JAPANSE
GULLIVER
EET
VERGIFTIGDE
RIJST
(ft
Zelfs de doden vervuilen
de lucht
De inktvis droogt aan de lijn, maar weet de Japanner hoe sterk de a
DOOR
BERTUS
AAFJES
terdaad doden. Maar het gif had toch
een behoorlijk effect, waardoor de ge
bruiker zich een half uur lang duize
lig voelde en dat gaf hem dan dezelf
de prettige gevoelens als die welke
wij Japanners ervaren na het drinken
van rijstwijn. Ha... zou zo iemand
uitroepen: zo moet de dood aanvoelen.
En hij klapte dan in zijn handen,
tuigd dat hij de hoogste top van de
gelukzaligheid bereikt had.
Als iemand bij vrienden op bezoek
was en iets liefs over hun kind wilde
zeggen, dan zou hij nooit opmerken
dat het kind er goed uitzag want dat
zouden de vader en de moeder zich,
nog lang daarna, met onbehagen her
inneren. Nee, hij zou zeggen: die klei
ne ziet er niet uit alsof hij het lang
zal maken. Met die woorden bezorgde
Gevreesd spookbeeld
De angst voor een kwikzilververgifti
ging, de Minamataziekte genoemd, is
zo groot dat een meisje dat Minamata
ontvluchtte en in een andere stad
werk gevonden had, haar vader, die
aan de gevreesde ziekte leed, vroeg
toch vooral niet op zijn brieven onder
afzender de naam van de stad Mina
mata te zetten. Zij was bang dat haar
nieuwe collega's haar dan zouden mij
den. Een ander meisje dat uit Mina
mata afkomstig was zag haar huwe
lijk niet doorgaan, omdat haar ver
loofde ontdekte uit welke stad zij
afkomstig was.
Niet alleen de rijst ln Kurobe blijkt
een gevaarlijk hoog cadmiumgehalte
te bevatten, ook de oesters in de
Miyakobaai kunnen, door hun cadmi-
.umgehalfe, de gezondheid van de. eter
ernstig schaden. De koeien verslihden
vleessoorten worden met chemicaliën
zodanig „fris" bijgekleurd dat kleinere
dieren eraan sterven, zodra men hun
deze produkten voert.
De giftige bouillon gemengd met
roet zo gezocht in het sprook
jesland van de Japanse Gulliver
is vandaag 'n gevreesd spook
beeld geworden in het moderne
Japan. Het probleem van de
vervuiling van zee, hemel en
aarde en van de produkten die
deze voortbrengen is niet alleen
een Japans probleem. Maar in
Japan kan men het op iedere
straathoek tegenkomen. En dat
maakt het zo benauwend, zelfs
voor de onverschilligsten onder
Snelle verkeersaders lopen door Osaka, de
noodzakelijk maakte, is tegelijkertijd een va
erkeer dat deze aders
luchtverontr eini g ing.
uiwijiw
Hele dagen breng ik door in universiteitsbibliotheken op zoek naar stof
over rechter Ooka, een zeventiende-eeuwse Japanse rechter, die beroemd
werd om zijn wijze en menselijke uitspraken in moeilijke gevallen. Men
zou hem een Salomo in kimono kunnen noemen of een Japanse Sherlock
Holmes. Al zoekende komt men oude rechtszakn op het spoor van eeuwen
geleden. Maar men raakt ook bekend met de Japanse student, zit naast
hem in de bibliotheken, eet met hem in de mensa en slentert met hem
naar de metro. Hij is heel leergierig, heel spraakzaam en heel beleefd.
Zodra het regent duikt hij naast u op en houdt zijn paraplu boven uw
hoofd. Dat doet niet alleen de mannelijke student. Dat doet even bereid
willig de meisjesstudent. Een dergelijk gebaar van spontane beleefdheid
is ondenkbaar in het westen, het zou waarschijnlijk zelfs verkeerd geduid
worden. Hier in het Verre Oosten kan een vreemdeling niet nat
worden, altijd duikt er wel een student naast hem op. Hoeveel studenten
Tokio telt, weet niemand precies, men schat hun aantal op een miljoen.
Reis
om
de wereld
in tachtig
dagen
Na een week of wat universiteitsbe-
zoek is zo'n campus u even vertrouwd
als uw eigen tuintje thuis. Het is
wonderlijk slenteren van de biblio
theek naar de eetzaal, van de turnlo-
kalen naar de toiletten, over een ter
rein dat vandaag steeds weer de voor
pagina's van de kranten bereikt: de
campus. Hier worden de grote beto
gingen in de kiem geboren. En inder
daad: in het hart van de campus is
altijd wel een aantal studenten bezig
posters met grote Japanse karakters
te beschilderen. Een hunner roept
door een luidspreker dat de Amerika
nen onmiddellijk Okinawa dienen te
verlaten. Enkelen delen een blaadje
uit dat selfs in het Engels gedrukt is
en dat brieven bevat van medestuden
ten die reeds maanden in de gevange
nis zitten. Men krijgt zo langzamer
hand een idee m de getalssterkte
van deze activisten, waarvoor ik in
mijn hart wel een zekere bewonde-
ring heb, al is het lang niet altijd
voor hun methoden. Het zijn er mis
schien drie op de honderd, maar zij
doen wat zij willen en niemand op de
campus stoort hen.
Zij speelden het klaar de universiteit
(waarop ik deze week werk, het is er
een van de meer dan dertig die Tokio
telt) het vorig jaar een half jaar lam
te leggen, maar daarmee verspeelden
zij tevens hun populariteit, want de
gehele universiteitsbevolking moet nu
een jaar langer naar de collegeban
ken. Het meest boeiende aan het tafe
reel is hoe drie procent van het ge
heel kan doen en laten wat het wil.
De ramen van de leslokalen staan
open want het is 's zomers heet de
luidspreker werpt onafgebroken zijn
leuzen naar binnen. Zonder een spier
te vertrekken praten de professoren
boven het lawaai uit, trachten de
studenten het gehoorde te noteren.
Op de campus zelf kijken de voorbij-
slenterende studenten niet eens naar
de man aan de luidspreker en naar de
beschilderde posters die in rode ka
rakters pleiten tegen hernieuwing van
het veiligheidsverdrag tussen Amerika
en Japan zij zijn zo volstrekt im
muun geworden voor het lawaai en de
kreten van een opererende minderheid
als oververzadigde katten voor het
piepen van een te magere muis
De ramen gaan dicht, de kreten gaan
door. Plotseling op een dag komt men
dan tienduizenden betogende studen
ten tegen, het lijkt een leger dat heel
het land, gehelmd en met allerlei
wapentuig, onder de voet dreigt te
lopen. En men twijfelt weer of er
slechts drie procent activist is. Maar
drie procent op een miljoen is al
dertigduizend man en met twee mee
lopers de man is men al bijna aan
een massa van honderdduizend.
Deze week klonken de kreten op de
campus tegen de gifgassen op Okina
wa; tegen de grote bedrijven die de
universiteiten onder druk zetten en de
student verlagen tot een denkend dier
dat zo snel mogelijk afgericht moet
worden voor de kooi van het moderne
bedrijf; tegen de luchtvervuiling, de
watervervuiling en de vergiftiging
van de aardbodem. En het is waar:
deze laatste calamiteiten worden heel
wat effectiever gerealiseerd door nog
geen drie procent van de bevolking,
de grootindustriëlen, dan de leuzen
der rode studenten, die wel luid klin
ken op de campus en in de parken
maar die daarom nog niet steeds in
daden worden omgezet.
De campus: dat voor de massa zo
onbegrijpelijke stukje grondgebied
waar zoveel verzet tegen de wel
vaartsstaat geboren wordt. Men kiijgt
een redeloos medelijden met deze jon
ge mensen zoals zij daar zitten op de
Japanse universiteitscampus op de
smalste strook groen die men zich
denken kan, slechts verlucht door een
koraalrode azalea of een enkele in
zijn vlucht gekortwiekte naaldboom.
De een leest een studieboek. De ander
heeft zijn arm geslagen om de schou
der van een medestudente. En niet
een ziet er ongelukkig uit. En toch
stemmen zij de toevallige toeschouwer
melancholiek.
Zonder zuurstof
Wat ze benauwt op zo n campus is de
bijna volstrekte afwezigheid van na
tuur. Het schijnt Japanse jonge men
sen nauwelijks te deren. Zij hebben
zich aangepast aan het asfalt als zee
pokken aan een mossel. Tegen het
vallen van de avond trekken zij in
horden huiswaarts en niet een van
hen ziet een park of een fris plant-