vCi., 60 jaar jong ROELOFARENDSVEEN: Een katholieke enclave in Zuidhollandse veenstreek ■wnd I s />*-1 "1fP - van groententeelt tot belangrijk bioemencentrum EEN LEVEN LANG AAN DE HAND DER MUZE Evenals Rijnsburg heeft ook Roelof- arendsveen zich van groentecentrum tot bloemenleverancier ontwikkeld. Vóór 1900 werd in dit reeds oude tuin bouwcentrum opengrondscultuur aange troffen van speciale 'Veense' producten: peulen, doperwten, snijbonen, augurken en aardbeien. Hierbij kwamen omstreeks de eeuwwisseling ook bloembollen. Langzaam breidde de glascultuur zich uit, Overigens werd in 1888 reeds een pril begin gemaakt met de teelt van bloembollen. Deze cultuur in de Veenstreek is ontstaan door louter toeval. In een voortuintje waren door 'n Inwoner Hein Loos wat narcissen van het soort „Dub bele Sions" geplant. Deze de den het in die verse grond schijnbaar uitstekend want door een langskomende opko per werd Loos voor de bollen een vrij hoog bedrag geboden. Daardoor kwam hij er toe om in plaats van doperwten maar bollen te gaan telen. Die bol lenteelt breidde zich gestadig uit en vijf jaar later werd in Roelofarendsveen door een achttal kwekers een eigen af deling gesticht van.de (thans koninklijke) Algemene Ver eniging voor Bloembollencul- Ook de eerste bloementeelt komt uit de bollen voort. Doordat in de vroege jaren van deze eeuw de bollen goed koop waren begon men met het broeien of trekken van tulpen. Dat ging allemaal nog primitief: de eerste trek kas werd gebouwd van z.g. zaairamen en de verwarming geschiedde door een huis-tuin- en-keukenkachel. Maar om streeks 1912 waren er toch al een twaalftal bloemisten. Een sterke toename kwam in de periode 1925 tot 1932. Naast het broeien van tulpen kwam ook de teelt van tulpen in de volle grond vi kassen op. ook die v, rus en in het najaar santhen. Voorts ging i over op de teelt er kwamen kassnijbonen en tomaten, maar daarnaast ook potplanten en bloe men als lathyrus, anjers en chrysanten. Deze grotere productenspreiding was een gunstig aspect, de economische kwets baarheid werd minder. Bovendien werkte de grote kinderrijkdom in dit overwegend roomse gebied splitsing der bedrijven sterk in de hand. In 1960 telde Roelofarendsveen ruim driehonderd tuinbouwbedrijven. Van de dertienduizend vierkante meter kas, ge bouwd in 1959, was de helft bestemd voor de bloementeelt. De Veense producten gedijen het beste op het z.g. „bovenlandDat is grond, die niet is verveend maar wel zeer pro ductief door een dikke laag bagger, die in de loop der jaren uit het Braassemer- meer op het land werd gebracht. koude i lathy- chry- en ook t potplan- Uit jasje gegroeid Maar de kwekerij ln de Ve nen groeide uit haar wat al te natte jasje. De Veender- en Lijkerpolder buiten de Beda king agglQmeraat brede sloten en kleine akkertjes. Het was een oud veengebied, dat na de verve ning door de tuinderij was ge annexeerd. Wegen waren er niet, alles moest per vlet of roeiboot en de akkers lagens soms kilometers ver van de woningen der tuinders. Bo vendien was kassenbouw op de kleine, lage stukjes grond een moeilijke en soms hache lijke zaak. In het najaar van 1954 werd dan ook een voor Roelof arendsveen verstrekkend besluit genomen: ruilverka veling van de Veender- en Lijkerpolder buiten de be dijking. Thans is dat gebied ontsloten door goede wegen, mo derne tuindershuizen en kassen zijn gebouwd en wat meer zegt woningen en bedrijfsschuren liggen nu bij de teelgronden. Veel werk heeft in dit verband de „SOTA" verricht, de Stichting Ontwikkeling Tuin bouw Alkemade. Deze stichting stond peet voor de Sotaweg, waaraan de moderne veilinggebouwen van „E.M.M." zijn gelegen, waarmee dan tevens de wat vreemde en voor velen onbegrijpelijke naam van deze weg is verklaard. Bloemen en groenten Export Na het tweetal bloemenveilingsjaren 1931 en 1932, met resp. omzetten von rond 61 duizend en circa 13 duizend gulden, werd in 1946 begonnen wederom naast groente ook bloemen te veilen. De opbrengsten van dat eerste volledig na-oorlogse jaar waren (afgerond) 2.139.000 voor het eetbare product en 698.000,- voor de Flora's kinderen. Tien jaar later waren deze bedragen in de zelfde volgorde 2.208.000,- en 1.377.000,- en werden wederom een decennium later 1.114.000,- en 7.005.000,-. De groenteaanvoer bewoog zich verder in dalende lijn. In het laatste jaar dat de levensimddelen over de klok gingen was de opbrengst niet meer dan een goed half miljoen tegen het 20-voudige voor de bloemen. Sinds 1967 worden uitsluitend bloemen en planten geveild met in dat jaar een omzet van meer dan 11 miljoen gulden. Zo kan men uit reeksen nuchtere veilingcyfers het „golvende" bestaan van een agrarische gemeenschap allerduidelijkst aflezen. (Gegevens voor dit artikel werden voor een groot deel ontleend aan liet door de veiling uitgegeven jubileum boekje „1918 - 50 jaar E.M.M. - 1968" met dank voor de mij gegeven gelegenheid daaruit te putten). WILLEM PRINS. Maar terug naar de tuinbouw. Van de vroegste han delsmethoden in deze groen-productie is. weinig defini tiefs bekend. Vast staat echter dat rond 1900 doperwten, sny- en herenbonen voor een groot deel werden gele verd aan conservenfabrieken, zij het op mondeling contract. Augurken, lange jaren een der voornaamste produkten van de Venen, werden door enkele plaatse lijke inleggers-op grote schaal ingemaakt en geëxpor teerd naar Engeland en Amerika. Naar Duitsland werden verse augurken geëxporteerd. Daarnaast werd ook veel afgezet op de markten van Rotterdam, Delft en Den Haag. Het produkt werd per schip daarheen vervoerd (waarmee de schipper 6 pro cent van de opbrengst verdiende) en ging dan verder door de handen van wat men toen noemde de „binnen- markters". Eendracht maakt macht De grote Roelofarendsveense veiling kwam in 1919 tot stand door samenwerking tussen drie reeds bestaande veilingen. De naam van de nieuwe veiling werd R.K. Coöp Tuindersvereniging „Eendracht maakt macht". Oorspronkelijk werden er uitsluitend groenten geveild, maar ln 1931 ging men er toe over om ook bloemen te veilen. Het veilen van bloemen hield toen nog slechts een paar jaar stand om in 1946 weer ter hand te wor den genomen. Intussen ging de groenteaanvoer geleidelijk achteruit en werd uiteindelijk zo gering, dat in het voorjaar van 1966 besloten werd tot opheffing van de afdeling groente. De nadien nog aan te voeren tuinbouwproduk- ten worden thans vc -namelijk aan de veiling te Leiden geveild. Hoewel het westen van ons land zoals trouwens meerdere streken - na de hervorming geleidelijk aan in meerderheid protestant is gewonden, zijn er altyd nog wel enkele enclaves overgebleven, waar de „Nieuwe Religie" minder of zelfs weinig vat op de bevolking heeft gekregen. We noemen de bollen streek, die in meerderheid het oude geloof trouw bleef ondanks plakkaten en vervolging. Warmond onder de rook van de protestante stad Leiden, maar ook de veenstreek voor zover behorende tot de uit gestrekte gemeente Alkemade. Voor de duin- en bollenstreek, alsook voor Warmond zijn de directe oorzaken daarvan niet zo duidelijk aan te wijzen, of het zou moeten zijn dat b.v. War mond en Lisse lange tijden katholieke „Heercn" hebben gekend. Wat echter Alkemade betreft is het wel buiten kijf, dat de trouw aan de Roomse religie van de bewoners hoofdzakelijk het werk is geweest van een zielzorger, die moeite noch lasten en zelfs verbanning is voorbij gegaan om de „in verdruckinghe synde kudde" voor de Moederkerk te bewaren: Antonius van der Plaat, ook wel „Plaetius". pastoor van Oud Ade eu andere kerspels, later aartspriester van Leiden en Rijnland. Hoewel er van deze strijdbare en geleerde priester zeer veel bekend is, leek het ons in het kader van dit jubileumnummer toch interessant genoeg om deze figuur in a nutshell te schetsen. Leidenaar Van der Plaat werd geboren in Leiden 15 december 1605 als zoon van een gereformeerd gezin. De vader was oorspronkelijk eenvoudig handwerksman, maar werd later schoolmeester. De moeder was een fanatieke memnoniste en Anto nius werd dan ook door een mennonistenpredikant gedoopt. Op latere leeftijd is zij echter katholiek ge worden, hetgijn Antonius toen reeds lang was en zelfs tot priester was gewijd. In 1630 werd hij pastoor van Oud Ade. waar hij na 48 jaar van herderlijke zorg. op 17 augustus 1678 stierf. Hij werd begraven in de gereformeerde kerk van Rijnsaterwoucle. Zijn in 1656 door A. Hanneman geschilderd portret hangt nog §teeds in de pastorie van St.-Bavo te Oud-Ade. Pastoor van Alkemade In de eerste tijden na een zeker e opleving van het Roomse geloof onder invloed van de contra-refor matie stond Alkemade onder jurisdictie van pas toor Rombout van Medenblick, die in 1606 door Sasbout Vermeer was aangesteld tot eerste pastoor van de voortzetting der Leidse St.-Pieter. Als „pas toor van Alkemade" werd hij echter al spoedig dooi' zijn medehelper „Antonius Plaet" vervangen. Volgens v. Heussen is Antonius wegens moeilijkheden met de ouders het ouderlijk huis ontvlucht en met een vriend naar Keulen gereisd. Daar werden de twee refugés ontvangen door de geboren Leidenaar Franciscus Dusseldorp, oorspronkelijk advocaat in Den Haag. later priester van het Keulse diocees Dusseldorp was bevriend met de familie van v. cl. Plaats reisgenoot. Op zijn kosten werd Antonius door Leonardus Marius van het Hollands seminarie te Keulen als kwekeling opgenomen. Hij zwoe" het mennonisme af en werd onder voorwaarde katholiek gedoopt. Hij volbracht de priesterstudie en werd op zijn 24ste verjaar'dag in Keulen gewijd Onder invloed van Marius werd hij naar het vader- Portret van Antonius van der Plaat, aartspriester van Leiden en Rijnland, eerste pastoor nan Oude Ade (naar een schilderij van A. Hanneman in de pastorie van Sint-Bavo te Oud Ade). land afgevaardigd. Korte tijd werkte hjj „ln de be diening" te Utrecht, maar werd al spoedig toege voegd aan Rombout Medenblick „als medehelper voor het platteland van Alkemade", waar nog geen priester zetelde. Van der Plaat werkte in Alkemade met veel succes; gezegd wordt dat hij er nagenoeg drieduizend he kelingen maakte. Maar ook in Alkemade sliepen de verraders niet en een zekere Anthoenis Pietersz, ..woonende aen de Vaersloot", vervulde hier de judas- rol. Verbannen uit zijn werkgebied nam v. d. Plaat de wijk naar Utrecht en was in deze stad tijdelijk werkzaam. Lang duurde echter de uitwijzing niet slechts een half jaar en in 1664 mocht hij weer naar Alkemade terugkeren. Intussen had hij weer in Keulen de graad van Licenciaat in de Godgeleerdheid behaald. Bij zijn terugkeer uit die stad bracht hij een verzameling reliquieën mee, die nog steeds in de kerk van Oud Ade worden bewaard. In 1635 woedde ook in Alkemade de pest. waardoor een groot deel van Nederland overigens werd ge teisterd. „In die dagen", aldus v. Heussen, „heeft Van der Plaat zijn schoonste lauweren verdiend". Splitsing in staties De groei van de Roomse gemeente Alkemade maakte op den duur een splitsing in verschillende parochies of staties noodzakelijk. Van der Plaat behield zelf de directe zielzorg in het westelijk gedeelte, w.o. het dorp De Kaag, Rijpweternig, Ade en Oud Ade. Om streeks 1640 werd een deel van Heer Jacobs- of Esselyckerwoude (thans Woubrugge) en Hoogmade een zelfstandige statie. Van der Plaat stichtte ook een bedehuis in Roelofarendsveen Rond 1655 volgde hij de Leidse pastoor H. P. Veld hoen op als aartspriester van Leiden en Rijnland. In mei 1658 was hij ook nog herder van de Leimui - der.se en Rijnsaterwoudse kudde, maar zijn vaste verblijf «as toch de statie Oud Ade. welks bedehuis een schuurkerk - was toegewijd aan de Haar lemse bisschoppelijke patroonsheilige Bavo. In juli van datzelfde jaar werd hij benoemd tot protonota- i'ius aoostolicus. Tevens was hij kanunnik van de Collegiale kerk Sint-Maria-ter-Trapen te Mainz. Aan deze laatste functie herinnert wellicht het gouden kruis, dat hij op het door Hanneman geschilderde portret oo de borst draagt. In Oud Ade wist hij zich bij zijn werk verzekerd van de hulp van een tweetal klopjes: Maertje Jans (de la Valle en Jannitje Frans. Zo werkte een ijverig geestelijke in de dagen van de godsdienstige vervolgingen en zijn roem is na de eeuwen nog steeds niet vergaan. De herinnering aan hem is in Oud Ade vooral nog steeds levendig. Maar niet alleen daar, doch in het hele Veense land. dat hem beschouwen mag als de fondateur van de sterke katholieke gemeenschap in dat wijde land van tuin ders, boeren en bloementelers. 4 Groei 4. m *"4ê 'lp -;V i De veiling zoals in ieder tuinbouwcentrum een graadmeter van de plaatselijke welvaart geeft in een reeks van jaarlijkse omzetten een frappante spiegel van de ups and downs in de Veense tuinderij. Men leest er de betrekkelijk vette jaren, maar ook de bar-magere crisistijden in af. Was de veilingomzet in 1919 bijna negen ton, ze schommelde ook wel eens niet hoger dan tegen de zeven ton. Eerst in 1928 kwam men voor het eerst boven het miljoen uit, tot welk bedrag men echter na dat jaar weer wachten moest tot 1941. Daar tussen lag 1937 een der meest barre crisisjaren met een omzet van iets meer dan 316 ton. •t Het veiHngsoomplex Een betrouwbare en deskundige gids door de tuin der muze van de toonkunst is mejuffrouw J. Kortmann voor onze krant ge weest. B(jna vijf decennia lang sinds zij haar recensie van de Mattheus Passie als proefwerk voor de L.C. schreef heeft ztf honderden keren in haar beschouwingen doorgemijmerd over composities, kunstenaar en opvattingen. Nu schrijft ze niet meer. De Pleyelvleuge! is weg, want die kon niet meer in haar flat kamertje van Huize Emmaus te Zoeterwoude, waar zij zich enkele jaren geleden heeft gevestigd. Temidden van herinneringentastbaar in het glanzend bruine notenhouten uaskabinetje uit de vroege empire, een barokke pendule uit Bachs tijd onder een stolp, oude kusten en schilde rijen, allemaal antieke schatten van haar voorzaten, vertelt zg nog graag van vroeger. Met haar 88 jaren is haar geest nog even buigzaam en helder. Het geheugen laat haar tot in de kleinste bijzonderheden niet in de steek. ,.lk heb in mijn leven zo veel moois gehoord en gezien. En nu zit tk hier, bij de boe ren; het heeft me heel wat tranen gekost, dat vertrek uit de stad". De muziek heefl zij bewaard in het hart, alleen daarin klinkt het nog na, want van nature is zij geen radioamatrice en ook t.v.-muziek blijft maar iets uit de tweede hand. Als zjj aan vroeger denkt zijn er weer de concerten van het Toonkunstkoor met solisten als Aaltje Noordewier en Jo Kortmanns lerares Pauline de Haan-Manifarges. Jo Kortmann ezlf zong ook mee. In de donkere oorlogsavonden heeft zij heel wat op de tast. langs regenpijpen en gevaarlijke stoepen, de weg naar de Stads gehoorzaal gevonden. Ze had toen een lantaarntje, dat de Duit sers opwond: „Licht aus", werd er dan venijnig geroepen. Toen het lantaarntje tijdens een concert vanonder haar stoel gestolen werd kreeg juffrouw Kortmann van haar broer Jacques een koperen lantaarn uit de eerste wereldoorlog. Die hing met een leertje op de buik en als je aan een kettinkje trok zei-ie rrrrt en kwam er licht uit. De straatjongens riepen dan eveneens rrrrt en de Duitsers brulden van de weersomstuit: „Licht aus". Dat ging zo, in die dagen. In de zaal zat zij te bibberen van de kou onder een reisdekentje, samen met mede-recensent Franco Mendes. „Kom er maar bij zitten", nodigde ze hem uit. „Ja. maar je verkoopt toch geen schuine praat, hef" informeerde Mendes voorzichtig: Het was een mooie tijd. 's Zondagsmiddags waren er vaak uit voeringen onder auspiciën van de NSB, zoals in de reeks „Ta lentvolle jongeren stellen zich voor". Jo Kortmann vergTeep zich hieraan, want ln haar recensie schreef zij eens: ze zijn talentvol noch jong Een L.C.-redacteur voorkwam, dat zij op het rood-zwarte matje werd geroepen. Volgend jaar mag ze met me mee naar Jeanne d'Arc au bücher van Honneger. Ze zou er dolgelukkig mee zijn. T.P.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 7