LAMBERTUS OPPELAAR: EEN LEVEN LANG OVER DE SLIJPPLANK GEHAALD aJ Koudekerkse brugwachter is strijder tegen onrecht EBBINK HEEFT HET LAND AAN STROPERS RADICAAL PLAN VOOR HOFJES ;S OOK ZAKELIJK VERANTWOORD Directeur Sociale Dienst mr. Ten Napel: A.TERDAG 29 NOVEMBER 1969 DE LEIDSE COURANT PAGDU A OUDEWERK Eén van de twee •ugwachters die Koudekerk rijk is, Lambertus Oppelaar. Een man, e overal zo z'n eigen mening over left en vooral ook een man, die s je met hem praat, geen blad >or de mond neemt. Hij zegt dui- jjijk waar het op staat en dat maakt een gesprek met hero beslist Hemel Op aarde de moeite waard. In afwisselend dag- en nachtdiensten zorgt hij er voor, dat het scheepvaartverkeer ongehinderd doorgang kan vinden, terwijl hij daarnaast er voor moet zorgen, dat het overige verkeer niet teveel hinder ondervindt van een geopende brug. Ik hou toch wel van Koudekerk. Ik ben hier groot geworden als kind van een weduwe. Ik heb de grootste armoede gekend, toen ik werkte voor 31/2 cent per uur. En nu heb Ik het rijk. Ik had je liever thuis gehad. Dan had je kunnen genieten van m'n rijkdom. Van mijn hobbykamer. Ik heb een werk- schuur met vogeltjes en konijntjes. Ik heb het schat- en schatrijk. Ik heb een hemel op aarde En toch zal ik strakjes blij zijn, als ik eraf ben. Omdat die rechtvaardig heid tegen me opstuit. Dat heb ik als kind al meegemaakt, toen m'n moeder 125 cent van de kerk kreeg als weduwe. Daar moest ze twee kinderen van groot brengen. Ik heb nu niets meer te wensen. Alleen dit: waren alle mensen maar rijk en wijs, dan was de aarde een paradijs. Et was mijn tijd al ver vooruit. Jaren geleden, toen het nog geen mode was, droeg ik al een baard en had lange ha ren. Et ben altijd een bijzonder iemand geweest, maar ik ben hier geen beminde jongen. Omdat ik niet kerkelijk ben. Ik ben een grote opposant, omdat ik de werkelijkheid onder ogen zie. Be zal je een voorbeeld geven: ik zie op de teevee die demonstranten tegen Vliet- nam. Nu vind ik alle oorlogen afschuwe lijk, maar waarom durven ze dan niet te zeggen, die Russen uit Oost-Duitsland en uit Tsjechoslowakije?. En zo is het met een hoop dingen. Dan denk ik wel. wat helpt dat demonstreren, want de grote mannen lachen je toch uit. ^ijn of water Ais de kerkelijke machten 1000 jaar ge leden hadden geweten, hoe de toestand nu is, hadden ze toch nooit al die wetten op papier gezet. En nu hebben ze ja renlang werk om de boel te gaan schrap pen. Sinterklaas heeft niet bestaan en die heilige is van de lijst af en die. Neem nu die gemengde huwelijken: aan de ene kant staat de pastoor met zijn handen omhoog en aan de andere kant de domi nee. Ze denken ook: beter een half ei dan een lege dop. Vroeger betekende zo iets een revolutie in de familie. En nu wordt er om gedobbeld in welke kerk. Op den duur smijten de kerken zoveel water bij de wijn, dat ze niet meer weten of het nu naar wijn of water smaakt. Zo flauw wordt het. Het is jammer, dat Willem van Oranje en Balthasar Gerats niet in deze tijd waren geoberen, dan hadden ze elkaar niet kapotgemaakt. Wat ik dan zou willen? Kijk eens, als je 't me eerlijk vraagt, bruis ik geweldig tegen machtige dingen in. Ze zeggen: gij zult niet doden, want dan word je ge straft. Dat moeten ze dan ook die hoofd personen doen, die die oorlog laten door gaan. En elkaar opjutten. Als ik met iemand iets heb en dat ge beurt nog wel eens, ga je niet met el kaar op straat vechten. Ben je het niet eens, dan loopt de een Oost en de ander West. En als je elkaar tegenkomt, draai je je hoofd om of je denkt: hij bestaat niet. meer. Maar niet van maak hem maar af. Je wordt tegenwoordig geconfronteerd met de hele wereld en overal is geweld. Neem die automobilisten en dat heb ik al tegen meer mensen gezegd, die zo onverantwoordelijk rijden en die alcohol hebben gebruikt, hak bij een ongeluk die auto in elkaar en hang de chauffeur op de plaats des onheils onder die in elkaar gehakte auto aan de galg. Dacht je, dat van de tien daarna er nog negen werden opgehangen? Ik geloof van niet. De hele wereld staat op 't ogenblik op een punt, waarvan je zegt: waar gaan we heen. duw je nou feitelijk een stier in e envogelkooi. Is die wereld nu zo klein geworden? Magnetiseren Et ben echt een strijder tegen het on recht. Vergeet niet, dat ik dat lange haar jaren heb gehad. Be sta nog op een film van Koudekerk als ijscoboer, weet je wel. Toen riepen de mensen al, omdat ik rood haar had: hé, rooie, rooie stier, maar tegen een zwarte werd nooit gezegd: zwarte stier. 25e hebben me altijd als eep mes over een slijpplank gehaald. Dan moeten ze ook niet vreemd kijken, dat dat mes een keer zo scherp wordt, dat ze in hun eigen huid snijen. En zo is het ook met het kritiek uit oefenen. Et magnetiseer zo'n dertig jaar en ik heb enkele sucoesjes geboekt, maar ook voor mezelf teleurstellingen te verwerken gehad. Die succesjes verzwij gen ze, maar die teleurstellingen gooien ze altijd tegen je voeten aan. Als je er gens komt, is het van: die denkt, dat-le dat kan en dat en jij met je baard en die hocus-pocus van je, maar ze zijn aan het slpijen. Ik ben hier geboren en ken ze van haver tot gort, maar als ze het mes een keer zelf voelen, worden ze boos, want het was niet bedoeling het mes daarvoor te slijpen. Van politiek heb ik overigens geen verstand. Ik heb nog nooit op een kandidaat gestemd. Ik Zeg altijd maar zo: er is geen denker, die stemt en geen stemmer, die denkt. Ik denk zelf. En die l egering mogen ze van mij vandaag nog zonder pensioen wegsturen, want die zit alleen maar haar tijd te verbeuzelen. Neen nu die drie in Breda, hoeveel tijd en geld heeft het niet gekost om daar over te praten. Ik had ze meteen maar geturfd. Ik heb geen gewetensbezwaren, want ze hebben indertijd ook niet het ge kerm van ons gehoord. Dan maar oog om oog en tand om tand, maar dan vin den ze me hard en wreed. Dubbeltjes-schooljongen tje van volkaonderwijs. Op je 12-de was het afgelopen. En daarom benijd ik jul lie. Ik zou best willen, dat m'n hersens van dien aard waren, dat ik leren kon, want aan ontwikkeling kreeg je niks. Ik heb wel een aardig verstand, maar ik kan het niet neerschrijven. Er moet voor het publiek iets inzitten. Ik wil wel wat verbeteren, maar eerst moet ik de kracht hebben om aan te tonen, dat het ook anders kan. Als kleine jongen mocht ik graag naar grote sprekers luisteren. Dat was een hobby van me. Ik heb ook altijd tijdredenaar willen worden en dan had ik de bijbel er ook nog bijgehaald. Ik voel mezelf geen profeet. Die Illusie heb ik nooit gehad. Ik ben een doodge wone arbeidsjongen. Ik beschouw mezelf nooit meer dan een ander, maw een an der ook niet minder dan mezelf. Of jfl nou hier komt of zo meteen belt de ko ningin: Opelaar, ik wü een gesprekje, 't ia me allemaal eender. Ik zou ook heus geen andere kleren aandoen en ook geen andere taal uitslaan. Ik blijf, die ik ben. Een rechter zei eens tegen mij: iedere Nederlandse staatsburger wordt geacht de wet te kennen. Ik zeg. vandaar zeker dat grote boek voor je. Hg beschuldigt mij ervan de wet niet te kennen,, maar zelf zit-ie in toga achter zo'n groene tafel met dat dikke boek voor zich. Als ik eens een stukje schrijf, is het wel leesbaar, maar de opstelling deugt niet. Ik ben niet jaloers op Theo Olof, omdat - ie zo fijn kan spelen, maar ik ben wel jaloers op mensen, die iets heel goed kunnen zeggen. Met weinig woorden het diplomatisch kunnen opdienen. Dat ls nu werkelijk een grote taart serveren op een klein schaaltje en toch niet morsen. En wij hebben uiteindelijk zo'n schaal nodig voor zo'n klein taartje. Is het zo of niet. Ik kan er anders niet uitkomen. hozODEN Ebbink, een nog niet be- zeetigcr, heeft enorm de pest ui jagers. „Niet aan de zogenaamde f ide stroper" hoor. De broodstroper. re is ongevaarlijk. Die moordt de boel ir*' uit. Hij kijkt wel uit, want 'liU is ook by gebaat wanneer er elk jaar in de wei hnppelt. Maar wel aan geluksstropers, de kantjesjagers, j',» erop uit zijn zoveel mogelijk wild een Jachtveld zou kunnen betalen, maar toch stroopt. Sport noemen ze dat- Dat heeft niets met sport te maken. De grond in slaan zou je ze." Jagen en stropen zijn twee begrippen, die volgens de heer J. Ebbink vaak jammerlijk in de vaderlandse pers door elkaar worden gehaald. „Neem de massa afslachting van een den verleden week bij Langweerder- wielen in Friesland. Staat er in de krant, dat er honderden eenden door jagers zijn doodgeschoten." De heer Ebbink, wnd. voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Jagers- vereniging, afdeling Leiden, wordt nu fel. „Nou meneer, dat waren voor mij geen jagers. Dat waren stropers. Stro pers van het laagste nooit. Begrijp me goed, het is best mogelijk dat de lui, die dat gedaan hebben een jacht akte hebben, maar desondanks blijven het voor mij stropers." In zijn aan de Oost herinnerende wo ning aan de Da Costastraat kan de heer Ebbink hartstochtelijk vertellen over de hobby die hem van jongs af aan zo nauw aan het hart ligt: de Jacht. Vandaar, dat hij als jager, die de regels in acht houdt het land heeft aan de stroper en de kantjesjager. Als wnd. voorzitter van de Kon. Ned. Ja gersvereniging onderhoudt hij veel con tacten met overheidsinstanties, met name met de directie faunabeheer, dé instantie die aJlea ten aanzien van de jacht regelt. Een jachtopziener kan de 199 leden tellende afdeling Leiden er niet op nahouden. Vandaar, dat de politie met het toezicht op de jacht belast is. De heer Ebbink: „Maar de politie is overbelast en al is ze nou nog zo en thousiast, wij, jagers, moeten helpen. We moeten op tips afgaan. Met tipgeld kun je een hoop versieren." Er zijn vele manleren van stropen. Vorige maand werden in de Leider- dorpse Achthovenpolder 2 stropers ge arresteerd met acht hazen De heer Ebbink: „Wat hadden die nu gedaan? Ze hadden voor een landhek op een dammetje die twee weilanden met elkaar verbindt, een met gespan nen. Een was met zijn buks bij het net blijven staan en de ander ging doodrustig door de wei lopen. Die ha zen hebben hun vaste loop over de dam. Ze worden opgeschrikt, kiezen hun eigen hazenpad, tuimelen tegen het net aan en voordat ze weer op hun pootjes staan worden ze voor hun raap geschoten. Vaak wordt dat niet op gemerkt, want de heren stropers heb ben nog geluiddempers op hun knal lers ook." Over de rechtspraak is de heer Ebbink niet zo gewéldig te spreken. „De rech ter straft de deliquent niet alleen om te straffen, maar ook om af te schrik ken. Krijgt zo'n stroper nou 25 gulden boete dan heeft hij daar lak aan. Wat kan hem dat schelen. Een haas brengt hem gauw acht a tien piek op. Zo'n lullige straf van een kantonrechter heeft ie dus zo terugverdiend. Gelukkig wordt het de laatste tijd wat beter, waardoor de stroper gaat denken: Verrek, jongen het wordt uitkijken anders ga je zwaar het schip in." Vooral moeilijk te betrappen auto stroperij (de autolampen als lichtbak gebruiken) wordt behoorlijk aangepakt. Vorig jaar werden in de Flevopolder niet minder dan 43 auto's in beslag genomen. De jager wordt in Nederland bij Jan Publiek niet hoog aangeslagen. De heer Ebbink: „Men is hier nieb- jachtminded. Men vindt jagen een lol letje van een stel kerels, die zo graag dieren doodschieten. Dat ts helemaal niet waar. Jacht is gewoon noodzake lijk. Wij, de mens, hebben het even wicht in de naituur verstoort. Dan kun je alleen herstellen met jacht. Waar gejaagd wordt, of dat nu gedaan wordt door het dier of de mens. daar blijft de wildstand intact." Over klemmen, de jactitwerktuigen die vooral bij leken de afschuw opwek ken, zegt de heer Ebbink: „We zijn tegen klemmen. Toch kunnen we ze niet missen, hoe rot ze ook zijn. Laatst zijn door Van Dis vragen aan de mi nister gesteld over klemmen en vallen. Er wordt nu een onderzoek naar Inge* steld. Het zou onjuist zijn een algemeen verbod uit te vaardigen. Want dan zou men ook geen muizenval meer mogen gebruiken. En waar blijven dan de boeren en tuinders die last hebben van ratten? Die kunnen moeilijk de hele dag met een geweer op him erf rondstruinen. Toch zijn we tegen die ellendige klem men. Hoe vaak schieten we geen haas inet drie poten. Dat stomme beest heeft dan in een klem gezeten en heeft zijn eigen poot afgebeten. Want een dier in een klem kan geweldig tekeer gaan. In India heb ik het meegemaakt, dat we een tijger in een klem hadden, waaraan je wel een jacht kon vast leggen. Als je zag hoe dat beest tekeer ging. Dat hou je niet voor mogelijk. En dan: wat ls nou beroerder voor een muis, dat ie gevangen wordt in een klem, of dat te helemaal gaaf gevan gen wordt? Wordt le gaaf gevangen, dan stopt men hem ln een emmer heet water, dat ls net zo naar voor hem." Ebbink jaagt graag, maar hij voldoet niet aan alle verzoeken. „Laatst vroeg een tuinder aan me of Ik de houtduiven wilde wegschieten, die zijn land kaal vraten. Het was midden ln de winter. Er lag wat sneeuw en men kon al schaatsen. Overal werden de dieren gevoederd. Ik moest tegen hem zeg gen: Het spijt me wel, maar ik doe het met. Al trek ik me er weinig van aan, Ik heb geen zin voor moordenaar uit gekreten te worden." ÈIDEN De in 1967 opgerieli chting Leidse Hofjes, waarin „I enden van de Leidse Hofjes" v« igd zijn heeft een dezer dagen eerste maal een keurig verzorgd, ■lededelingenblad" doen verschijnen ,ekjaarin vooral wordt ingegaan op d. /estigingsmogelijkheden van d. voor bejaarden en studenten. M: ml W. ten Napel, directeur Gemeente lke Sociale Dienst, vraagt zicli In he. - lad onder meer af: Kunnen de Leidse >fjes nog een verantwoorde huisves bejaarden bieden? lij stelt: „Een voortijdige opname in en verzorgingstehuis is om diverse JM^denen noch gewenst, noch verant- roord. Dat de hofjeswoningen een be- ingrijke rol in de bejaardenhuisves- ng spelen, is vooral te danken aan de iale ligging van hofjes. Zij bevinden Ich in het hart van de stad,, als kleine i rust te midden van het volle n de werkende gemeenschap. JWALITEIT. Wat de kwaliteit van de fjeswoningen betreft liggen de kaar- i minder gunstig. Ondanks het goede i vele regenten, die deze oude huisjes met weinig geld ln sland moes ten houden, verkeven vele woningen ln een deplorabele toestand, terwijl zjj wat voorzieningen betreft veelal niet meer voldoen aan de eisen, die anno 1969 aan de redelijke bejaardenwoning ge steld worden. WERKGROEP. Het ls daarom bijzon der jammer, dat een aantal goede plan nen tot verbetering van de hofjes, die een werkgroep van de voormalige so ciale raad indertijd heeft opgesteld, nimmer een kans hebben gekregen. En kele hofjes gingen zelfs over in handen van Studentenhuisvesting, waardoor een vrij groot aantal woningen voor de bejaarde burgers verloren ging. MITS VERBETERING. Mr. Ten Napel stelt verder: De Leidse hofjeswoningen hebben in deze tijd alleen dan nog kans aan hun oorspronkelijke doelstel ling te beantwoorden, mits deze wo ningen op korte termijn worden verbe terd. Daarbij denk ik niet aan een be scheiden „opknappen", maar aan een radicale interne modernisering (w.c.'s, badgelegenheid, centrale verwarming enz). Deze aldus gemoderniseerde hof jes waarin ook ruimte geschapen dient te worden voor een veelzijdige dienst verlening zullen dan ook hun aloude image van armenverzorging verliezen en een vernieuwde functie krijgen. EXPLOITATIE. Het verdient aanbeve ling te bevorderen, dat de hof jesbestu- ren zich bedienen van een gemeen schappelijke exploitatiestichting uiter aard zullen de huren, die thans slechts een paar gulden per week bedragen, ondanks overheidssubsidies t monumen tenzorg, woningverbetering enz.) zeer belangrijk stijgen. De Algemene Bij- Stichting Leidse Hofjes: „Samenwonen bejaarden en studenten niet ideaal" etandswet garandeert, dat deze betaal baar zullen zijn voor de bejaarde be woner. Overigens aal de nieuwe huur van de gemoderniseerde woning ver moedelijk belangrijk lager blijven dan de nieuwbouw-bejaardenflat (ik hoop, dat er nog veel gebouwd zullen wor den!) ver ven het centrum van de stad. Een radicaal plan la daarom niet alleen sociaal maar ook z&kellijk verant woord, aldus mr. Ten Napel. REALITEIT. De secretaris van de Stichting Leidse Hof jee, de heer R. J. Spruit reageert daar als volgt op: Vele malen bereikten ons secretariaat brieven van Leidenaars, die opmerken, dat „het ene hofje na het andere ver dwijnt in handen van studentenhuisves ting". waarbij wordt opgemerkt, dat hierdoor de hofjes hun oorspronkelijke bestemming, zoals de stichter dat be oogde, verliezen. Men dient hierbij echter de realiteit niet uit het oog te verliezen. Er zijn nu een maal in onze stad een aantal hofjes,, die of niet meer geschikt zijn voor be jaardenhuisvesting gezien de moderne opvatting, of met zulke financiële pro blemen worstelen, dat verval en fail lissement onvermijdelijk zijn of waren. Daar er kennelijk geen instelling of in stantie in onze stad kapitaalkrachtig genoeg is om tot restauratie van de be treffende hofje» over te gaan, mogen wij ons gelukkig prijzen, dat de Stich ting Leidse Studentenhuisvesting tot aankoop kon overgaan van enkele hof jes. gevolgd door een uiterst deskun dige restauratie. RESTAURATIE. Hierdoor werd het kamertekort voor studenten in Leiden aanzienlijk verminderd, en behield Lel den een aantal fraai gerestaureerde monumenten, die anders stellig ten dode ztjn opgeschreven, hoewel, zoals mr. ten Napel ln ztyn artikel opmerkt, de gemeente Leiden een aantal bejaar denwoningen verloor, die stellig met minder kosten gerestaureerd zouden kunnen zijn. dan het de gemeente koet een aantal bejaardenflats te reaÜ9ern. De De stichting studentenhuisvesting bezit thans een vijftal hofjes, t.w.j Pla te: Lor idjanshof geheel gerestau reerd), Jean Mlchaelhof (geheel geres taureerd), Francois Houttinbof (mo menteel in restauratie) en het Salva- torshof en Jan de Laterehof waarvoor restauratieplannen bestaan. MINDER EISEN. Daarnaast z(jn er vele hofjes, die hoewel bestuurd door regentencolleges, toch huisjes verhuren aan studenten. In de meeste gevallen. doordat d« betreffende besturen niet over voldoende middelen beschikken om de oude panden zo te restaureren, vooral inwendig, dat zij enigszins vol doen aan de eisen, die thans ««n een bejaardenwoning worden gesteld, ter wijl jongeren tengevolge van kamer- en woningnood, minder eisen stellen en de bewoning bovendien meestal van korte duur is." De heer Spruit besluit zyn betoog meti „Het ls ons gebleken, dat in de prak tijk, gezien de vólkernen verschillende leefwijze van studenten en bejaarden, een combinatie van deze groepen bin nen het zeer intieme en eigenaardige milieu van een hofje in vele gevallen zeker niet Ideaal Is."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 5