MOLENS
BIJ DE
VLEET
60 jaar jong
Men zal op
de landkaart
Alkemade
vergeefs
zoeken
Handel zit
Rijnsburger
in het bloed
Beoosten Leiden en ten zuiden van de Haarlemmermeerpolder ligt een 28 vierkante
kilometer groot gebied van water en lage landen: één gemeente, zes dorpen.
Deze agglomeratie van oude waterlopen en veenpolders, de Kagerplassen en het
Braassemermeer is de gemeente Alkemade. Maar die naam zal men op geen
enkele landkaart kunnen vinden, want een dorp van die naam bestaat nu eenmaal
niet. Het is nog slechts een naam uit de feodale tijd van heerlijkheden en am
bachten, in casu die van de heerlijheid Alkemade, waarvan de heren in Warmond
hun kasteel hadden.
Thans is het dan een verzamelnaam voor een trits van
zes dorpen: het bestuurscentrum Roelofarendsveen.
Oude Wetering, Nieuwe Wetering, Rijpwetering, Oud
Ade en De Kaag. Een goede eeuw geleden vormde de
Hoge en Lage (of Vrije) Boekhorst nabij de Kaag nog
een afzonderlijke gemeente, maar werd toen in Alke
made getransplanteerd. Dat werd toen een beetje gro
ter. misschien wel als compensatie van het gebieds-
verlies, dat geleden werd met de droogmaking van het
Haarlemmermeer.
Het is een gemeente met drie gezichten: Oude Wete
ring en De Kaag zijn bekend door het watertoerisme,
Roelofarendsveen is een tuinbouwdorp (waaraan wij
overigens een afzonderlijke bijdrage wijden) en in het
resterende deel bemoeien de bewoners zich in hoofd
zaak met de veeteelt.
Recht van heerlijkheid
De heerlijkheid Alkemade ontleent haar naam aan het
adellijke geslacht van die naam, maar over de beteke
nis daarvan weet men niets met zekerheid. In 1291
verleende graaf Floris V het recht van heerlijkheid op
de bezittingen van het riddermatige geslacht in de
lage Veense landen en moerassen. In 1795 vijf eeu
wen later dus, bij het uitroepen van de Bataafse Re
publiek werd de heerlijkheid omgezet ln een muni-
cipaliteit of wat wij dan noemen: een gemeente.
Alleen het gemeentewapen herinnert nog aan de heer
lijkheid en haar heren: „Zijnde van Zilver beladen met
een klimmende Leeuw van Sabel, gekroond en getongd
van Goud" zoals de Hooge Adel het in 1816 „Van
Wege den Koning" bevestigde.
De Kaag is waarschijnlijk het eerste deel van Alke
made waar zich in de middeleeuwen mensen vestig
den. In acten uit 1308 wordt „Die Caghe" reeds ge
noemd. Men zegt dat omstreeks 1350 een zekere Roelof
Arendszoon ln de omgeving een poldertje kocht en
hij zou daarmee zijn naam gegeven hebben aan het
uitgeveende stuk land waarop en waaromheen zich een
dorp ontwikkelde dat sindsdien zij het met tijds
eigen varianten (Roelevaertjesveen!) die naam deed
voortleven. Wie het heter weet mag het overigens
zeggen.
Burgemeester Smolders van Alkemade.
Regthuys
Het eerste „Regthuys" van de heerlijkheid stond in
Rijpwetering en heette „De Vergulde Vos". Later
in 1704 te Oude Wetering, „De Witte Engel" gehe
ten, dat het huidige „Het Wapen van Alkemade" is.
Het thans nog in gebruik zijnde raad- of gemeentehuls
werd in 1869 te Roelofarendsveen gebouwd; het werd
verbouwd en aan de eisen van de tijd aangepast in
1883, 1923 en 3951.
Volgens de volkstelling van 1622 bedroeg het inwoner
tal toen 2621 zielen; in de eerste helft van de negen
tiende eeuw rond drieduizend. Op het ogenblik zijn er
om en de by elfduizend Alkemadenaren.
De bevolking is overwegend katholiek en ieder dorp
heeft dan ook een eigen kerk, Roelofarendsveen zelfs
twee. Daarbij komen nog twee Nederlands Herv. ge
meenten, een Gereformeerde en een Remonstrantse
kerk.
De godsdienstige gesteldheid demonstreert zich ook in
de samenstelling van de gemeenteraad: dertien katho
lieken op een totaal van 15 leden, een CHU en een AR.
De wethouders zijn beiden KVP, alsook burgemeester
P. M. F. Smolders, met wie wij over zijn gemeente een
prettig gesprek hadden.
voor gymnastiek, een voor volleybal en
nis gelegenheid geven.
Biljartverenigingen zijn er niet minder dan zes, waar
onder een jeugdvereniging. En hoe kan het anders in
dit waterland, het telt ook nog vier ijsverenigingen.
Tenslotte hoopt men binnen niet al te verre toekomst
een overdekte zweminrichting annex open bad te
hebben gerealiseerd.
Wat het onderwijs betreft: behalve natuurlijk de ge
wone lagere scholen is er in Alkemade een Technische
School, een huishoudschool (waarvoor men bezig is
en toch is het een gemeente
van zo'n elfduizend inwoners
aan nieuwbouw) en een nog steeds in groei en bloei
toenemende mavo-school. Al deze scholen hebben een
gymnastieklokaal. Ook in de dorpshulzen is sport
accommodatie.
Toch is er op het gebied van de recreatieve ontwikke
ling nog wel wat te doen. Zoals bekend behoort het
landelijk gebied tussen Alkemade en Leiden tot de z.g.
Groene Slagboom van de Randstad Holland. Dat wil
zeggen, dat dit gebied in de toekomst bestemd is voor
de recreatie van de steden. Daartoe behoort vanzelf
sprekend ook de waterrecreatie, zoals die beoefend
wordt op de plassen het Braassemermeer. Maar dit
zijn recreatiemogelijkheden op nationaal en zelfs in
ternationaal niveau, terwijl de dagrecreatiemogelijk
heden voor de naburige stedeling alleen maar beperkt
blijft.
In de toekomst zal de Groene Slagboom voor hen in
deze mogelijkheid van ontspanning moeten voorzien
en daarom wordt er in Alkemade ook fel gereageerd
tegen de plannen voor een grote elektriciteitscentrale
in Oud Ade. die al door Zoeterwoude op zijn grondge
bied is afgewezen.
Zouden deze door Alkemade niet gewenste plannen in
Oud Ade verwezenlijkt worden, dan zal dat niet ge
beuren dan na veel strijd.
Agrarische gemeente
Zoals reeds gezegd Is Alkemade een zuiver agrarische
gemeente, verdeeld in niet minder dan zestien grote of
kleine polders. Het tuinbouwcentrum is Roelofarends
veen, waar de uitgeveende grond voorteffelijk voor
tuinbouw geschikt bleek. Grote industrie is er niet.
slechts wat verzorgende nijverheid, die geconcentreerd
zal worden op een klein industrieterrein.
De teelt van groente maakte langzamerhand onder
druk van slechte bedrijfsultkomsten plaats voor bloe
menteelt en thans is het dorp een lang niet onbelang
rijk bloemencentrum. Een betrekkelijk kleine opper
vlakte wordt nog benut voor de teelt van eetbare ge-
Cultuur
Dat de nijvere bevolking naast de strijd om het dage
lijks brood ook nog oog heeft voor andere zaken be
wijst het bestaan van een drietal toneelverenigingen
en zeven muziek- en zangverenigingen. Er zijn jeugd
groepen van gidsen en „rakkers", centra voor jeugd-
vorming voor Jongens en meisjes, een Kommissie
Kath. jeugdwerk, een Stichting Jeugd Alkemade en de
in 1899 reeds opgerichte sociëteit „Eensgezindheid".
De dorpen Roelofarendsveen, Oude- en Nieuwe Wete
ring en Rijpwetering tellen bejaardencomités en dorps
huizen zijn gesticht in Roelofarendsveen, Rijpwetering
en Oud Ade.
Behalve natuurlijk het zeilen worden ook andere spor
ten beoefend, waartoe vijf voetbalverenigingen, een
vereniging voor tafeltennis, twee voor handbal, een
i ansichtkaart was stond
de achterzijde: „Gezicht op Roelof arendsveen"
„De ontwikkeling van de bloemisterij heeft in de
achter ons liggende halve eeuw niet langs
wegen der geleidelijkheid plaatsgevonden. Er
zijn schokken t» de groei opgetreden. Een
wereldoorlog en een periode van hoogconjunc
tuur gingen vooraf aan de diepe depressie der
jaren dertig, die op zijn beurt door een tweede
wereldoorlog en een tweede periode van hoog
conjunctuur werd gevolgd. Deze evenementen
hebben de loop der zaken op bloemisterij ge
bied in belangrijke mate beïnvloed".
Deze regels schreef dr. J. H. van Stuyvenberg in
,J)e bloemisterij in Nederland" (1961 Den Haag),
uitgegeven bij gelegenheid van het 50-jarig be
staan der Vereniging „De Nederlandse bloemis
terij".
De hierin vervatte summiere geschiedenis van
het verloop i» grote trekken gedurende de eerste
zes decennia van onze eeuw heeft zich, voor wat
de hoogconjunctuur betreft, waarmee dat tijd
perk kon worden afgesloten, voortgezet. De bloe
men- en plantenveilingen in de Veen- en Duiu-
streek mogen zich van jaar tot jaar verheugen
in steeds groeiende omzetten, maar ook in ver
andering van het aangeboden planten- en bloe-
mentableau. Dat geldt zowel voor de klassieke
snijbloemen en potplanten, alsook voor de boi-
bloemen, die vooral de jaren na wereldoorlog
twee een sterke troef werden in het. totale bin
nenlandse verbruik en in het exportpakket. De
graadmeters daarvan zijn de twee grote bloemen
veilingen in het verspreidingsgebied van onze
thans 60-jarige Leidse Courant: de veiling van
Roelofarendsveen en „Flora" te Rijnsburg.
Rijnsburg
De bloementeelt, in Rijnsburg is ouder dan die in
het. Westland. Tegen het einde van de vorige
eeuw begonnen enkele Rijnsburgse en Oegst-
geestse boerenzoons met de teelt van groente.
Door de toenemende bevolkingsdruk, de geringe
afvloeiing naar elders en de schaarsheid van
grond werden de boerenbedrijven steeds kleiner.
Maar in het begin van deze eeuw kwam naast
de teelt van groente ook die van bloemen op.
Het waren niet alleen kleine boeren of boeren
zoons, die daarmee begonnen, ook landarbeiders.
Onder deze laatsten heerste een grote drang naar
zelfstandigheid en economische onafhankelijk
heid. De eerste mogelijkheid om dit te bereiken
werd met succes uitgebuit, n.l. door de tulpen
■van de bollenkwekers in de buurt, die op de af
valhopen terechtgekomen waren, per kruiwagen,
vooral in Den Haag, ten verkoop aan te bieden.
Met zoveel succes zelfs, dat deze pioniers spoedig
daarna stukjes grasland wisten te verkrijgen.
Dat land werd dan „gescheurd" en met goedkope
bollen beplant waarvan de bloemen tegen goed
geld werden verkocht.
Teelt en handel
De bloementeelt, vooral die van bolbloemcn,
breidde zich in Rijnsburg en omgeving uit. En
niet alleen de teelt, ook de handel in bloemen,
want de bedrijven waren over het algemeen te
klein en de gezinnen te groot om alleen van de
teelt te kunnen bestaan. Zo werd Rijnsburg reeds
in het begin van dezs eeuw een bekend bloemen-
handelscentrum. Reeds jong werden de kinderen
met de handel vertrouwd gemaakt. Er was altijd
wel een aankomende handelsman in de familie
en wie dat niet was werd de kweker, zodat in
vele bedrijven het mes aan ticee kanten kon
snijden, de teelt en de handel. De ontwikkeling
op vervoersgebied had tot gevolg, dat de Rijns-
burgers hun produkten steeds verder van hun
woonplaats verwijderd aan de man of vrouw
brachten. Nadat eerst de afzet uitsluitend op het
binnenland was gericht eu dan nog op de meer
directe omgeving nam de export echter hand
over hand toe. De eerste schuchtere pogingen in
die richting weiden in 1982 ondernomen door de
Rijnsburgse veiling „Flora
Crisistijd
Maar »n de crisistijd ging het mis. Het eerste
van de dertiger jaren was voor Rijnsburg een
rampjaar door de val van lief pond sterling en
de importbeperkingen door Engeland. Van de:e
beschermende maatregelen van de Britten kreeg
overigens niet alleen de bloemhandèl de klappen,
ook de bollenkwekers weten er nog ran mee te
praten. Er werd toen zoveel verloren, dat vete
kwekers in 191/0 de slag nog niet te boren waren
en talrijke kleine bedrijven, gingen ten onder.
Rijnsburg zou echter Rijnsburg niet. zijn als men
bij de pakken was gaan neerzitten: men wierp
zich weer met. elan op de binnenlandse markt.
Na 19S6 teerden de bólbloemen en andere pro
dukten in toenemende mate door het hele land
verzonden en overal reden Rijnsburgse auto's
rond om afzet Ie zoeken.
Groente verdween
De oorspronkelijke groenteteelt in Rijnsburg ging
hoe langer hoe meer In oppervlakte achteruit
ten gunste van de teelt van bloemen. Werden in
1950 nog slechts 79 ha. voor bloementeelt benut,
acht- jaar later tcaren dat er reeds 11/0. In bijna
gelijke mate daalde de oppervlakte groente in
die periode, n.U van HO naar rond 90 ha.
De plassen van Oude Wetering.
'olgem de HH. vissers zulke joekels uitgehaald worden.
In de Venen en Rijnland
Er zijn vele molengebieden in ons goede vaderland.
We denken maar aan de Zaanstreek, aan de be
roemde molengangen van Kinderdijk en boven Alk
maar, maar nergens zo uniek In z'n totaliteit als in
het. plassengebied van Rijnland, ook bekend als het
Leidse nierendistrict, dat met z'n wijde polders, z'n
golvende plassen en z'n vele kruissloaiule molens
/.onder beding mag gezien worden als een der mooi
ste molenlandschappen die we in Nederland kennen.
Zovele bezoekers uit het buitenland en niet alleen
de Engelse en Amerikaanse toerist, die nu eenmaal
begeesterd is door zo'n lovely dutch windmill
beamen dat van ganser harte. Meer nog dan wij,
die het dagelijks kunnen zien by wijze van spreken,
al moet dat dagelijks dan wel met een korreltje zout
worden genomen.
Kostbaar bezit
Het molenbezit Is eeu kostbaar bezit, .naar ook een
bezit dat jarenlang is verwaarloosd. De opkomst
van de stoommachine en de dieselmotor heeft de
molenaar minder afhankelijk gemaakt van de wind
Veel molens werden ontluisterd, afgebroken of ver
gingen door verwaarlozing in weer en wind. Van
sommige bleef alleen de stenen onderbouw over
om daar het machinegemaal in onder te brengen
en zo'n afgeknotte stomp is maar een zielig geval
in het groene landschap of langs een poldervaart.
Veel stoer-Hollands schoon van het platteland ging
onherstelbaar verloren.
Kentering
Gelukkig trad er een kentering ln. Verenigingen ais
„De Hollandse molen" en dichter by de Leidse
Buurt „De Rijnlandse Molenstichting" hebben
zich het lot van de nog bestaande windreuzen aan
getrokken. Zij doen hun uiterste best te behouden
wat nog over ls en door restauratie, ook wel door
de molens en twaalfkante stenen gevaarten. Bij
Aarlanderveen is nog een zgn. molenviergang in
bedrijf die het water trapsgewijze opvoert die
enig in de wereld is.
De vijftien molens, die de Rijnlandse Molenstichting
in bezit of beheer heeft, staan over het gehele gebied
verspreid, nl. drie in de gemeente Alkemade, twee
onder Hazerswoude, een onder Leiderdorp, een on
Koudekerk aan den Rijn, een onder Noordwijk, drie
onder Warmond, eveneens drie onder Woubrugge-
Hoogmade en een onder Zoeterwoude.
De bekendste en meest gefotografeerde van deze
windgiganten is wel de wip-watermolen „De Vrouw
Venne" by Oud-Ade in de gemeente Alkemade. In
oorsprong is deze molen vroeg zeventiende eeuws,
maar ze werd in 1835 grotendeels vernieuwd. Deze
maalvaardige molen ligt langs de toeristische Hol
land-Middenroute van de A.NAV.B.
De Rijnlandse molens zijn gedeeltelijk al zeer oud,
al werden ze dan verschillende malen vernieuwd en
in recente dagen gerestaureerd. Het merendeel van
de vyftien molens van de Stichting dateert uit de
zeventiende eeuw. Enkele uit de achttiende en negen
tiende eeuw. De jongste is de Vlietmolen aan de
Kromme Does te Hoogmade, die in 1913 werd ge
bouwd op de plaats van zyn afgebrande voorganger.
En wat betreft de maalvaardigheidnegen molens
zyn gerestaureerd en maalvaardlg, drie wel geres
taureerd maar niet m&alvaardig, een is wel maal
vaardlg maar moet nog worden gerestaureerd, ter
wijl twee molens tevens op restauratie wachten en
in afwachting daarvan niet maaivaardig zijn.
Kan doel worden bereikt?
Zal de Rijnlandse Molenstichting in de komende jaren
er ln slagen de buiten gebruik staande poldermoleus
in Rynland in eigendom te verwerven om deze te
restaureren, met andere woorden, zal de stichting in
Maar er zijn vele moeilijkheden verbonden aan het
behoud, niet in het minst door de grote financiële
offers, die het vergt. Gelukkig zijn er polderbesturen,
die open stonden voor dat behoud en hun molens
aan de Stichting overdioegen. Dat neemt don wel
weer niet weg dat de Stichting voor grote geldelijke
problemen wordt geplaatst. Over die moeilijkheden
lezen we b.v. in het Jaarverslag 1968 van „De Rijn
landse Molenstichting" onder meer:
„Waren in de eerste jaren (van het nu tienjarig be
staan van de Stichting) polderbesturen nog wel be
reid om windmolens aan onze stichting af te staan
met de wetenschap dat deze voor poodbemaling nog
achter de hand bleven, in de latere jaren kon van
noodbemaling geen sprake meer zijn. Molens mid-
Jeu in de polders werden van het buitenwater af
gesloten, teneinde het kostbare op hoogte houden van
de polderkadeu te ontlopen. Voor bemaling-van de
polders werden gemalen aangebracht zo dicht mo
gelijk bij Rijnlands boezemwater, terwijl de polder
besturen de overcomplete windmolens zo voordelig
mogelijk van de hand trachtten te doen. Verkoop
aan de stichting had wel de voorkeur, maar de
gevraagde en door particulieren vaak geboden pry-
zen lagen voor onze stichting veel te hoog.
Maar ook om andere redenen ls de financiering be
zwaarlijker geworden. De kosten van restauratie
der molens werden steeds hoger, zoals by het res
taureren van alle oude bouwwerken doen zich steeds
grote tegenvallers voor, met gevolg overschrijdingen
van kostenramingen, welke weer lelden tot vertra
ging van uitbetaling van overheidssubsidies."
yefotografe i
de komende jaren over voldoende middelen beschik
ken om haar doel te bereiken?, zo vraagt het be
stuur zich bezorgd af
Dat zal alleen dan mogelijk zjjn indien veel meer
molenvrienden de stichting steunen. Een aantal be
gunstigers van nog geen vierhonderd is beslist on
voldoende. Zonder de hulp van velen kan de stichting
liet niet redden.
Want met eeu vrijmoedige variant op het oude
Zaanse rijmpje kunnen we wel besluiten:
„Het land is wijd, de plas is breed,
wie wil de plas bevaren?
Men vindt er molens bij de vleet,
maar arme eigenaren."
Allerlei fatsoen
Rijnland kent molens van velerlei fatsoen en afme
ting. Er zyn kleine en grote wipmolens, stenen en
houten-met-riet-gedekte achtkante bovenkruiers, ron-
(Voor dit artikel werd vrijmoedig gebrulle
gemaakt van gegevens uit het jaarverslag
1968 van De Rijnlandse Molenstichting en van
een opstel door voorzitter A. Bicker Caarten
In „Olie'', het personeelsblad van do Kon.
Shell.)