WILLEM VAN LANSCHOT: HET VERZET TEGEN DE DUITSERS WAS ER INEENS... ...MENSEN VAN ALLE RANGEN EN STANDEN, DIE „HET NIET LANGER NAMEN" 1945-1970 „Wij oud-strijders weten beter dan wie ook dat de schone oorlog niet bestaat" EINDHOVEN „Je kunt niet stel len dat het verzet tegen de Duitse bezetters één bepaalde en duidelijk te omschrijven inspiratie heeft ge had. Ik geloof dat het gewoon uit een geyoel van verontwaardiging, van krenking, is ontstaan. Bij de één van het eerste ogenblik af de meidagen van '40 dus bij de ander Jater. En dan heb ik het uiteraard uitsluitend over het bona fide verzet. „Dat nemen we niet", zei of dacht men op een gegeven ogenblik. En de mensen die zo rea geerden waren in verzet. Van daar naar „het" verzet was een stap die dan in die tijd gemakkelijk kon worden gezet." Willem Charles Jean Marie van Lanschot (55) ridder Militaire Wil lemsorde praat erover zonder pathos, redelijk en vol genuanceerdheid. Hij, de gewezen beroepsofficier, die de oorlogsdagen op het Eiland van Dor drecht bij de staf van de Lichte Divi sie heeft meegemaakt en de verschrik kingen van het bombardement van Rotterdam nooit meer zal vergeten, is een verzetsstrijder van-het-eerste uur. De man die in 1942 door de bezetters werd gearresteerd „9 april om 12 uur" die, als een van de weinigen, de verschrikkelijke „Dauerverneh- mung" overleefde „ik heb geluk gehad" die een vol jaar in het Oranjehotel in Scheveningen (de strafgevangenis) Einzelhaft kreeg „geen boeken, niets" die de do dencel nog steeds kan uittekenen, die op 29 april 1945 „om 5 uur 20", door de mannen van de Rainbow Di vision uit het concentratiekamp Da chau werd bevrijd, praat eigenlijk niet graag over dat alles. Het is ken nelijk voor hem afgedaan. Iets dat hijzelf moet blijven verwer ken, nog steeds, een kwart eeuw na de oorlog. Hij, die zijn kameraden uit de oorlog en het verzet nimmer in de steek heeft gelaten, kijkt liever naar het heden en de toekomst, dan terug naar dat verleden. Geschokt Hij heeft het liever over de lessen van die tijd dan over alles wat hij zelf onderging, voelde, ervoer. „Ik herin ner mij nog best dat ik vooral in het begin van de bezetting diep geschokt was over de gezagsgetrouwheid van de meeste Nederlanders. Zo iets van „gezag is gezag, of het nu Duitsers zijn of niet". U kunt rustig stellen dat in het begin na mei 1940 van „het" verzet als levend bewustzijn bij grote groepen van ons volk geen sprake was. Men vond dat de Duitsers zich erg n'tjes gedroegen. Geestelijk noch materieel waren wij op die bezetting voorbereid. „Dat kan ons niet overkomen" had men altijd gedacht. De Duitsers probeerden toen, via Nederlanders, hun .zin door te drijven. Wat de betekenis was van „bezet te zijn" ontging nog vele men sen. Voor mijzelf vind ik dat nog steeds één van de grote lessen uit die tijd, die geestelijke onvoorbereidheid. Een les die we nu ook nog voor ogen zouden moeten houden." „Er waren toen al mensen die begre pen waarom het ging. Zij zijn de pioniers van het verzet geweest. Het bonafide verzet, wel te verstaan. Ik zeg dat heel opzettelijk. Toen ik na mijn bevrijding uit Dachau in ons land terugkwam, hoorde ik dat zo wat iedereen bij „het verzet" was geweest. Dat Ls natuurlijk niet waar. In Duits land vertelde na de oorlog iedereen dat men van het bestaan van concen tratiekampen niet had geweten. Dat soort onwaarheden moet men maar over zich laten gaan". „Nee, het ech te verzet ls geboren het woord zegt voor ménsen die door de oorlog gees telijk en/of lichamelijk hebben gele den. De Bond bevordert dat zij gehol pen worden. „In de Wereldfederatie zitten oud strijders uit zo'n 50 landen. Ónze Fe deratie doet veel om onderling begrip te kweken. U vindt bij ons Israëli's en Arabieren, Duitsers erf Joego-Slaven, Japanners, Amerikaueh en Indonesiërs. Noemt u maar op. Al die mensen hebb aan den üjve ei /aren wat oorlog zeggen wil. Zij maken het uit voeren van hulpprogramma's op gro te séhaal mogelijk Wij willen iets doen voor de vrede, juist omdat we weten wat oorlog is". Toen in ons land een hele discussie ontstond over de vraag, of Nederland se soldaten in Indonesië oorlogsmisda den hadden bedreven, publiceerde de Bond van Nederlandse Militaire Oor logsslachtoffers en het Indonesische Veteranen Legioen samen een verkla ring, waarin zij in feite stellen dat men er verstandig aan doet het verle den te laten voor wat het is en sameq te werken voor het behoud van de „Kijk, oud-illegalen en oud-strijders rripeten oppassen dat ze als groepering niet steeds maar terug blijven kijken naar het verleden, een verleden dat voor de jongeren geschiedenis is, ter wijl hun belangstelling uitgaat naar het heden en de toekomst." Hij aarzelt even, komt weer op de jeugd. „Weet u, ik bewonder de inzet van heel veel jonge mensen. Ik zei dat reeds. Maar ik vin ook dat die jeugd gewoon beter zou moeten wor den ingelicht. Ze poneert nu vaak standpunten die zijn gebaseerd op vooringenomenheid. Dat is óók discri minatie. vertroebeling van allerlei verhoudingen is een gevolg van die slechte geïnformecrdheld. van dat zeer slecht en eenzijdig op de hoogte zijn". Hij vindt dé grote kracht van de Wereldfederatie dat mensen die met de wapens in de hand tegenover el kaar hebben gestaan, bereid zijn met elkaar aan één tafel te overleggen, hoe zij samen de zaak van de vrede het beste kunnen dienen. „En wij verwijten elkaar daarbij niets. Wij, de oud-strijders, weten be ter dan wie ook dat een schone oorlog niet bestaat. Maar we weten ook dat oorlogsexoessen bepaald nog heel wat anders zijn dan systematische oorlogs misdaden. Denkt u maar eens aan de uitroeiing van de joden in het nazi systeem! Daarom heb ik mij fel ge kant tegen die actie die tot doel had de indruk te vestigen dat „de" Neder landers in Indonesië oorlogsmisdaden hadden gepleegd. Excessen, dat kan. Maar dat is wat anders dan werd gesuggereerd. Ik geloof dat de door snee Nederlandse soldaat gewoon een afspiegeling is van de doorsnee Ne derlander. Niet beter, maar ook niet slechter". Hij geeft onomwonden toe dat hij niet overtuigd is van de „oprechte veront waardiging" bij velen van hen die toen die actie ontketenden. „Onze Bond probeerde toen in Djakarta te komen tot de stichting van een cen trum om Indonesische oud-strijders aan prothesen te helpen, Nou, nie mand van die actie die tot doel had te bewijzen dat Nederlanders oorlogsmis daden in dat land hadden begaan, reageerde. Dat is kenmerkend, nega tief en weinig zinvol, vind ik!" Internationaal Het is duidelijk dat Van Lanschot, ook door zijn voorzitterschap van de We reldfederatie, sterk internationaal heeft leren denken. Hij weet dat zij die willen handhaven wat geweest is, d« aansluiting op het heden en de toe komst gaan missen. Hij stelt ook dat Wij moeten leren op een ander niveau te handelen én te denken. „Op we reldniveau, en niet op nationaal nl- Hij erkent dat er heel wat oüd-ver- zetslieden eh oud-strijders rijn die neigen naar een ultra-rtationalisme. J „Dat is een groot gevaar. Denkt u jf maar -eens aan de rol dié oud-strijders hebben gespeeld iii Duitsland voord.,. Hitier 'aan- de mneht kwam. Denkt u maar eens aan de mensen achter de huidige.,,'Soldaten-ZéituQg". Vah Lanschot' is de man'geweest die de vroegere vijanden, 'dé Duitsers, in de Wereldfèderatie heeft gehaérfd. „Ge woon, omdat ze vanuit onze opvatting erbij horen. We hebben ze niet met gejuich binnengehaald. Ik héb zelf nooit verzuimd duidelijk te zéggen wat ik over de Duitsers pit de oorlog denk. Dat weten en aanvaarden ze. Het verléden heeft diepe wonden ge kerfd, maar we moeten samen probe ren de toekomst veilig te stellen". Verenigde Naties Van Lanschot merkt op dat het in wezen gaat, in die Wereldfederatie, om internationale solidariteit. „Het gaat om de vraag, welke rol die orga nisaties van oud-verzetsstrijders en oud-strijders spelen in deze tijd. Het antwoord op die vraag is heel belang rijk. Politiek speelt daarbij geen rol. Wij houden politiek buiten de deur. Niet, omdat wij niet waarderen dat onze leden politieke opvattingen heb ben, maar wel, omdat wij ons ene doei de vrede bevorderen daar- door niet willen laten vertroebelen. i Onze leden kunnen natuurlijk indivi dueel hun politieke opvattingen in partijen kracht bijzetten". Van Lanschot vindt het jammer dat de communistische landen met uit zondering van Joego-Slavië geen lid zijn van de Wereldfederatie. „Men heeft in die landen geen ond-strijders- organisaties. Ze zitten wel in onze technische secties. En ik heb geregeld contact met de Russen, als president van de Wereldfederatie." Het volgende congres van dié federatie wordt in Wenen gehouden. Ralph Bunche, Nobelprijswinnaar voor de vrede en plaatsvervangend secretaris generaal van de Verenigde Naties, leidt een speciale zitting die is gewijd aan het vraagstuk van de ontwape ning. Er komen daarvoor sprekers uit I West en Oost. „Wij vinden dat dit belangrijke voorlichting is voor onze eigen mensen". De Wereldfederatie heeft veel belang stelling voor het werk van de Vere nigde Naties. „Wij vinden dat men te gemakkelijk over het hoofd ziet dat de humanitaire en sociale organisaties die via de VN werken prachtige re sultaten boeken. En dat, terwijl het budget van de VN kleiner is dan bijvoorbeeld van de New. Yorkse ge meentereiniging". „Weet u, weten de Nederlanders, dat er nog heel veel vrouwen en mannen zijn die. de gevolgen van het leed dat zij in die oorlog ondergingen niet te I boven zijn. Vooral geestelijk wordt er daardoor nog heel veel geleden. Het aantal sterfgevallen onder de leden van de Bond van Nederlandse Militai re Oorlogsslachtoffers is hoog, heel hoog. Binnenkort komt er over dat aspect van de oorlog en de mensen die vochten een boekje uit Het zal vele mensen zeker diep treffen, wal daarin geschreven is. Voor die kant van de zaak sluit men de ogen te j graag". Van Lanschot zelf liep in Duitse ge vangenschap zwaar lichamelijk letsel I op; woog nog .49 kilo, toen hij in j Dachau Werd bevrijd. Sindsdien poogt hij onvermoeid de vrouwen en man- nen die de oorlog uitvochten de wede j te laten winnen. SACQUE3 LBVM het heel duidelijk omdat mensen het allemaal niet meer namen, omdat mensen weigerden (rustig en zonder iets te doen) toe te staan dat bepaalde groepen in ons volk werden vervolgd en omgebracht". Mus^ert of MosJifiu „Hét moment waarop, men „in bet verzet" stapte, was voor ieder ver schillend. Dat was ook een kwestie van tempérament, van politiek inzicht, van moed, noemt u maar op." Van Lanschot, in 1949 voor de militai re dienst afgekeurd en afgezwaaid als kolonel, merkt op dat heel wat Neder landers, na de eerste schok te hebben verwerkt, in die oorlogstijd toch een „merkwaardige politieke rijpheid" hebben getoond. „Op pamfletten pro beerde de NSB ons te suggereren dat wij moesten kiezen tussen „Mussert (de NSB dus) of Moskou". Nou, dat vertikte ons volk als geheel! Het ver koos zichzelf te blijven". Hij is ervan overtuigd dat he't echte verzet sterker werd naarmate de bezetting duurde. „Na de eerste grote Duitse nederlaag, na Stalingrad, voor al. Toen immers kwam er een einde aan de mythe van de Duitse onover winnelijkheid. Hoe dichterbij de geal lieerde strijdmachten kwamen des te meer mensen in het verzet gingen. En van het eerste uur vergat." Van Lanschot is een realist. Hij er kent uiteraard dat er in het verzet goede én slechte strijders waren. „Een ding is zeker.Men vond er vrouwen en mannen in van alle leef tijden, van alle rangen en standen. Allémaal mensen die „het' niet langer namen". Die weigerden discriminatie te aanvaarden, die de onderdrukking van de vrije meningsuiting veraf schuwden, die het verdomden uitge hongerd te worden". Hij zegt veel begrip te hebben voor de hedendaagse jongeren. Hij begrijpt heel wat van hun protest. Er zit een stuk eerlijke overtuiging achter. Maar ook een stuk gevaarlijk spel, waarbij gewiekste lie den misbruik maken van gevoelens en hartstochten. „Kijk, wij betaalden óns verzet vaak met het leven. Zij komen in televisieprogramma's" En dan, plot selinge gedachte: „wij vochten voor iets belangrijkers dan wij zelf waren. Wij bleven anoniem!" Van Lanschot. de gewezen „Nacht- und-Nebel Haftling". vertelt ook weer spaarzaam en kennelijk meer verzwijgend dan onthullend, over zijn naoorlogse activiteiten. Hij had een belangrijk aandeel in het opsporen van oorlogsmisdadigers en vermisten, tot achter het ijzeren gordijn toe. Hij was betrokken bij de berechting van oorlogsmisdadigers. Bij het Ausch- witzproces, bij het Dachauproces. „Boeiend werk.'Voor de nabestaanden vaak van het grootste belang." In die naoorlogse functie moest hij, onder andere, de Duitser verhoren die hem had verhoord en mishandel.', in 1942 „Ik heb dat toen gedaan op de maniei waarop hij het mij had moeten doen Keihard, maar volkomen correct." En daarmee stapt hij af van „de Tweede Wereldoorlog". Die is geschiedenis ge worden, evenals, bijvoorbeeld, de slag bij Waterloo. Wel zijn er nog ontelba re levende getuigen. Oud-strijders En juist die mensen hebben zijn steun en nimmer verflauwende belangstel ling, die oud-strijders en oud-illega len. Hij ls president van de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogsslachtof fers. De organisatie vergadert van daag met 5000 leden in Den Haag. Hij is, sinds een jaar of 12, voorzitter van de Wereldfederatie van Oud- Strijder, ro'n 20 miljoen ledem Van w c j VAN LANSCHOT (Militaire Willemsorde): Lanschot is teven de stuwende kracht achter heel veel dat gedaan wo--1* moeten samen proberen 4e toekomst veilig to stellen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 14