MILJOENEN JONGE CHINEZEN RUILEN STAD VOOR HET PLATTELAND Voorzitter Mao decreteert en... ÉÉÉéJ ffl feU ZINGEND OP WEG NAAR COMMUNES n Geen processie, maar een groep landarbeiders, die compleet met de onmisbare vaandels en foto's van de grote leiders, van en naar de velden trekt. Vermoeid van het werk, maar met lach op het gezicht, trekken de jonge Chinezen naar huis, naar de sobere rijstpotten. PEKING. „Het is zeer be langrijk voor jonge mensen met een opleiding om naar het platteland te trekken en op nieuw opgevoed te worden door de armen en de kleine boeren". Deze woorden van China's partijvoorzitter Mao Tse-toeng, uitgesproken in december 1968, hebben een geweldige stoot gegeven aan een van de merk waardigste verschijnselen in de Chinese samenleving: de trek van de jongeren naar het platte land. Schattingen zijn nauwelijks te ma ken. Binnen anderhalf jaar na de oproep van Mao heeft er een ople ving plaatsgevonden, die zijn weerga niet heeft. Verscheidene miljoenen jonge mensen met diploma's van middelbare en andere scholen heb ben zich op het platteland geves tigd. Er zijn aanwijzingen dat de „ver scheidene miljoenen" misschien wel „vele miljoenen" moet zijn, zeker wanneer men de gespecificeerde cij fers bekijkt, die zo nu en dan be kend worden gemaakt. Vorig jaar bijvoorbeeld, aldus het persbureau Nieuw-China. waren in de eerste vijf maanden meer dan 250.000 jon ge mensen uit de provincie Tsjechswan naar plattelandsgebieden getrokken. In december meldde Nieuw-China, dat er alleen al uit de stad Sjanghai bijna een half miljoen jonge intellectuelen waren verhuisd. Van tijd tot tijd verschijnen er fo to's van gelukkige jongeren in een trein, die hen naar het platteland moet brengen. Soms zie je hier in de buurt van Peking wel groepen lopen, slaapzak op de rug, zingend op weg ïaar communes in de buurt van de hoofdstad. Het leven op het Chinese platteland 's beslist geen feest. Het werk is aak een kwelling, men woont er op ■en „ruige" manier, er «zijn nauwe lijks of geen mogelijkheden voor ontspanning en het klimaat is dik wijls streng. Zelfs voor een vrucht bare provincie als Kwangtoeng gei ten grote verschillen tussen de le vensstandaard op het platteland en n de steden, zo geven de Chinese imbtenaren toe. In de strategisch elangrijke. dunbevolkte grenspro- incics in het noorden en het wes- en, waar dikwijls jonge mensen ïaar toe worden gestuurd om zich te vestigen, kunnen de omstandigheden veeleisend zijn. Men gebruikt het werkwoord „vesti gen" bij voorkeur, want dat is juist wat men hoopt dat veel jonge men sen doen. De reis naar het platteland is niet bedoeld als korte onderbre king van het stadsleven. De (Chine se) Volkskrant schreef, dat „veel ontwikkelde jonge mensen beginnen in te zien dat de weg die leidt naa» (Door Norman Webster) integratie met de arbeiders en boe ren (zoals aangeduid door voorzitter Mao) de enige weg is naar 'n ideolo gisch revolutieproces. Zij beloofden plechtig om altijd op 't platteland te blijven. Definitieve integratie op grote schaal ligt volledig in de lijn van Mao's doel-op-de-lan ge-duur om de traditionele en buitengewoon dikke muur tussen China's intel lectuelen en de zwoegende massa's te slechten. Deze muur is gebouwd op funda menten van „corrupte, reactionaire ideeën, een erfenis van uitbuiting door bepaalde klassen gedurende duizenden jaren, zoals „studeer en je wordt een official" en „de intellec tueel denkt voor de arbeider". Dat zijn ideeën die in het nieuwe China volledig uitgebannen dienen te wor den. Heropvoeding van de intellectu elen is slechts een deel van het „grote plan" omdat de jongereij zelf, die dikwijls uit de politiek meer actieve kringen in de steden komen, ook wat te „onderwijzen" hebben Jonge mensen op het platteland richten groepen op, die de krant lezen „zoals het moet", die via de radio propaganda maken, die com mentaar geven en die avondscholen leiden. Dit alles om Mao's ideeën verder uit te dragen. Dit is natuurlijk niet alles. Verhuizing is ook een element in Mao's plan voor een bredere ontwik keling van de landbouw, de (zeer) kleine industrie en Het doel is de kloof die bestaat tussen het leven in de bevolkings centra en op het platteland te ver nauwen: de krachten te bundelen en het leven te verbeteren van de boe ren, die tachtig procent van de be volking uitmaken. Juist hier kunnen de jongeren met hun opleiding een belangrijke bijdrage leveren. Velen worden leraar, „bare-foot-leraar", of „bare-foot-dokter", waarover ik al eerder schreef, accountants of win keliers Anderen kunnen landbouw machines bedienen, terwijl de me chanisatie van het platteland lang- Omdat ze meestal politiek zeer be wust zijn. de literatuur kennen én getraind zijn, zullen velen van deze „verhuizers" voorbestemd zijn de lei ders van hun eenhedeu te worden managers. Velen zouden reeds geko zen zijn op verantwoordelijke plaat sen in revolutionaire comités en zelfs toegelaten zijn in de communistische partij. Een migratie op dergelijke schaal en in zo'n korte tijd levert natuurlijk, ook al is en wordt deze nog zo georganiseerd en gecontroleerd, moeilijkheden op. Niet iedere teen ager uit Sjanghai wil heel zijn leven in Sinkiang blijven, en zijn ouders kunnen dit vooruitzicht al even wei nig aantrekkelijk vinden als hijzelf. Niet iedere boer is bovendien even blij als hij „stadse-fratsers" met zachte handjes, geringe eetlust, vreemde accenten en gekunstelde ideeën in zijn dorp ziet komen. Een aantal jongeren wil dan ook „minstens tijdens de vakantie" naar huis terug. Er is veel geprobeerd om hen aan te moedigen een „aangepast revolutionair festival" tijdens het Chinese nieuwjaar te houden. Uiter aard in hun nieuwe woonplaatsen. In de pers wordt af en toe melding gemaakt van „een belachelijk klein aantal" jongeren, die hun posten verlaten en teruggekeerd zijn naar laten we zeggen Peking. Om tegen te gaan dat de mensen zich ongelukkig voelen zijn over het hele land speciale groepen in het leven geroepen. De (nog steeds Chi nese Volkskrant) bei-ichtte dat lei dende figuren in de revolutionaire comités van Laioning, Hopeh, Ki- angsoe, Kwangtoeng en Kwqngsie de situatie in hun provincies en regio nen persoonlijk hadden onderzocht en geholpen hadden de praktische problemen van de jonge mensen on middellijk op te lossen. Een voorbeeld „hoe het wel moet" werd nog niet zolang geleden gege ven in een verslag uit de provincie Kiangsi over een zekere Yang Koeei- liang, een jongeman die ongeveer een jaar geleden uit Sjanghai was weggetrokken. Hij heeft alle moei lijkheden overwonnen en is nu een goede landarbeider en daarnaast po- litiek-instructeur in de militiearde- ling van zijn produktiebrigade. Hij bestudeert ook nog Mao's werken met de boeren, leert hen lezen en schrijven, speelt voor kapper en re pareert landbouwgereedschappen. Kortom: een jonge intellectueel, die zich uitstekend heeft aange past aan het leven op het platte land. En zo moet het ook. Volgens Mao.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 9