HET LEGER GAAT DE BOER OP WERVING VIN VRIJWILLIGERS VOOR 20 PIEK EEN BERENMUTS „Het leger is een groot bedrijf en geen opvangcentrum voor kneusjes' ,Wij cïaan niet op de emotionele toer. Wij ronselen nooit" n ROTTERDAM-DEN HAAG Anderhalf jaar geleden besloot Peter van Garderen (toen vijftien, nu net zeventien) om het Ne derlandse leger als hefboom te gebruiken voor zijn verdere carrière. Begrijp hem asjeblieft goed: hij had en heeft geen Na poleonaspiraties en aast evenmin op een ransel met bijpassende, lucratieve maarschalksstaf. Hij mist trouwens alle uiterlijke ken merken van de professionele houwdegen en vertrouwt voorlopig liever op het succes van Feijenoord, The Cats en Shocking Blue, die levensgrote affichesporen hebben achtergelaten op de wanden van zijn kamer. Als je hem eerlijk vraagt, heeft hij nog nooit over het soldatenbestaan nagedacht en dat vindt hij ook nu verloren tijd. Wat hij dan wel wil? Dat lijkt hem een duidelijke zaak. Hij wil straks een jofele baan uit de prijzenpot van de welvaart en als hij de advertenties in de omroepgids goed begrepen heeft, kan hij zijn idealen over de stramme rug van onze vaderlandse krijgs macht vrij eenvoudig realiseren. Hij behoeft zich alleen maar op te geven als technisch specialist en dah zit hij gelijk op zwaar fluweel: een goed salaris, studeren in de baas zijn tijd voor bur ger-vakdiploma's en na vier jaar weer met een vette premie in de binnenzak achter moeders pappot. Mijn liefje, wat wil je nog meer? Vader Van Garderen heeft zich aanvankelijk nog verzet en de plannen van zijn zoon openlijk gedwarsboomd. Bij het klimmen van de jaren is zijn aversie tegen het leger alsmaar gegroeid en als het aan hem lag, werden alle defensiegelden onmiddellijk overgeheveld naar de huizenbouw. Toch neemt hij het zijn zoon niet kwalijk, want hij heeft zelf als jongen de grote droom gekoesterd om met de Koninklijke Marine de wereldzeeën te bevaren. Uiteindelijk is hij voor de taaie vasthoudendheid van zijn zoon door de knieën gegaan. Hij had trouwens van de meester op de technische school gehoord, dat zijn kind geen studiehoofd had en niet in aanmerking kwam voor plaatsing op de u.t.s. Met die wetenschap gewapend heeft hij toen maar de bon uit zijn omroepblad geknipt en naar Den Haag gestuurd. Op hoop van zegen en met duidelijke tegenzin. Eén op zes Peter van Garderen is de 33.324ste Nederlander, die zich heeft opgegeven voor het vak technisch specialist bij de landmacht. Theoretisch heeft hij een kans van één op zes, want tot nog toe werden er slechts 5680 uitverkoren. De rest viel reddeloos door de zeef, werd op medische gronden afgekeurd of door de psychologen ongeschikt bevonden voor kuch en hoofddeksel op rijkskosten. „Een forse afval", geeft overste H. Tollenaar glimlachend toe, „maar wel begrijpelijk. Wie aan de grote weg timmert, loopt altijd het risico, dat er oen hoop kaf tussen het koren zit. En het leger is nu eenmaal een bedrijf, een groot bedrijf en geen opvangcentrum voor kneusjes. Wij hebben fysiek fitte knapen nodig, die genoeg verantwoordelijkheid bezitten om met ons peperdure materiaal om te gaan. Dat is immers de opzet van het project Technische Specialisten. Wij geven al dat geld niet voor niks aan die knapen. We laten ze echt niet voor een burgerdiploma studeren, omdat we zulke enorme filantropen zijn. Wij hebben die vrijwillige specialisten hard nodig om ons technisch apparaat goed te laten functioneren. Het is een kwestie van voor wat, hoort wat. Zij verbinden zich voor tenminste vier jaar aan ons en wij doen alles om ze voor hun verdere carrière een goeie duw te geven. Een glasheldere zaak, dunkt Vetpotten Als overste Tollenaar zijn functie omschrijft, haalt hij eerpt diep adem en zegt dan met verbluffende eenvoud „Ik ben hoofd sectie plannen- en beleidsverificatie afdeling personeels voorziening van de dienst opperofficier personeel van de Koninklijke Land macht". Vervolgens schenkt hij zijn gast een kersverse glimlach. Hij gaat er dus niet onder gebukt. In zijn verbijsterende functie contro leert hij de potten, die de 'reclame- experts voor de personeelswerving op het vuur hebben gezet. De KMA heeft kadetten nodig (honderd per jaar, vorig jaar drieënnegentig aanmeldingen, „niet verontrustend", meldt Tollenaar), het beroepskader moet tijdig worden aangevuld, de gegadigden voor een kort verband dienen te worden opgespoord en sinds vier jaar moeten ook de kan didaten voor het project Technische Specialisten uit de samenleving worden gevlooid. Dat gebeurt via alle moderne communicatiemiddelen: advertenties in de gewilde media. STER-spots op de televisie, stands op tentoonstellingen, direct mail, beroepsvoorlichting op scholen („niet te verwarren met dienst- plichtvoorlichting". waarschuwt Tolle naar) en huisbezoek. Over de kosten van de werving kan Tollenaar geen zinnig woord zeggen. Wat bedoelt u trouwens met kosten? Moet ik daar ook mijn salaris bij tellen en de kop koffie, die ik u net heb aangeboden? Natuurlijk kost de wer ving handen vol geld, maar het is ver antwoord. Wij hebben domweg mensen nodig en daar zul je voor moeten in vesteren. Of je het nou leuk vindt of niet. Eén advertentie in zes omroep bladen kost ons bijna 130.000 gulden De VPRO doet daar niet aan mee, die heeft onze advertenties geweigerd. Ik neem nu als voorbeeld de campagne van 28 maart. Op de zes advertenties kwamen 978 reacties. Dat is dus 123,60 per ingestuurde bon. Als je dan ook nog weet, dat één op de zes de reis haalt, kun ie uitrekenen, wat zo'n technische specialist ons alleen al aan reclame kost. We blijven ondertussen wel proberen, de markt te verkennen. We gaan er daarbij vanuit, dat we nooit op de emotionele toer mogen gaan. Ronselen is er niet bij. De vent, die geïnteres seerd is, heeft recht op eerlijke voor lichting". Blijde boodschap Sergeant-majoor C. Huisman is het daar volledig mee eens. Hij behoort tot het speciale peleton van vier officieren en drieëntwintig onderofficieren, die de blijde boodschap van het Neder landse leger naar de huiskamers dragen. Hij is zelf per ongeluk in het leger terechtgekomen. Hij was boekhouder en tijdens een slappe periode in de werk verschaffing, is hij ongewild verstrikt in de netten van de God Mars. Hij vindt het best zo, zolang hij maar verschoond blijft van hand- en span diensten aan de parate troepen. Een tijd lang is hij sergeant.-majoor-in- structeur geweest en hij heeft die pe riode als een privé-nachtmerrie onder- Als Marskramer van de oorlogsgod voelt hij zich beter op zijn gemak. Hij heeft jaren lang zijn beste krachten gegeven aan het amateurtoneel, speelde onder meer hoofdrollen in „Tramlijn Begeerte" en „Rebecca". „Ik heb er nu een hoop plezier van", onthult hij, „elk huisbezoek is voor mij een klein toneel spel. Ik denk altijd: hoe zal het eerste bedrijf gaan. waar ligt straks dp climax? Ik vind het een boeiende bezigheid". Hij heeft vandaag vier visites afgelegd in Rotterdam en omgeving. Nummer 33324 is de laatste kandidaat. Huisman wordt bij hem tegen half zeven ver wacht. „Dan kunnen we tenminste op ons gemak warm eten en afwassen", is hem tevoren uitgelegd. Huisman kon daar inkomen. Hij houdt er zelf ook van om op zijn gemak te tafelen. Provocerend Nummer 33324 woont op een vierde ien nieuwbouwwijk in IJssel- De Marskramer komt langs. Van links naar rechts: ser geant-majoor Huisman, Peter van Garderen en zijn ouders. monde. Huisman heeft ditmaal zijn uniform aangetrokken, want hij gaat ervan uit, dat de buurt niets heeft tegen militairen. „Soms is het raadzamer om in burger te gaan", zegt hij, „als je in een klein dorp moet zijn, werkt een uniform provocerend. Iedereen ziet je en de mensen gaan denken: wat doet die militair bij buurman"? IJsselmonde lijkt hem echter onver dacht. Het is een smakeloze beton- massa, die als een vergroeiing aan het lijf van Rotterdam vast zit. Huisman parkeert zijn auto half op de stoep en het plantsoen, controleert nog even de inhoud van zijn loodzware tas en begint dan welgemoed aan zijn laatste klim op deze dag. Als alles meezit, is hij om acht uur thuis in Gorcum. Boven heeft de heer Van Garderen de mise-en-scène al uitgedokterd. De majoor gaat op de driezitsbank, zijn vrouw ernaast en Peter op een eigen stoel er recht tegenover. Een kwestie van rechtvaardig afstand scheppen. Hij acht nog niet de tijd gekomen om fa miliair met de krijgsmacht te worden, zelf speelt hij de rol van achterdochtige waarnemer, die in witte hemdsmouwen korzelig luistert. De openingszet van Huisman is even doeltreffend als eenvoudig. Als me vrouw Van Garderen hem vraagt, hoe hij de koffie gebruikt, vouwt hij de handen devoot op zijn tas en zegt hij: „alles d'r op en d'r in". Hij heeft zijn dienstpet naast zich op de grond ge legd en straalt de waardigheid uit van een Sinterklaas, die onverhoeds voor zijn nummer onder de wapenen is ge roepen. IJs breken Nummer 33324 zit te wippen op zijn stoel. Hij wil er eigenlijk niet veel woorden over vuil maken. Gewoon een handtekening zetten en weg wezen. Moeder Van Garderen vraagt of de koffie naar ieders zin is. Ze werkt hele dagen in een bedrijfskantine en weel hoe belangrijk het is om het ijs te breken. Huisman knikt, begint dan uit te leggen, dat de Technische Specialist allereerst militair is. „Daar moet je niet te licht over denken", zegt hij bijna bestraffend, „het wordt straks echt pief paf poef en kruipen in de hei. Ik hoop wel, dat je je dat gerealiseerd hebt". Nummer 33324 zou het wel denken „Ik moet toch eens in dienst", zegt hij ontspannen, „als ik nou ook nog een diploma kan halen, is het meegenomen Huisman produceert een blik van „zo mag ik het horen". Hij spit wat bro chures uit zijn tas en zegt: „De eerste zes maanden zijn een proefperiode voor beide partijen". Vader Van Garderen knikt. „Dat wilde ik net vragen", roept hij, „ik bedoel verbeeld je nou, dat die jongen niet kan wennen aan de sfeer. Dat kan toch. Wat weet die jongen nou hele maal van de dienst? Die jongen is zeventien" Huisman glimlacht. „Die proeftijd is de noodrem", merkt hij op. Het is net. alsof hij dat meer heeft gezegd. Hij vervolgt: „Het is echt niet zo. dal je hemel en aarde moet bewegen, als je uit dienst wilt. Er is hier geen sprake van strikken. Niemand kan op dit mo ment garanderen, dat je bij ons zult kunnen wennen" Vader Van Garderen gromt: „Kijk, dat is nou net, waar ik het vanavond met hem over had. Stel jc nou voor, dat die jongen zegt: „Mijn hemel, wat een troep is dat leger" Dat kan toch. Het is dc majoor aan te zien, dal hij MMM de Cavalerie, tb Veld-Artillcri© m de ft. ijdend*-Artillerie IX VRIJWILLIG VERBLIJF onder do WAPENEN voor ZES MAANDEN of LANGER van MILICIENS bij do SEREDEN KORPSEN. - (AVALERIt VU U RimiXM »1< V nyt w AAROKN t v i,»i.i us tiÊÈ ri'pmirn, F'f'll H'ljri iti/q Sttltr der vt rluDltinia, Nederlanders, die rond de eeuwwisseling vrijwillig in dienst gingen, werden niet zo uitbundig in de watten gelegd als de vrijwilligers van nu. Dit blijkt onder meer uit een vergeeeld affiche vol martiale figuren, waarin kandidaten worden gevraagd voor de cavalerie, de veldartillerie en de rijdende artil lerie. „De vrijwilliger, die zich tusschen den leeftijd van 18 en 30 jaren bij een der korpsen beneden den graad van onderofficier verbindt, geniet eene pre mie van ten hoogste twintig gulden per jaar. De hierbedoelde premiën worden slechts genoten over de jaren, voorafgaande aan de intrede van het 31ste levensjaar". Wat de vrijwilliger voor dat vorstelijke bedrag moest opbrengen? Allereerst moest hij de volgende bewijsstukken kunnen overleggen: extract geboorteregister, bewijs van goed gedrag vanaf het 12e levensjaar, bewijs van voldoening aan de Natio nale Militie, bevolkingskaart, verlofpas, minderja rigen een gelegaliseerd bewijs van toestemming, af- gegeveh door hem of haar, die het ouderlijk gezag uitoefent. Daarnaast moest hij tussen kruin en voet zool 1.65 meter meten voor de cavalerie en 1.67 meter voor de veld- en rijdende artillerie. Voor die twintig piek moest hij dan wel voor zes jaar het ijzeren juk van de krijgstucht dragen. rekening houdt met de mogelijkheid. Het lijkt trouwens, alsof hij nummer 33324 helemaal niet wenst in te lijven. Hij schildert in krachtig proza de ellende van het wachtlopen, de krijgs tucht en hel uitgebreide poetsen van de uitrustingsstukken. Op een gegeven moment roept hij met duidelijke wel lust: „Je wordt allereerst militair en je zult het weten ook. Je zult ook in de prut zitten, ook eten uit een blikkie vol zand Je moet weten, wat er boven je hoofd hangt". Nummer 33324 tilt er niet zwaar aan. Hij ziet voorlopig nog de aantrekkelijke wedde en de premie na afloop als aan vaardbare zoenoffers voor de beloofde ellende. Moeder Van Garderen wijst naar de tafel en zegt misprijzend: „Uw koffie wordt koud". De weduwe Terwijl vader Van Garderen een shaggie van de weduwe draait, legt Huisman uit, wat er straks met zijn zoon zal gebeuren. Eerst zes maanden opleiding. Militaire opleiding. Zand happen, afgebeuld worden. Hij zegt het eerlijk. In de prut en niet anders. Daarna wordt er gewerkt aan het militair rijbewijs V3der Van Garderen knikt tevreden .Uiteindelijk moet je mobiel zijn", zegt hij. Huisman praat onverdroten door. Over Mc opleiding, het takenboek, de burger carrière. Hij lepelt moeiteloos de bruto $n netto salarissen op, zegt ook, hoeveel geld er afgaat voor voeding en kleding. Als vader Van Garderen de bedragen hoort, zegt hij: „Nou, dan kun je ook wel eens een bossie bloemen voor je Rottigheid, je Het.woord is aan moeder. Ze wil weten, hoe vaak haar zoon vrij vervoer krijgt. Wat.zegt de majoor? Twee keer per maarid. „Nou wat heb ik je gezegd? Ze hadden mij verteld, dat hij helemaal vrij mbcht reizen". Mag wader nou ook nog wat zeggen?" „Stel je voor, dat-ie wat uitvreet. Ik heb gehoord, als dienstplichtigen wat doen. latten we zeggen, een rottigheidje uithalen, dat ze dan mooi mogen na dienen. Geldt dat nou ook voor Peter?" Huisman' haalt een pakje sigaretten uit zijn borstzak en gaat de rij langs. Mevrouw 'Van Garderen zegt: „Ik heb hem liever'met mondstuk" Huisman zegt: „Er wordt natuurlijk op hem gelet cn als hij wat uithaalt, is hij de kjos. Dat is de consequentie van de krijgstucht". Hij kijkt opeens zorgelijk. Kqnnelijk houdt hij rekening met een latei^je. Nummer 33324 zegt: „Ik moet toch in dienst. Wat praten jullie nou?" De vader lacht. De vader zeet: „Ik heb de oorlog meegemaakt. Ik weet, wat het leger is". Huisman antwoordt: „He't klinkt be roerd, maar het leger is er inderdaad niet om appels te plukken. Het is mooi. als ze naar Tunesië gaan om putten te slaan, maar de taak van het leger ligt in oorlogstijd. De soldaat wordt opgeleid om in tijd van oorlog paraat te zijn. Zo is het". Vader Van Garderen staat op en roept: „Ze worden opgeleid tot moordenaar. Zo is het toch". Huisman zegt: „Wie vrede wil, moet zich bewapenen". Mevrouw Van Garderen vraagt hoop- vol, wie er nog koffie wil. Haar man kijkt de zoon aan en mom pelt: „Hij zal uiteindelijk zelf zijn richting moeten zoeken. Eén diploma is mooi, maar twee is mooier. Hij moet het zelf weten". Dat is voor Huisman het sein om aan de epiloog te beginnen. Hij werpt en kele brochures op tafel en stelt voor, dat er nog maar eens over nagedacht moet worden. In Gorcum wordt al geruim» tijd met smart op hem gewacht. LEO THURING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 13