n
Jan Willem Siebrand uit Kampen
begon carrière met een okshoofd
Egmond aan Zee ideaal winteroord voor
gast-
arbeiders -
HALVE EEUW
GELEDEN
VIERDE
TERSCHELLING
WHISKY
GALORE"
ONDERGANG
VAN
WEST ALETA
BRACHT FEEST
OP
WADDENEILAND
ZATERDAG T FEBRUARI 19T0
KAMPEN. Het gebeurde op
12 februari 1920. In een vliegende
storm verging het Amerikaanse
stoomschip West Aleta voor de
kust van Terschelling. En al
spoedig ging de mare over het
eiland dat de Amerikaan een
kostbare lading aan boord had:
tientallen vaten met port en
whisky.
De jutters van Terschelling
sprongen in de benen en begon
nen koortsachtig met het ver
zamelen van zoveel mogelijk
vaten die overal aanspoelden.
Maar ook de (officiële) strand
vonderij maakte zich druk. Toch
kon die niet verhoeden dat ver
scheidene vaatjes geruisloos ver
dwenen in de huisjes van de
Terschellingers. Tal van eiland
bewoners begonnen dan ook al
gauw opgewekt met de bouw van
ontelbare feestjes, waarbij de
lading van de West Aleta goede
diensten bewees. Het verhaal zou
model hebben kunnen staan voor
de in 1948 opgenomen film
Whisky Galore van de Britse
regisseur Alexander Mackendrick.
Er heerste een uitbundige stem
ming op Terschelling, waarvan
sommigen wilden profiteren. Zij
kochten (legaal) tientallen vaten
met het kostbare nat en begonnen
op die manier een vlotte handel
elders in het land.
In Kampen liep een knaap rond
die er wat in zag: Jan Willem
Siebrand. Een levenservaring van
twintig jaar torsend had hij het
gewaagd van een van de hande
laren een okshoofd (200 liter)
port te kopen, want „ik wilde
altijd wel iets voor me zelf be
ginnen". Zijn ouders en zijn twee
broers verklaarden hem voor gek.
Hij had toch een goede baan als
machinist bij de confectiefabriek
Doedens in Kampen. Wat moest
hij nu in hemelsnaam met dat
vat port beginnen? Maar Jan
Willem liet ze praten. Bij lompen
handelaren scharrelde hij twee
honderd flessen op. Met behulp
van fietskogeltjes en zand maakte
hij de flessen schoon, deed de
port erin, liet lak over de kurk
heenvloeien en ging naar de
repetitie van de zangvereniging
in Grafhorst om ze daar aan de
man te brengen.
Zo startte hij wijnhandel Sie
brand N.V. Op dat eerste vat
van de West Aleta „verdiende"
Jan Willem honderd gulden. Nu,
vijftig jaar later, verrijst op het
industrieterrein van liet nabij
gelegen IJsselmuiden een hallen
complex, waar zo'n tweehonderd
mensen dagelijks werken. De
jaarlijkse omzet ligt een flink
stuk boven de vijfentwintig mil
joen gulden.
Jan Willem Siebrand (70) zit
thuis. Naast hem de telefoon
waarnaar hij om de haver
klap grijpt om zich tot zijn
„kind", de telefoniste, te
wenden. Al een paar maanden
is hij niet op de fabriek ge
weest. De benen willen niet
zo best meer. Jarenlang
hebben ze 'n gewicht moeten
torsen dat rond de drie
honderd pond schommelde.
Eenmaal sloeg die naald zelfs
uit tot 350.
„Dat is nou zo jammer, hè.
lik kan alles, maar vermage
ren kan ik niet", zegt hij
kleintjes.
Een halve minuut later zit
hij echter weer opgewekt te
vertellen over zijn bedrijf.
,,'t Is prachtig, 't is prachtig.
Alleen jammer dat ik zeven
tig ben. Ik wou dat ik nog
dertig of veertig jaar was".
In die paar zinnen schetst
hij zijn gevecht met de tijd.
Afgedaan? Het zou de groot
ste vergissing zijn dat ooit
van Jéwé, zoals hij wordt
genoemd, te veronderstellen.
Nog altijd maakt hij de
indruk bergen te kunnen
verzetten.
Oude vaten - nii
eenmaal een bankkrediet van drie mil
joen gulden kon krijgen. In die tijd
was Siebrand uit zijn zoveeste jasje
gebarsten. Overal in de Kamper bin
nenstad heeft hij pakhuisjes gehad.
Kleintjes in het begin. Grotere later.
Nu dat hallencomplex in IJsselmuiden.
En opnieuw is er een uitbreiding ge
pland. „Ik wil die in september nog
klaar hebben", davert het door de huis
kamer aan de Spoorkade. Zijn zoon
Jan Willem (36) maant hem tot kalm
te, zegt dat het niet kan, dat het ze
ker '71 zal worden. „Neen, het moet
dit jaar klaar", klinkt het aan de an
dere kant van de tafel. Jan Willem jr.
berust en zwijgt...
Op de fiets
Terug naar 1920. ,,lk had altijd een
eigen zaak willen hebben", begint Jan
Willem. „Op een gegeven ogenblik
vroeg mijn oom Breunis in Enschede
(grossier in bier, limonade en een
wen. Over de palen heen werden golf
platen gelegd en zo had de firma Sie
brand al zijn flessen onder dak.
„Je hoeft niet zoveel meer te weten
dan een ander, als je maar iets meer
weet", zegt Jéwé, die helemaal niet
verbergt dat hij enkel de lagere school
heeft afgelopen.
Een ander credo van hem: „Wat je
doet hindert niet. Als je het maar met
plezier doet. Pas dan kan je toppres
taties leveren!" En: „Ik denk altijd
wanneer ik iets gedaan heb, zelfs al
is het een sigaar aansteken had ik
dat ook beter kunnen doen"?
Gratis glas
Jéwé heeft diverse stunts in zijn
leven uitgehaald. In 1941 startte hij
inet de produktie van vruchtenwijn.
Al spoedig volgde limonadesiroop.
Ook kwam hij als een van de- eersten
met geschenkverpakkingen op de
proppen: een fles wijn met een gra
tis glas. Later volgden de zgn. mix
wijnen. Wijn werd vermengd met óf
Franse cognac, óf dry gin, óf Ja-
maicarum. Vooral de eerste mixture
is een grandioos succes geworden.
„De publieke smaak verandert steeds",
zegt in de fabriekshal bedrijfsleider
Jan Post, al een dikke twintig jaar
Siebrandfan. „Daar proberen we
steeds op in te spelen".
J. W. Siebrand
nog steeds in het groot
„We willen altijd voorop lopen" zegt
Jan Willem een ogenblik later. En hij
schudt een paar getallen uit de mouw.
"Vorig jaar gingen er 1.600.000 flessen
jus d'orange bij Siebrand de deur uit,
1.500.000 flessen sherry. „De mensen
leren steeds meer dranken kennen op
vakantie in het buitenland" zegt Post.
„Sherry gaat op dit ogenblik gewel
dig". Daarom is Siebrand vijftien
jaar geleden ook begonnen met de im
port van buitenlandse wijnen. Negen
tig procent daarvan komt in tankwa
gens aan. Het gistingsproces verloopt
in Kampen, evenals het lageren en 't
op fles brengen.
Jan Willem Siebrand denkt in het
groot, zoals zijn gestalte eveneens im
posant is. Een jaaromzet van 25.000
flessen is een minimum, wil de pro
duktie in een bepaalde sector blijven
Dat had hij alleen geluk zou
hebben gehad, wijst hij verontwaardigd
van de hand. „Je moet je kansen grij
pen" loeit hij en een vuist dreunt
op het tafelblad neer om die woorden
kracht bij te zetten. Bij tegenslagen
vertrouwde hij nooit op anderen. „Dat
moet je ook niet doen". Wijn verko
pen vond hij meer toekomst bieden
dan „de blauwe kiel".
Breed en machtig zit hij in zijn stoel.
Een Grand Officier de la Confrérie
des Chevaliers du Tastevin. Hij her
innert zich de eerste T-Ford, die hij
in 1923 aanschafte; hij praat over een
fustcapaciteit van ruim zes miljoen
liter, kortom: hij praat over het be
drijf dat zijn leven is. Hij is er blij om
dat hij de raad van zijn broer Dirk
Jan, die de penningen beheerde, in
de wind sloeg. „Die was zo zuinig"
moppert hij. Dirk Jan Siebrand is
evenals Aard Siebrand overleden. Jan
Willem js de enige van de oude garde.
Zijn zoonzegt dat pa gedelegeerd
commissaris is en niet meer in de di
rectie is vertegenwoordigd.
„Maar als ze het niet goed doen
kom ik terug" klinkt het ineens. „Dan
ga ik achter het bureau zitten en dan
zeg ik: vanaf nu ben ik de baas en
heb ik de leiding". Weer die vuistslag
op het tafelblad. Weer ook die zwij
gende zoon, die langzaam knikt. Jan
Willem vermorzelt een sigarepeuk en
frutselt meteen een nieuwe te voor
schijn Hij heeft laten blijken dat nie
mand hem aan de kant kan schuiven.
Verdraaid, hij voelt zich weer veer
tig jaar jonger!
KLAAS GOING A
In reusachtige houten vaten voltrekt zich het gistingsproces van de
wijn. Dergelijke vaten worden thans niet meer gemaakt en kosten momen
teel een gulden per liter opslag. Het vat vooraan op de foto zou het lieve
sommetje van 8900.moeten opbrengen.
beetje wijn) of ik bij hem in de zaak
wilde. Maar dat wilde ik niet. Hij leen
de mij wel wat geld en toen begon ik".
Jan Willem begon op de fiets, met
achterop een koffertje vol flessen wijn.
Alle kruideniers in het land stroopte
hij af. In Zwolle, Apeldoorn, Almelo:
overal kende men de gezette wijnver
koper uit Kampen, die met een schou
derklopje grandioze zaken deed. „Ik
kan alles verkopen", zegt hij en het
klinkt niet eens verwaand. „Als het
moet verkoop ik een geheelonthouder
een fles oude klare". En opnieuw komt
de woordenstroom op gang.
Toen de vaten van de West Aleta leeg
waren ging Jan Willem op zoek naar
andere leveranciers. En hij vond ze
overal. Platte schepen voeren de IJs-
sel op en meerden af in Kampen. Als
deklast enorme vaten wijn. „Toen ik
mijn eerste vat wijn kocht, had ik nog
nooit wijn geproefd. Mijn moeder die
een café had in Grafhorst, verkocht
nog geen tien flesjes per jaar". Maar
Jan Willem Siebrand had al begrepen
dat hij niet op het kompas van zijn
ouders moest varen.
Niet te stuiten
Zijn vader werkte bij "Berk in Kam
pen. „Toen ie ermee ophield deed ie
hetzelfde werk als waarmee hij was
begonnen", zegt Jéwé. „Maar ik had
in een week dat eerste vat al verkocht
en honderd gulden verdiend, terwijl
mijn vader zeventieneneenhalve
gulden in de week kreeg". Jan Wil
lem was niet meer te stuiten. Soms
werkte hij honderdtien uur in de
week. Vijfentwintig jaar lang nam hij
geen vakantie. Tot zijn 69ste jaar was
hij nooit een dag ziek. En steeds nam
zijn wijnhandel grotere vormen aan.
„Als ik weer een bepaald rayon had
veroverd, stelde ik er een vaste man
aan. En dan ging ik weer op zoek naar
-•en nieuwe. In feite heb ik heel Neder
land zelf gemaakt". Zijn zoon knikt
zwijgend, ,,'t Is een mirakel, zoveel
verkocht ik" zegt senior.
En dan komt het verhaal dat hij zijn
veertig vertegenwoordigers aan het
bottelen zette, omdat hij veel en veel
meer verkocht had dan er geprodu
ceerd was. Die produktie beloopt thans
zo'n 75.000 flessen per dag. Niet al
leen wijn. Want behalve dat strooit de
N.V. Siebrand ook vruchtenwijn, limo
nadesiroop, advocaat, boerenjongens
en gedistilleerd over Nederland uit,
Topproduktie: 187.000 flessen op één
dag.
Improvisatie
Behalve dat Jan Willem Siebrand een
man is die het zaken doen in de top
pen van zijn "vingers heeft, is hij ook
een groot improvisator. Zo kocht hij in
1954 honderden telefoonpalen op (va
riërend van vijftig cent tot twee gul
den de meter) om een fusthal te bou-
EGMOND AAN ZEE. Er
loopt van alles rond in Egmond
aan Zee. Turken, Spanjaarden,
Portugezen, Marokkanen, Chi-
lenen, Amerikanen, Duitsers,
Belgen en Fransen. De arbei
ders uit de armste landen zijn
er in sjofele kleding gekomen.
Nu lopen ze in keurige pakjes
over de Voorstraat en de boule
vard te flaneren. „Ze voelen
zich in ons land als Yankees",
zegt 'n Egmonder gekscherend.
Geen kwaadb edoëlde opmerking
want de verhouding tussen de
plaatselijke bevolking en de
winterse gasten is uitstekend.
De politie krijgt zelden Machten
over de buitenlandse arbeids
krachten, al zit er uiteraard wel
eens een lastige figuur onder.
Hoe komen die 250 300 gastarbei
ders. van wie enkelen met hun gezin,
in Egmond aan Zee?
Volgens de afdeling vreemdelingen
zaken van de rijkspolitie is dat het ge
volg van de structuur van de gemeen
te. Egmond aan Zee is grotendeels ge
richt op het toerisme. Veel inwoners
hebben pensions, verhuren kamers of
zomerhuisjes. Maar al die ruimte
wordt feitelijk alleen 's zomers ge
bruikt. Na het seizoen gaan de hotels,
pensions en zomerhuisjes dicht En
deze „winterslaap", duurt dan totdat
'n warmer wordend zonnetje de eerste
badgasten naar Egmond aan Zee lokt.
In 1964 is in deze traditionele wisse
ling der seizoenen een plotselinge ver
andering gekomen. Nederland had be
hoefte aan buitenlandse arbeidskrach
ten en op verzoek van een be
drijf werden de eerste Spanjaar
den in de Noordhollandse fami
liebadplaats ondergebracht. Buiten
het toeristenseizoen ia er immers
plaats genoeg. Inwoners van Eg-
mond aan Zee ontvingen ze gast
vrij. En toen dat eenmaal bekend werd
ging het als een lopend vuurtje onder
de buitenlandse arbeidskrachten.
Huisvesting
„De Boom", dat nu café „De Meer
paal" heet, huisvestte enkele jaren ge
leden 80 tot 100 gastarbeiders. De ka
tholieke jeugdherberg raakte vol,
evenals hotel Frisia. Grote aantallen,
door houtfabriek Bruynzeel geworven
Turken, zijn momenteel ondergebracht
in pension „De Dennen" (41) en in
pension „Mare Liberum" (51). Ook
in gezinnen hebben veel gastarbei
ders onderdak.
Badplaats
ook 's winters vol
vreemdelingen
moeten vertrekken. De door hen ge
huurde kamers en zomerhuisjes kun
nen in het toeristenseizoen meer geld
opbrengen. De winterse gasten zoeken
dan een tijdelijk onderkomen in het
binnenland. En in september ziet de
afdeling vreemdelingenzaken van de
rijkspolitie ze terug.
Egmond aan Zee is bijzonder in trek.
Wanneer er vandaag tien Turken weg
gaan, worden hun lege plaatsen mor
gen door anderen ingenomen.
De buitenlandse arbeiders bezorgen
de toch al druk bezette rijkspolitie in
Egmond aan Zee handen vol werk. Een
man is per dag gemiddeld 5 tot 6 uur
met hen bezig. Dat zijn dan geen za
ken, die betrekking hebben op de
huisvesting, want daar zorgen zij zelf
Van allerlei bedrijven (NDSM, Hulskamp, Hoogovens, Bruynzeel enz.)
zijn gastarbeiders ondergebracht in Egmond aan Zee.
of hun werkgevers voor. Nee, het ve
le werk komt van de talrijke formu
lieren, die moeten worden ingevuld en
de brieven, die moeten worden ge
schreven om het verblijf van de gast
arbeiders in Egmond mogelijk te ma
ken. En dan moeten ook regelmatig de
nodige controles worden uitgevoerd
om te onderzoeken of de huisvesting
aan de minimumeisen voldoet en of
er geen buitenlanders zijn „binnenge
wipt" die geenverblijfsvergunning
Gelukkig verloopt alles prima. De ver
houding tussen de bevolking en de
winterse gasten is goed. De huisves
ting uitstekend. En klachten krijgt de
politie zelden. Die kunnen van de zo
mer, wanneer de meeste gastarbeiders
elders een onderkomen hebben gevon
den, en Egmond aan Zee het domein
van de rumoerige badgasten is. wél
worden verwacht. Ze geven de politie
dan handen vol inder werk.
WOUT SMIT