„CARNAVAL Voor schrijver Ton van Reen hoeft het echt niet meer NIET IEDERE VROUW ZIET ER EEN BEEN IN een oude man die op apegapen ligt" COMMERCIE HEEFT CARNAVAL IN WURGGREEP HEERLEN De gedachte aan het naderende carnavalsfeest stemt schrijver Ton van Reen (27) verdrietig. Het maakt hem een beetje moedeloos tegelijk, meer nog dan de beklemmende mist die tijdens het gesprek razendsnel komt opzetten en zich meester maakt van de kleurrijke omgeving rond de flat. We zitten elfhoog in Heerlen, Ton van Reen als trotse vader wakend over de drie maanden oude David, een parmantig ventje dat nu al luidkeels protesteert als getracht wordt hem een eerder ter hand gesteld potlood te ont futselen. Van Reen (op kousevoeten, voor de zoveelste keer het blonde haar uit z'n gezicht strijkend); „Carnaval? Ach man, praat me er niet van. Wat me erin tegen staat js haast teveel om op te noemen. We kennen carnavalsbonden die elkaar beconcurreren bij het leven, er bestaan verschillende soorten kampioenschappen voor kolderredenaars. Zoiets is toch zeker te gek. Waarom in vredesnaam moeten er wedstrijden gehouden worden om uit te maken wie de beste humor produceert? Carnavalsartiesten werken met managers en de hele rataplan. Nou vraag ik je, wat heeft dat nog met spontaan feesten te maken?" „Vroeger was het nog echt, maar toen mocht je in de vasten ook niet vrijen" „Zal ik jou eens wat vertellen? Als tegenwoordig na carnaval iemand zegt: „We hebben ons uitstekend geamuseerd", dan wordt er eigenlijk bedoeld: „We zijn goed geamuseerd". Want zelf iets doen, ho maar, dat is er anno 1970 niet meer bij. Werkelijk, ze zijn lamlendig en moe hier in Limburg. Zóóóó moeoeoe kan ik je zeggen, dat je als buitenstaander daar gewoon geen idee van hebt. En waardoor komt het? Inderdaad, het is de commercie, die de hele carnaval verpest. De lui hebben steeds meer alles voorgekauwd gekregen en nu kunnen ze er niet meer buiten. Door de business is het publiek verwend. Het kan niet meer zonder uitgebreide amusements programma's. Een voorbeeld: nie mand gelooft nog in de mogelijk heid van een spontaan feest, zo maar zonder meer. Ik heb het zelf ondervonden bij de organisatie van een zomerse picknick met orkesten en zo. Er werd geen entreegeld gevraagd, iedereen mocht komen. Maar niks hoor. Als ze geen entree hoeven te betalen dan wantrouwen de mensen het al. Iets was gratis is. kan niets behoorlijks zijn, redeneren ze. Daar heb je nou de verklaring ondergang is gedoemd". Tirade Een korte adempauze slechts, amper toereikend voor een slok koffie zonder melk, en Ton van Reen voor wie het hele zotten- gedoe rond carnaval duidelijk niet meer hoeft lanceert alweer een tweede salvo bezwaren. Ditmaal concentreren zijn tirades zich op de toenemende macht van de reclame- en zakenwereld. „Het wordt een alsmaar wurgender greep. Heb je ook gehoord van die t v.-uitzending over carnaval, die daags voor Aswoensdag op de buis komt? De kasteleins hebben zich heftig beklaagd. De heren vreesden, dat de carnavalvierders er dan de voorkeur aan zouden geven thuis te blijven, in plaats van de cafés te bezoeken. Nou vraag ik je: waar blijft dan de spontaniteit? Eerlijk, de echte carnavalssfeer ligt plat. helemaal plat". „Veronderstel nou eens, dat iedereen die carnavalsdinsdag naar de kijkkast zou staren, zodat de kroegbazen hun tapkranen stevig dicht konden houden. Wat dan nog? Ik hoop het waarachtig, want misschien dat men dan inziet dat er werkelijk iets mis is met dat carnaval van ons. Wanneer mensen voor zoiets onbenulligs als ZATERDAG 7 FEBRUARI 1971 i Reen met drie maanden jonge David op schoot: „Carnaval? Ach t.v.-uitzending thuis blijven, protesteren tegen daarmee een groeiende vrede met de bestaande viering aangetoond. Zelfs al zou er geen kip naar de t.v. gapen, dan nog vind ik het een veeg teken als horecalui de brutaliteit hebben te uitzending" En weer gaat Ton van Reen verder met het opsommen van zijn „In Sittard heb ik eens in het kader van een carnavalsstoet drie kwartier lang onafgebroken reclamewagens voorbij zie'rv tfek- Limburg en gans Zuid-Nederland: pop tussen die handelskermis. Zover is het al gekomen, verdorie, dat zeker in de steden geen op tocht meer zonder dit commercieel geweld kan. Elk zichzelf respec terend garagebedrijfje doet mee En daar moet je dan naar kijken om je te amuseren. De t.v.-reclame kun je tenminste nog afzetten, maar deze commerciële show trekt aan je oog voorbij of je wilt Op apegapen Ton van Reen: „Zoveel te meer ik erover prakkizeer, des te duide lijker wordt het: carnaval is een oude man, die op apegapen ligt. Het zal beslist niet lang meer duren of we staan aan zijn sterf bed. Niets aan te doen. Trans plantaties baten hier niet. Ze gaan nou toch ook al een carnavals museum inrichten. Jazeker, car naval komt in het museum. Het wordt een museumstuk. Dat zegt wel voldoende, nietwaar? Daarna is het afgelopen, zoals met alles wat in musea komt. Het leeft niet meer. Zodra er gepraat wordt oVer de inrichting van een oorlogs museum is de oorlog toch ook voorbij. In het geval van carnaval moeten er alleen nog een stel kereltjes bekvechten over de plaats van vestiging voor het museum. Alweer zoiets dols". Geruime tijd geleden reeds heeft de vooral om zijn hoorspelen be kende Ton van Reen de hoop ooit nog eens echt carnaval te kunnen vieren, voorgoed laten varen. Deel name aan de restanten van het feest acht hij uitgesloten zonder financieel ten gronde te gaan. Hij zweert bij het karakter van de ongerepte „vastenavond" als voor loper van het huidige carnaval. „Dat was nog eens een echt feest, een totaal volksfeest om zo te zeggen. Je moest er vooral voor op de dorpen zijn, waar men het vol overgave vierde in het besef dat meteen daarna de strenge veertig- daagse vasten zonder feesten en zonder vertier begon. Er werd in de vasten bijvoorbeeld ook niet gevrijd. Dat alles schiep de juiste sfeer om werkelijk carnaval te „Men voelde zich prettig in de eigen kring, was tevreden met wat er geboden werd. Een ver kleedpartij kon al bestaan uit het binnenste buiten keren van je overjas. Kom daar nu eens om! Zeg nou niet dat die vieringen niks voorstelden, geen niveau hadden. Carnaval hoeft geen ni veau te hebben; het is louter ont spanning. Anders zit er een fout in de opzet. Mij zegt het toch wel iets, te horen dat de dorpelingen vroeger niet de minste behoefte hadden om met carnaval naar elders te gaan Ze amuseerden zich in de eigen gemeenschap best, ook zonder dat er zoals nu een gevarieerd ontspanningsprogram ma te genieten viel. Die mensen waren zelf in hun soort uit stekende humoristen. Maar tegen woordig, wie vertelt er nou nog moppen? Daar hebben we een paar boterham met dik beleg aan ver dienen, waar of niet? Het is erg, heel erg. Wat me nog sterker ver ontrust is de geringe betrokken heid van kinderen bij het huidige carnaval. Vroeger was dat veel beter. Nu is het een „grote- mensenfeest". Moraal Alsof het voorgaande nog niet genoeg zou zijn. brengt Ton van Reen weer nieuw geschut tegen carnaval in stelling. Nogmaals na drukkelijk stellend, dat hij er „ab soluut niets, maar dan ook hele- maal niets van hebben moet", ver volgt de 27-jarige auteur heftig: „Nooit heb ik gesnapt hoe het bestaat dat met carnaval ineens bepaalde dingen geoorloofd zijn, die normaal door het jaar niet kunnen. Hier in Heerlen liggen rond carnaval massa's doorkijk- blouses in de etalages. En reken maar dat ze verkocht worden. Voor de rest van het jaar verbiedt de moraal het dan weer, terwijl de Limburgse vrouwen bovendien ook gewoon tc preuts zijn om eventueel zo gekleed te gaan. Wist je overigens, dat negen maanden na carnaval het aantal geboorten een absoluut record bereikt?" „Nog zoiets. Je kunt het geloven of niet. maar ik. ken mensen, die zich met carnaval te pletter drinken ofschoon ze voor de rest van het jaar zelden of nooit ver getelheid uit een glaasje putten. Ze doen het met carnaval „zo maar" of uit een zeker» dwang, wat mijns inziens nog erger is. Zo van: met carnaval ben je wel plicht eens goed te buizen. Van daar ook die ongehoorde hoeveel heid vechtpartijen. Uit vrees het meubilair, ontruimen daag voor carnaval de meeste kastelein hun gelagkamers alvast. Alleei wat muurvast zit, blijft staan. Wa dan weer door vernielzuchtige i turen wordt opgevat als een i nodiging, om er maar op los slaan. „Zie je wel. de kasteleii heeft erop gerekend", redener die gasten". Zwijnenstal Met carnaval verbaast men zi nergens over in Limburg; alles getolereerd, alles wordt gerecht vaardigd. Dat denkt men althan Degenen, die anders het felst tel keergaan tegen allerhande zaken lopen nu voorop. Zelfs gezetei burgers durven er openlijk zwijnenstal van te maken. Kijk iemand die een orgie houden wil mag het gerust van mij als hij e zin in heeft. Zo iemand hoeft be slist niet te wachten tot carnav; de enige gelegenheid dat hij a thans in de huichelachtige pr vincie Limburg het straffeloos en ongestraft kan doen met mede weten van anderen. Zoiets geef ook te denken". „Maar het meest van alles erger il me toch wel aan dat verwenst „moeten". Met carnaval „behoor je vrolijk te zijn. Laat me lachen. Van nature ligt het niet iets op commando te doen maar wat met carnaval van je ge vraagd wordt, grenst helemaal het ongelooflijke. Dat maakt he hele feest voor mij werkelijk to een belachelijke zaak". „Zal ik je eens een verhaal ver tellen uit mijn jeugd? Ik had d gewoonte om keihard en schel ove straat te fluiten als ik goeie zii had. Maar de mensen stonden nu gewoon na te kijken. Toen al Alsof ze hun eigen oren nie konden geloven. Wat ik nu vertel, da's hardstikke waar, hoor. Op eer hoogst vreemde manier paste hel gewoon niet als je door het jaai fluitend over straat liep. Zingen deed je al helemaal niet in hel openbaar. Wie daar het lef toe had, werd meteen voor gek ver klaard. Maar wat zien we mei carnaval gebeuren? Juist, ja! Wan neer je dan niet zingt en schreeuwt •n danst en springt over straat, dan beschouwen ze je als „een droge' Gewoon te dwaas om over Ie praten. Daarom hoeft carnaval voor mij niet". „Laten we eerst maar eens zorgen voor wat meer verdraagzaamheid gedurende de 362 dagen voor car naval. Misschien gaat. ona vorm karakter er nog op vooruit ook"I WIM AERTS Van ultra kort via klassiek naar kuit-, enkel- of vloerlang Even veel variaties in roklengte ais er streepjes staan op een centimeter Er »s al weer „ooh" en „ach" (en „wee") geroepen over de nieuwe mode lijnen waarop de grote couturiers ons hebben vergast. Vreugde en schrik spitsen zich nog even toe bij de eerste confrontatie met de gloednieu we ontwerpen op levende lijven en daarna sakt de opwinding. Aan het einde van het seizoen blijken maar enkele nieuwigheden waarlijk mode geworden te zijn: mode is immers na volgen. Op één punt zijn de ontwer pers ditmaal zeer grootmoedig ge weest. Zij hebben evenveel variaties in roklengte gegeven als er streepjes staan op de centimeter en daardoor de vrouw toegestaan naar believen haar benen te tonen, of te verstoppen. Ziet zij er een been in of niet, dat is de kwestie. Zij kan natuurlijk nog veel meer la ten zien of verbergen. Sinds, een aan tal jaren geleden, het toploos badpak werd gelanceerd maar zonk als een baksteen, kunnen de ontwerpers het niet laten toch telkens proefballonnen van dat kaliber op te laten. Doorkijk- bloesjes en blote lijfjes met „nipple jewelry" (dat klinkt veel beter dan de vertaling „telpelsieraden") staan op modefoto's en worden schuchtertjes dooi mannequins getoond. Maar je komt ze toch niet tegen op straat of op een receptie. En daarom lijkt het voorals nog onwaarschijnlijk dat de minijurk- jes van doorschijnende glasplaatjes die de Baskische oud-architect Paco Ra- banne thans ontwerpt, veel navolging zullen vinden, zomin als de Engelse decolletés die met minachting voor doorschijnende stoffen liever „open en eerlijk zijn zonder geheimen"! Couturiers geven de toon aan; maar confectlefabrikanten interpreteren het lied op hun manier. Dat doen zij zelfs al bij voorbaat met een fijn gevoel voor wat de wereld wil. Zij móeten dat al van te voren doen, hoe zou u anders lentemodellen in de etalages kunnen zien nog voor de winter voorbij is! Datgene wat dus waarlijk mode zal zijn, wat uit de veelheid van het „al lernieuwste" met plezier zal worden nagevolgd en gedragen door meer dan één enkeling, dat is alreeds door de confectiefabrikant gemaakt, door detaillist besteld, nog vóór in het prille begin van een seizoen het aller laatste nieuws is prijsgegeven. De confectiefabrikant onthoudt voorgaan de tendenzen die grote beloften inhiel den maar nog niet tot volle bloei kwa men. Hij neemt bovendien dat ondefi nieerbare waar. de vleug die mode vooruitsnelt zoals een lentezucht in fe bruari aanzweeft. Frankrijk De mode in confectie die de Fransen zoveel aardiger prêt-è-porter noemen en bij de Engelsen ready-to-wear heet, belooft ons het volgend samen gesteld beeld: Mini, midi en maxi worden afwisselend gedragen. Hier blijft 50 procent van de modellen ultra kort, 20 procent „klassiek voor de stad" (dat is net. boven de knie), 20 procent midi (kuitlang) en 10 procent enkel- of vloerlang, voornamelijk voor strand of avond. Deze vier lengtes horen bij vier stijlen die achtereenvol gens heten: Flou. Saharienne. Crayon en Nu. (Reeds thans voorspellen de Franse experts dat deze vrije keuze van lengte gaat uitmonden in één maat voor de volgende winter: midi)! Flou. Soepel en ruim zijn de korte jurkjes die met boerinnetjes- of zi- geunerlook worden betiteld maar bij voorkeur een karakter dragen van folklore uit het Midden-Oosten. Van daar: bloezende lijfjes, keursjes, bal lonmouwen. smockwerk. gefronste rokken in lichte, doorschijnende stof fen als wollen crêpe, mousseline en voile. De mantels zijn meestal zeer ruim gerimpeld aan een sehouderstuk- je en worden gedragen op pantalons en broekpakken. Crayon ofwel „potlood" is voortgeko men uit de bedenksels van Yves Saint Laurent en wordt welhaast klassiek genoemd: vooral de kuitlange mantel is een bestseller. Een soort lang herenshirt over 'n wollen crêpe panta lon en de lange overslagrok met bole ro of kort jasje horen in deze lijn thuis. Saharienne kunt u het best met „tro- penshirt" vertalen. Zowel mantels als tailleurs hebben opgestikte zakken met stolpplooi, vierkante schouders, een rugplooi, overhemdmanchetten, een strakke ceintuur, onder de lange tailleurjasjes horen heel korte rok ken of lange pantalons. Nu betekent naakt. Zo ernstig hoeven we dat niet te nemen want het naakt bepaalt zich tot het middel waarboven bolerootjes, frontjes en allerlei bloes jes voor bedekking zorgen terwijl daaronder zigeunerinnenrokken aan de voorkant openhangen over een badpak of 'n shorts. Hierbij mouwloze maxi- mantels als kazuifels. Meer dan de helft van deze modellen is uit veder lichte jersey vervaardigd, effen of zeer fijn gedessineerd. Voor alle lan den waar mode gemaakt wordt geldt: wit is troef. Talloze tinten violet en daarna nog zachte pasteltonen worden vooral in Frankrijk nu en dan afge wisseld door schokeffecten: felgeel, vlammend rood en indigo. Wat /.eggen ze in Engeland? Fantasie, dwaasheid, avant-garde en lijnrecht daartegenover een conserva tieve. welhaast ouderwetse mode-om- te-gillen! Hier 3 rokzomen: de klassie ke (even boven de knie), de superkov- te en de ultra lange. 1) Lijfjes en schouders zijn smal, de taille is aangegeven door een ingezet te ceintuur; de lijn verlengt het li chaam. Belangrijk: mantel of lang jasje zónder mouwen, te dragen op 'n jurk mét mouwen. Tuniek plus panta lon uit fijne wollen stoffen is een on misbaar ensemble. 2) De superkorte mode wordt aggres- sief genoemd dus: hou je vast! Het blijkt dat dit beeld overeenkomt met de Franse Flou vol rimpelrokken en plissés. smockwerk en bloezende lijfjes op elastiek. 3) Ultra lang is de volgende stap want de Engelse kent geen halve lengte. Kijk naar Marv Poppins en u weet hoe de jurkjes moeten wezen. De lange mantels die het lichaam volgen, heb ben liefst gefronste zakken en staan het mooist over pantalons of over iets kortere wijde rokken. Het nieuwste is een tailleur met lang jasje en afge rond schootje op lange uitstaande rok. Italiaanse grapjes Italië wordt Internationaal en onder gaat de invloed van de „drie zomen". De stoffen zijn vloeiend en jersey do mineert. Ingeweven en bedrukte des sins wisselen af met effen tinten. De lange of halflange mantels zien we vooral op pantalons dragen. Het Ita liaans klimaat vraagt er geen voor 't nieuwste midijurkje met heuplang lijf en geplisseerde rok. Ondanks de Italiaanse zomer zijn de mouwen van jurkjes dikwijls lang. Hoe gekleder des te bloter is ook hier het devies en al weer concentreert het naakt zich om het middel. De geklede kaftan heeft sexy splitten, dus zet zonder aarzelen de schaar erin! Meer Italiaanse grap jes: hansoppen en jassen met wit of veelkleurig koord afgezet, sjaals la gitane om de heupen geknoopt, en Chinese muiltjes met kurkzolen. Wat doet Nederland? Wij doen het goed. Wij importeren uit elke opmerkelijke buitenlandse col lectie, maar wij ontwerpen en fabri ceren ook zelf en wel zó goed dat het bewonderende buitenland van ons mo dellen betrekt. Onze mini-, midi- en maximantels en tunieken zijn dikwijls te kopen (of anders zelf te combine ren) met pantalon of tuniekpak. Onze jurkjes zijn potlooddun of gipsyflou. al naar het u lijkt. Make-up Niet elke „lijn" is gediend met een zelfde make-up. Maar aangezien on ze jonge \TOUwen (als het weer althans even meewerkt) vast wel op de folklo ristische toer zullen gaan is de gipsy- make-up van Jeanne Gatineau wel de moeite van het bekijken waard. Men zou kunnen denken dat de zigeunerin zwart omkoolde ogen moet laten gloei- oogschaduwen. Maar zij is een beet je inconsequent, dit folkloristisch kind, en kleurt haar huid goud tot bei geachtig met een zacht blosje, stift haar lippen wel vol maar niet overdre ven en legt zacht iriserende tinten om de ogen die onder smalle wenkbrau wen staan. „Héél natuurlijk" heet dat. A. MAC GILLAVRY

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 10