FLORA' 60 jaar jong BLOEMBOL OF BOLBLOEM, EEN NETELIG VRAAGSTUK? De roem van Rijnsburg KARAKTERISTIEKE KARAKTERISTIEK Grootste waspeen- district van West-Europa De steeds breder wordende gang van zaken in de bloementeelt en -handel te Rynsburg en omgeving maakten de stichting van een handelscentrum meer en meer noodzakelijk, een centrum waar kweker-aanbieder en handelaar-afnemer elkaar konden vinden. De eerste veilingen werden gehouden in een café ter plaatse, maar het waren veilingen waar ook artikelen als fietsen, kachels enzure haring bij afslag werden verkocht. Maar ln 1914, het jaar waarin de eerste wereldoorlog uitbrak werd de Rijnsburgse veiling „Flora" opgericht. Het eerste bestuur bestond uit vijf leden, allen handelskwekers. Flora heeft zich ln de loop der jaren voorspoedig ontwikkeld en behoort thans onder de grote veilingen in Nederland en is misschien wel de grootste bolbloemenveiling in West-Europa. Animator „Flora" is ook de animator geweest van de bloemen export. Via een groente-exporteur op Engeland, die de veiling Engelse adressen verschafte, kon door de veiling een kleine export naar de Britse eilanden op poten worden gezet. Maar toen Britse agenten zelf in Rjjns- burg contacten met bloemenexporteurs kwamen leggen, achtte de veiling haar tijd gekomen en trok zich terug. Het doel was immers bereikt. In 1960 nam „Flora" de derde plaats in onder de Nederlandse bloemenveilingen, na Aalsmeer en Honselersdijk. Van de totale landelijke aanvoer op de veilingen nam Rijnsburg toen 14.3 voor haar rekening. De omzetten verliepen over het algemeen regelmatig in stijgende lijn, behoudens een flinke terugslag ge durende de dertiger crisisjaren en enkele te verwaar lozen verschillen in andere tijden. In het eerste jaar 1914-1915 werd voor 25 duizend gulden omgezet. Tien jaar later was die omzet gestegen tot bijna zes-en- een-halve ton en in 1925/1926 werd voor de eerste maal het miljoen overschreden. Na een viertal jaren van flinke terugval (1932-1935) werd in 1936 het miljoen weer terugbereikt. In het laatste oorlogsjaar 1944/1945 beliep de omzet ruim 4% miljoen, in 1955/1956 meer dan 8,3 miljoen en in 1962/'63 ruim 19% miljoen gulden. Sindsdien gingen de omzetten met grote sprongen vooruit tot bedragen van rond de veertig miljoen gulden. Veilingcomplex Het veilingcomplex, met Inbegrip van de zeer moderne koelhuizen is thans niet minder dan rond 25 duizend kwadraatmeters groot, dat is twee-en-halve hectare. Het parkeerterrein biedt plaats aan 500 automobielen en nog liggen er plannen voor grootscheepse uitbrei dingen op tafel. Enkele weken geleden zijn de plannen daarvoor bekend geworden. Gezien de snelle voortgang van de omzetstijging is het weer dringend noodzakelijk dal de veilinghal zo spoedig mogelijk weer groter wordt. Toen voorzitter Van Delft deze mededeling deed, was men met de constructie van de fundering voor de nieuwbouw reeds begonnen. „In het belang van de leden mogen we de boot niet missen." Door de nog steeds groeiende aanvoer van bloemen, vooral nu sedert 1 juli van het vorige jaar de grenzen voor bolbloemen open Een bekende figuur in het Rijnsburgse veiling wezen gaf ons eens de volgende karakteristiek van de gemiddelde Rijnsburger: „De Rijnsburger ia een harde werker, die in de handel honderd .procent of zo nodig nog meer service geeft. Hij eiat weinig voor Zichzelf, maar staat altijd klaar om anderen te helpen, zelfa al kost hem dat een financieel offer. Hij heeft weinig hobbies, handel en bedrijf komen op de eerste en enige plaats. Hij heeft b.v. geen tijd voor TV of valt daarbij in slaap. Hij is streng-gelovig protestantmaar voelt niet voor religieuze of kerkelijke kastevorming. Hij is bij de pinken tonder zich daarbij te be zondigen aan harde, kille zakelijkheid. Hij is hulpvaardigwaarvan b.v. het Katwijkse zeehospitium profiteert. Er ia altijd geld genoeg om b.v. de ouden van dagen hun jaarlijkse pretje te bezorgen. Hij neemt gemakkelijk vreemden in zijn kring op. Handelsgeest is zijn voornaamste karaktertrek, maar met cultuuruitingen bemoeit hij zich niet. De gemiddelde Rijnsburger is volledig cultuur zijn en dat er meer export zal zijn te venvachten, dient de handelaar over meer ruimte te beschikken, temeer omdat tweederde van de landelijke produktie van nar cissen, tulpen, enz. in Rijnsburg wordt geveild. De nieuwe uitbreiding zal rond achtduizend vierkante meter groot zijn en omstreeks voorjaar 1971 gereed komen. Nog groter Maar wanneer dit werk geklaard zal zijn heeft Flora nog meer uitbreidingsmogelijkheden, maar daarvoor zal grond moeten worden gekocht die nu nog In gebruik is bij een kweker. De verwachting is echter, dat deze voor de toekomst geplande uitbreiding toch ook weer tè gering zal zijn voor de toekomstige behoefte. Zijn er geen verdere mogelijkheden tot expansie, dan is de mogelijkheid niet uitgesloten dat de veiling „Flora" naar ruimte buiten Rijnsburg zal moeten omzien. Het staal echter als een paal boven water: „Flora blijft het liefste 'in Rijnsburg", aldus directeur Hemmes en het veilingbestuur, die hopen dat ook het gemeente bestuur daar rekening mee houdt. RONDOM KATWIJK BINNEN: De conglomeratie Rijnsburg-Valkenburg-Katwijk staat in de groentehandel bekend als het grootste waspeen- centrum van Europa. De handel in dat artikel concen treert zioh voornamelijk op de Katwijkse groenteveiling, doch ook de betrekkelijk kleine groenteveiling van Rijnsburg en de Leidse groenteveiling pikken daarvan een graantje hier liever gezegd: een worteltje mee. In Valkenburg gaat die teelt meer en meer achteruit en wordt verdrongen door de bloementeelt. Vele jaren was echter de teelt van waspeen, hoofdzakelijk als na-cultuur op bollenland, van enorm belang. In het verleden werd daarbij ook veel geteeld voor de conser- venindustrie, niet alleen van peen, maar vooral ook van spinazie, waarvan opbrengsten bereikt werden van niet minder dan 400 ton oftewel vierhonderd duizend kilo. Katwijk De twee voornaamste veilingen van groente in deze om geving zijn die van Leiden en Katwijk met beide in 1968 een omzet van bijna 19 miljoen gulden. Het ver schil tussen die twee veilingen ls echter, dat Leiden zich concentreert op de behoeften van stad en omgeving en dat de omzet van de Katwijkse veiling voor meer dan de helft naar het buitenland gaat. Eén procent van die omzet was slechts bestemd voor de detailhandel. 28 procent voor de binnenlandse groothandel, 9 procent voor de conservenindustrie en 62 procent voor de export. De voornaamste produkten waren in Katwijk waspeen met een omzet van bijna 17 miljoen gulden in 1968, bloemkool met ruim 1 miljoen gulden, sla met bijna 1 miljoen en schorseneren de z.g. „nero's" met een omzet van bijna twee miljoen in hetzelfde jaar. sprong dus in een jaar tijds. Dat kwam door een ver breding van het aanvoergebied omdat in 1969 vele aan voerders uit „Veur" d.i. Leidschendam en omstreken - hun produkten in Leiden ter veiling gingen brengen. Rijnsburg De totale omzet van de Leidse groenteveiling bedroeg in 1968 eveneens bijna negentien miljoen gulden en slechts een fractie minder dan die van de Katwijkse veiling. Het jaar daarvoor beliep de omzet heel wat minder, n.l. bijna 12 miljoen gulden. Een zeer grote Tenslotte is er dan nog de betrekkelijk kleine coöpe ratieve tuinbouwveiling Rijnsburg", die echter aan uitbreiding toe is. De omzet daarvan beliep in 1968 ruim twee miljoen gulden, de aanvoer bestond voor negentig procent uit waspeen en de aanvoer van dat produkt neemt nog regelmatig toe. De oorzaak daar van is wel de bepaalde service, die deze veiling de peentelers biedt, ze bezit n.l. een moderne peemvasserij. De bestaande outillage is echter te klein, maar er wordt hard gewerkt om daar uitbreiding aan te geven. Sinds 1945 heeft de Nederlandse bloembollenexport zich sterk kunnen ontplooien. Lag voor de oorlog het accent op de export naar Engeland en Noord-Amerika, nadien ls dat accent veel sterker op de afzet In Europa komen te liggen en dan vooral met name in West-Duitsland. Waar in Engeland en Noord-Amerika het merendeel van de daarheen gezonden bloembollen, bestemd is voor de z.g.n. droogverkoop d.w.z. de verkoop van de droge bol aan particulieren in zaadwinkels en waren huizen in de Europese landen is het grootste deel bestemd voor de trekkerij; de bollen worden door de bloemisten in bloei getrokken en de bloem wordt aan de particuliere klant verkocht. Bolbloemen In de loop van de na-oorlogse jaren zijn talrijke maat regelen getroffen om het gebruik van Nederlandse bloembollen in de buitenlandse trekkerij te bevorderen, onder meer door beperking van de export van in Nederland getrokken bolbloemen (Rijnsburg), gedeel telijk door maatregelen van de importerende landen zelf, gedeeltelijk ook van Nederlandse zijde. Geleidelijk echter werden de exportmogelijkheden verruimd, waarbij er in voortdurend overleg tussen de Nederlandse en buitenlandse organisaties naar werd gestreefd de ont wikkeling zo harmonisch mogelijk te doen verlopen, teneinde de bedrijven in de gelegenheid te stellen zich aan de zich wijzigende omstandigheden aan te passen. Met ingang van 1 juli 1968 is de invoer van bolbloemen in de E.E.G.-landen geheel geliberaliseerd, er bestaan dus in Nederland geen exportbeperkende maatregelen meer en het seizoen 1968/1969 heeft zich als eerste in volledige vrijheid kunnen afwikkelen. Maar behalve bloembollen exporteert Nederland ook IJitVflPI' bnllptl bolbloemen en die treden dan in concurrentie met de wuwucl hviicii in de afnemerslanden van droge bollen getrokken bloemen. Het (Nederlandse) Produktachap voor Sier gewassen heeft zich toen de vraag gesteld hoe deze concurrentie zich verder zal ontwikkelen, in welk opzicht aanpassingen noodzakelijk zijn en op welke wijze zulke aanpassingen begeleid dienen te worden door marktorganisatorische maatregelen en activiteiten. De totale Nederlandse uitvoer van bloembollen en die naar enkele voor het bolbloemenvraagstuk van belang zijnde Europese landen toont het volgende verloop: 1951 totaal 49,9 miljoen kg, waarvan naar Duitsland 4.5 milj., naar Frankrijk 3,2 milj., naar België 1,2 milj. en naar Zwitserland 0,8 miljoen kilogram. In 1967 waren de cijfers 93,7 milj. kg totaal en voor de afzonderlijk genoemde landen resp. 36,3 milj., 7,6 milj., 1,9 miL en 2.2 miljoen kilogram. Terwijl dus de totale uitvoer zich sinds 1951 verdubbelde steeg de uitvoer naar de Bondsrepubliek tot het acht voudige, naar Frankrijk tot meer dan het dubbele, naar België met de helft en naar Zwitserland tot bjjna het drievoudige. De afzet naar West-Duitsland steekt dus ver uit boven die naar de andere landen. De stijging van de afname van bloembollen door de buitenlandse bloementrekkers duidt op een voortdurende vergroting van de afzetmogelijkheden voor bolbloemen. Uitvoer bloemen der bolbloemen ln het dan nog lopende seizoen. Deze opbrengsten worden dan niet alleen door de concur rentie van de Nederlandse bolbloemen bepaald, doch vooral ook door de bloemenmarkt als geheel. Vrije vestiging in EEG Maar ook de trekkerij ln Nederland breidde zich uit door de geleidelijke verruiming van de exportmogelijk heden voor Nederlandse bolbloemen en door de verge makkelijking van de vestiging als bloemkweker. De uitvoer van bolbloemen bleef echter slechts een gering percentage van de bloembollenproduktie. Terwijl circa 85 van de Nederlandse bloembollen wordt geëxpor teerd, wordt van de overblijvende 15 tweederde der daaruit getrokken bloemen in het binnenland verkocht. Dat betekent dat van de Nederlandse bloembollenpro duktie slechts circa 5 als bolbloemen- wordt uitge voerd. De aanvoer op de Nederlandse veilingen van afgesneden tulpen bedroeg in 1969 honderdzestien mil joen stuks eri ln 1967 honderd-drie-en-tachtig miljoen stuks. In het broeiseizoen 1966/1967 werden ongeveer 55 miljoen tulpebloemen geëxporteerd, waarvan naar de Bondsrepubliek 55 procent. De bolbloemenmarkt kan niet losgezien worden van de totale internationale bloemenmarkt. Deze markt heeft door weer- en andere omstandigheden een eigen verloop, dat kan afwijken van het verloop van de bloembollen- markt. Het kan gebeuren, dat in een bepaald seizoen de bloembollenprijzen hoog zijn, terwjjl in het bollen- seizoen onder invloed van de internationale bloemen markt de prijzen voor de bolbloemen tot een nauwe lijks lonend niveau worden gedrukt. Dat kan weliswaar in een volgend seizoen weer anders liggen, maar het is een feit, dat vele buitenlandse trekkers het plaatsen van hun bollenorder laten afhangen van de opbrengst In de E E G. kunnen teelt, handel en trekkerij zich vrjj vestigen waar de gunstigste plaats gevonden wordt. Strevend naar een betere benutting van de voordelen van de eigen vestigingsplaats zijn een aantal Neder landse bloembollenkwekers er de laatste jaren toe overgegaan hun bollenschuur geschikt te maken voor het trekken van bolbloemen. Zij trachten hierdoor de rentabiliteit van hun bedrijven te verhogen, doch zien zich dan anderzijds geplaatst voor nieuwe afzetproble- Naast de traditionele bloemenwinkels en de markt- en straatverkoop, baant de verkoop in supermarkten en warenhuizen met name ook van bolbloemen zich geleidelijk aan een weg. De distribuerende bloemen handel tracht zich op verschillende wijzen aan de zich veranderende verhoudingen aan te passen. Maar het is daarnaast ook duidelijk, dat de totstand koming van de gemeenschappelijke markt de bedrijven noodzaakt tot verdere aanpassing. De eenmaal ver worven liberalisatie van profluktie en handel binnen de E.E.G. kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Niet door een scheiding van de markten, maar door een verdergaande Integratie zal naar een evenwichtige ont wikkeling moeten worden gestreefd. Het aanbod van bolbloemen vormt een onderdeel van het totale bloemen- aanbod binnen de gemeenschappelijke markt. De grote variatie in dit aanbod, zowel naar soort als naar plaats en t|jd. maakt het uiterst moeilijk dit aanbod te beper ken. Alle aandacht dient gericht te worden op verbete ring van de kwaliteit, een betere regionale spreiding, verbetering van de transportmogelijkheden en een ge meenschappelijk beleid. WILLEM PRINS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 25