Het is niet alles diamant wat er blinkt I GEEN HOEMPA STEMMING BIJ 60-JARIG NKV 1 Ui d« marmeren hal van de NVV-burcht te Amsterdam vindt men de welvaart op een opmerkelijke manier ge ëtaleerd. In een stand, waarboven het motto „De band met U" prijkt, staat een keur aan goederen uitgestald, die de leden met aanzienlijke korting tot de hunne kun nen maken. Men zou Henri Polak en Jan van Zutphen eigenlijk tot leven moeten kunnen wekken om de ver baasde gezichten te kunnen zien, die ze zouden trekken bij het aanschouwen van al dat sinterklazige fraais. Voor meneer een verrekijker, uitstekende optiek met full-coated lenzen en prisma's, reflexvrij, compleet met draagtas, riemen en lensdoppen, ledenprijs f 62,50. Toe maar sinds wanneer heeft Jan met de pet een verre kijker nodig? Laat hij voor dat geld een winterjas ko pen voor zijn vrouw. En wat is dat? Luxe brushed-ny- lon nachthemden met sjaalkraag en lange mouw, kraag en mouwen met een leuk biesje afgewerkt, pak ket a twee stuks, waarvan één roze gebloemd en één aqua uni, ledenprijs 24,75. Wel welzijn de arbei dersvrouwen dan dellen geworden? Henri Polak en Jan van Zutphen..... namen, om teru<g te roepen in de her innering, nu we de tijd beleven, dat de meerderheid van het Nederlandse volk zioh NW-kopstuk Kloos als presi dent zou wensen, modht een boze fee ons vorstenhuis wegtoveren. Toevallig is deze maand het werpen van een terugblik nog historisch gerechtvaar digd ook. Op 18 november namelijk de Algemene Nederlandse Diamant bewerkers Bond zijn 75-jarig bestaan hebben gevierd, als hij niet op 1 juli 1958 was opgenomen in de afdeling Amsterdam van de Algemene Neder landse Bedrijfsbond voor de Metaal nijverheid en de Elektrotechnische industrie, daarmee ons land van een dierbaar stukje vakbondsfolklore be rovend. Henri Polak en Jan van Zut phen richtten Indertijd die bond op. De diamantbewerkers maakten tegen de eeuwwisseling sombere dagen door. Met name zagen zij zioh van hun boterham beroofd, omdat hun patroons het werk meer en meer lieten doen door veel goedkopere leerlingen. Zij ageerden daartegen via de verschillende bloedarme splinterorganisaties, waarin zij verenigd waren, maar vonden weinig sympathie, getuige deze ingezonden brief in het Handelsblad van 6 maart 1872: „Deze vereenigingen hebben bepaald om in een zeker aantal jaren geene leerlingen in geen der verschillende diamantvakken meer toe te laten en dat alle werklieden dier vereenigingen gehouden zijn, zodra een nieuwe leer ling werkzaam is, onmiddellijk hunnen arbeid daar ter plaatse te staken. Ik zal u niet behoeven te zeggen, dat zoodanige maatregelen in strijd zijn met alle zedelijke en wettelijke rech ten, eene bepaling, waardoor een vader verhinderd wordt zijn zoon te leeren in het vak, waarmede hij gedurende jaren het brood voor zijn huisgezin verdiend heeft; een maatregel, uitste kend geschikt om het pauperisme te bevorderen en een vak te dooden, dat thahs in vollen bloei verkeert. Ge tekend: een vriend van den ambachts man doch vijand van alle dwang maatregelen". Stakinkjes Het succes van de wilde stakinkjes, die de diamantbewerkers her en der pro clameerden, was bij de heersende onwil van werkgeverszijde dan ook pover. Zelf waren de arbeiders evenmin van smetten vrij. Een jaar na zo'n staking presteerde de voorzitter van een der organisaties het, zelf werk ver beneden de loonbepalingen aan te nemen. Toen was er uiteraard geen houden meer aan. Tekenend voor de verhoudingen in het diamantvak van die dagen is, dat de werklieden bij het afleveren van een partij bewerkte diamanten één procent van hun loon af moesten laten houden. Gelet op de naam „mei- dengeld" zou men menen, dat deze procenten aan de dienstboden van de patroon ten goede kwamen. Zeer ver moedelijk echter hebben de meeste dienstmeisjes van dit geld geen cent gezien. Het bleef gewoon, waar het volgens de normen van die tijd thuis hoorde: in de zak van de patroons. En wat konden de organisaties helemaal terugdoen? In de kronieken komt een Sociaal Democratische Diamantverwer- kersvereniging voor, die twintig leden had, die per maand 25 cent contributie betaaldenMet zo'n budget kun je niet eens een geitenfokvereniging drij ven. Erbarmelijke toestanden, waar tegen niets gebeurde, waren het gevolg. Drie tot vier maanden werkeloosheid per jaar was voor velen in het diamant vak een routinezaak. De lonen waren bespottelijk laag, de arbeidstijden onbe grensd. Op sommige afdelingen waren de mannen geheel verdreven door vrouwen en meisjes, die van tot 6' gulden per week verdienden, waarmee de patroons vijftien gulden op de vol wassen lonen uitspaarden. Kinderen werden onbarmhartig geëxploiteerd. De stoot tot de kentering werd gegeven tijdens een congres te Antwerpen in 1894. Diamantsnijder Henri Polak was een van de Nederlandse gedelegeerden. Inleider over het onderwerp vrouwen arbeid was de Belg F. Smaelen. „Dat men op het werk de vrouwen weg- houde!", riep hij uit, „en de mannen plaatse. Dan zal men van de dochters bekwame huishoudsters kunnen maken, Iets wat ook een niet te versanaden middel is tot bezuiniging in de huis- Diamantbewerker. Een uitzonderlijk beroep. Zo niet tegenwoordig, dan zeker in het verleden. houding, terwijl het a« broeder de gelegenheid zc gene meer te verdienen, vrouw en dochters bij moeten springen verdiensten, die hem door vrouw en dochters onmogelijk worden gemaakt". Henri Polak dacht er anders over. ..Het enige middel om de kwade ziide »ran de vrouwenarbeid te verheloen", betoogde hij rustig, „is niet. dat men de vrouw uit ons vak verjage. maar wel. dat haar voor gelijke arbeid gelijk loon betaald worde". Men ziet. hoe modern deze grote vakbondsleider van later in die prille dagen al dacht. Het congres in Antwerpen leverde weinig concreets op. Maar wel brak eindelijk het onbehagen van de diamantbewer kers massaal en georganiseerd naar buiten. Keerpunt Het keerpunt kwam op 5 november 1894. toen er weer eens een staking uitbrak in een paar diamantslijperijen. De ontevreden knechten riepen de hulp in van Jan van Zutphen. die zelf als baas in een van de stakende bedrijven werkzaam was. „Goed", zei de zwaar gebaarde reus, die veel aanzien genoot. „Ik ben graag bereid, jullie de nodige bijstand te geven, mits jullie beloven, dat we onze pogingen tot lotsverbete ring georganiseerd voortzetten". Toen de knechten zich daartoe bereid ver klaarden, improviseerde hij meteen een pamflet, dat binnen luttele uren de hele diamantindustrie plat deed gaan. Er volgden duizendkoppige demonstra ties en protestaneetings, waarbij de politie zich aanmerkelijk meer op de achtergrond hield dan men met de graadmeter van recente gebeurtenissen in de hand zou durven vermoeden. Binnen twee dagen kreeg stakings leider Jan van Zutphen de bazen door de knieën. Maar dat was het belangrijkste niet. Het belangrijkste was, dat de diamant bewerkers zich voor het eerst massaal en georganiseerd tegen hun uitbuiting hadden gekeerd. Het zoet van de overwinning in de mond deed de tanden wateren. Kon deze vorm van verzet niet worden gecontinueerd? Zeker, meende Henri Polak, die als secretaris van het stakingscomité had gefun geerd. De staking was nog niet voorbij, of hij riep de besturen van de splinter organisaties, die aan de succesvolle actie hadden deelgenomen, bij elkaar. De vergadering vond plaats op zondag 18 november 1894 in een café en men besloot unaniem tot de oprichting van een permanent Hoofdcomité der Ge zamenlijke Diamantbewerkers Vereeni gingen. En daarmee was dan 75 jaar geleden missschien niet statutair, maar wel in de praktijk de geboorte van de Algemene Nederlandse Diamantbewer kers Bond een feit. De bestaande organisaties waren eindelijk tot een vorm van vaste samenwerking ge komen. Er was voorts een vast punt geschapen van waaruit het optreden in vakaangelegenheden kon worden ge leid. Geld Wat meer was: de piepjonge bond beschikte over geldmiddelen, die voor die tijd bepaald ongewoon waren. Dat kwam zo. Op de vergadering, waar het succes van de staking aan de duizenden geestdriftige diamantbewerkers werd meegedeeld, vroeg Jan van Zutphen hun, of ze voorlopig 5 procent van hun weekloon af wilden staan voor het vormen van een weerstandskas. De duizenden antwoordden met een don derend „ja". Nu zegt men in zijn enthousiasme wel eens meer wat. Twee weken later reeds moest Polak ver drietig schrijven: „Neem aan, dat in de toekomst alle 7000 diamantbewer kers weer moetien staken en dat ge durende vier weken, hetgeen niet onwaarschijnlijk is. Stel dan het uiterst gunstige geval, dat van de 7000 slechts 5000 ondersteuning behoeven en dat eerst gedurende de twee laatste weken en dat ieder niet meer dan een tientje per week ontvangt. Dat zal ongetwij feld een heel gunstig geval zijn en de werkelijkheid zal er stellig heel anders uitzien. Maar weet men wel. hoeveel men in dit onmogelijke geval zal nodig hebben? Zegge en schrijve honderd duizend gulden! En onze weerstands- kas bevat de reusachtige som van zegge en schrijve tweeduizend gulden. Als de storting doorgaat in dezelfde dalende reeks, halen we de 2500 gulden niet eens". Later werd het echter beter, niet in het minst door de instel ling van een verplicht lidmaatschap en door een straffe controle od de contributiebetaling. Toen de bond zich een groot eigen kantoor kon permit teren. moest weliswaar meteen uit geld nood een hypotheek op het gebouw worden genomen, maar de architect was toevallig niemand minder dan ene Berlage geweest. In de jaren, die volgden op de eerste succesvolle staking, zag Amsterdam de diamantbewerkers keer op keer tol actid overgaan. Soms steeg het water zo hoog tot de lippen, dat de A.N.D.B. onmogelijk langer uitkeringen kon doen, maar met verschillende bakke rijen overeenkomsten moest aangaan om bij aangewezen gezinnen een be paalde hoeveelheid brood te brengen. Bij een staking in 1895. om concreet te zijn, 54.474 broden, waarvoor uit de weerstandskas 3778,64 moest worden gehaald, terwijl 't nog eens 1138,34Va kostte om te voorkomen dat leden met huurschuld uit hun huizen werden ge zet. Maar de wil om te winnen bleef, gezien het citaat uit „De Diamant slijper" van 5 december 1896. „Welk een schouwspel van de tribune af. Die donkere klomp mensenlijven, met de aangezichten als vleesschijven, bleek in het vaalglanzend gasgloei licht. Langs de hele breedte en langs de hele diepte van die grote holle zaal en op de weggedonkerde gale rijen ook, opgepropt, lijf aan lijf, aan de kanten letterlijk liggend od eikaars ruggen, staande en hangende in de pilaren en de nissen, dringende op de tribune, en toch één geheel, een geheel van angstige spanning en onzekere verwachting, En die hele massa met één hart! Vol tot berstens toe over aangedaan onrecht. Met één ziel, toe gedaan aan die geliefde bond Broodroof Met name de strijd tegen de broodroof van het leerlingenstelsel ging verbit- ZATERDAG15 NOVEMBER 196S terd door. Een A.N.D.B.-piouser be schrijft zijn bezoek aan een atelier met clandestiene werkkrachten aldus: „Mo gen wij even plaats nemen, juffrouw?" (tegelijkertijd zetten wij ons op de leegstaande krukjes). Wii, onmiddellijk opstaande: maar deze plaats is warm". De juffrouw kleurt. Wij: „Juf frouw, er valt niet meer te ontkennen. Het blijkt ons uit alles,, dat 8Ü uw leeilingen verstopt hebt". Enzovoort. F.en niet geringe handicap voor de bond was tusseh haakjes het onloo chenbare feit, dat de diamantbewerkers in Nederland een slechte naam hadden, getuige de volgende ingezonden brief, geschreven, toen de A.N-D.B. de nood van zijn leden moest klagen, omdat de Boerenoorlog de aanvoer van ruwe diamant uil Zuid-Al'rika had stopgezet met een verschrikkelijke werkloosheid in Amsterdam als gevolg. „Die nood moet natuurlijk zoveel mogelijk ge lenigd worden", aldus de auteur, „maar één ding moet ons toch van het hart. In de goede dagen hebben de diamant bewerkers zorgeloos geleefd. Zij ver dienden toen veel geld, maar legden weinig terzijde. Zeer veel geld werd toen nutteloos besteed voor lekker eten en drinken en fraaie kleren om van andere buitensporigheden niet te spreken en weinigen daohten eraan, dat de goede tijden gewoonlijk heel kort en de slechte heel lang duren Maar alle tegenwind ten spijt bleef de bond zijn werk doen. Voor een moeder van drie kinderen, die als gevolg van een staking een huurschuld van twee gulden had opgelopen; de huiseigenaar bleef in haar woonkamer wachten, terwijl zij snel haar enige jas naar de lommerd bracht. Voor al die andere sloebers, die bij de strijd om betere sociale voorwaarden tussen de wal en het schip terecht dreigden te komen. Daarnaast ging zij bij dat maatschap pelijke gevecht met vliegende vaandels Jan van Zutphen zou raar op kijken bij het zien van brushed- nachthemden en verrekijkers met uitstekend optiek Blijvend Jawel, kan men zeggen, maar dat hebben de andere bonden ook gedaan. Wat is precies het baanbrekende van de A.N.D.B.? Het antwoord vergt niet veel tijd. De grote verdienste van Polak en Van Zutphen is geweest, dat zij het enthousiasme, opgewekt door de succes volle staking van november 1894, heb ben weten te gebruiken tot het stichten van een blijvende organisatie. Daarmee begon een nieuw tijdperk in de historie van de Nederlandse vakbeweging. Henri Polak, die In Engeland had gewerkt, stelde zioh de Engelse vakbeweging tot voorbeeld. Hij creëerde met de Bond van Diamantbewerkers een sterk ge centraliseerd apparaat, benoemde be zoldigde bestuurders en oefende een strenge discipline op de leden uit. In de eerste tien jaren van zijn bestaan moest de organisatie tal van stakingen en uitsluitingen verduren, maar de voorzichtige en beleidvolle wijze, waar op de strategie werd gevoerd, leidde tot een versterking van de positie van de bond, die tenslotte een macht ver wierf, ongekend in het Nederland van die dagen. Onder sterke Invloed van de Engelse vakbeweging stuurde Polak zijn A.N.D.B. in sociaal-democratische richting. De vakbond werd door zijn vaste leiding en door de hoge contri butie een organisatie met grote weerstand en grote Invloed. Lang durige conflicten werden tot een goed einde gebracht. Dit voorbeeld ging tal van andere socialistische arbeiders langzamerhand meer bekoren dan de staak-maar-raakmetöioden van de anar chistische stromingen, die in die dagen overheersten. Zo leidde het bestaan van de A.N.D.B. er uiteindelijk toe, dat Henri Polak in 1905 een vakcentrale kon stichten hetzelfde N.V.V., waai de leden nü met korting welvaarts symbolen kunnen aanschaffen als verre kijkers, centrifuges en porseleinen tafelserviezen. piet snoeren' NKV-setretaris Frans van Bakel: We moeten ons bezinnen op de toekomst Nu zit de vakbeweging in een impasse UTRECHT Het Nederlands Katholiek Vakverbond viert vrijdag 21 november het zestigjarig bestaan. Hele maal in „d'ouwe trant" met een H. Mis, opgedragen door kardinaal Alfrink, een gastspreker (prof. E. Lee mans uit Leuven) en een receptie van het verbonds bestuur. De kardinaal zal wel een pauselijk lintje bü zich hebben en ook minister Roolvink zal wel niet met lege handen komen. Lintjes moeten betaald worden en eigenlijk kan de kas van penningmeester Joop van Dorp dat helemaal niet hebben. Zeker niet na een ledenver lies van meer dan 20.000 in één jaar. Voor een hoempa- hoempastemming is dus geen enkele reden. Toch vindt NKV-secretaris Frans van Bakel bestuurder voor so ciale verzekeringen, de viering van het zestigjarig be staan zinvol. „Want", zegt hij. „we moeten deze gele genheid aangrijpen om ons in alle geledingen te bezin- op de toekomst. De Nederlandse vakbeweging ver keert Sn een impasse. We slepen het verleden mee, maar vele zaken moeten op de helling. Het wordt hoog tüd ve komen tot de opzet voor een vakbeweging die de komende twintig jaar aan kan". Er zullen ook aan de top van het jubilerende vakverbond nog mensen zijn die graag alle registers van het „rijke roomse leven" hadden opengetrokken en het strijdlied van de K.A.B. hadden gezongen. Maar het kan gewoon niet meer. Geen geschetter over het vele goede dat in jaren van strijd voor de werkende mens werd bereikt, over de opofferingen van duizenden arbeiders, de mis kenning van de voormannen, de nu verkregen machts positie enzovoort enzovoort. Allemaal aardige dingetjes voor het archief. Als het aan Frans van Bakel ligt, blijft de poeha achterwege. We moeten geen hoge borst opzetten en zeggen: jon gens, wat hebben we het toch goed gedaan. Beter kun nen we vooruit kijken: Wat gaan we doen en hoe? Van Bakel is geen man die met tam-tam aan de weg timmert. Hij heeft een nuchtere kijk op de vakbewe ging, probeert de zaken niet mooier voor te stellen dan ze zijn. De 47-jarige bestuurder, gespecialiseerd in sociale ver zekeringen, stamt uit de Peel. Net als zijn andere fa milieleden is hij daar begonnen als landarbeider. Na de Frans van Bakel oorlog heeft hij ook bij Philips gewerkt. Van Bakel kreeg zijn vorming op het A. C. de Bruijn-Instituut en was voorzitter van de Diocesane Bossche Bond. Toen deze was opgeheven, kwam hij begin 1963 als vrijge stelde bestuurder naar de vakcentrale in Utrecht. Daar staat hij bekend om zijn boeiende verhalen uit de Peel, maar ook om zijn filosofische inslag, zijn wijde kijk op het maatschappelijk gebeuren, zijn grote belezenheid en zijn zeer zinnige opmerkingen. Frans van Brakel erkent dat de Nederlandse vakbewe ging ln een impasse verkeert. Hij spreekt zelfs van een crisistoestand. Hij zegt: De vakbeweging draagt de sig natuur van het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw. Toen ging de strijd om de allereer ste bestaansvoorwaarden. Na de tweede wereldoorlog zijn we in de welvaartsstaat beland. Maar de vakbewe ging heeft er moeite mee gehad de noodzaak van om schakeling tijdig te zien. Nu wordt de noodzaak wel erkend. Maar we zijn te lang doorgegaan met de oude aanpak en opstelling. Net als de Kerk en het hele maatschappelijke leven zit de vakbeweging in een stroomversnelling. We hebben de maatschappelijke onderstromen onvoldoende en te laat gezien. Het is duidelijk dat de vakbeweging de ken merken vertoont van de maatschappij van het ogen blik. Ook in de vakbeweging is er verstarring en die vormt een belemmering om tijdig nieuwe ontwikkelin gen en behoeften te zien. De werknemers hebben in het verleden een groot ver trouwen in hun leiders gedemonstreerd. Een nadeel hiervan was wel dat de kritische instelling van onderaf vrij zwak is geweest. Het ziet ernaar uit dat steeds meer leden tot een fellere opstelling komen en het doen en laten van de bestuurders scherper volgen. Ook aan de top van de vakbeweging ziet men nog men sen die het verleden maar moeilijk kunnen vergeten, die nog met een of twee benen in de vakbeweging-van- vroeger staan. Het type vakbondsbestuurder wordt an ders. Van hem wordt een open oog voor de maatschap pelijke ontwikkelingen verwacht. Eis moet zijn dat de bekwaamste mannen aan de top van de vakbeweging komen. Van de leden wordt komt we! eens het verwijt dat de vakbeweging als springplank" naar een beter betaalde baan wordt gebruikt. Van Bakel voelt echter veel voor een grotere doorstroming aan de top van de vakbewe ging. Enerzijds gaat het hier om functies waarin men snel slijt vanwege het enerverende werk, anderzijds is er het gevaar dat men gaat vastroesten. Een tijdige doorstroming bevordert een frisse kijk en voorkomt beroepsblindheid, zegt Van Bakel. Het NKV zou vol gens hem minder huiverig moeten zijn om academisch gevormden op vitale bestuursposten te zetten. „Sociale A.N.YV.B." Moet de vakbeweging zich nog bezighouden met de strijd voor maatschappelijke vernieuwingen, of alleen fungeren als een „sociale ANWB", een dienstencentrale voor de aangesloten werknemers? Je kunt die keuze niet maken, zegt Van Bakel. De vr.kbeweging is alleen maar „sociale ANWB" schiet duidelijk tekort. Bij de strijd voor maatschappelijke hervormingen mag de vak beweging niet afzijdig gaan staan De leden verwachten natuurlijk een doeltreffende sendee van hun vakbond, daar betalen ze voor. Maar tegelijk moet de vakbewe ging zich voldoende kritisch tegenover de maatschappij blijven opstellen. De opdracht voor de vakbeweging wordt zwaarder. De bestudering van de structurele maatschappijproblemen vraagt om deskundigheid en een systematische aanpak. In het verleden hebben de vakbondsbestuurders zich vooral met onderhandelen, zaken-doen met werkgevers en regering, moeten bezighouden. Enkele van deze taken zijn van de vakcentrale meer verlegd naar de vakbon den. Voor de vakcentrale komt nu meer tijd beschikbaar voor de bestudering van de maatschappijproblemen, dat eist een ander type bestuurder. Bij de vakcentrale zullen mankracht en energie minder opgesoupeerd worden door de eisen van alle dag. Een vernieuwde aanpak vraagt ook om meer deskundigheid. Het geld ontbreekt echter om goedbetaalde wetenschappelijke medewerkers aan te trekken. Samenwerking De vraag: Of, of niet, drie vakcentrales is niet alleen een zakelijk probleem, zegt Van Bakel. Het gaat niet alleen om het vermijden van driedubbel werk, maar ook om de vraag: Kunnen we samen meer visie op de maatschappij opbrengen? Een grotere doelmatigheid en betere aanpak schept nieuwe ruimte voor de aanpak van structurele problemen. Het is wel duidelijk dat hij een groot voorstander ls van een nauwere samenwerking tussen de drie vakcen trales. „Het moet niet te lang duren, het heeft eigenlijk al te lang geduurd". Het verbondsbestuur van het NKV heeft de bereidheid tot die nauwere samenwerking uil gesproken en die in beleidsconclusies vastgelegd. Het NVV wil ook graag, bij het CNV ligt het echter moei lijker. Zo ver ls men nu dat NVV en CNV tegenover de beleidsconclusies van het NKV de eigen beleidscon clusies willen stellen. Tot nog toe is het bij die reacties gebleven. Het mag niet zo lang meer duren, of op het gebied van een nauwere samenwerking tussen de vakcentrales moe ten de eerste resultaten worden geboekt, zegt Van Ba kel. Kort na nieuwjaar moeten we tot het .feitelijke ge sprek komen en in de loop van volgend Jaar moeten we de eerste praktische resultaten zien. In het grens gebied van de vakbeweging gebeurt al het een en ander. Bij de ziekenfondsen, spaarbanken en verzekerings maatschappijen wordt over samenwerking gesproken. Ook bij een vakbond als die voor de bouwvakarbeiders bestaande vergaande wensen over een nauwere samen werking. Verwacht wordt dat bij de vakcentrales voorlopig alleen succesjes zullen worden geboekt wat betreft een nau were samenwerking tussen de wetenschappelijke advies bureaus en het juridische advies- en bystandswerk. Van Bakel ziet weinig mogelijkheden om veel verder te gaan. Naarmate de financiële noodzaak groter wordt, zal het tempo van de samenspraak wel groter worden. Eigen belang in de beginjaren van de vakbeweging was het elan van de leden niet alleen een zaak van solidariteit, maar ook van puur eigen belang. In de strijd tegen de wijd ver breide armoe vocht men ook tegen de eigen miserabele omstandigheden. In de welvaartsmaatschappij van nu zijn de leden van de vakbeweging geen proletariërs, maar meneren. De werknemer is consument geworden, veie werknemers kunnen kiezen uit het pakket wel vaartsartikelen, zegt Van Bakel. Die welvaart stemt de mensen enerzijds tot tevreden heid. De voerbak is aardig gevuld en er ls elke dag nieuwe stro. Anderzijds kampen velen met frustraties, Kunnen zich als mens niet waar maken, voelen zich een radertje in het grote geheel. Naarmate de individuele knelpunten zijn opgeheven, wordt men meer tevreden. Het elan verdwijnt dan, maar veel moeilijker lukt het om de frustraties weg te werken. De doorsnee-werkne mer onderkent die frustraties nauwelijks, maar „ver taalt" ze in materiële tekorten. Enquêtes brengen wat dit betreft wel bepaalde symptomen aan het licht, maar maken niks duidelijk van wat er achter zit. Waarom staan medezeggenschap, vermogensaanwasdellng enz. op de wensenlijst van de werknemers zo laag genoteerd? Er zou meer wetenschappelijk verantwoord motleven- onderzoek verricht moeten worden, de vakbeweging zou zich meer met de mensen zelf moeten bezighouden. Men tipt wel aan wat de wensen en behoeften van de leden zijn. maar te weinig is bekend wat er werkelijk onder hen leeft Sommige leden zullen het niet zo leuk vinden als zij ln hun welvaarlsrust worden gestoord. Hét ls geen ge makkelijke opgave om hun voor te houden welke tekor ten er nog In de wereld zijn, terwijl de eigen voerbak goed gevuld is. Van Bakel gelooft dat dit toch moet gebeuren Het appèl is te doen, er is voldoende gevoel voor billijkheid en rechtvaardigheid. Je kunt de werk nemers nog begrip bijbrengen voor de verschillen In welvaart, de nood in de ontwikkelingslanden en dicht bij de deur: De armoe voor de laagstbetaalden. Wil le tot een hernieuwd elan komen, dan zul je Je nieuwe aanpak waar moeten maken. De hoogste tijd Frans van Bakel zegt het niet, maar de traagheid waar mee de vakbeweging zich aan de Impasse tracht te ont worstelen moet hem pijn doen. Doordat het bundelen van de krachten binnen de vakbeweging zo moeizaam verloopt, wordt de kans steeds groter dat de boot naar de toekomst wordt gemist Voor Frans van Bakel geldt: ..Het is de hoogste tijd, heren**. Op de viering van het zestigjarig bestaan van het NKV heef het verbondsbestuur één grote zekerheid: De ka tholieke vakcentrale zit in een dichte mist. Een paar jaar broeden op een visieprogramma, heeft nog niet eens een lege dop opgeleverd. En in het „huis van de arbeid" ls de familiale stemming onder de twintig bonden die samen de centrale vormen niet altijd zo rustig en vredig, dat een goede basis voor de bezinning op de toekomst geschapen is. Solidariteit ls een prachtige kreet, maar reikt dikwijls niet verder dan het eigen loonzakje of het eigen bondje. ALBERT HOOGKAMER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 13