60 jaar jong Katholieke arbeider liep te veel achter de rokken van de geestelijken aan INDUSTRIE GEEN KWALIJKE HOBBY VAN ENKELING „Een werkgever, 'n zeer cynisch mens, zei eens legen m\j: Zo gauw de vakbeweging wegvalt, dan worden alle kantines, die roze geschilderd zijn weer zwart; geen man komt er meer in en geen mens meer krijgt koffie van het bedrijf; dan is het alleen nog maar werken geblazen. Ik heb de indruk dat het zo is, want vertel my niet dat er werkgevers zijn, die prachtige kantines neer laten zetten met leuke serveersters er in uit oogpunt van medemenselijkheid. Denk niet, dat als de vakbeweging wegvalt er nog werkgevers zijn, die tegen hun werk nemers zeggen: jullie krijgen een kerstgratificatie, of: jullie krijgen 3 weken vakantie met 6 vakantie toeslag. Nee, dat is er dan allemaal niet meer by. We vallen dan terug in diezelfde trieste toestanden van tien tallen jaren geleden en je zou enorme onrust krijgen In Nederland." Hier is duMelijk een man uit de vakbeweging aan het woord. Het is de heer Th. de Wilde Jr., de NKV-voor zitter afd. Leiden. In een jubileumuitgave van een regionale krant hoort zeker ook een artikel thuis over hoe de vakbeweging op plaatselijk niveau in de loop der jaren gereild en gezeild heeft. Daarom zijn we gaan praten met de heer De Wilde en de heer T. A. M. Kok. Laatstgenoemde heeft 50 jaar een bestuursfunctie vervuld in de vak beweging. In de tijd, dat de heer Kok aan de slag ging was het lid zijn van een vakorganisatie geen vanzelfsprekendheid Van de 50 cent zakgeld, die hfl per week kreeg, was hij de helft kwijt aan contributie van de HKB. Op 18-jarige leeftijd werd de heer Kok secretaris van de HKB. Een van zijn herinneringen uit <Me tijd is: „Het eerste, wat ik toen als secretaris deed, was o.a. via de Leidse Courant een geweldige aamval opzetten tegen de conservatieve katholieke patroons, die hun personeel verboden lid te zijn. van een vakorganisatie. Toen mijn baas daar van hoorde, werd ik bij hem geroepen en hij zei: Ben jij ook al communist geworden. Dat wil ik niet en dat duld ik niet. Ik werd toen voor de keus gesteld: of de laan uit of dat secretarisbaantje neerleggen. Ik koos "oor het eerste. Hij keek daar wel van op. Hij is ook later op zijn beslissing teruggekomen. Mijn baas was een goed katholiek mens hoor, daar niet van, maar hij was conservatief tot en met." Pas nadat Paus Leo xm zijn encycliek Rerum Novarum wereldkundig had gemaakt en waarin werd aangedron gen op betere woon-, leef- en werkklimaat voor de arbeiders, werd het getolereerd dat de katholieke werk nemer lid kon worden van de vakbeweging. De voorloper van de huidige NKV was de KAB. welke na de oorlog werd opgericht. Daarvoor waren de katho lieke werknemers verenigd in de Roomschkatholieke Werklieden Vereeniging. Daarnaast bestond ook de Volksbond; een standsorganisatie, die zich voornamelijk bezig hield met het geestelijk en cultureel welzijn van de katholieke arbeider te bevorderen en te stimuleren. Ook middenstanders konden er lid van zijn. Met CAO's hield de Volksbond zich niet bezig, maar %vel met een toneelvereniging als „Vondel" en muziekgezelschappen ais Perosi en St. Cecilia. Tevens droeg de Volksbond zorg voor de steunuitkering en had ze een gebouw aan de Steeenschuur, waar de katholieke werkeloze kon kaarten en voor een schijntje koffie/koek kon krijgen. De Volks bond afd. Leiden organiseerde ook cursussen. Zo is de huidige technische school Don Bosco eigenlijk een kind van de Volksbond. De leden van de katholieke vakbeweging waren hoofd zakelijk handarbeiders. „Witte boorden" werden veel minder geteld. De heer De Wilde: De katholiek van 1920/1930 schaamde zich om lid te worden van een bond. Hij vond dat te veel afglijden naai- de „rooie" kant. Hij voelde zich daar te hoog voor. Dat is nog wel zo. Er zijn er nog die zeggen: Lid worden van een bond? Dat is niks voor mij. Ze verrekken het contributie te betalen, maar plukken wel de vruchten van de vakbond. Over de vakbeweging en over de toekomst van. de vak beweging heeft de heer De Wilde zo zijn eigen ge dachten. Hij zou willen, dat de drie grote vakcentrales (het NW, het NKV en het CNV) zo gauw mogelijk een fusie aangingen. Liever vandaag nog, dan morgen. Hij heeft ook kritiek: De vakbeweging moet proberen haar zoetsappigheid zien kwijt te raken. Veel te veel hoge vaikbondsmensen zijn door hun werk en door hun contacten met de werkgevers te lief geworden. Door die zoetsappigheid ook hebben vooral veel jonge werk nemers geen vertrouwen meer in de vakbeweging. Van daar ook misschien die terugloop van leden. Over de werknemer: De arbeider is nog steeds niet voldoende geëmancipeerd. Hij kent de waarde niet van zijn werk binnen het bedrijf. Hy denkt nog te veel: Ik krijg elke week zoveel centjes in mijn hand. ik heb een t.v., ik ga elk jaar met vakantie en ik heb een tweedehands autootje voor mijn deur staan. Ik ben klaar. Hij verlaagt zijn mens-zijn op louter materiële gronden. Wat er dan bij moet komen? Naastenliefde. Dat houdt in de praktijk onder meer in dat men lid wordt van een vakbond. Via krant, radio en t.v. weet ook de arbeider wat er zoal gaande is en dan moet hij denken: I/c wil meedoen aan die worsteling. De regionale vakbondbestuursleden doen him werk voor de vakbond uit idealisme. De heer De Wilde: Ze vragen aan mij weieens: Wat krijg je nou voor al dat werk? Dan zeg ik: Niks. Maar dat gaat er uit. Meer en meer komen de bestuur lijke baantjes in handen van betaalde krachten. Het idealisme wordt natuurlijk minder, maar daar staat tegenover, dat de problemen beter kunnen worden be keken en worden behandeld. Dat het ook wetenschappe lijk meer verantwoord is. De heer Kok: Vroeger waren de afdelingsbestuurderen onafhankelijker. Nu krijg je alle voorschriften van boven. De heer De Wilde zegt overigens miu nog over de begin tijd van de vakbeweging: „De katholieke intellectueel de geestelijkheid inbegrepen heeft de katholieke arbeider van die tijd -volkomen in de kou laten staan. De katholieke arbeider was een onmondig kind, dat wel elke week trouw naar de kerk mocht en ook mee mocht zingen, maar verder in wezen niets te vertellen had. En dat neem ik die leidinggevenden van toen eigenlijk nog kwalijk. Die regentenmentaliteit van toen komt trouwens nog voor. Niet zozeer als vroeger natuurlijk, maar ze bestaat nog steeds. Een voorbeeld? Neem alle katholieke kerk besturen in Leiden en omgeving. Voor iedere werk nemer, die daar zitting In heeft, steek ik een kaars op. Dat kost me nog geen kwartje. Je komt ze eenvoudig weg niet tegen. Moet je nagaan: we leven nu in 1969. Kijk ook maar naar het grote schoolbestuur in Leiden. Er zitten geen arbeiders in. Daar heb ik eerder over gekankerd. Ik heb er ook over gepraat in ons bestuur. Ze hebben tegen ons gezegd: Jullie komen maar naar ons toe. Maar dat doen we niet meer. Die tijd is voorbij. Nog een voorbeeld: Neem de grote missietentoonstel lingen, die altijd in Leiden zijn georganiseerd. Onze bouwvakkers stonden altijd direct klaar om de boel op te bouwen. Maar denk niet. dat op de openingsdag een van hen in zijn mooie pakkie er bij mocht zijn. Wie wel? Degenen, die vanwege hun status of vanwege het titeltje voor hun naam de bisschop of de deken mochten rondleiden, maar in wezen geen fluit gedaan hadden. De heer Kok: De kuddegeest was in die tyd erg een- zijdig. In doorsnee liep men te veel achter de rokken van de geestelijkheid aan. Als een geestelijk adviseur op een vergadering het woord nam, dan was het dood stil en als er iets was, dat hem niet zinde, dan reageerde men onmiddellijk door te beloven dat het in orde kwam. We stonden onder zeer zware controle van onze geeste lijke adviseurs. De heer De Wilde over hetzelfde onderwerp: Demon straties van katholieke vakorganisaties waren er niet bij. Die werden tegengehouden door de geestelijkheid. Er waren natuurlijk ook goede g.a.'s. Pater Tesser bij voorbeeld. Die heeft zelfs eens gezegd: Je kunt beter lid worden van de vakbond, dam van de congregatie. De katholieke vakbeweging heeft het moeilijk gehad. Ze moest niet alleen opboksen tegen de weinig sociaal voelende werkgevers, maar ook tegen de socialisten en de „rooie" protestanten. De heer Kok: De concurrentie ging zelfs zo ver. dat als wij een loonsverhoging voor stelden van 5.de socialisten kwamen met een voorstel van 5.10 of zelfs 6, Een vakbeweging is een vakbeweging, kan men zeggen. Punt uit. Daarom: Wat was eigenlijk het verschil tus sen de katholieke vakbond en de socialistische vakbond De heer Kok: De manier, de wijze, waarop de socialis tische beweging zich Instelde was zuiver materialistisch, terwijl wij zuiver op katholieke sociale begrippen waren ingesteld. Zij waren ook revolutionair, terwijl wij koningsgezind waren. De vakbonden waren in het verleden zeer nauw ver bonden met de politieke partijen. In de verkiezingstijd kwamen dan ook de vakbonden met vaandels en al in het geweer. De heren De Wilde en Kok kunnen daar uitgebreid over vertellen'. De heer De Wilde: We hadden een club die speciaal onze „rooie" broeders naging. Riepen zij: Stem mr. Van Eek, dan riepen wij: Breek je nek. Ik kan me nog goed herinneren, dat we een keer het gebouw van de socialisten Ons Centrum op de Hooigracht vol geplakt hebben met biljetten van Romme. Stom hoor, achteraf, maar je had er destijds wat plezier mee. Het was voor een gedeelte ook onze afleiding. We deden het niet zozeer voor Romme. maar meer omdat we dan een hele nacht de hort op konden en de volgende dag konden zeggen: We zijn op pad geweest en een hele nacht in touw geweest voor de Volkspartij. De heer De Wilde is niet alleen vakbondsbestuurder, hij ls ook gemeenteraadslid van de KVP in Leiden. Over de woningbouw zegt hij: Ik snap niet, dat de arbeiders van Leiden zo rustig kunnen blijven onder dit beleid. Als lid van de commissie huisvesting heb ik de vreselijkste toestanden gezien Aan de havens van Rotterdam is men voor minder ern stige redenen in staking gega&m De Leidenaars zijn apathisch gemaakt. Ze zijn murw gemaakt. Niet door onze B. en W. of door vorigen hoor Nee, dat is al generaties zo. Door de hemeltergende toestanden, die heersten, toen de wol- en textielindustrie hun grote bloei beleefden En tenslotte over de ondernemingsraden: Heel leuk en aardig hoor, die ondernemingsraden. Voor de wet is het verplicht en daarom kunnen de werkgevers er niet onderuit. Werknemers kunnen nu met hun directie in alle gemoedelijkheid praten over het bedrijf, maar ln feite stelt het niets voor natuurlijk. Uiteindelijk telt toch alleen de stem van de directie. De directies denken, dat de vakbond op haar stoel wil gaan zitten, maar dat ls helemaal niet het geval. De werknemer, de arbeider wil alleen als zijn bedrijf winst gemaakt heeft een eeriyke portie van die winst. Daar heeft htj ook recht op. Ook hij heeft het hele jaar hard voor het bedrijf gewerkt. Akkoord, als iemand geld in het bedrijf heeft gestoken, dan moet hij daar rente van zien. En als er veel winst is gemaakt, dan moet hij behoorlijke rente zien, maar dat mag niet te gek wor den. Ook de arbeider, die er tenslotte het hardst voor gewerkt heeft, moet dan een behoorlijk portie krygen JAN LBUNE „Ik kan me best voorstellen, dat je je als gewoon burger, als individu bedreigd kan voelen door de in dustrie. Een tydje heb ik in een flat langs de Nieuwe Waterweg gewoond. Wat luchtverontreiniging is weel ik ook. De beschuldigende vinger kan gauw gaan in de richting van die industrie daar aan de overkant. Maar daarmee zyn we er natuurlyk niet. Die industrie moet er namelyk zyn. Die is iegenlyk van iedereen. Neem de situatie hier in Leiden. Tweederde van de beroeps bevolking zit in de industrie. Een groot deel van de rest is bovendien ln meerdere of mindere mate afhan- kelyk van het welzyn van de industrie. Ik wil maar zeggen, dat het gewoon niet reëel is om het verschynsel industrie als een geïsoleerd geval in onze samenleving te zien. Geeft de industrie problemen dan zyn dat de problemen van de hele samenleving. Ir. H. van der Velde verschilt in weinig of niets van mening met ir. A. Sitsen, de huidige voorzitter van de Leidse Vereniging van Industriëlen, die hij volgend jaar gaat opvolgen. Enkele jaren geleden toen ir. Sitsen de hamer van de Vereniging in handen kreeg was de LVI feitelijk niet veel meer dan een gezelligheids- vereniging. Problemen kwamen weliswaar wel eens aan de orde, maar het accent lag in hoofdzaak op de con tactmogelijkheid in de informele sfeer. Er is veel ver anderd in de LVI de laatste jaren „In de naaste toekomst gaan we het optreden na$r buiten nog intensiveren," vertelt de heer Van der Velde. „Bijna alles wat er landelyk, regionaal en stedelijk gebeurt is belangrijk en kan van grote invloed zijn op het industriële klimaat. Streekplannen, verkeersvoor- zieningen, woningbouwplannen. De LVI moet er gewoon bij zijn, op alle mogelijke niveaus, waarop gedacht en gehandeld wordt over de toekomst! Onderdeel van het industriële klimaat waaraan nog wel het een en ander te verbeteren valt is de verkeerde image, die „de industrie" nog altijd in de ogen van het grote publiek heeft. „De noodzaak van winst maken bijvoorbeeld. Niet lang geleden is er een enquête ge weest. Er waren zowaar een paar mensen, die winst maken geen vies woord vonden. Hele massa's zien bijvoorbeeld nog altijd een directeur als een man met een dikke sigaar in zijn hoofd, gezeten op een kist met geld, die een of andere kwalijke hobby bedrijft en die er zich niets van aantrekt of hij nu wel of niet aan water- of luchtverontreiniging doet." „En dan dat hardnekkige wantrouwen. Als directeur kan je op vele manieren zeggen, dat je ook maar een medewerker bent, dat je ook verantwoording schuldig bent tegenover de commissarissen en aandeelhouders, maar dat wordt gewoon niet geaccepteerd. Een voorstel of maatregel van de directie wordt haast op voorhand gewantrouwd. Je komt met een tariefregeling, je rekent voor, dat er voor de mensen meer loon in kan zitten, je vertelt er bij, dat je graag meer loon wilt geven als er ook meer productie komt... reken niet op enthou siaste byval. Ik heb de voorbeelden zelf bij de hand gehad: „Meneer, het klinkt aardig, maar ik geloof, dat we belazerd worden!" In zekere zin kan ik het waar deren, dat een man zoiets eerlijk zegt, maar het is nar- tuurlijk jammer, dat het een bepaalde instelling van verschrikkelijk veel werknemers tekent. „Wat ik ook wel kwijt wii," aldus de heer Van der Velde, „is, dat de belastingen in Nederland nu niet direct stimulerend werken om met meer productie meer te gaan verdienen. De belastingdruk is ongemeen zwaar. We hebben het pas weer gezien. Hardwerkende voor het bedrijf zeer waardevolle mensen vingen dikwijls nog minder vakantiegeld dan mensen, die een lager ge kwalificeerde arbeidsprestatie leveren. Veel gehuwde vrouwen, die uit de kleine kinderen zyn en graag nog iets voor halve dagen zouden willen doen. laten dat maar. Als ze van het nettobedrag, da overschiet een paar ochtenden een hulp in huis moeten nemen, is de aardigheid er zo af." De Leidse werknemer wordt nog wel eens geroemd om zijn honkvastheid. Ir. Van der Velde daarover: „Het is inderdaad typerend. Er worden hier heel wat jubileas gevierd. Ik heb de indruk, dat de Leidse werknemer over het algemeen graag wil blijven zitten waar hy zit. Leiden is in vroeger tijden zwaarder misschien dan andere steden geteisterd door conjuncturele inzinkingen, met name in de textiel. Als je als arbeider in die dagen werk had wilde je ten koste van alles proberen om je baas tot vriend te houden. Misschien zit dat er nog wel een beetje in. Begrijp me goed, ik heb niks tegen jubilea en onderscheidingen, maar je kunt wel aannemen, dat er heel wat langdurige dienstverbanden zyn, omdat de mensen gewoon niet de lef hadden om eens te ver anderen. Met zo'n instelling dienen ze eigeniyk noch zichzelf noch het bedrijf. Weerstanden tegen verande ringen merk je dikwijls ook intern in het bedrijf. Over medezeggenschap: „Ik moet het nog meemaken hoor, dat werknemers in vrije tijd by elkaar komen om over het welzijn van de zaak te praten. Ik heb niets tegen medezeggenschap beslist niet, maar in de praktijk blijkt de wens tot meepraten altijd te zyn ingegeven door de wens om de winst te delen. Maar hoever gaat de verantwoordeiykheid als er eens niets verdeeld kan worden, als er geïnvesteerd moet worden om het bedrijf te continueren? Ik heb het ook maar zelden mee gemaakt, dat werkelyk goede ideeën van werknemers komen als het over de bedrijfsvoering of de bedryfs- politiek gaat. In een goed bedrijf zyn er namelyk maar heel weinig zaken waar een directie en haar adviseurs het hoofd nog niet over gebroken hebben.. Werknemers kunnen best gelijk hebben als ze zeggen, dat dit of dat in het productieproces verbeterd kan worden. Dat weet ik ook. Maar wat gaat het kosten om een verbetering tot stand te brengen Als directeur sta je nu eenmaal in de positie, dat je het geheel van de zaak moet overzien, dat je binnen de onderneming belangen tegen elkaar moet af wegen met als doel, dat het de zaak als geheel goed gaat. Dan kan het bijvoor beeld best voorkomen, dat je een bepaalde afdeling bij een andere iets moet laten achterblijven met investe ringen. Dat meebeslissen, ik zie het allemaal niet zo. Begrijp me goed: ik ben helemaal niet tegen meepraten van arbeiders. In myn bedrijf maak ik persoonlijk weinig geheimen. Ik wil graag vertellen hoe de zaak in elkaar zit. Dat doet overigens bijna iedere directeur. De geheim - doenerij in de bedrijven, heb ik de indruk, zit dikwijls meer aan de middenfuncties vast. Ik heb daarvan al vele gevallen meegemaakt. Als je iemand, een chef of een baas, iets vertelt hebt over een plan of een nieuw project en je merkt een tijdje later, dat men onder in het bedrijf van niets weet. krijg je bij navraag nog wel eens te horen: „ik dacht, dat dat alleen voor mij bestemd was. Ik wist niet, dat ik dat door mocht vertellen." Een vorm van gewichtigdoenerij denk ik, maar met het gevolg, dat je ongewild toch weer de Kwaaie Pier bent." HENK HERUER.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 4