EEN SCHAT VAN EEN KAPITEIN PIONIER VAN HET ZAKENVLIEGEN IN NEDERLAND Handel in schoolboeken chaotisch Lucht- taxi's voor elk doel en elk moment Huibert Jan Adolfs: ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1970 De Cessna 402B: vliegen voor verscheidene honderden guldens per ENSCHEDE Eigenlijk is het heel simpel. Je moet wat mensen kennen. Je moet een Mein startkapitaal heb ben. Je moet de wereld van de luchtvaart een beetje kennen. En dan behoef je alleen nog maar op het idee te komen. Dat kan ge zegd worden omtrent Huibert Jan Adolfs. Hij is de man, die enkele maanden geleden Twentadr-Aeropa oprichtte: de nieuwste verschijning aan het Nederlands luchtvaartfir- mament, die vanaf het eind van dit jaar officiéél zal zijn gevestigd in één van de kantoorruimten van het vliegveld Twenthe. Twentair- Aeropa verhuurt vliegtuigen vooral kleinere aan iedereen die daarvoor wil betalen. En die vlieg tuigen reizen naar elke plek, die u bedenken kunt als er maar een landingsstrip in de buurt is. Huibert Jan Adolfs. Een man van 38 met een gewone leuke woning in Lonneker bij Enschede. Hij nam zich op een gegeven moment voor om- aan de luchtvaart zijn brood te gaan ver dienen. Tot dan toe had hij zijn dagen versleten met het besturen en bezitten van een handelsdrukkerij. Hij deed dat samen met zijn broer Cornelis Jan, totdat het tweetal besloot de zaak te verkopen. En toen dacht Hui bert Jan weer aan de luchtvaart. Het was zijn hobby. Hij had wat publici- teitswerk In die sector op zijn geweien. Adolfs heeft er echt wel even over moeten denken hoe dat zou moeten. Het had geen zin iets met grote toe stellen te gaan proberen. In die sector slaan de kapitaalkrachtige en concur- rentie-vaardige maatschappijen te trappelen om elkaar te verdringen. Het moest dus wat meit kleine toestel len worden. Maar ook die zijn duur, als je ze moet kopen. Een kleine luchtvloot opbouwen zonder wat slor dige miljoenen in de portefeuille is onmogelijk. Daarentegen was het hem duidelijk geworden, dat er brood zat in het vliegen met kleine toestellen; eigen lijk het idee van een luchttaxibedrijf. Er scheen behoefte te zijn aan Ie mand, die kon zeggen: „Huur een vliegtuig en wij brengen u daar waar u wilt". Niemand in Nederland was nog op dat idee gekomen. De markt lag ópen. Als je maar vliegtuigen had. Slimme contracten Huibert Jan Adolfs ging op pad. Hij klopte aan bij drie versohillende Duitse maatschappijen, die met kleine toestellen vliegen. Hij sloot met hen contracten af en kreeg daardoor het recht als enige in Nederland van hun toestellen gebruik te mogen maken. Daardoor kon hij een complete lucht vloot aanbieden, zonder zelf ook maar een propeller te kopen. Zo ontstond in maart van dit jaar Twentair-Aeropa. En Adolfs werd Ne derlands meest fanatieke propagandist van het zogenaamde zake- 'iegen. Want daar gaat het om. Het zijn van de grote mannen van de industrie, de mammoetbedrijven met hun duurbe taalde topfunctionarissen, de overbe zette lieden voor wie tijd werkelijk kostbaar is; zij zijn het die een klein vliegtuig willen huren. Het Philipsconcern heeft een eigen vloot van kleine vliegtuigen. En dan is er het Vliegsyndicaat. Twente met drie kusten, waarvan een aantal bedrijven gezamenlijk gebruik maakt. Dat is alles. Verder is er alleen maar Twen- la ir. „Toen mijn broer en ik de handels drukkerij nog hadden, dan kwam je met drukwerkaanbiedingen bij de mensen en dan kreeg je altijd reaqties in de zin van Meneer, u bent er één uit velen. Maar nu kom je over vlie gen praten en dat is heel anders. Dan gaat het van: Meneer, gaat u zitten, vertelt u hier eens iets meer van, dit interesseert ons. Steeds weer blijkt, dat men de noodzaak van het zaken- vliegen niet zag, omdat men eenvou digweg niet wist wat er op dat punt te koop was". zo praat Huibert Jan Adolfs, als we in zijn Lonneker achtertuintje zitten. Hoe dat nou gaat als je een vliegtuig huurt? Adolfs: „Ik geef maar een voorbeeld. Ik heb pas een contract afgesloten met een groot bedrijf. Dat bedrijf pleegt regelmatig conferenties te beleggen van zijn vertegenwoordi gers in Europa. Tot nu toe liet men die mensen naar Nederland komen. Maar dat kostte veel tijd, terwijl men het risico van de lange autotochten naar Nederland groot achtte. Nu gaat het anders. Voor iedere conferentie wordt een centraal gelegen plaats in Europa gekozen. De directie van het bedrijf vliegt daar met een via mij gehuurd toestel naar toe en keert direct na de conferentie weer naar huis. De vertegenwoordigers verliezen aanmerkelijk minder tijd, doordat hun reis korter is geworden. En de kosten? Een prijslijst komt op tafel. Het blijkt er op neer te komen, dat vliegen met een vol zakentoestel ongeveer twee keer zo duur is als de tickets voor de lijndiensten van de grote maatschappijen. De prijzen verschillen nogal naar ge lang het type toestel waarmee men op stap wil. U kunt voor cierhonderd gul den per (vlieg-)uur de lucht in met een driepersoons Cessna, maar een trip met de supersnelle Hansa Jet (een straalvliegtuig voor zeven tot twaalf personen) kost 3200 gulden per (vlieg-)uur. Efen dure grap voor een voudige lieden. Maar de tijd van top functionarissen is tegenwoordig zo Idee even simpel als fietsen verhuren duur, dat het de moeite waard schijnt te zijn om niet op de lijntoestellén van de grote maatschappijen te moe ten wachten en om praktisch overal rechtstreeks heen te kunnen vlie gen. Vliegtuigen voor elk doel en op elk tijdstip. Adolfs wil, dat in de toekomst helemaal waar gaan maken. Hij haalt er allerlei gegevens bij om te laten Huibert Jan Adolfs maakte van zijn hobby zijn beroep. Op zijn bu reau staat het model van een Her culesvliegtuig. Wie een dergelijke imponerende vrachtvervoerder no dig denkt te hebben, kan deze mam moet bij hem huren. zien hoe deze vorm van luchtvaart in Amerika floreert. Men verwacht daar dat alleen al het aantal straalvliegtui gen in deze sector over tien jaar zal zijn verdubbeld. In Europa mag eenzelfde ontwikkeling worden verwacht. De steeds groter worden mammoetvliegtuigen op de lijndiensten vraagt een aantal steeds grotere centrale luchthavens. Van- daaruit zullen steeds meer kleinere vliegvelden, zowel door middel van lijndiensten als via de vrije vliege rij. Het systeem la Twentair heeft voor Europa nog een aantal voordelen. Lijndiensten in dit werelddeel ook die met kléinere toestellen zijn onderworpen aan de voetangels en klemmen van de nationale luchtvaart- politiek van de diverse landen. Maar de zakenvliegerij is vrij. Glimlachend zegt Huibert Jan Adolfs in zijn Lonneker achtertuin: „Ze heb ben in het buitenland nooit begrepen, dat hier niemand eerder op het idee ls gekomen". Inderdaad. Het is even sim pel als fietsen verhuren. Je moet al leen wel even weten aan welk soort fiets de meeste behoefte bestaat en hoe je concurrentie voorkomt. HENK J. J. OSSEWAARDE (Van oruzer verslaggevers) DEN HAAG Jaar-in. jaar-uit regent het omstreeks deze tijd klachten over de aflevering van schoolboeken. Bij de uitvoering van de mammoetwet In 1968 was de chaos het groots, van de 15 boeken die men toen voor de brugklas be stelde bleken er op het kritieke mo ment 6 nog niet verschenen en 4 in herdruk. Boeken die in mei besteld waren, bleken toen in september nog niet steeds niet leverbaar. Zo erg zal het deze keer zeker niet zijn, maar ook nu zullen er weer heel wat leerlingen met een half gevulde boe kentas de school binnenstappen. De schuld ligt gedeeltelijk bij de school en gedeeltelijk bij de boek handel, de uitgevers kan in de mees te gevallen nauwelijks iets verweten worden. De piek ligt uiteraard in de zomermaanden, er wordt dan 80 pet. van alle schoolboeken verkocht. Wat de uitgevers ook gedaan hebben om tot iets meer spreiding te komen, het is allemaal mislukt. Daarom is er nog maar één hoop: dat er zo snel mogelijk en zo correct mogelijk wordt besteld en daar mankeert ge woon alles aan. Zwakke schakels In de bestelperiode zitten twee zeer zwakke schakels: de school en de boekhandel. De scholen geven geen of zeer gebrekkige boekenlijsten en dat leidt tot een heleboel misère. Het Centraal Boekhuis in Amster dam heeft de Amsterdamse scholen enige maanden geleden aangeboden de boekenlijsten eerst even te con troleren op vergissingen of onvolko menheden. Ongeveer 10 procent van de scholen maakte van dat aanbod gebruik en men was achteraf blij dat het er niet meer waren: men had er de handen vol aan. De au teurs worden niet genoemd, men verkort de titel zodat er verwarring ontstaat met een ander boek of men geeft eenvoudig niet op welk deel van een bepaalde serie men nodig heeft en of men het bijbehorende werkboek ook wil hebben. Daarna komt de tweede zwakke schakel: de boekhandel. De voorzitter van de vereniging van Nederlandse uitge vers, de heer R. Beumer zegt: „Heel veel boekhandelaren geven hun be stellingen op schrikwekkende wijze door. Het is gewoon vodjeswerk. Al les moet gecontroleerd worden". Sa men met 'n collega komt hij met eni ge moeite tot vijf boekhandelaren in den lande, die in dit opzicht vrijuit gaan: één in Leiden, één in Haariem, één in Den Haag, één in Heerlen en één in Nijmegen. Er zijn in dit lieve land 2000 boekhandelaren, waarvan 1200 zich met schoolboeken bezig houden Er moet ook een totale reorganisatie komen. De uitgevers willen naar 10 tot 20 regionale dealers en dat zou ook 'n gunstig effect hebben op de prijs van het schoolboek. Boekenfondsen Schoolboeken zijn duur, een derde klas h.a.v.o. kreeg opdracht voor f 150 boeken te kopen. Sinds lang bestond er een florerende twee dehands markt, maar die klapte in 1968 opeens in elkaar. Toen werd de mammoetwet van kracht en er ver schenen stapels nieuwe boeken. Op een aantal plaatsen ving men de grote klap op door het instellen van boekenfondsen. De school koopt het gehele boekenpakket en de leerling huurt de boeken voor een kwart tot een derde van de prijs. Als de boe ken vier jaar meegaan springt de school uit de kosten. De gemeente Rotterdam ging er als eerste en tot nu toe als enige toe over om de boeken voor alle gemeentelijke scho len te financieren. Veel schoolge meenschappen elders begonnen op eigen houtje een fonds. Vooral de omzetting van de ulo scholen (waar men de boeken gratis kreeg) tot mavoscholen (waar de boeken betaald moeten worden) leid de tot zeer veel boekenfondsen. Mo menteel heeft 85 procent van de 1200 mavoscholen en 60 procent var bijna 500 havo- en vwo-scholen zo n fonds. Men venvacht dat enkele jaren alle scholen zo'n fonds bezitten. Soms wordt gesteld dat veel leerlingen graag hun eigen boeken willen houden, maar op een scho lengemeenschap in Vlaardingen waar men de boeken tegen een billijke prijs mocht houden, behoorde minder dan 2 procent van de lief hebbers. De grote uitgevers zeggen niet zoveel pijn aan die fondsen te hebben. Bij het lager onderwijs bij het u.l.o. is het nooit anders geweest en voor de rest van het voortgezet onderwijs zaten de uitge vers op te boksen tegen een goed florerende tweedehands markt. „Nu wordt georganiseerd wat in feite al bestond", zeggen ze. (Voor de tweedehands markt was het natuur lijk wel een klap.) Bovendien hopen de uitgevers op een effect wat zich in Duitsland manifesteert, veel men sen in goede doen kopen daar on danks de boekenfondsen ook eigen schoolboeken voor hun kinderen. Herdrukken Tenslotte zijn er ook hardnekkige misverstanden rond de herdrukken. Kijk, redeneert de leek, bij een her druk worden een paar kleinigheden gewijzigd en prompt kan dan ieder een weer een nieuw boek kopen. De uitgevers weten wel hoe ze rijk worden. Juist omdat dc uitgevers op winst uit zijn berust deze gedachtengang op een misverstand. Bij 'n dergelijke gang van zaken bijna altijd door de auteur gewenst, want hij wil de kleine ongerechtigheden uit zijn boek krijgen de uitgevers aller eerst ruzie met de mensen die ze juist tevreden moeten houden: de leraren. Maar bovendien is de uitge ver contractueel verplicht alle niet verkochte boeken van een vorige druk van de boekhandel terug te nemen. De uitgever heeft er juist financieel belang bij dat opéénvol- gende drukken naast elkaar bruik baar zijn. Momenteel wordt als beginsel ge hanteerd dat 'n schoolboek een rede lijke tijd (zeker vier jaar) onveran derd dient te blijven. Bij herdruk ken ziet men ook steeds de regel: Deze druk is bruikbaar naast de vorige. Men wil nog iets verder gaan: in de toekomst zullen nieuwe drukken niet eens meer met een hoger cijfer worden aangegeven, maar men zet er dan alleen in: zoveelste druk, tweede oplage. •Kapitein lunula Kobylinska (Van een onzer verslaggevers) TEKNEUZEN Haar kastanjebruine kapsel zit alsof z\j zo van de kapster vandaan komt- Haar lichtgroene ogen staan nu eens waakzaam-onderzoekend, dan weer twinkelcnd-lachend. Het smetteloze, roomwitte uniform met de epauletten, waarop vier gouden strepen, past haar als een handschoen. Haar korte rok laat het grootste deel van haar gebruinde benen zien. De witte schoentjes hebben een modieuze goudkleurige hak. Een aantrekkelijk plaatje uit een modeblad? Mis! Het is ten voeten uit Danuta Kobylinska-Walas, de nauwelijks 1.60 in grote „big boss" van het 16.000 ton metende Poolse vrachtschip Rieszczady, dat fosfaat lost in de Terneuzense Zevenaarhaven- Al tweeëntwintig jaar bevaart de niets, maar dan ook niets van een stoere zeebonk hebbende Poolse gezagvoerster de zeeën en trekt zij van haven lot haven. Haar schip is letterlijk haar thuis en dat is duidelijk te merken aan de kapiteinskajuit, die meer weg heeft van een knus ingericht flatje ip de wal dan van een verblijf op een vrachtschip. Klimplanten slingeren zich langs wanden en )lafond, schilderijen, kunstsmeed- en houtsnijwerk, lierenhuiden, bloemen en gemakkelijke stoelen hagen bij tot het gezellige interieur, dat •nmiskenbaar een vrouwelijke toets verraadt. Op iet salontafeltje staan porseleinen kopjes met coffie en schaaltjes met (Poolse) bonbons en voekjes klaar. Het geraas van de hijskranen )uiten dringt slechts vaag in de comfortabele ïut door. Kapitein Kobylinska is niet alleen de neest gezaghebbende figuur op haar schip, er is ook geen onderhoudender gastvrouw aan boord dan zij. In rap Engels („Ik spreek wel Duits, maar dat doe ik als het even kan liever niet") is ze Zij vertelt dat zij de enige vrouwelijke kapitein ter wereld is, die bevoegd is de oceanen te bevaren. „Weliswaar heb ik enkele Russische en Duitse vrouwelijke collega's, maar die zijn bij de kustvaart of kleine zeevaart. Voor het extra-masterdiploma moet je een zwaar examen doen. Het was de mooiste dag van mijn leven toen ik dat examen als enige van de acht kandidaten, de anderen waren allemaal mannen, gunstig aflegde. Haar rechterhand en hoogrte ondergeschikte op de Bieszczady is eerste stuurman Kobylinska. geen toevallige naamovereenkomst, maar haar eigen man. Die echtelijke band heeft, zegt de charmante Poolse, overigens nog nooit tot een gezagscrisis aan boord geleid. Lachend en knipogend voegt zij er aan toe: „Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat we in de privé-sfeer nooit eens Builen Als meisje van vijftien begon Danuta Walas („lk was een echt enfant terrible en ik zat altijd vol builen en schrammen"), die oorspronkelijk In Warschau woonde, maar later naar Stettin verhuisde, als tiekmaatje op een zeesleper aan haar zeemansloopbaan. „Iedereen vond dat ik op een schip als meisje niks waard was. Zodoende heb ik acht maanden zonder een cent gage gewerkt". In 1951 slaagde de ondernemende Poolse voor haar examen zeevaartschool. Na op verscheidene kleine en grote schepen te hebben gevaren, volgde in 1963 haar bevordering tot gezagvoerder. Anderhalf jaar geleden werd haar het commando over de Bieszcady van de rederij Polsteam toevertrouwd. „In het begin merkte ik heus wel dat mijn bemanning het een beetje gek vond, een vrouw als kapitein. Maar moeilijkheden heb ik nooit gehad. Mijn werk is tegelijk mijn hobby. Ik probeer alles beter te doen dan een man. Als kapitein neem je een grote verantwoordelijkheid op je. Vooral bi) zwaar weer op zee wordt lichamelijk en geestelijk veel van je gevraagd. Gelukkig ben ik kerngezond en dan kom je gauw over je vermoeidheid heen. Ik houd van dit beroep. Ik zou niet weten wal ik aan de wal zou moeten doen. Tussen de reizen door ben ik maar een paar dagen thuis in Stettin. We hebben een zoon van zestien, Konrad heet hij. Hij wil ook al zeeman worden. Voorlopig studeert hij nog en houdt het bij een zeiljacht". Haarlok De kapitein verdwijnt in het' keukentje om verse koffie te zetten, maar niet voordat zij snel een blik in de spiegel werpt om een weerbarstige haarlok tot de orde te roepen. Weer tegenover ons zittend, klopt ze met de wijsvinger tegen de onderkant van de tafel en zegt: „Ik ben er een beetje trots op, dat ik nog nooit een bemanningslid heb behoeven te ontslaan. Ook heb ik zolang ik als kapitein vaar. nog nooit een aanvaring gehad. Ik heb zelfs nog nooit met een verzekering te maken gehad over schade aan de vracht". In haar geboorteland worden de kapitein en haar schip als een soort paradepaardje beschouwd. „Als ik terug ben in Stettin, komen er altijd wel relaties van mijn maatschappij aan boord om alles te bekijken". Dat in dat „alles" ook de welgeschapen gezagvoerster is begrepen, ligt voor de hand. In elke havenplaats die de even vrouwelijke als kordate Poolse commandant aandoet, trekt zij vele ogen tot zich en vormt zij een dankbaar object voor fotografen. De talrijke bewijzen van deze belangstelling bewaart kapitein Kobylinska in zorgvuldig bijgehouden plakboeken met teksten in vele talen. Even later kijkt zij vanaf de brug omlaag in de ruimen van haar schip. Kijkend in de richting van de stad zegt zij: „Een plezierige plaats. We zijn er gezellig uit geweest".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 15