ER KOMT EEN TROUBADOUR VANAVOND Wie in Het Lösse Hoes dineert mag er ook gratis blijven slapen ÉÉÉéJ STUNT VAN TWENTSE RESTAURANTHOUDER: RESTAURANT DOOR OVERNACHTEN UIT WINTERSLAAP GEWEKT i Koe# I Even een telefoontje naar Biaricum en BLARICUM Er is sinds september weer minder gebeld dan in het laatste kwartaal van 1968. „Een veeg teken", mompelt zijn vrouw, „ze zullen je toch niet vergeten, Rob. Je weet toch, dat we het juist van de feestdagen moeten hebben." Van der Bas glim lacht met smaak --en begint ter hoogte van het middenrif op zijn tors te trommelen. Het is hem ook opgevallen, dat de belang stelling taant en daarom heeft hij maar vast zijn fluwelen jasje over de stoelleuning gehangen en zijn vlinderstrik losgeknoopt. „Het wordt een rustig weekendje", zegt hij, „dat mag ook wel eens op zijn tijd. De boog kan niet altijd gespannen blijven." Zijn vrouw kijkt hem vertederd aan. „Je bent al drie weken thuis", zegt. ze, „de mensen zul len je toch niet vergeten Rob?". Hij vouwt zijn handen en staart naar de telefoon. „Ze kennen mijn nummer", zegt hij zacht, „als ze me nodig hebben zullen ze heus wel bellen. Ze hebben immers geen andere keus". „Je moet je thee warm opdrin ken", zegt zijn vrouw, „thee moet warm zijn vind ik". „Die stilte", zegt hij, „die volstrekte eenzaamheid maakt me zielsgelukkig. Waarschijnlijk wordt een ander er binnen een dag beroerd van, maar ik vind het geweldig. Ik doe uitsluitend, waar ik zin in heb. Ik kijk naar de hemel en ik dwaal wat over de hei. En als ze me nodig heb ben, dan bellen ze. De mensen, die mijn werk op prijs stellen, kennen mijn nummer. Ze pak ken de telefoon en spreken een datum af. Over geld wordt nooit gesproken. Ik vind 150 gulden voor tweemaal driekwartier prachtig betaald, maar het ge beurt ook, dat ze me na afloop drie lapjes van honderd in de hand drukken en me ook nog in de auto thuisbrengen. Ik heb een zalig leven. Ik ben zo vrij als een vogel. Mijn God, wat heeft een mens eigenlijk nog meer te wensen?". ..Ik zal wat warme thee bij- schenken'-V zegt zijn vrouw be hulpzaam, „maar drink het dan wel gelijk op". „Ik hèb mijn leven lang gepro voceerd", zegt hij, „ik' heb altijd met lang haar gelopen, omdat ik het toevallig prettig vond. Ik vind, dat een troubadour zich zoiets mag permitteren. Ik ging hier in Biaricum ook altijd naar de dameskapper; dan werden de gordijntjes haastig dichtgescho ven, want in een klein dorp wordt gauw gekletst en een vent bij een dameskapper, dat kan niet in een dorp. De laatste tijd laat ik het groeien en ik zet er alleen de schaar in, als mijn kin deren er wat van zeggen. Ik ben in Nederland de eerste gepensioneerde ex-provo. Ik vind het geweldig, wat er nu in de wereld gebeurt. Je hebt mensen, die hun schouders ophalen, als ik vertel, hoe ik leef. Ze zeggen t „hoe zit het dan met de zeker heid? Een mens heeft toch be hoefte aan vastigheid. Dan zeg ik: „donder op met je zekerheid". Zolang ik niemand in de weg loop, hoeft geen mens zich over mij te beklagen. Ik ben geen man, die aan de weg timmert. Dat heb lk nooit gedaan. Als ze me nodig hebben, weten ze me te vinden". Hele handel Hij kijkt opzij naar de telefoon en haalt zijn schouders op. „Ik geef toe, dat er weinig gebeld wordt de laatste tijd", zegt hij, „maar dat kan best van voorbij gaande raad zijn. Laat eerst de kalkoen maar wat zakken. Ik heb de tijd, ik zal me echt niet vervelen. Vraag dat maar aan ROB VAN DER BAS: „Ik ben in Nederland de eerste gepensioneerde ex-provo" mijn vrouw. Die heeft me al een huwelijk lang over de vloer en die -weet er afles wan. Eu zijn- meer stille tijden geweest en dan deed ik rustig de luierwas. Daar was-tik1 niet te ljgjoerd y,qpr. "Waar een andere man pas op zijn 65e aan toe is, doe ik al der tig jaar. Vrijheid meneer, dat is alles. Ik ben volkomen ingesteld op een dergelijk leven. Ik heb mijn cape, ik heb mijn luit en mijn lier. Als er morgen een man op het idee komt om een trouba dour aan zijn feestmaal te ont bieden, stap ik op de trein. Ik vraag wel door de telefoon, of er een mogelijkheid bestaat om me van het station af te halen, want dat bespaart me weer een wandeling met die hele handel op mijn rug.". In de netto folders, die hij heeft uitgezaaid bij alle verenigingen en fabrieken in Nederland, heeft hij zijn komst Inmiddels uitvoe rig aangekondigd. Naast een foto, waarop hij ln vol ornaat de draailier bespeelt, schrijft hij: „u dacht natuurlijk, dat trouba dours allang uitgestorven wa ren. Bijna had u gelijk. Bijna, want in het landelijke Biaricum leeft de laatste van dit gilde. Zichzelf begeleidend met de wonderlijke klanken van de draailier of ruisende luitakkoor- den, brengt hij op onnavolgbare wijze een kostelijk repertoire van liederen en balladen, 'alle uit eigen brein ontsproten. Hoe dik wijls voert zijn weg naar het Muiderslot, Kasteel Zuylen of Slot Loevestein om de daar aan wezige gasten te vermaken met zijn oorspronkelijke humor en sprankelende levensblijheid. Ge huld in Spaanse cape zal ook zijn verschijnen op uw tuinfeest, cocktailparty, aan uw zaken- of vriendendiner, conferenties, ver gaderingen en bijeenkomsten bij u en uw gasten een verrassende indruk maken?'. Razend nieuwsgierig „Dat is een best tekstje", stelt Van der Bas dampend van vreugde vast, „dat maakt de luitjes razend nieuwsgierig. Neem dat maar van mij aan. Ze willen allemaal weten, wie de vogel Is, die in deze tijd van computers en maanraketten nog als troubadour door de wereld wil trekken. Akkoord, het is nu even rustig, maar straks komen dediners vanzelf weer lps- Wat zegt je vrouw? Wil de man van de verzekering nou eindelijk wel Jd_ yen? Zfö'n vasthou- fieicfkan ik waarderen. Hij is er al drie keer om geweest, maar hij kon zich gemakkelijk in onze situatie verplaatsen. Ik vraag me overigens af, waarom je uitgerekend op dit moment over die man begint. Wat zeg je? Omdat hij aan de deur staat. Juist, dat verklaart een hoop. Heeft u een momentje, dan zal ik eerst die man even weg hei- Hij beent wilskrachtig door de kamer en begint achter de tocht deur een vriendelijke discussie, die woord voor woord glashelder doorkomt. Als hij even later hoofdschuddend terugkomt, pakt hij een blikken bus van de schoorsteenmantel en keert hem boven de tafel om. Er rollen wal stuivers, centen en dubbeltjes over het kleed, die hij behendig J. Murris is sinds 1964 eigenaar van het exclusieve Lösse Hoes in Holten. Van een onzer verslapyeoersj HOLTEN In de witte winterwereld van de Hol ter berg ligt een handvol fraaie hotels en restaurants, zo op het oog slordig neergesmeten langs de flanken van deze heuvel. Ze zijn mo menteel allemaal gesloten, behalve eentje: Het Lösse Hoes van de heer J. Murris in Holten, dat ook in deze wintermaanden een florissante in druk maakt. De reden? De heer Murris heeft als stunt bedacht dat iedereen, die blijft dineren (minimumprijs voor een dergelijk etentje is 15 gulden) gratis mag blijven slapen. En wanneer de gast de volgende ochtend besluit het ontbijt te willen overslaan is er niemand die hem daar voor kwaad aankijkt. Het idee van de heer Murris is geboren uit noodzaak Tot voorkort was Het Losse Hoes in de winter maanden even saai als alle andere hotels op de Holterberg. De mogelijkheid van mist, gladde wegen weerhield het publiek ervan het restaurant op te zoeken, terwijl bovendien het als automobilist niet mogen drinken van een borreltje een tweede reden was Het Lösse Hoes maar te vergeten in de winter. Nu iedereen gratis kan overnachten het hotel heeft twaalf kamers pakt het allemaal anders uit. Veel mensen uit de Randstad Holland reserveren voor het weekeinde, waarbij ze steeds f 12,50 besparen op de logiesprijs. „Qua winstobject bestaan mijn kamers eenvoudig niet tijdens de wintermaanden' HOTEL Het is duidelijk dat ook de heer Murris kampte met het probleem een hotel als het zijne niet rendabel te kunnen maken tijdens de winter. Dat is nu geheel anders geworden en hij zegt dat „andere hotelliers stom zouden zijn wanneer ze het ook niet zouden doen". „Mijn personeel (12 mensen) kan nu het gehele jaar door in dienst blijven. In het andere geval ging een groot deel zolang de winter duurde in de WW". De heer Murris kijkt de toekomst van zijn (exclusieve! restaurant weer opgeruimd tegemoet, nu ook in de wintermaanden Het Lösse Hoes rendabel blijkt te zijn. Er zijn al reserveringen voor maart. Zijn gasten zijn evenals hijzelf bijzonder enthousiast over het idee van gratis logies. En het blijven plakken legl dc heer Murris op zijn beurt weer geen windeieren ..De gast is voor 100 procent tevreden en ik ben her ook. en het is alleen jammer dat ik niet jaren eerder op dat idee ben gekomen" zegt de heer Murris. „Het onderhoud is betrekkelijk goedkoop. Je moet toch stoken, we hebben een eigen wasserij en wanneer dan het restaurant zou gaan lopen, zouden we deze kosten er op de koop toe kunnen nemen". Vandaar zijn idee: van 1 november tot aan april kan iedereen, die in Het Lösse Hoes een hoofdmaaltijd gebruikt, gratis overnachten. En de cijfers wijzen uit, dat dit van twee kanten snijdende mes graag gehanteerd wordt. „In de eerste week van januari heb ik al dezelfde omzet als de halve maand januari in 1968", zegt de heer Murris voldaan. „Ik ga er dan ook vanuit dat de gehele maandomzet zeker 50 procent hoger zal liggen dan die van de maand januari in 1968". 0 n „Ik heb mijn luit Rob van der Bas, de laatste troubadour van Nederland, is voorlopig nog niet van plan zijn dikke, handgemaakte Spaanse cape en zijn draailier aan de hoge wilgen te hangen. „De mensen, die mijn werk op prijs stellen", zegt hij glimlachend, „kennen mijn telefoonnummer. Laat nu eerst de kalkoen maar wat zakken. Straks zullen ze heus wel bellen." vóór de rand achterhaalt. „La ten we eens kijken hoever we leunen .met het potje onvoor- zegt hij, „dat is één vijf tig, twee gulden, twee veertig en pog wat centen. Dat is dus niet aanzienlijk kleinere bus van de schoorsteenmantel en roept opge ruimd: „we zullen nu ook de pot „diversen" moeten aanspreken". En met een handgebaar naar de buitendeur: „hij staat er op". Viruslied Met een handvol munten loopt hij na vijf minuten in de richting van de buitendeur. Hij mompelt enkele volzinnen en komt terug met een kwitantie, die hij zo klein mogelijk opvouwt en onder de bus „onvoorzien" schuift. „Er moet nu langzamerhand eens iemand gaan bellen", zegt hij peinzend, „iemand, die iets aparts wil bij zijn feestelijk diner. Ik kan hem tweemaal drie kwartier beschaafd amusement aanbieden en over de prijs worden we het altijd eens. Ik heb nu een reper toire van zo'n tachtig liedjes en daar valt dus zeer eenvoudig een verantwoorde keu»uit te mal«n. Ik kijk om me heen en ik heb weer een motief voor een nieuw liedje. Dut' komt bij mij vanzelf.- Ik lig van de zomer in de tuin en mijn oog valt op de schoor steen, waar zo'n gek op staal. Tien minuten later was de bal lade van de gek geboren. Ik heb ook een origineel viruslied over twee dametjes, die de A-griep hebben. Allemaal luchtige zaken op zijn middeleeuws gebracht. Ik laat me ook vaak inspireren door de figuren van Brueghel. Door vreemde koboldjes en rare verfrommelde wijfjes. Ik heb bij voorbeeld een ballade gemaakt over de houterik van een man uit Wapserveen. Zoek asjeblieft niks achter die plaatsnaam, want ik heb hem alleen genomen, omdat hij zo lekker in het ge hoor ligt. Die man heeft een houten been, dat hij verdobbelt en als zijn vrouw later in Maar- heeze een biljartkeu ziet, van glimmend gepoetst mahonie, roept ze: „verrek, daar heeft mijn manNfog aan' •Bbtgezeten": Koude stal Het liefste liedje, dat ik tot nog toe gemaakt heb, is een kerst ballade, die heel traditioneel be gint met het kind, dat in de koude stal geboren wordt. U kent dat werk wel. Ik heb het midden in de zomer op het pa pier gekriebeld voor een wed strijd, die de KRO had uitge schreven. Ze vroegen om nieuwe, originele kerstliederen en ik vond het een alleraardigste Idee. In mijn lied laat ik de heilige Jozef peinzend door de stal lopen, want hij heeft inmiddels verno men, dat er enige geestelijken op weg zijn om het kind te aan bidden. Tot zover is alles nog poëtisch, maar dan verpest ik het sfeer- tje opeens. Dat doe ik in bijna al mijn liedjes. Er zit altijd een kronkel ln. Die geestelijken ko men in een geweldige limousine in Bethlehem aan, maar het kind komt er helemaal niet meer aan te T)asa omd|t er voor de eer waarde heren toevallig wel plaats in de herberg was. Het is doodjammer, dat ik bij de KRO niet in de prijzen ben gevallen, warlt het is een alleraardigst lied. Stuk beter Voordat ik nu mijn cape' om doe en met u naar de hei ga voor de foto, wil ik nog even de vraag beantwoorden, hoe iemand er toe komt om troubadour te wor den. U heeft hem nog niet ge steld. maar ik geloof toch, dat het interview er een stuk beter door wordt. Allereerst wil ik een harnekkig misverstand uit de wereld hel pen. U moet namelijk niet den ken, dat ik voor troubadour ge studeerd heb. Ik heb gewoon in de operaklas gezeten en als de oorlog er niet tussen was ge komen, stond ik nu waarschijn lijk in rok allerlei oratoria te en mijn lier, ik heb mijn vrijheid, wat kan een mens eigenlijk nog meer wensen" zingen. U ziet dus. waar een oorlog al niet goed voor kan zijn. Ik heb oratoria namelijk altijd vervelend stijve toestanden ge vonden. Toen het hele land na de inval van de Duitsers op zijn gat lag en niks meer goed functioneerde, ben ik op de fiets de boer opge gaan om liedjes te zingen en voordrachten te houden. Ik was een soort Tijl Uilenspiegel, die zich van niks en niemand iets aantrok en met een hoop ver valste papieren de Duitsers fijn tjes belazerde. In het begin dacht lk, dat het. feite is toen mijn gekke leven begonnen. Ik vond dat trouba dour spelen namelijk een verruk kelijke bezigheid. Akkoord, je hebt als troubadour een beperkt publiek en als je per se miljo nair wil worden, moet je geen draailier kopen en middeleeuwse ballades gaan zingen. Maar voor een man, die al bar tevreden is met zijn vrijheid, is het een kolossale oplossing. Ik denk wel eens: als mijn eigen vader me zo had kunnen zien. Met die wijde Spaanse cape en die luit, mijn hemel, wat zou ie trots op me zijn geweest. Vader was een wonderlijke man, die 45 jaar op hetzelfde krukje sta ten heeft ingevuld voor het fonds ter ondersteuning en aanmoedi ging van de gewapende dienst in Nederland. Ik heb als jongen verondersteld, dat hij het fonds zelf had verzonnen, maar het be stond wel degelijk. En al die ja ren heeft hij plichtsgetrouw op dat krukje gezeten en zijn tijd volgemaakt. Dat moest ie wel, want hij had geen andere keus. Hij speelde aardig viool, de ouwe haas en zondags ging hij vaak naar Loenersloot en Baambrugge om stillevens te schilderen. Maar voor zijn gezin had hij toch weer het fonds nodig. Weet u, wanneer ik ontdekt heb. dat hij een kun stenaar was? Toen ik op een dag zijn kantoortje binnenkwam en hij de klep van zijn lessenaar omhoog deed. Op dat moment begon er een speeldoos te tinge len. Een geweldige man. Ik herinner me nu ook, dat hij een hoop over had voor zijn vrijheid. We woonden op de Reguliersgracht in Amsterdam, in een oud, donker huis, dat aan het oog was onttrokken door een enorme boom. Als in het voor jaar de werklieden van de ge meente de takken snoeiden, poetste hij met de achterkant van zijn vest een gulden blin kend op en dan zei hij tegen mij: „jongeman, ga jij eens aan de heren vragen, of ze een rond gat in de boom kunnen uitspa ren". Hij vond het namelijk heer lijk om vanuit zijn leunstoel op het Frederiksplein *e kiiken. Zeg nu zelf. Als je de zoon bent van zo'n vader, mag je in je leven toch ook wei

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 9