebruggen. j In 1952 wordt hij Veluwe- correspondent voor de I Zwolsche Courant, met i standplaats Ernst. Het bo- I norarium bedraagt één cent 1 per regel. Vanuit dit Gel- I derse plaatsje emigreert hij 1 in 1956 met vrouw en 7- 1 jarige dochter naar Austra lië. waar hij. wegens het I ontbreken van de juiste j carrièrementaliteit niet I „slaagt" en waar hU de j volgende ambachten beoe- I fent: fabrieksarbeider, j steuntrekker, krabbenvis- ser, strandjutter, roergan- I ger op een garnalenboot, scharenslijper. loodsmelter I en kocdrijver. I In 1962 keert hij hij terug naar Amsterdam. Hij schrijft dan enkele verha len in ..Podium" en „Vrij Nederland". Zijn eerste boek, „Het Naakte Leven", uitgegeven bij Meulenhoff beleeft binnenkort de twee* de druk en van zijn lanl verbeide tweede werk „Welkom ln Zee" werden in enkele weken tijds 60W exemplaren verkocht. Van de officiële literatuur kritiek kreeg Waasdorp» werk een imbus. Cee® Bud dingh' gaf hem de eretitel De Nescio van de have-not», Nog niet geheel bekomen van de schrik over zoveel succes kocht Joop V dorp een zeilschip, dat hij, geheel overeenkomstig het hoofdverhaal van tweede boek „De Albatros" doopte, zo genoemd de grote zeevogel, die. maal neergestreken op het dek van een varend schip, door eigen zwaarte meer omhoog kan komen. Kort nadat hij tijdens storm bijna was gestrand op de Waterlandse kusten bezocht Peter L. Gerrttse hemin de haven van lendam. Joop Waasdorp, weerzien met ,De Albatros" Waasdorps succes, nu wel aan hem zal gaan trekken, zegt-ie: „Over dat derde boek van mij, daarover hoor jij niets. Het duurt een hele tijd voordal je alle lettertjes bij mekaar hebt. vou know... Het heeft te maken met het ketellappertje in zijn werkplaats. Hij doet zijn best. Maar Je moet bij dat mannetje niet ineens de deur open- trappen en roepen „By hell, what are you doing all the time?" Dan raakt-ie van de kook en dan lapt-ie geen ketel- Hemingway Waasdorp is niet alleen vergeleken met Nescio maar ook met buitenland se grootmeesters: Hemingway en Steinbeck. Met Hemingway de ver gelijking gaat natuurlijk mank heeft hij in elk geval zijn passie vooi „de mentaliteit achter het stierege vecht" gemeen alsook zijn grote ken nis van rauwe, buitenissige sporten Waasdorp is een geroutineerd verslag gever van boksfestijnen, terwijl hij het laatste jaar bijzondere aandacht is gaan besteden aan het wereldje van de proftennissers. („Fighting Mack, de jongen met de rauwe Jeugd uit een achtergebleven tropisoh gebiedje, nu aan bet begin van een daverende opmars naar de rijkdom. Allerlei bekende figuren, met of zonder gebeukte hoofden, waren, na deskundig te zijn opgetrommeld, in en bij de hoek present. Zelfs Bep van Klaveren, tot aan het tijdperk-Mack. de enige Nederlandse ex-kampioen van Europa, kwam ook in de ring goedenavond zeggen" cpag. 122 „Wel kom ln Zee"...) Pettenvolk Joop Waasdorp: „De laatste keer ben ik in de RAI geweest, toen we tegen de Hongaren, Polen en Roemenen boksten. Ontzettend, wat een boksers! Daar kunnen wij niet tegen aan springen. Een klap van rechte, een korte opstoot van links, dat zijn de Oostblokkers. En daarna vrolijk ver der dansen. ..Als je een Oostblokker in de ring krijgt, berg je maar mooi" Ik ben een liefhebber van individuele sporten. Voetballen vind ik niks. Een stadion vol mensen, die kijken naar hollende poppetjes met een klein bal letje. Ik weet wel: een punter op het doel kan knap wezen, maar ik vind het amorf, kleurloos. Het hangt ook tegen het bierhuis aan. Dat komt om dat het weer om een clubvlag gaat, en een penning en: „De dood aan Rotter dam". Het is een «oort „togetherness" dat ik niet mot, een gevoel van de eigen parochie met toeters en dan gooien ze van die „fucking rotjes" en dan zeg ik: daar heb je het pettenvolk weer. Ik heb niets tegen Jan met de Pet, maar Jan met de Pet moet niet gaan uitmaken hoe b.v. de rechtsbede ling in ons land moet zijn. Dat is het „Gesundes Volksempfinden". Hij moei het althans niet alleen voor het zeg gen krijgen, want dan word ik slecht behandeld op de Prinsengracht bij de rechtbank. Dan wordt het „bloed aan de paal". Troep Er is ook niets zo reactionair als een volksreferendum. Elke demagoog, van Paisley tot Ulbricht, weet altijd zo goed wat het volk wil, maar dat is apekool. Ze weten alleen wat ze zelf willen en dat is: rotzooi. Niks daarvan: „Een fair. trial" aan de Prinsengracht „voor Waasdorp". Het volk is een soort moe derlijf dat zich kermend omdraait in de bedstee. Verder weet het volk niks. Vandaar dat ik niete moet hebben van dat gezwam over „de nieuwe mens", die voor de deur zou staan. Tegen de ..sandalenslijpers" en 24-uurs-barrica- dengangers van Nieuw Links zeg ik: jullie komen nergens met die bewe ring dat het Oostblok wel goed is als ze het maar anders doen. Dat is de theorie van: „Als mijn tante een snor had. dan was ze mijn oom". In het bierhuis raast Waasdorp uit. ..Ik stop met dit verhaal, ik had me voorgenomen dat ik er tegenover jou niet over zou beginnen. Ik wil op een partij atemmen, die gewoon elk totali tair systeem, links of rechte aanvalt en openlijk verafschuwt. Met Van het Reve zeg ik: „Het is een gore troep in Nederland, maar het is nog altijd te verkiezen boven de luidsprekers, die in Cuba op de hoeken van de straten staan: „Het is nu tijd om te werken" en de „blokhoofden-cultuurkamerel lende van Moskou en van Grieken land". Groenteboer We keren terug tot ons uitgangspunt: „Welkom in Zee", en in het bijzonder de topverhalen daarin, zoals de scene, waarin Waasdorps vader, een kwart hoofdstuk lang zijn gal spuwt over de grauwe „ja-knikkers-filosofie van de Amsterdamse underdog anno 1930. tierend op de stomme groenteboer met zijn „Albatros". Waasdorp: „Vloeken als mijn vader dat heb ik nooit gekund. Ik heb het maar een beetje opgepikt. Het was ontzettend, niet mooi hoor, maar heel indrukwekkend. Als mijn vader vloekte dan stierf alles af. Daarin was hij een artiest. Hij vond de woor den. Ik kan die criminele combinaties niet maken. Hij is nu oud en woont in een huis waar-ie niet mag vloeken, maar „in the prime of life" was het echt! Heel zwart. Je werd er helemaal stil van, elk geloof, elke Illusie was-ie kwijt. Net een zwart schip, dat langzaam ln de golven verdwijnt. Mijn vader vloekte met droge tranen. Het was zijn verweer tegen het leger van de ..stofjassen" en aktentassenbarbaren, die toen al in opkomst waren. We zitten nu volop onder het juk van de stofjassen. Ik geloof ook niet in de vooruitgang, altijd maar. We moeten alles kopen voor een ontzettende prijs. De Nederlandse schrijverij was voor de oorlog een binnenkamergedoe. Pas na de oorlog is dat veranderd. Maar dan zeg ik: als er een wereldoorlog voor nodig is om dat te bereiken laat het dan maar zo blijven! Z< dat in mekaar. „The bloody Hitler-nieuwe mens' de Bloody Sovjet-nieuwe mens" daar zit niet zoveel verschil tussen. Ik ge loof niet in nieuwe orden mensen. Waar we mee zitten, dat is nog altijd die enorm oude mens. Donderjagen Het leven loopt scheef. We lopen ge woon stuk. In onze onderlinge verhou ding lopen we ook stuk. We zitten eeuwig te donderjagen over de vraag of er een God bestaat. En als je dan alles in zicht hebt gebracht, boeki» gemaakt, en gedaan hebt wat je dan moest doen, dan ga je nog dood ook. Dat klopt dus ook niet. Het lev natuurlijk wel mooi, soms dan, ze moeten niet zeggen dat het alle maal voor mekaar komt. Dat vind lk van dat potterige wollen-dekenidea- lisme. We vermoorden mekaar om ®ei hoekie. Liefde is ook zo'n beetje var moorden met een heel duur paptertje erover. Uiteindelijk loopt ®Ues stuk". Als Anton van Duinkerken nog had geleefd zou hij ongetwijfeld over Waasdorp hebben gezegd, gelijk hij dat deed tegen Marsman: „Hem rest geen andren weg dan Mtf» moord of geloof of een verdoft beraar ten". Marsman antwoordde: ..Maar gij vergeet, dat men In opaa zee, ver van de veil'gen kusten rechl als een man op een recht »<5hlp kan staan en onversaagd tot aan de dood toe strijden". PETER 1>.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 12