VRAGEN
ROND DE
KUNSTSHOW
BIJ DE STAD
AAN DE
LAGUNE
HEEFT DE
BIENNALE
NOG WEL
BESTAANSRECHT?
OPEN BRIEF
AAN
DE ROTS
Christelijk
geïnterpreteerde
Fem Rutkemystiek
ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1970
Alain Teister, de schuilnaam voor Jacques Boersma,
heeft na zijn bundel gedichten: „De Huisgod
spreekt" en zijn fijnzinnige bundel verhalen „Brief
aan de Eigenaar", tenslotte een roman geschreven.
Reeds uit zijn bundel gedichten met de ironische
titel bleek dat Teister een katholieke jeugd heeft
gehad en dat hij daarmee niet bepaald was ingeno-
Hij verklaarde onlangs in een interview met Joop
van Tijn, dat hij niet alcatholiek was, maar zeer
bepaald antikatholiek. Dat is inderdaad een bedui
dend verschil. Iemand, die akatholiek is, heeft geen
directe verbindingen met het katholicisme. Iemand
die antikatholiek is, heeft dat wel. De laatste is
immers gevoelsmatig nog verbonden met een levens
wijze en een levensbesef, die hij verfoeit. Hij heeft
bewust en zelfgewild, geen koele, objectieve kijk op
de dingen en de verschijnselen, die hij haat. Zelfs
als hij ironisch is, als hij het katholieke leven
schijnbaar alleen maar belachelijk wil voorstellen,
komt telkens zijn aggressivitiet gewild of ongewild
Men moet dus van een boek als De kosmonaut
was een bisschop, dat bij de Bezige Bij te Amster
dam verscheen, niet verwachten, dat het de ver
schijnselen niet zou vertekenen, dat doet het om die
aggressiviteit wel. Die vertekening is voor een boek
als dit ook noodzakelijk, zonder die vertekening zou
het doel; de satirische spot met het katholicisme ook
niet bereikt worden.
Die vertekening dient echter om het beoogde resul
taat te bereiken, zijn grenzen te kennen. Qui trop
embrasse mal entrinet, zeggen de Fransen, wie te
veel wil omvatten, omhelst slecht.
Alain Teister heeft vernietigend willen zijn en heeft
daarom de vertekening zo overdreven dat ze niet
meer werkt. In De kosmonaut was een bisschop
heeft hij een beeld van het katholike leven in
Nederland gegeven, dat alleen niet zo bestaat, maar
dat zo ook nooit bestaan heeft. Zijn voorstelling van
zaken is te ver verwijderd van de wezenlijke situa-
tie, dat ze nergens werkelijk overtuigt. Satire die
zich richt op iets onvoorstelbaars, raakt zijn doel
niet, maar slaat in lucht.
Als men een Nederlandse bisschop van deze tijd als
een voyeur voorstelt, die betrekkingen onderhoudt
met een nymfomane en deze geregeld van mannen
voorziet, overdrijft men zozeer dat het doel gemist
wordt. Een wild sprookje als dit is geen werkelijke
satire meer. Als men het op de dag van vandaag zo
voorstelt dat zulk een Nederlandse bisschop tot
ieder bedrog en iedere chantage bereid is om de
KVP bij de verkiezingen te redden, bedenkt iedereen
die dit leest en enigszins op de hoogte is van de
wezenlijke toestand, dat dit onzin is, pure kolder.
Pure koler is echter in het geheel genomen nauwe
lijks satire. Pure kolder heeft geen doel van pure
kolder te zijn. Het verhaaltje op zich, een wat
moeizaam bedenksel, laat de kolderachtigehied van
De kosmonaut was een bisschop al uitgekomen.
De bisschop van Atrecht Wiebe Claesinga bemerkt
vlak voor de verkiezingen dat de KVP er slecht
voor staat. Hij wil daar met zijn broer Jelle, een
even kolderachtige figuur, verandering in brengen.
Zij vinden dat alleen een wonder hier nog oplossing
kan brengen. Daarom moet de bisschop of wat men
voor de bisschop houdt als kosmonaut de lucht in.
Hij kan dan met een boodschap van het' generzijds
aangaande de KVP terug komen. Het plan zit naar
Jelle en zijn broer denken geheid in elkaar. Het
mislukt echter, omdat de raket die voor het wonder
moet zorgen enige ogenblikken na afschieting uit
elkaar ploft en daarmee, constateert Alain Teister
dan, was het hele katholieke geloof in Nederland
„naar de knoppen".
Men vraagt zich na zoiets gelezen te hebben wel af,
wat Teister zich van de uitwerking van zijn boek
voorstelt. Hij heeft het naar eigen getuigenis met
veel plezier geschreven. Men kan zich dat wel
voorstellen, want Teister is bekwaam genoeg om
zich niet alleen met een idioot verhaaltje en de
gebruikelijke seksuele uitdaging alleen bezig te hou-
Hij neemt behalve de katholieke Kerk naar eigen
snit verknipt, tal van toestanden en personen in het
ootje. Hij zet stukjesschrijvers, televisieberoemdhe
den, literatoren, en de bonzen van het politieke le
ven olijk te kijk... Maar hierbij houdt hij de
grenzen wel in acht en verwijdert zich terecht niet
al te ver van de werkelijkheid.
Literair heeft zijn werk kwaliteiten, maar ze "zijn
niet toereikend om van deze kolderroman veel meer
dan plattte ontspanningslectuur te maken, om hem
te verheffen tot wezenlijke satire
En dat had toch gekund en Alain Teister zou het
wellicht gekund hebben als hij zich niet door uitge
latenheid tot dwaas spel had laten verleiden.
Er zijn in de Nederlandse kerkprovincie situaties
genoeg op het ogenblik die zich tot satire lenen.
JOS PANHUIJSEN
WENEN De stad Wenen heeft een speciale bus
tocht langs de Weense herinneringen aan Beethoven
ingesteld. Maar waarom heeft men 3/'i uur lang een
bus nodig om de voetstappen van Beethoven te vol
gen? Omdat Beethoven, die in Duitsland is geboren,
een rusteloos man was. In de 35 jaar, die hij onafge
broken te Wenen heeft gewoond, is hij niet minder
dan 69 maal verhuisd. Wenen is vol huizen waarop
een gedenkplaat is aangebracht met het opschrift:
„Hier heeft Beethoven gewoond".
De busdienst, die is ingesteld in verband met de
herdenking van de 200ste verjaardag van de geboorte
van Beethoven, loopt tot 28 augustus van dinsdags tot
zaterdags. Het beginpunt is op het Raadhuisplein,
waar de bus 's middags om half twee vertrekt. De
tocht kost 30 Oostenrijke schillingen (ongeveer 4,35).
Beethoven was zeventien jaai' toen hij in 1787 voor
het eerst uit Bonn in Wenen aankwam. Hij wilde
studeren bij Joseph Haydn maar bleef niet bij hem,
noch bij Amadeus Mozart, daar zijn moeder stierf en
hij naar huis terug moest.
Hij kwam opnieuw in 1792 en bleef in Wenen tot
zijn dood in 1827.
Hij bracht gaarne de zomer door in voorsteden zoals
Heiligenstadt, Doebling, Baden en Moedling, maar als
hij naar Wenen terugkeerde ging hij bijna nooit weer
op zijn oude adres wonen.
De herinneringen aan de componist zijn vooral talrijk
te Heiligenstadt en Doebling. Hij hield ervan te
wandelen tussen de heuvels in het Wener Woud, waai
de landelijke atmosfeer hem inspireerde tot zijn zesde
symfonie, de „Pastorale". Een aantal jongelui is tol
„Beethovengids" bevorderd om de toeristen rond te
voeren. Zij hebben speciale lessen van een muziek
historicus gekregen.
VENETIë, juli Van verschillende zijden, zowel
in als buiten Italië, hoorden we de vraag op
werpen: Heeft een Biennale nog zin? Voldoet hij
aan de normale verwachtingen? Het enige
paviljoen dat op deze 35ste Biennale ons inziens
enigszins beantwoordt aan de verwachtingen, is
dat van Argentinië: het is herschapen in een
minidierentuin die eerder het werk schijnt te
zijn van een team biologen en vorsers dan van
een beeldend kunstenaar. Het bewijst dat de
hedendaagse kunst, in haar meest vooruit
strevende experimenten, een vorm van weten
schap wordt. Maar dan in dit geval toch wel een
vorm die zeer dicht bij de natuur staat en waar
van de exactheid een frisse poëzie losmaakt.
Luis Fernando Benedit (geboren 1937, hij woont te
Buenos Aires) construeert enorme terraria in
plexiglas, waarin hij het leven bestudeert van bijen,
muggen, slakken. Er zijn ook een paar kleine
aquaria met tropische visjes. Het belangrijkste
werk. de „Biotron" (plaats aangepast aan het leven)
bevat vierduizend levende bijen die de keuze heb
ben tussen natuurlijke bloemen en bloemen in
acryl. Een ingewikkelde elektronische apparatuur
regelt het licht, de temperatuur, de luchtverversing.
Bezoekers die in gewone omstandigheden waar
schijnlijk nooit naar een insekt of naar een bloem
kijken, staan hier gefascineerd gebruik te maken
van de vergrootglazen.
Conceptiekunst
Men wordt getroffen door het completerende ele
ment en de technische nauwkeurigheid van de
uitvoering, en door de schoonheid van een resultaat
dat nochtans niet op esthetische effecten is bere
kend. Benedit geeft, ogenschijnlijk tenminste, de
beeld-scheppende en synthetiserende functie van de
kunstenaar radicaal prijs om alleen maar een
„waarnemer" te zijn. Maar de keuze van het waar
te nemen object, en het isoleren en presenteren
ervan, is op zichzelf ook al een creatieve daad.
„Kan dit soort werk beschouwd worden als „concep
tiekunst? Behoort het tot die actuele trend waar
voor de idee, de opvattting belangrijker is dan de
concrete realisatie?" Het is er in elk geval verwant
mee door de afwezigheid van beeldende, „definitie
ve" objecten, en door het verstoren van begrippen
- als compositie, oeuvre, expressie. Benedit drukt geen
enkele eigen emotie uit, hij wil even weinig een
gevoel opdringen als een vorm, hij houdt zich
afzijdig. Wat natuurlijk toch ook weer een houding
is. Jörge Glusberg spreekt in dit verband van „een
terugkeer naar een pre-ikonografisch tijdperk,
waarin de elementen die later het beeld zijn gaan
samenstellen nog in vrijheid waren.
Houdt men het erbij dat de historische ontwikkeling
van de kunst altijd streefde naar het scheppen van
een orde, een synthese, een vorm, dan is hier duide
lijk sprake van regressie: Benedit werkt ontbin
dend, vormvernietigend. Het is nauwelijks denkbaar
op een meer efficiënte en tegelijk serene manier de
(nog steeds) gangbare kunstopvattingen te conteste-
Nieuwe formule
Dit revolutionaire aspect is vrijwel overal elders in
de Biennale afwezig, niet omdat het in andere
landen geen verdedigers en beoefenaars vindt, maar
omdat de andere landen het blijkbaar nog niet
aandurfden het in Venetië te tonen. Al werd deze
Biennale, na de incidenten en conflicten in 1968,
doelbewust in het teken geplaatst van „kritiek,
onderzoek, experiment", de nationale afvaardigingen
negeerden gewoon dit thema en bleven bij de
beproefde, veilige (en versleten) formule. Die bestaat
hierin dat in elk land functionarissen of plaatselijke
cultuurbonzen een paar schilders en beeldhouwers
sturen met werk dat min of meer de eigen kunstpo
litiek weerspiegelt, die kan variëren tussen be
proefd progressief (Duitsland, Frankrijk, Groot-Brit-
Niet meer op esthetische effecten berekend.
tannië) en reactionair conservatief (Sovjet-Unie).
Documentair kan zoiets interessant zijn, artistiek
soms ook waardevol, maar een idee van de werke
lijke situatie, van wat leeft bij de jongeren en de
vernieuwers, krijgt men op die manier natuurlijk
Het enige middel om een minder „officieel" over
zicht te krijgen bestaat in het afschaffen van de
nationale inzendingen en in het uitnodigen, door de
inrichters zelf, van die kunstenaars die, overal in de
wereld, het best beantwoorden aan hun idee van
actuele creativiteit. De „dokumenta" van Kassei, de
Biennale van Tokio hebben voor deze oplossing
geopteerd en de resultaten schijnen hun gelijk te
geven. Te Venetië is het echter nog niet zo ver:
men heeft er af te rekenen met een traditie van
bijna een eeuw, traditie waaraan diplomatieke,
praktische en uiteraard ook wel toeristische aspec
ten vastzitten.
Een dertigtal landen bezitten in de „Giardini" elk
hun eigen paviljoen, sinds vele decennia. Sommige
zijn oud en protserig, andere, zoals die van Neder
land (architectuur van Rietveld), Zwitserland, Ja
pan, Venezuela zijn sierlijke functionele bouwsels.
Kunnen die zomaar onteigend worden en vervangen
door een groot collectief paleis? Is het mogelijk op
dit moment te voorzien in welk gebouw, op welke
wijze men over twee, vier, tien jaar kunst zal
'kunnen exposeren, en zal die kunst zich nog wel
willen laten exposeren? En vooral: heeft een Bien
nale nog wel zin?
Weemoed
De organisatoren leverden nochtans een ernstige
inspanning om de contestatiegolf van twee jaar
geleden op te vangen. Zij spreken nu van een
„overgangsfaze" waarin gezocht wordt naar grotere
openheid, ruimere participatie, democratisering. Het
toekennen van prijzen waarvoor
lang van tevoren vaststonden, en die hun
ciële waarde nog deed stijgen werd alvast
afgeschaft. Er worden debatten gehouden, er zijn
open workshops voorzien (die op dit ogenblik nog
niet functioneren), er is een atelier waar kinderen
aan „vrije creativiteit" kunnen doen (hebben er
niets van gemerkt), er is, vooral in het hoofdge
bouw dat" tot nog toe aan Italiaanse kunstenaars
bleef voorbehouden, een groots opgevat overzicht
gepland met als titel „Voorstellen voor een experi
mentele tentoonstelling". Hier wordt, naast werk
van pioniers als Malevic, El Dissitsky, Moholy-Nagy,
werk verzameld van mensen als Paul Reich, Max
Bill, Janos Urban, Dan Flavin, Michael Heizer,
Tinguely, Soto. Maar voorlopig is van dit alles nog
niets te zien. Bij de opening, op 24 juni, was alleen
de beroemde toren van Tatlin, .monument voor de
3de internationale", ter plaatse; verontschuldiging
de stakingen die het vervoer in Italië wekenlang
hebben verlamd.
Dezelfde stakingen zouden oorzaak zijn dat het
paviljoen van Tsjecho-Slowakije voorlopig gesloten
blijft. Officieel heet het dat de werken onderweg
zijn. Er wordt echter beweerd dat de Tsjechische
kunstenaars hun medewerking hebben geweigerd.
Die twee gesloten deuren, die twee lege paviljoens
maken een sombere indruk en kunnen gevoeld
worden als symbolisch: het experiment en de
Praagse lente zijn afwezig, vernieuwingspogingen
lopen te pletter op gevestigde en logge structuren.
In een volgende bijdrage hopen we nader in te
gaan op de inzendingen van enkele landen. Intussen
blijft Venetic elke dag wat dieper wegzakken in de
lagune. Wordt het een halfmislukte Biennale, voor
een weemoedig afscheid?
MARC CALLEWAERT
In haar boek Open brief aan de rots" uitgegeven door
Desclée de Brouwer, Brugge/Utrecht richt Fem Rutke zich
tot de Levende Kern van het christendom. Zij noemt, in ver
band met een bepaalde evangelietekst, deze kern „Rots van
Cesarea Filippi". Een indirecte verklaring hiervan geeft zij,
als zij zegt: „Al zou eens Uw Geest door Petrus en Paulus
naar Rome gebracht zijn, ik verkies uit een bewustzijn dat ik
in 1965 in Rome moest zwijgen voorlopig U te mogen aan
spreken als de Rots van Cesarea Filippi, waar immers by U
toen nog geen aangeklede zakenlui, met hun zijden en dia
manten, maar een klein aantal vissers met een Timmerman
in God van alles beleefden, op hun zwerftochten by en om W
zonder steen voor Zijn hoofd, zonder opgemaakte bedden".
In essentie is de brief gericht tot wat de schrijfster gelooft om
trent de door het katholicisme verkondigde drieëenheid; in
een gevoel van geborgenheid ten opzichte van de Vader; een
gevoel van mededeelzame vertrouwelijkheid jegens de Zoon
en een gevoel van geestelijke ontvankelijkheid ten aanzien
van de Geest. Maar behalve dit bes.- van de drieëenheid
omvat het begrip „Rots van Cesarea Filippi" ook besef om
trent het charismatische karakter en dc apostolische taak van
de Kerk.
Het klinkt allemaal misschien wat ingewikkeld, maar in dc
feitelijke uitwerking van de brief is het sterk vereenvoudigd-
Zo sterk vereenvoudigd zelfs, dat je de neiging voelt om de
„Rots van Cesarea Filippi" eerder te zien als een literair schijn
beeld, dar. als een waarachtig ondervonden mystieke werke
lijkheid. In het centrum van dat beeld bevindt zich Fem Rutke
Ongeveer op de manier als een figuurtje in een glazen sneeuw-
bol: schud je, dan dalen de sneeuwvlokken in overvloed over
het figuurtje noer. Zo zit Fem Rutke in héar „Rots van Cesarea
Filippi". Zij beschrijft hoe er telkens geschud wordt en met
vrome wellust ondergaat zij het neersneeuwen van de mysti-
sche genadevlokken.
Deze mystiek is in laatste instantie christelijk geïnterpreteerde
Fem Rutkemystiek. Ik wil hiermee niet' denigrerends zeggen.
Alleen dat de waarde van de mededelingen in de „open brief"
niet verder of hoger gaat dan de waarde van een typisch
particularistische mening. Fem Rutke zelf wil aan haar per
soonlijke ervaringen graag een universele betekenis toegekend
zien, alsof zij het voorwerp zou zijn geweest van een boven
natuurlij :e openbaringsactiviteit. En tegen een dergelijke
objectivatio van een strikt individualistisch gebeuren heb ik
groot bezwaar. Onomwonden gezegd religieuze ervaringen
zoals die dcor Fem Rutke worden meegedeeld hebben voor
mij niet meer waarde dan vertellingen over een religieus
getinte droom of een religieuze LSD-ervaring Zc zeggen
iets over het vertellende individu; niet meer. maar ook niet
minder. De grote religieuze ervaring van Fem Rutke is een
lichtvisioen geweest, dat haar in de Sint Pieter in Rome ten
deel zou zijn gevallen. In haar mededelingen omtrent dit
visioen js de schrijfster volkomen oprecht. Zij is tijdens een
ontvankelijke toestand ongetwijfeld het middelpunt geweest
van een individuele geesteswerking, (verstand, gemoed en in
tuïtie) die zich aan haar actueel vermogen tot oordelen heelt
onttrokken. Daarvoor is de emotionele aanvaarding in do
plaats getreden. Deze emotionele aanvaarding heeft tweeërlei
consequenties gehad. Enerzijds nederige en zelfs blijde dank
baarheid om de geschonken „gave"; anderzijds een öntstuimig
verlangen om „getuigenis af te leggen" en het ontwikkelings
proces in de tegenwoordige kerkelijke religiositeit samen te
trekken tot wat persoonlijk is gedaan of aangedaan.
„Bezig zijn mét en in het Licht", schrijft Fem Rutke, „is eigen-
lijk het eniee - is geen andere bezigheid waarin een mens
meer k- .even. Zelfs heeft u mij zover gebracht, Rots van
Cesarea Filippi, dat ik werkelijk kan zeggen, voor mijn beste
geweten, dat het lichten in de Geest ons unieke leven is: en zo
zie ik dan ook de mensen overal uitdoven en lichten".
Je zou een uitspraak als deze kunnen onderschrijven, als zij
de vrucht was geweest van een bezielde speculatie, van een
godsdienstig ideologisch denken. Maar niet als het resultaat
van om het met een wat te hard woord te zeggen een
zenuwkramp: een visioen.
Fem Rutke is een paaa- jaren geleden in het katholicisme ge
doopt, ze heeft een verlangen gehad om karmelietes te worden,
is getrouwd met een voormalig franciscaan, nadat deze op de
bekende hiërarchiek onheuse mamier behandeld was (met als
gevolg bezinning in verbittering op priesterschap en geloof
en een vaarwel zeggen aan beide), zij is moeder van een on
geveer vierjarig zoontje en wenst vurig het herstel van een
totale innige katholieke christelijke godsdienstige gemeenschap:
voor haar en haar gezin, voor de Kerk, voor de wereld.
Het belangwekkendst zijn haar vurige verlangen en het pers
pectief van de genoemde godsdienstige gemeenschap. Hierin
klinkt een onvervalst idealisme. In dat idealisme vindt Fem
Rutke dikwijls sterke, bezielende gedachten. In die gedachten
is meer „wil tot" verwerkt, dan uitdelving van het mogelijke
Een voorbeeld: in haar „wil tot" komt de schrijfster tot de
vraag: „Moeten wij dan altijd langs het randje blijven be
wegen?" Haar verbeelding en nu heb ik het over haar
authentieke dichterlijke verbeelding, niet over het „visioen"
roept onmiddellijk weerstanden op. Haar verbeelding wenst
op zo n vraag een positief antwoord. Maar bij een ondichterlijk,
sec overwegen van de vraag, moet de conclusie komen, dat de
mens in zijn bestaan en zijn confrontaties (met het materiële,
met de maatschappij, met zijn geest, met zijn geschiedenis en
zijn pogingen tot religie) in se een randfiguur is. Hij kan niet
andere dan zich langs „de rand" bewegen. Dat bewegen langs
de rand houdt de spanning in hem, die we „leven" noemen.
Buiten dat verlangen en het idealisme van die godsdienstige
gemeenschap zijn de mededelingen van Fem Rutke: over zich
zelf, over haar man met zijn kerkelijke of klerikale moeilijk
heden, over de mensen die zij heeft gekend en .vooral over
haar „mystiek" weinig belangwekkend. Er zit zelfs iets in van
een huisbakken overschatting. Geen zelfoverschatting, maar
overschatting van heel de dagelijkse kliek van progressie,
sociaal geleuter op een nieuwe heilsbasis, neo-pastoraal enz.
Ridicule indruk
Lees je Fem Rutkes „open briel" met goedwillende aandacht
tot het einde toe uit, dan kom je zo is het ten minste bij
mij het geval geweest tot de conclusie, dat zij er goed aan
zou doen om de raad van de belachelijke pater, die verklaar
de aan haar visioen „te geloven", te vergeten. (Helaas moet
ik zeggen, dat de meeste priesters over wie F. R. spreekt een
ridicule indruk maken: ze hebben van de persoonlijke situa
ties niets begrepen of hebben niet de moeite genomen zich er
in te verdiepen; daardoor komen ze tót hun dubieuze uit
spraken). Zij schrijft ergens zeer verstandig: „Wij reageren
allemaal op onze omstandigheden en ons verleden, zowel in
de geschiedenis als in ons eenmalig bestaan: dc ene onvol
ledigheid reageert op de andere. Is het dan nóg geen tijd om
aan ons begrip te gaan denken?".
Doet Fem Rutke dit laatste, dan zijn er waardevolle dingen
van haar te verwachten; daarvoor getuigen verschillende
niel-mystieke meer speculatieve gedachten in haar boek. In
september zal er een nieuw boek van haar uitkomen; ik hoop
dat hel vol zal zijn van dit andere strikt speculatieve
begrip der dingen.
D OUWENDIJK
Moeten dergelijke functionele bouwsels
dórden dt
collectief paleis'