MARIAN LAUDIN
JOOP R00DENBURG:
Nieuwe naam
op de Nederlandse tennisbanen:
Studeren
inDel,t' spelen
voor Leimonias
Noteer
bij-
de radio
„Wij spelen om de overblijvende plaatsen'
Het gekke is;
je denkt er niet aan
dat het je geld kost
Tsjechische
nummer zes
ging niet terug
ZATERDAG 11 APRIL 1970
Voor de zoveelste maal had het re
gime een topsporter gekost, want op
de Tsjechische tennisranglijst stond
Laudin na Kodes, Holecek, Kukal, Pa-
la en Zednik met een zesde plaats
hoog genoteerd. Marian Laudin bleef
in Nederland achter, werd lid van
Leimonias en uitgenodigd deel uit te
maken van de Nederlandse Internati
onal Club.
In de Tsjechische tenniswereld zegt de
naam Laudin iets. De moeder van
Laudin was diverse malen kampioen
van het district Pilsen zij was
actief in de tennissport tot haar vijf
tigste jaar en zijn vader kon ook
goed overweg met het racket. Inter
nationaal kreeg de naam Laudin be
kendheid toen zus Jirina Laudin na
het juniorenkampioenschap van Tsje-
cho-SIowakije te hebben behaald
in 1947 het Junioren toernooi van
Wimbledon won. Marian Laudin was
Skoda Pilsen uit mijn woonplaats Pil
sen. Tot 1965 ben ik daarvan lid
gebleven. Toen ging ik over naar Sla-
via TH. ook in Pilsen, waar ik vier
jaar competitie in de hoofdklasse heb
gespeeld".
In die periode ontplooide Marian Lau
din zich als een tennisser met een
beloftevolle toekomst, die na de vijf
staatsamateurs een vaste plaats in
het Tsjechische toptennis veroverde, en
op de nominatie stond voor het Davis
Cupteam. Als lid van het Tsjechische
team won hij de Galea Cup.
Eerste team
Zijn prestaties waren voor Leimonias'
non-playing-captain Hans v. d. Weg
een regelrechte aanleiding hem een
plaats in het eerste team te geven.
Een prestatie waarover Marian Lau
din nog met trots verhaalt, is zijn zege
in 1967 op de Tsjechische nummer één
Kodes.
„Als je van Kodes wint, kan je wel
wat", zegt Evert Schneider, terwijl hij
met grote moeite de slagen van Lau
din bij 'n training probeert te retourne
ren. „Evert is mijn grootste vriend",
aldus Laudin, „en ik hoop dat dit
wederzijds té. 'Voor mij is hij de beste
tennisser in Nederland, als hij wil en
kan tenminste, want hij heeft het
bijzonder druk. Maar als je onge
traind vele wedstrijden in de competi
tie wint, moet je wel sterk spelen".
Behalve met Evert Schneider zullen
de Nederlandse tennissers in de com
petitie die morgen begint ook reke
ning moeten houden met Marian Lau
din. die door Hans v. d. Weg na Peter
Soeters voorlopig als tweede is ge
plaatst. De Nederlandse banen zijn
Marian Laudin niet vreemd. Hij
speelde tegen het eind van het vorige
seizoen met Leimonias enige toernooi
en en zijn resultaten deden de ken
ners de wenkbrauwen fronsen, want
Marian Laudin spotte met enige repu
taties, en won tweemaal van Jan Hor
dijk, driemaal van Peter Scholz, van
Piet Veentjer en zette bovendien Niek
Fleury die in 1968 in Bad Homburg
de kracht van Laudin al had moeten
ervaren op verlies. Laudin droomt
van nog grotere successen en wil,
zoals zijn zuster, nog eens op Wimble-
Voorlopig zal hiervan nog zeer weinig
terecht komen, want de studie
werktuigbouwkunde waarmee hij
in Pilsen was begonnen, zet Marian
Laudin aan de th in Delft voort. Voor
hem een dubbel moeilijke studie om
dat de colleges in het Nederlands
worden gegeven. Dit weerhield eer
zuchtige Laudin er toch niet van om
twee jaar oud en het was toen al
duidelijk dat de tennisinfiltratie van
het gezin Laudin niet aan hem voor
bij zou gaan.
Afleiding
„Er werd bij ons thuis altijd over
tennis gesproken, vooral na de com
munistische coup van 1948. Mijn va
der was voordien directeur van de
UNRA (het bureau voor Amerikaanse
hulp aan Tsjecho-Slowakije) maar
werd daarna in een breifabriek te
werk gesteld. Zijn pensioen werd in
gepikt. Weliswaar kreeg hij een een
malige uitkering, maar dat was vol
doende om twee wijzend naar zijn
trui van deze truien te kopen. Ze
zochten thuis dus afleiding in tennis.
Waar mogelijk ging ik mee om te
kijken en het was dan ook een dood
normale zaak, dat ik op mijn achtste
jaar naar een vereniging ging.
Voor Joop Roodenburg is het deelnemen aan een finale de bekroning van zijn hobby. „En als we -
van de grote drie winnen, is dat zonder meer een verrassing".
Als Joop Roodenburg volgende weck In Hoensbroek aan
het toernooi om het Nederlands kampioenschap 71/2 begint,
weet hü dat hij zich met zijn eerste stoot schaart in de rijen
van de kanslozen voor de biljarttitel. Dat verdriet hem niet:
hü gaat er niet onder gebukt. Roodenburg geeft nuchter en
zakelük de verklaring: „Als Scholte, Wijnen of Vultink mee
doen. of een van die drie, kun je normaal gesproken alleen
om de overblüvende plaatsen spelen. Ze zün in de ere
klasse onherrocpelük de beste spelers en dat moet je aan
vaarden. Ik speel voor mijn plezier, ik vind het leuk om
in een finale te staan en zal er het uiterste uit halen. Maar
illusies omtrent een kampioenschap mag je eenvoudig niet
hebben. Natuurlük, er zün er die steeds weer denken een
kans te hebben maar elke keer komen ze bedrogen uit. Het
is toch so wie so een verrassing als wü» die onder de top
spelen, van zo'n crack winnen? Dat staat dan met grote
letters in de kranten want het is iets waarop niemand
rekent. Neem van mü aan. als Wünen, Scholte en Vultink
in normale vorm zün: als Scholte of Wünen niet met bun
gezondheid sukkelen, kom je er niet aan te pas".
En toch blijven de mannen achter de top trainen, kruisen ze
steeds weer de degens met hen die voorbestemd zijn om de
titels te veroveren en proberen ze hen een beentje te lichten.
Werkt dat niet frustrerend op die clan achter de top?
Joop Roodenburg, sinds bijna vijf jaar exploitant van
eafé-(petit)restaurant ,,'L Soldaatje" in Voorhout, waar ook
een biljart staat: „Wij kunnen trainen wat we willen, maar
zij oefenen altijd nog een stuk harder. Ik zal niet zeggen,
dat ze hun maatschappelijke positie ervoor verwaarlozen,
maar het schynt dat wij, de kleineren, het er drukker mee
hebben. En zelfs als'we zeer intensief zouden kunnen trainen,
zelfs als we gesponsored zouden worden, is het de vraag of
je hen voorby kunt komen. Die drie spelen nu eenmaal over
de gehele linie sterker en staan in moyenne boven ons. Dat
betekent altijd, zelfs bij een enorme verrassing, dat je niet
op de eerste plaats eindigt want als het op moyenne aankomt,
lig je achter".
Hetzelfde
En toch streelt het de trots van Joop Roodenburg als hij zich
in de finale heeft gespeeld. „Ik vind het altyd nog een bewijs
dat je erbij hoort. Er zyn er maar acht en als je rekent dat
er zo'n elf, twaalf of dertien voor de ereklasse in aanmerking
komen, heb je je toch geplaatst want als ze allemaal
inschrijven, moet je voorwedstrijden spelen. Alleen als er
niet meer dan acht inschrijven, zit ,je er meteen in. En dan
ben ik van mening, dat je hebt bewezen bij enze kleine top
te horen als je die eindstryd haalt. Ik vraag me trouwens af
wat zy, die het niet halen, in zo'n finale zouden moeten
zoeken. Die zijn dan (nog) niet rijp daarvoor. Je moet de
elementaire beginselen immers volledig beheersen. Op het
driebandenspel na, is het allemaal hetzelfde: bij elkaar spelen
en series maken. Ook met bandstoten is dat zo. Neem het
librespel. Dat is een kwestie van langs de band stoten, de
serie a l'Américaine spelen. Als je dat niet beheerst, kun je
Apart mens
„En nu weer die drie. Zij rammelen er achter elkaar hoge
series uit. hoger dan waartoe wij, alweer normaal gesproken,
want je kunt wel eens in uitzonderlijk goede vorm zijn, in
staat zijn. Maar omdat wij, de kleineren zal ik maar blijven
zeggen, er ook aardig mee overweg kunnen, zie je steeds
dezelfde biljarters in de finales. Dat is nationaal zo en ook
internationaal, waarbij ik een uitzondering moet maken voor
Raymond Ceulemans. want dat is een fenomeen, een man die
alles kan. Of hij driebanden speelt. 47/2, bandstoten, noem
maar op, hij is in alles razend sterk. Ceulemans is een apart
mens in de biljal'twereld. Hij doet dan ook niet anders dan
biljarten en verdient er meer mee dan in het geval hij prof
zou zijn. Niet voor niets komen mannen als Marty en
Dufetelle weer terug by de amateurs. Wat kunnen ze als
prof verdienen? Hier een demonstratie, daar een lesje geven.
Maar je hoort hun namen nooit. Dat wordt anders als ze aan
kampioenschappen deelnemen. Dan komen ze in de krant, er
wordt over hen gesproken".
Eigen portemonnee
Biljarten kost geld, voor sommigen te veel. Het is een klacht,
die overigens bij meer sporten wordt vernomen. Ook daaraan
tilt Joop Roodenburg niet zo zwaar. Hij gaat van het
standpunt uit, dat elke sport geld kost en als het je hobby
is, moet je dat er dan maar voor over hebben. „Het gekke is,
dat je daaraan niet eens meer denkt als je je koffertje pakt
om weer naar een finale te gaan. Maar je voelt het natuurlijk
wel in je portemonnee. Als je het ongeluk hebt dat je
voorwedstrijden moet spelen, moet je dat uit eigen zak
betalen Er wordt geen vergoeding gegeven. En omdat er
maar vier geplaatst worden, heb je een behoorlijke kans, dat
je tevoren moet spelen voor een plekje in de eindstrijd. En
die kost ook weer geld. Als je bij een baas werkt, moet je uit
je werk lopen, de verblijfsvergoeding is gebaseerd op logies
met ontbijt, maar je biertje en je middageten gaan uit je
eigen portemonnee".
Bij neerleggen
..Dan vraag je je wel eens af waarom je dat toch steeds doet
en ik kan er alleen dit antwoord op geven: het is je hobby
en je vindt het fijn om tot die acht te behoren. Een beetje
ijdelheid mag er toch wel bij zyn. Het is alleen sneu voor de
longens, die het er onmogelyk af kunnen nemen. De oplossing
zou zijn om een hogere vergoeding le geven, maar daar is al
zo dikwijls over gesproken en dan kom je toch tot de
conclusie, dat het er niet in zit. In een biljartzaal is de
publieke belangstelling beperkt. Je hebt geen voetbaltribunes.
Het organiseren kost geld, de prijzen moeten betaald worden
en waar zou ook nog het geld vandaan moeten komen om de
deelnemers meer toe te stoppen. Het kan eenvoudig niet en
ook daarbij moet je je neerleggen. En daarom lach ik er
maar eens om als je hoort zeggen:
Zo, daar gaan de heren weer een paar dagen biljarten**.
HERMAN .VAN BERGEM.
Marian Laudin (rechts) met boezemvriend Evert Schneider na de training op Klein Zwitserland.
glansrijk door zijn tentamens te ko-
Nederlander
„Mijn studie gaat voor. Bovendien
moet ik eerst Nederlander zijn om in
Wimbledon te mogen spelen, want als
Tsjech is dat uitgesloten. Ik wil graag
de Nederlandse nationaliteit aanne
men, maar dat zal nog wel enige
jaren duren".
„Ik geloof dat hij, in zijn huidige
vorm, de eersteronden van Wimble
don gemakkelijk zou overleven" zegt
Hans v. d. Weg. die Laudin evenwel
aanraadt te proberen de tennisnatio-
naliteit aan te vragen, „dan kan hij
ook interlandwedstrijden spelen. Dat
deed Lex Karamoy destijds ook hoe
wel hij Indonesiër was".
Marian Laudin is nog niet honderd
procent gelukkig. Jawel, hij is bijzon
der prettig opgevangen in Leimonias
en door zijn pleegouders, het echtpaar
Elchard-Bos, waarvan de mannelijke
helft voorzitter van HIJS HOKIJ is.
„Ik ben hen erg dankbaar dat zij
mij en Kveta in huis hebben genomen
en alles voor ons doen. Zelfs mijn
studie wordt door hen betaald, want
ik heb zelf geen enkele bron van
inkomsten. Ik heb geprobeerd een sti
pendium te krijgen, maar dat is nog
niet gelukt. Ik weet wel dat het komt,
en ik zou het voor hen zo prettig
vinden, want ik ben nu geheel afhan
kelijk van de familie Bos.
Dankbaar
Hoe sneller het stipenc door de
papiermolen is gedraaid, ues te groter
zal de inzet zijn om zijn studie werk
tuigbouwkunde voort te zetten. „In
Tsjecho-Slowakije heeft een ingenieur
geen mogelijkheden. Hij kan er nau
welijks rondkomen. Daarom ben ik
iedereen die me hier geholpen heeft
zo dankbaar, omdat ze mij in staat
stellen deze studie in Delft te vol
gen".
„Ik realiseer me soms nauwelijks wat
er is gebeurd, dat hier zoveel zo maar
kan. dat je je eigen baas kunt zijn. In_
Tsjecho-Slowakije durf je in de tram
nauwelijks iemand aan te kijken, om
dat je bang bent dat het een spion is.
Dat is iets vreselijks. Niettemin hou
ik van mijn land, al zal ik er niet om
huilen, dat ik het verliet, want ik ben
blij dat ik nu vrij kan leven en
tennissen".
Om de liefde voor zijn land tot uiting
te brengen schenkt Marian Laudin
een glaasje Pilsner Urquel, het bier
waarom Tsjecho-Slowakije o.m. zo be
kend is. Zelf neemt hij een glaasje
„Ik drink niet en ik rook niet, Dat
is niet goed voor een topsporter en
ik wil in Nederland graag nog een
tijdje op de bovenste tree blijven".
Bart Hoogduin