Leefbaar Leiden
wil binnenstad
injectie geven
STUDEREN,
PRATEN EN
DROMEN...
60 jaar jong
1MB
DE VROUW,
„Druk ze eens met hun neuzen op de Leidse
problematiek". Voor „problematiek" is de afge
lopen weken een minder parlementaire equiva
lente uitdrukking gebezigd, maar het woord dekte
de waarde, die men aan de collectie specifiek
Leidse moeilijkheden de laatste tijd geeft: het
gaat niet naar wens, om het zo maar eens te
zeggen. Als gesprekspartners koos onze redac
tie een Leidse groepering, die wat uit de tradi
tionele toon valt. Het is een stel jongelui die
zich manifesteren onder de aanduiding „Leefbaar
Leiden". Het is zelfs een „comité", dat zich
enkele jaren geleden aan het denken en ageren
heeft gezet om de betrokkenheid met de Leidse
leefgemeenschap bij meer mensen vast te zetten
dan alleen de gekozen vertegenwoordigers in
de gemeenteraad en het klompje gewoonteluiste
raars op de publieke tribune, dat zich doorgaans
tot een enkeling beperkte. „Leefbaar Leiden"
heeft de neuzen op de problematiek gedrukt en
daarbij werden meteen de hersens gebruikt.
Over de resultaten vertelden ons twee „spreek
buizen": Jan Boer, 24 jaar, die bereid is als
beroep „boekhouder" op te geven (een vrij strak
keurslijf voor deze bebaarde, praktische filosoof)
en Buck Goudriaan, eveneens 24 jaar en een
stukje brein van het comité, die, als hij zich niet
met Leiden bezighoudt, sociologie studeert.
„Leefbaar Leiden" is een sociaal-culturele werkgroep.
Dit etiket wordt door Jan Boer eenvoudigerwijs opge
plakt. De groep houdt zich bezig met maatschappelijke
problemen en doet niet aan partijpolitiek. „Je moet ons
zien als een groep burgers, die in plaats van individu
eel zich bezighoudt met problemen in groepsverband
gewoon. Wij hopen daardoor de activiteiten onder de
burgerij een beetje te bevorderen".
Na „Provo 2" zijn ze begonnen, eind '67 zo ongeveer.
Later zijn er nogal wat afgesplitst (volgen enkele na
men), „die zagen het allemaal niet zo en vonden het
een beetje vermoeiend; ze zijn toen op zichzelf begon
nen met de boel wat leefbaar te maken. Een beetje
aan de hasj gegaan. Wij vinden dat niet belangrijk".
Het comité zit nu met een kleine, actieve kern, de
„denkers", die het nóg wel bijhouden maar de „jeu" is
er een beetje af.
Het klinkt wat somber en vermoeid. „Het zal nu wel
langzamerhand minder worden", dacht Jan de Boer.
„Er is nu zo wat alles gezegd wat er gezegd kon
worden en, nou ja. het heeft wel geholpen, maar de
resultaten zijn niet zichtbaar". Buck Goudriaan gaat
daar tegen in: „Maar als een paar' mensen van ons
gaan zeggen, dat we niets meer kunnen doen, dan ge
beurt er ook niets meer. Als Jan bijvoorbeeld zegt:
ik doe niets meer, dan is de kans groot, dat de heleboel
van „Leefbaar Lelden" uit elkaar valt, omdat hy een
van degenen is die regelmatig initiatief ontplooien".
„We komen wel terug, maar voorlopig dus niet, omdat
we op het ogenblik beter op enkele kwesties kunnen
gaan studeren en niet meer in de publiciteit komen",
Jan Boer uit. Het heeft iets van vechten tegen
de bierkaai, maar defaitistisch zijn ze nog niet. Er
gloeit nog genoeg
Beter contact in buurten
„Wat ik zou willen is beter contact met de bevolking
in de buurten. Maar daar hebben we geen mensen voor.
Ook de leeftijd speelt volgens mij een enorme rol
om serieus gehoor te vinden. Hoewel Je bij de raads
leden op het moment wel wordt aanvaard; zeker als
persoon. De ideeën zijn een andere zaak. Amptmeijer
staat buiten onze groep, maar we hebben wel contact
met hem. Maar we zouden graag met alle. raadsleden
contact hebben, maar die denken zeker, dat we naar
ze toekomen."
„Als je iets ln de wijken wil doen, moet het van
onderaf komen. Dat ls pas democratisering. Een stuk of
vijf mensen zouden in die wijk moeten werken en dan
zouden wy ze kunnen adviseren en samen met hen
bepaalde dingen uitwerken. Zolang wi) die mensen niet
hebben in die wijken valt er voor ons niets te doen".
Een „hearing" vinden beiden nogal frustrerend werken.
De gemeente geeft dan alleen „informatie". B. en w.
zitten daar gewoon te luisteren naar wat er gezegd
wordt en dan noteren ze wat. „Wij kunnen nooit weten
wat B. en W. nou precies denken, we kunnen ze niet
ontmaskeren; wij kunnen ze niet aantasten op die ma
nier. We kunnen ook onze eigen ideeën niet testen.
Hoe kan dat dan? Die ideeën kunnen wel helemaal
onzin zijn. Moeten we soms met de middenstand in
discussie gaan, die alleen maar staat te huilen, dat ze
naar de kl... gaat; want die gaat tèch wel naar de
kl..."
Jan Boer is van mening, dat Je de middenstand niet
alleen kunt redden door het aantal parkeerplaatsen in
het centrum te vergroten. „De middenstand kan niet
concurren in een maatschappy met auto's in de oude
binnenstad. Als we daarvan een winkelcentrum willen'
maken, moeten we de heleboel met de grond gelijk
maken en daarop parkeerruimte scheppen. Dèn kan de
middenstand concurreren met de grote centra bulten
Eén complex
Maar dat is iets, wat „Leefbaar Leiden" niet wil. „We
moeten zorgen, dat er veel mensen naar de binnenstad
willen komen, want daar is veel te doen op het gebied
van cultuur en recreatie (zo zou het tenminste moeten
zijn), maar die mensen komen er niet alleen maar
winkelen. Als dat het zou zijn, dan zie ik het gauw af
gelopen met de Leidse binnenstad. We zien maar één
oplossing: zoveel mogelijk parkeerplaatsen rond het
oentrum en daarnaast de binnenstad toeristisch, cultu
reel en recreatief zo aantrekkelijk mogelijk maken. En
dan komen ze meteen om te winkelen, want dan is
het één complex". Jan Boer vindt, dat zijn comitéleden
veel meer rekening met de middenstand houden dan de
middenstand zelf. De middenstand moet tegen zich
zelf beschermd worden. „Op auto's alleen kunnen wij
geen toekomst bouwen
Er wordt gehamerd op de noodzaak van een creatief
centrum voor de jeugd (naast de Waalse kerk in de
Breestraat staat een school leeg waarop men het oog
heeft laten vallen, maar B. en W. hebben nog niet
beslist). Stoepen verbreden, een soort Place du Tertre
op de Beestenmark en meer mogelijkheden voor kuns
tenaars, om maar eens wat te noemen; meer kunst
tonen en verkopen. „Een stad is toch altijd het middel
punt van een cultuur, van een beschaving. Dat is his
torisch aan te tonen", vult Buck Goudriaan aan.
„Iedereen ln Amerika heeft een anto. Ze zitten er nu
te gillen om fietsen, want dan ga je sneller. Dan kan
je nagaan, dat je in Nederland, dat stukken kleiner Is,
veel eerder in «le knoop komt. Een auto is hier geen
-
bepaalde voorstellen zijn. Ze geven niet aan wat ze
kunnen verwachten, ze zeggen alleen wat ze willen.
We zouden ze in de commissies wel eens aan het woord
willen horen. Dat zou heel nuttig zijn. Dan zou v
sch(jniyk hun onvermogen wel helemaal aan de dag
gelegd worden". Buck vindt het evenzeer opvallend,
dat, zodra een probleem wordt gezien en men heeft
niet meer die partijpolitieke overwegingen, men dan
opeens werkelijk reëel blykt te zyn. Links en rechts,
geschoren lieden en langharigen, kunnen dan vrien-
deiyk met elkaar praten. Door analyseren kun je er
achter komen wat het beste ls. Dan denk je niet meer
als PSP-er of WD-er, je denkt als mensen die be
trokken zijn bij dit probleem, dat opgelost moet wor
den. Je moet gewoon als Leidenaar in die gemeente
raad proberen tot een oplossing te komen".
Apathie
oplossing. We vinden het fout van B. en W. dat ze
niet de consequenties willen trekken uit het feit, dat ze
de samenleving willen aanpassen aan de auto; de ge
volgen willen ze verduisteren".
Niemand durft iets
Dat niemand iets durft in Leiden de burgemeester
betreurt dit enigermate dat niemand b.v. een hotel
durft op te zetten acht Buck een logische zaak, want
niemand weet wat er gaat gebeuren met die stad. Als
Je iets op een bepaald gebied wil, moet je juist op
dat gebied de infra-structuur gakn verbeteren, „en
daar hameren wij ook op". Het particulier initiatief
moet er de mogelijkheden zien. Op het ogenblik is er
weinig perspectief om te investeren, want er ontbreekt
een beleid om hier mensen naar toe te krijgen. „Op het
ogenblik zwermen de mensen om de stad heen", zegt
Goudriaan, „ze ryden er een keer door en zeggen dan:
gedverdemme, wat stinkt het hier en dan gaan ze weer
weg", schetst Jan Boer plastisch. Alleen als het erg
regent dan gaan ze naar de grote stad, die dan net
aantrekkeiyker wordt dan de omringende omgeving.
Waar Buck en de zynen op wachten is een bestem
mingsplan voor het centrum; „er moet een zinnig plan
komen. Dan weten we tenminste waar we aan toe zyn.
Dan kan iedereen eraan meewerken. Over zo'n plan
moet gediscussieerd kunnen worden en dat moet niet
alleen in een raadscommissie gebeuren. De dingen
moeten realistisch worden onderzocht door Leldenaars
en niet de toplagen.
Partners in zo'n planstudie zyn zij, die zich hierbij
betrokken voelen, bij wie het vol besef leeft, dat het
om Leiden gaat. Ook by degenen die buiten de ge
meente wonen en gebaat zyn by Leiden als centrum
gemeente. Zo'n bestemmingsplan is een noodzaak. Als
je niet weet wat voor film er in een bioscoop draait
ga je er toch ook niet naar toe.
Jan Boer heeft het wel dóór: „Als meneer Van der
Willigen zegt, dat hy hier een traditionele ontwikke
ling ziet door middel van industrialisatie, dan bete
kent dit, dat er geen goede plaats wordt ingeruimd
voor culturele, toeristische en recreatieve mogeiykhe-
den", zegt hij. „wy staan op het standpunt, dat de
industrialisatie in Lelden miniem zal zijn. De indus
triële nota wyst er al op, dat de industrie die hier moet
komen van secundaire kwaliteit zal zijn. De Rijnmond
krygt immers het beste. Verder zullen we hier in
Lelden moeten opboksen tegen het oosten en noorden,
waar heel wat aanbod is."
Zoals het in Leiden reilt en zeilt met de politieke par
tyen. daar zien de Leefbaar Leidenmensen weinig
brood in. Jan Boer ziet überhaupt geen brood in
politieke partijen. De belangstelling voor de politiek
is nihil en de democratische werking van ons stelsel
komt in gevaar. Het politieke systeem is niet aange
past aan de ongelooflijke techn. ontwikkeling en ge
compliceerdheid „en daarom hoort men over ondulde-
lykheid etcetera. Het systeem van parlementaire de
mocratie moet aangepast wordea aan die gecompli
ceerdheid van de maatschappij, waarin alles beslist
wordt door de technici, door de specialisten, door de
deskundigen. Het is zelfs zo", heeft Jan Boer gecon
stateerd, „dat gemeenteraadsleden er helemaal niets
meer van snappen. Ze kunnen alleen maar van alles
beloven, maar dat ls niet gebaseerd op de realiteit. Het
gevolg van die vage beloften is, dat de bevolking dat
al door heeft en zegt: het heeft allemaal geen zin.
En op dat moment is de democratie de nek omge
draaid".
„De kiezers worden nog steeds gedwongen om voor
hele programma's tegelyk te stemmen, een hele stapel
van eisen, waar je ja of nee tegen kunt zeggen. Nie
mand kan het eens zijn over die hele stapel. Meestal
z(jn het vage kreten, want wat op dat moment werke-
lyk nodig is wordt bepaald door de technici en specia
listen en door andere invloeden. En daar heeft de ge
wone man geen vat op en zegt dus: het interesseert
me niet meer".
Wisselwerking
Jan Boer vraagt zich af, hoe Je de bevolking er weer
bij kunt brengen, zodat er een doorstroming van wen
sen, ideeën en personen tot stand kan komen. Dat
vindt volgens hem niet meer via de politieke partyen
plaats, omdat alles langs de mensen heen gaat. Ver
langens die er toch bestaan worden buitenparlementair
door activiteiten of ingezonden brieven naar voren ge
bracht. De bevolking ziet haar vertegenwoordigers
niet meer als zodanig. „Wy hebben aan de ene kant
het apparaat, de ambtenaren, dat ons ten dienste
staat, aan de andere kant de bevolking. En het gaat
er dus om, daar een brug tussen te slaan. Tussen
apparaat en bevolking moet een wisselwerking bestaan,
waardoor men inzicht krygt in bepaalde problemen.
De deskundigen zouden van die problemen op de
hoogte zyn en er rekening mee kunnen houden by het
maken van hun plannen".
We vroegen Jan Boer en Buck Goudriaan, welk raads
lid hun het meest aansprak. Eigeniyk is dat er geen
een. „Amptmeijer brengt nog de meeste ideeën naar
voren over dingen die aan de orde gesteld moeten
worden. Maar ook de heer Amptmeyer staat politiek
te bedryven. Het gaat hem ook alleen maar om het
groot maken van de PSP".
Buck Goudriaan zegt: „Het beroerde Is, dat die raads
leden alles moeten doen ten dele uit politieke overwe
gingen". Deden ze maar aan politiek", roept Jan
Boer uit, „partijpolitiek is een dimensie van de poli
tiek, maar zodanig, dat de hele politiek overheerst
wordt. Alleen maar zoveel mogeiyk Indruk trachten
te maken op het electoraal".
Belden geloven wel, dat de raad eeriyk zfjn best doet.
Maar de gekozenen hebben het niet gemakkeiyk. Buck
Goudriaan somt het op: „Ze moeten rekening houden
met het electoraal, met hun partypolitieke opvattingen,
met de deskundigen die Je niet begrijpt omdat Je zelf
ondeskundig bent. Ze komen tenslotte met vry emo
tionele visies. Het is opvallend hoe slecht gemotlvesrd
Het huidige pessimisme bij „Leefbaar Lelden" wordt
veroorzaakt door de apathie van de bevolking,
ons een van de grootte moeilykheden. Ze zijn apa
thisch geworden door de bestaande toestand. DM is
juist het probleem. Dat kan alleen maar worden opge
lost door die bevolking zelf. Nu ls het misschien
taak om die mensen zich daar van bewust te maken
en een nieuwe weg te wijzen in samenspraak met zo
veel mogeiyk mensen", verkondigt Jan Boer.
Jan Boer zou nooit op politieke partijen stemmen,
maar alleen op personen van wie hij weet. dat ze niet
van een papiertje aflezen, maar voor de vuist wegspre-
ken en dat ze zich behoorlyk verstaan met de bevol
king en dat ze ook al het mogeiyke doen om een oplos
sing te vinden voor het enorme probleem van die crisis,
waarin onze democratie zich bevindt."
„De politieke partijen zouden zelf al een stap in de
goede richting kunnen doen als ze zelf over zouden
gaan tot het vormen van wykcomité's, zuiver om
statte te geven aan een discussie-eenheid".
Het apparaat slaagt er steeds minder in te doen
wat die bevolking werkeiyk zou willen. „In deze
paternalistische maatschappij zeggen ze: de deskun
digen weten precies wat goed voor jullie is. Stil nor
maar, kinderen, het komt allemaal best in orde er
hier heb je weer een huis, alsjeblieft. Als ze Iets
voor mij zouden willen doen, moeten ze eerst maar
eens wagen wèt ik eigeniyk zou willen".
Ons gesprek mondt tenslotte uit in „de bestaanscri
sis"; velen ontgaat de zin van het bestaan. Jan Boer:
„Op het ogenblik probeert men het nog, zin te geven
door veel geld te verdienen, jn auto's te ryden en stre
ven naar een eigen huis. Een heleboel mensen falen en
worden gefrustreerd; andere slagen en worden don
gefrustreerd. Men voelt zich nergens meer bij betrok
ken: wat heeft het voor zin. En dan krijg je de grote
toeneming van criminaliteit, agressiviteit, drugsge
bruik, alcoholisme, neuroses en zo verder. Mooi voor
beeld in Amerika. En daar wordt nu over revolutie
gesproken. Revolutie ls iets verschrikkelijks en lost
ook niets op, haalt alleen maar een achterstand in.
Maar we kunnen het heus wel op een andere manier
doen.
„Maar Je ziet aan ons ook, wij beginnen ook apa
thisch te worden". „De burgemeester kan mooi praten
met „die mensen durven hier niets". Nee, de mensen
willen hier niks meer".
Buck Goudriaan: „De mensen van links gebruiken
drugs, die van rechts doen ook iets: sparen voor een
t.v. voor een autootje. Die ideeën zyn nog te verwezen
lijken omdat het persooniyke ideeën zijn, hè: Het enige
dat je nog kunt doen is. je persoonlijk te verrijken, op
wat voor manier dan ook. door geld, of door in je
eentje een boswandeling te maken, of te gaan schilde
ren of een autootje te sparen. De rest 'van je wensen
wordt afgekapt".
Enorm gefrustreerd
Conclusie Jan Boer: „Een enorme gefrustreerde bewe
ging wordt het". De gesprekspartners zoeken moei
zaam naar het einde. Niemand weet hetmeer precies.
Een bliksemflits kan nauwelijks enige helderheid bren
gen. „Ze slaan elkaar allemaal de hersens in op een
gegeven moment.
Dit was „Leefbaar Leiden", jongens die het best me
nen, maar het allemaal iets te veel wordt. We zetten
er maar een punt achter, drinken ons glas leeg, ne
men afscheid en gaan leder ons weegs. Buiten plenst
de regen en de donder kondigt ook weinig vrolijks aan.
TON PIETERS.
de meest omstreden diersoort
van het ganse heelal
VERVOLG VAN DE VORIGE PAGINA
Do vrouw hoort thuis, dat Is een soort dogma, dat
vooral in Nederland een oeverloos afzetgebied vindt.
Nederland heeft dan ook in verhouding met andere
West-Europese landen eeu zeer laag percentage wer
kende gehuwde vrouwen. Daar zyn allerlei verkla
ringen voor te vinden: oorlogen hebben in landen als
Duitsland en Frankrijk de vrouw gedwongen om het
huis te verlaten om de door mannen verlaten posten
ln do maatschappy te bezetten; een groot aantal w«v
duwen moest na het beëindigen va de oorlog wel In
eigen onderhoud voorzien. Nederland heeft dit ver-
schynsel niet of nauweiyks gekend. Maar bovenal ls
het gezin in Nederland een onaantastbaar heilig huisje
met hecht verankerde taken en rollen voor alle ge
zinsleden; de gehuwde vrouw ls „huismoeder", de ge
huwde man kostwinner. Dat is al eeuwen zo en alle
maatschappelijke veranderingen hebben daar, vreemd
genoeg, geen invloed op gehad. De gehuwde vrouw,
anno 1969 woont in een kleiner, minder hewerkelyk
huls, ze heeft allerlei technische hulpmiddelen en bo
venal aanmerkelijk minder kinderen, dan haar bet
overgrootmoeder, ze heeft een „tweede" jeugd, maar
verloochent dit alles in het leven dat ze leidt. thuis.
Er zijn twee groepen vrouwen, die de muur van weer
standen wel willen trotseren en een baan erbij willen
hebben. De eerste groep is die van de Jong getrouwde
vrouwen, die voor hun huweiyk een leuke baan of
goede opleiding gehad hebben, arbeidsvreugde, fi
nanciële onafhankelijkheid, zelfstandigheid en leuke
sociale contacten gekend hebben en zich er niet mee
kunnen verenigen, dat het huweiyk een streep achter
dit alles zet, evenals achter hun ontplooiing als mens
in de maatschappij. Die groep vrouwen heeft gezel
schap van de „afgezwaaide moeders", die ook wel
„iets" buitenshuis zouden willen doen, omdat ze uit
de kinderen zijn en een zinnige inhoud willen
geven aan dagen, die anders doelloos gevuld zouden
worden met „kopjes koffie drinken by telkens andere
vriendinnen of uren winkelen", zoals een 46-jarige
huisvrouw dat eens treffend zei. Beide groepen vrouwen
krygen verwijten als: „Wie moet er nu voor je man
zorgen?" of „De kinderen worden er de dupe van"
naar hun hoofd. Argumenten, die in de praktyk niet
zo steekhoudend blijken te zijn als algemeen wordt
aangenomen, vooropgesteld tenminste dat vrouwen hun
baan niet als het allerbelangrijkste beschouwen. De
werkende gehuwde vrouw zal moeten delen, niet kie
zen. Wil zij als huisvrouw en vrouw gelukkig leven
in twee verschillende werelden, dan zal zij haar bezig
heden als echtgenote en moeder én als lid van de
maatschappy harmonieus moeten integreren ln haar
leven. Niet het een belangrijker mogen vinden dan
het andere. De beloning is een zo volwaardig moge
lijk mens-zijn, de prijs een dagtaak, die, zo niet wordt
verdubbeld dan toch in ieder geval aanmerkeiyk
zwaarder wordt.
De Nederlandse mentaliteit, die tegen de werkende
vrouw is, veroorzaakt ook, dat de vrouw, die wel wil
werken, met een onnodig groot probleem heeft te
kampen. Voorzieningen die In andere landen al 'n nor
male zaak zijn, behoren hier tot de zeldzaamheden:
er zyn te weinig crèches voor peuters, geen opvang-
mogeiykheden voor schoolgaande kinderen tussen de
middag en vakanties. Het onderwijs zou zich beter
op de werkende gehuwde vrouw moeten instellen door
andere tyden en de dienstverlenende bedrijven ook.
Er zouden centrale keukens en wasserijen moeten ko-
Een onderzoek naar realisering hiervan had als uit
slag een volmondig „ja" van de klanten, een duideiyk
„nee" van de winkeliers.
Er zouden herscholingsmogelijkheden voor gehuwde
vrouwen moeten zijn; arbeidsbureaus die op grotere
schaal bemiddeling kunnen verlenen by part-time
banen voor vrouwen. De overheid zou het belasting
stelsel moeten veranderen dat de verdiensten van de
gehuwde vrouw nu onnodig zwaar belast en het wer
ken niet aantrekkeiyk maakt. Een vrouwelijke arts,
die een part-time baan bij een Lelds consultatiebu
reau heeft zet daarvan: „De overheid houdt er een
tweeslachtige houding op na. Meisjesstudenten krijgen
minder makkelijk een beurs, omdat ze toch niet af
studeren of niets met hun studie doen. Ik vind het
leuk en nuttig iets aan mijn vak te doen, maar niet
eeriyk, dat ik zo ongeveer voor niets moet werken.
Ik moet een hulp nemen in de huishouding, die op
mijn kinderen past, zodat ik kan werken, maar mag
dat niet aftrekken van de belasting. Wat ik dan nog
overhoud, wordt by het inkomen van man geteld en
onredelijk zwaar belast. De tyd dat vrouwen alleen
liefdadigheid mochten bedryven is toch wel voorbij,
heb ik altyd gedacht.
„Zolang er echter nog ontelbare vrouwen zyn, die lie
ver in ijdel gebabbel, geestdodend niets-doen of in
sentimenteel oppervlakkige liefdadigheid hun leven
doorbrengen in plaats van zich met hart en hoofd in
dienst te stellen van de gemeenschap, zo lang zal een
eventuele toekenning van het kiesrecht aan de vrouw
een feit van zeer geringe betekenis blijken te zyn ln
de wereldgeschiedenis. dat zei mevrouw wynands
Dyserinck in. 1914 en ook die woorden gaan in
1969 nog maar al te zeer op. Toch zal de deelneming
van de gehuwde vrouw aan de maatschappy er bin
nen afzienbare tijd wel moeten komen. Niet voort
spruitend uit de ideële motieven, die Aletta Jacobs
Wilhelmina Drucker e.d. voor ogen hadden, maar uit
pure noodzaak. Meisjes trouwen steeds Jonger en
reeds nu wreekt zich dat door personeelstekorten ln
de administratieve en sociale sectoren. Bovendien zul
len er in de nabye toekomst door het opgeheven vrou
wenoverschot voor de ongehuwde vrouwen, in de
sleutelposities van onze samenleving, geen ongehuwde
opvolgsters meer zyn. Maar er is toch ook wel een
morele noodzaak. De gehuwde vrouw, die zich op grond
van het huweiyk en moederschap vrijgesteld acht van
welke maatschappelijke activiteit dan ook houdt een
andere emancipatie tegen, die van de man. Immers
ook hy is een onvrij wezen. De maatschappy eist van
hem dat hij kostwinner is. Nodig of niet. Dat hij
ongeacht aard en aanleg zyn dagen vult met hard
werken. Ook hij heeft zeer beperkte mogeiykheden tot
ontplooiing van zijn persooniykheld!
Man en vrouw zyn een levende twee-eenheid in de
maatschappij. Zy dragen beiden verantwoording voor
die maatschappij: voor een wereld In wording; voor
jen in wording. Zoals de taken nu verdeeld zyn
neemt de man de wereld, de vrouw, de kinderen voor
haar rekening. Een eenzijdig* aanpak, waarmede noch
de wereld, noch de kinderen gebaat zijn, Is daar het
gevolg van. Wanneer gehuwde vrouwen zich wat los-
zouden kunnen maken van hun gezinstaak en zich
ln maatsehappeiyke richting zouden kunnen ontplooien
dan zouden mannen iets van die gezinstaak over'
kunnen nemen, meer tijd hebben om zich aan huis en
hobby's te wyden. omdat het werk dat ln de maat
schappij gedaan moet worden, niet meer bijna uitslui
tend op hun schouders „rust". Een niet te verwezenlij
ken toekomstbeeld Rusland kent 'n 30-urige werkweek
en een vroege pensioengerechtigde leeftyd. Maar daar
gaat men er ook van uit, dat het werk door zoveel
mogeiyk hoofden en handen gedaan moet worden, an-
geacht, of die nu aan mannen of vrouwen toebehoren,
60 jaar Leidse Courantin die jaren heeft
het wezen, dat haar ontstaan „dankt" aan een
rib van haar grootste vriend en vijand, de man.
zich nog niet zo erg geëmancipeerd. Wellicht
kunnen in de komende jaren de „heren der
schepping" en „het zwakke geslacht" iets van
hun image prijsgeven om elkaar tegemoet te
komen. De rib van de man, die zijn evenknie
wordtDat zou een heel nieuw, ander ver
haal zijnl
HELEEN CRUL-VAN BRUSSEL